De koninklyke harp-liederen(1698)–Cornelis van Eeke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 211] [p. 211] Het LXIV harp-lied. Toon. Hertoog Carel. AGh Heer! agh! laat myn droeve klagt, Uit ziel-verlègenthèden, T' Uwen troon gebragt, Door 't oore in 't herte gaan, En Zie de boozheid aan, Van haar, die my versmà'en En my na 't Lèven staan 2.[regelnummer] Agh! hoed myn voeten voor den strik, Geleid om in te trèden, Daar Ik zoo voor schrikk': Ja, die myn diepste bloed In de àderen stremmen doet, Om 's vyands òvermoed, Die als uitzinnig woed. 3.[regelnummer] Want wie kan voor het snoode lit Van een geslèpen tonge, Die vol gifsel zit, Zig hoeden? dat ze hem niet Tot smerte en hert verdriet, Doortreffe, als ze op hem schiet, Hy vliede ook waar hy vlied. 4.[regelnummer] En met dat booze moord-geweer, Gaan zoo wel oude als jonge, Nu gewàpend Heer! Agh! agh! hoe mènigmaal, Trof, my de blixem-straal Van hàre laster-taal, Verr' bòven 't vinnig staal. [pagina 212] [p. 212] 5.[regelnummer] Kwà troùwe en snoo-doortrapte vond, Haat, en veroùden tooren, Vuld haar diepsten grond: Die door geweld versterkt, Zig van geen vreez' beperkt, stà'ig alle boozheid werkt, Ook dikwyls eermen 't merkt. 6.[regelnummer] Hô! denkt elk, wie weet daar tog af? Of wie kan 't zien of hooren; Die my des bestraff'? Ik zie geen godheid a'n Als Ik den vròmen man, Daar Ik myn net om spann', Maar slegts verstrikken kan. 7.[regelnummer] Zoo gaat het Heer! maar Ik verwagt Nog troost uit Uw gerigte, (Schoon van haar veragt) Als Gy met wisser hand, Den wràke-bòge spand, En myn party aanrand, Zoo moeten ze all' van kant. 8.[regelnummer] Haar tong, hoe boos en dubbel vals 't Herte ooit zyn làgén digte, Brengt haar zelfs om hals. Ialoerheids, nyd en haat, (Gezellen van den staat) Veryd'len hàren raad, Tot eigen-vinders kwaad. 9.[regelnummer] En Zie! zoo vallen ze (elk ten spot En eeuwige veragting) Door Uw hand O God! Des hy die deugde mind, Daar in Uw trouwe ervind, En stà'ig met U begind, 't Zy wat hy onderwind. 10.[regelnummer] Hy vest vol moed en hòpe, 't oog' Op U Heere! in verwagtïng Die hem nooit bedroog, [pagina 213] [p. 213] t' Wyl 't hert met vreugd vervuld, Zig wàpend met geduld, In 't lyden buiten schuld, Tot Gy hem redden zult. Vorige Volgende