De koninklyke harp-liederen(1698)–Cornelis van Eeke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het CVIII. harp-lied. Toon. Wel voerman &c. IK voele O God! Myn herte dringen, Om Uwen naam voor alle-man, Met lieff'lijk snàren-spel te zingen, Te lóven, prijzen waar Ik kan. Dus maak u reed myn harpe en luit; Zoo haast den dag zijn ooge ontsluit. 2.[regelnummer] Ik wil mijn stemme tot de wolken Opzenden, en de waereld door, By verre-en na-gelégen volken, Doen dringen in elx herte en oor: Want Uw genàde en waarheid, gaan Verr' bòven loop van zonne en maan. 3.[regelnummer] Heff Heer Myn God! heff U in stràlen Vol glans en kragt tot in de lugt: En laat Uw volk eens àdem hàlen, Dat onder 't jok nu gaat en zugt. Verhoor en zend Uw regterhand, In alle spoed ten onderstand. 4.[regelnummer] Dit was myn béde: en Hy verhoorde My gunstig, uit zyn heiligdom: En op de klank van zijn antwoorde, Zong Ik en sprong van vreugden om: [pagina 372] [p. 372] 'k Zal Sichem, zeide Hy, en Succhoth Af-méten, u ten eigen lot. 5.[regelnummer] Gilead, Ephraim, Mannasse, Dat zijn drie stutten van myn staat: t' Wijl Juda 't regt-huis best zal passen, Daar Moabs ligt voor ondergaat: Die Ik nu agte als of hy maar Myn dienstbre slàve aan't wasch-vat waar. 6.[regelnummer] En Esau houde Ik om myn voeten Te schoeyen, slegs en hooger niet: Gansch Palastina zal nog moeten Zig buigen onder mijn gebied. Maar agh! wie leid my by der hand Ter hof-stad in van Edoms land? 7.[regelnummer] Wel immers hòpe Ik zult Gy 't wézen, En zoud Gy niet, Mijn Heer! Mijn God! Die ons gewond heeft, wé'er genézen, En wenden all' die smaad en spot, Die eertijds op ons viel, om dat Gy niet voor ons te velde trad. 8.[regelnummer] Agh t' is genoeg Heer! keer eens wéder, En zie onze angst en nooden aan: Daal met een vloed van zégen néder, Geley ons eeuwig waar we gaan. Want menschen hulpe en raad wind, En dwaas die daar zyn herte aan bind. 9.[regelnummer] Mijn ziel! houw moed, want Ik ben 't zéker, Wy zullen door Hem wonder doen. God, onzes leeds gestrenge wréker, Zal eenmaal Hem ter hulpe spoên: Hy zal den vyand gansch vertré'en, En ons doen léven als voor-heen. Vorige Volgende