De koninklyke harp-liederen
(1698)–Cornelis van Eeke– Auteursrechtvrij
[pagina 377]
| |
Tré'en met de voeten,
En hy 't zal moeten
Zien, met geduld.
2.[regelnummer]
'k Zal U den staf in hand,
Van magt en van verstand,
Bestellen, om het land,, spijt Uw party,
Te rigten met bescheid.
Elk zal Uw majesteit
Als gy met plegtigheid, ter heerschappy
Word ingewijd en voort gebragt,
Ten troon geleyen,
Met zang, met reyen,
Met sleep en pragt.
3.[regelnummer]
Uw jeugdelijken staat
Zal milder zijn in zaad,
Als ooit den dàge-raad,, in koele douw.
Nog bragt dien Heere een woord
Uit zijne lippen voort,
Ja zwoer dat, en men hoord,, van geen berouw:
Gy zult, na 't slot mijns òverlegs,
Hoog-priester worden,
En dat na de orden
Meschizedegs.
4.[regelnummer]
Een zulken offer-held,
En daar toe aangesteld,
Die geene stammen teld,, en niet verwagt,
Dat immer naar hem, een
Dat eer-ampt zal beklé'en,
Ten besten van 't gemeen,, daar me offerslagt:
Maar die op 't hert den borst-lap draagt,
Zoo rijk in klaarheid,
Daar ligt en waarheid
Voor eeuwig daagt.
5[regelnummer]
En Dien Heer staat U by,
En aan Uw regter zy,
Hulp-vaerdig, zoo dat gy,, van stonden aan,
All' 't Vorstendom des lands,
(Schoon nu in magt en glans)
| |
[pagina 378]
| |
Zult door de kragt Uws hands,, ter néderslaan:
En met Uw staf en scepter roê,
Geheel verdelgen,
Met stamme en telgen,
Ten gronde toe.
6.[regelnummer]
Gy zult een straf-gerigt
Uit voeren in 't gezigt
Van 't Heidendom, dat ligt,, een schrik in 't hert
Zal bàren, als ze zien
Het veld vol doode liên,
En dat ze bòven dien,, nog grooter smert!
Haar Vorst, haar Prins, haar opperhooft,
Daar ze op vertrouwen,
Zien né'ergehouwen,
Van kroon berooft.
7.[regelnummer]
En als gy Moedig Vorst!
Keerd, met verheugde borst,
Uit 't veld, gekweld van dorst
En afgeslaast,
Dan word gy aan een vliet,
Die van 't gebergte afschiet,
En u zijn vogt aanbied',
Met rust gelaast:
Zoo dat gy 't hooft op zulk en togt,
En bloedig treffen,
Wel op moogt heffen,
Zoo 't iemand mogt.
|
|