| |
| |
| |
Errata en addenda
Voor de addenda beperkte ik mij tot de allerbelangrijkste gegevens, die hetzij van wezenlijk belang zijn voor de geschiedenis van de boekhandel, hetzij een vroeger niet volledig behandelde zaak afronden. Men houde in het oog, dat over vrijwel elk onderwerp thans meer is te vinden dan in de jaren 1960-1967 het geval was en dat men er daarom steeds op bedacht moet zijn, de door mij gepubliceerde gegevens niet als uitputtend te beschouwen. Wat de errata betreft bepaalde ik mij tot verbeteringen van fouten, die tot een vergissing aanleiding zouden kunnen geven.
| |
Deel I:
p. 10, 2: van het Franse seminarie te Amsterdam overgebracht naar dat te Utrecht.
p. 11, 3: deel IV wordt deel V.
p. 12, r, v, o,: de Vienne, (zie rectificatie deel II 10-12), was geen gefingeerde naam.
p. 14, r. 9 v.o.: september wordt oktober.
p. 15, r. 7 v.o.: de ondertrouw vond 12 mei 1691 plaats, met afkondiging van de geboden in de Waalse kerk, het huwelijk werd op 27 mei in de Oude Kerk gesloten.
p. 17, r. 2: Quéniart 193 geeft nadere bijzonderheden, hoe tijdens dit verblijf van De Lorme in de Bastille de Administration Centrale op 3 april 1709 aan de Intendant te Rouen schrijft om diens aandacht te vestigen op verdachte schepen, die te Rouen zijn aangekomen, waarvoor De Lorme zich schijnt te interesseren, met de opdracht te onderzoeken, of De Lorme deze weg niet gebruikt om verboden boeken in Frankrijk in te voeren.
p. 22, r. 15: het was toch Claude Jordan zelf, die op 24 april 1720 werd begraven (zie deel II 209 rectificatie).
p. 26, r. 11 v.o.: over het gebruik van de naam Histoire abrégée voor de Gazette gaf ik een uiteenzetting in deel II 40.
p. 27, r. 3: het artikel over Jordan (Sgard 199-200) geeft helaas geen bijzonderheden over zijn werkzaamheden in Frankrijk.
p. 32, r. 18: twee nummers wordt drie nummers.
p. 33, r. 12 v.o.: en p. 34, r. 15: het werk van Boileau is niet zoals ik hier dacht het onder no. 75 door mij behandelde boek (deel II 146-148), maar no. 82 (deel II 165-167).
p. 40, r. 10: De Lorme zelf zal Zarate niet goed verkocht hebben, gezien het feit, dat in 1717 nog een nieuwe titeluitgaaf verscheen (deel II 109 onder no. 55).
p. 42, r. 5: de uitgaaf van 1716 was een nieuwe vermeerderde druk (deel II 196 onder no. 93 en Addenda).
p. 43, r. 14: het eerste deel van de Bibliotheque des dames verscheen reeds in 1716 bij Du Villard (deel II 220 onder no. 115).
p. 43, r. 19: de Memoires sur le commerce des Hollandois waren wel een nadruk van een Franse uitgaaf (deel II 228 onder no. 117).
p. 43, r. 7 v.o.: er verschenen wel 2 nummers van deze Journal (deel II 247-248 onder no. 125).
p. 46, r. 15 v.o.: 14 oktober wordt 17 oktober.
p. 49, r. 14 v.o.: Wijbrants wordt Wijnants.
p. 62, r. 1: Barbin, vergel. Reed B.
p. 63, r. 4: Bignon, vergel. Sgard 40-41.
p. 64, r. 4: Bohm komt in deel V vaak ter sprake (zie index). Hier wil ik nog drie bijzonderheden omtrent hem vertellen. Op 28 maart 1710 schrijft de La Motte aan Desmaizeaux, dat De Lorme en Bohm in een portefeuille
| |
| |
van Bayle, die naar Parijs is gestuurd, het Calendarium Carlananum hebben gezien met eigen ogen; op 8 april 1710 corrigeert hij dit: ze hebben het van Tournemine gehoord. (Labrousse B. 1-2). In de Clef du cabinet XV, oktober 1711, p. 293, protesteert Rousseau tegen de uitgaaf van Les Poesies du Sr. Rousseau, avec l'Anti-Rousseau, par le poete sans fard. Hij erkent deze niet, daar ze vol fouten zitten, en zal, wanneer Fritsch en Bohm doorgaan, een eigen goede editie van zijn werken brengen. De contacten tussen Fritsch en Bohm en Bignon blijken o.a. uit brieven van Cuper aan Bignon (Cuper 1-1, 23-2 en 10-6-1714).
p. 66, r. 14: 1863 wordt 1683.
p. 73, r. 18: Aury = Hugues Horry (Reed B. 59).
p. 75, r. 11: Chamillard le Sué, vergel. Sgard 86.
p. 80, r. 12: Desprez, vergel. Martin (zie index) en zijn publicatie ‘Guillaume Desprez éditeur de Pascal et de Port-Royal’ (Fédération des Sociétés historiques de Paris et de l'Ile-de-France. Mémoires 1952, 205-228).
p. 84, r. 26-27 etc.: raam wordt riem.
p. 88, r. 13 v.o.: De La Motte, die ik in 1960 nog niet kon thuisbrengen, komt zo herhaaldelijk voor (zie index), dat het mij de moeite waard lijkt, hier iets over hem te vertellen. Dank zij de heer H. Boeke slaagde ik erin meer over hem te weten te komen. Sgard (220) behandelt hem, maar op dat artikel moeten enige rectificaties worden aangebracht. De La Motte werd 13 november 1689 lid van de Waalse Gem. te Amsterdam als Charles Pacius (kladadmissieregister), op 15 november 1689 poorter als Charles Pacius de La Motte, rentenier, van Montpellier (verm. kwam de naam Pacius van een van zijn voorouders: Julius Pacius (1550-1635) verbonden aan de universiteit van Montpellier). In 1699 moet Desmaizeaux hem in Amsterdam hebben ontmoet (Sgard 120 en Broome 185). Op 1 maart 1701 was hij getuige bij het testeren voor not. Hoekebak van Pierre Castanet van Montpellier en tekende als Charles Pacius de Lamotte. Hij woonde later in de Lange (of Grote) Leidse Dwarsstraat no. 216 (kohier 1742, wijk 56, 3607, waar als beroep ‘beunhaas’ en getaxeerd inkomen f 600. - wordt vermeld) en werd op 26 juli 1751 in de Walenkerk begraven uit dit huis. De omvangrijke correspondentie, die op verschillende plaatsen bewaard bleef (brieven aan hem in Parijs) dateert van 1703 tot 1745. De La Motte was niet alleen corrector, maar ook redacteur en adviseur voor boekverkopers dank zij zijn relaties door geheel Europa. De brieven van J.B. Le Prévost aan P. Marchand (1735-1738), die J. Sgard publiceerde in zijn studie Prévost romancier (1968) in de Annexe II p. 626-640, geven interessante bijzonderheden over zijn werkzaamheden. Sedertdien toonde Larkin overtuigend aan, dat de oude legende, dat A.F. Prévost d'Exiles hier onder een schuilnaam optrad, niet kon worden gehandhaafd en dat hier sprake was van een onbekende voormalige monnik. Ik zal er in het kort iets over meedelen. J.B. Le Prévost kwam in 1735 naar Amsterdam, in de hoop daar correctiewerk te
krijgen. Zijn eerste mededelingen uit maart 1735 over een geleerde, van wie hij opdrachten krijgt en die zich verheft op zijn Frans, omdat hij in Parijs is geweest, hoeven m.i. niet op De La Motte te slaan, ofschoon het wel waarschijnlijk is. In mei sluit hij een contract van compagnieschap met De La Motte, geantidateerd op 15 april 1735, om te gaan samenwonen en samen correctie te verrichten. De boekverkopers Smith en Le Cène hebben hun bemiddeling verleend. In mei neemt Le Prévost zijn intrek bij De La Motte. Op 3 april 1736 kondigt hij aan Marchand aan, dat hij vertrekt wegens de onmogelijke behandeling door De La Motte tien maanden lang. Het plan wordt blijkbaar niet direct voltrokken, want pas van 29 mei 1736 dateert het contract van opheffing van de compagnie, dat net als het vorige geheel wordt afgedrukt. Samen blijven ze houden de correctie van Essai sur l'âme des bêtes (Changuion), Journal des Savans CIX (Waesberge), Moreri lettre R sign. O (compagnie Brunel, Waesberge etc.), Bibliothèque Germanique t. 44 (Humbert), Dictionnaire de la Martinière (comp. Uytwerf etc.), Peroniana (Covens & Mortier), Amusemens de la campagne (L'Honoré), Traité du feu (Humbert), Abrégé de logique (Chatelain) en Corps diplomatique tome 2, partie 1. De La Motte heeft dan al een zekere Garach voor de correctie in dienst genomen (hetzij Claude Garach, geb. Leeuwarden 1700-1701, tr. 1732, in 1742 snuifkoopman, hetzij Louis Pierre Garach, geb. Leeuwarden 1709-1710, tr. 1743, in 1742 linnenkoopman). Le Prévost vreest geen correctie van de boekverkopers te zullen krijgen en vraagt Marchand te bemiddelen, o.a. door een recommandatie voor Pierre Mortier en Pieter de Hondt en: ‘J'apprends que les libraires de Bruxelles, de la Haye, de Leyden & d'Utrecht font beaucoup imprimer ici, ne pourais-je point avoir quelque chose de ce s côtés-là par votre moyen ou par celui de vos
amis.’ Als andere boekverkopers worden nog genoemd, Bernard, Catuffe en Pauli, bij welke laatste Le Prévost geld gaat halen, vermoedelijk voor correctie voor de Compagnie des libraires. De koopman Jean Baptiste de Bey van Parijs, in 1732 getrouwd met Marie Lacoste uit Berlijn (de zuster van Anna Maria Lacoste, getrouwd met J.F. Bernard), brengt Le Prévost onder op
| |
| |
hetzelfde adres, waar de marquis d'Argens woont, Nes 28 bij de weduwe J. Davidts, linnenwinkel (J. Fransen, ‘Correspondence entre le marquis d'Argens et Prosper Marchand’ in: Mélanges de philologie offerts à J.J. Salverda de Grave (1933) p. 106-125). Door diens bemiddeling komt Le Prévost in contact met Voltaire en krijgt daardoor de correctie van diens werken, die Ledet dan uitgeeft. In de geschillen tussen Voltaire en Ledet kiest Le Prévost de partij van de laatste en schrijft zelfs tegen Voltaire. (Larkin 35). Tevergeefs probeerde ik iets meer over het geschil tussen De La Motte en Le Prévost te vinden. De maand september 1736 van het protocol van not. Ph. de Marolles is vrijwel geheel verloren gegaan; toen schreef Le Prévost aan Marchand, dat hij door een notaris insinuatie bij De La Motte zou laten doen. Evenmin slaagde ik erin iets over de afwikkeling van de nalatenschap van De La Motte bij not. T.D. de Marolles te vinden. De aangifte voor het Middel op het begraven 4de klasse werd gedaan door de koopman Paul Lemaistre, die hier, 25 jaar oud, geboortig van Clairac, in ondertrouw was gegaan met Jeanne Lacoste, dochter van Jaques Lacoste en Susanne Brun, op 15 aug. 1726. Jordan (189) zegt, dat hij bij zijn bezoek aan Holland in 1733 De La Motte heel vaak heeft gezien, ‘qui est fort estimé en Hollande’. Dat een samenwoning niet uitzonderlijk was, blijkt uit Jordan's mededeling (188), dat Bruzen de la Martinière, Desroches en Beaumarchais toen in Den Haag op dezelfde wijze als iets later De La Motte en Le Prévost in Amsterdam samenwoonden en samen werkten.
p. 92, r. 19: Aury = Hugues Horry (Reed B. 59).
p. 93, r. 8 v.o.: Hardouin, vergel. Sgard 189-190.
p. 105, r. 15: voor de verdere afloop vergel. Addenda IV 43.
p. 118, r. 4: Tournemine, vergel. Sgard 354-355.
p. 120, r. 19: Richard Simon, vergel. Sgard 343.
p. 120, r. 20: Bibliothèque choisie wordt critique.
p. 120, r. 1 v.o.: achter Antoine Dezallier vervallen de woorden in Holland.
p. 121, r. 20: 1716 wordt 1718.
p. 143, r. 14 v.o.: noot 36 slaat uiteraard op het werk van Boileau behandeld in deel II onder no. 82.
p. 174, r. 4 v.o.: Bernard de Vienne, vergel. deel II 10-12, waar ik een uiteenzetting gaf, hoe ik tot de onjuiste conclusie kwam, dat dit een schuilnaam voor Richard Simon was.
p. 178, r. 11: Broome 189 doet daarover mededelingen, o.a. dat De Lorme als intermediair tussen Bignon en Desmaizeaux optreedt, dat zijn verblijf in de Bastille ter sprake komt en dat Bignon zelfs voorstelt om met Desmaizeaux onder een valse naam te corresponderen.
| |
Deel II:
p. 24, r. 8 v.o.: 4 en 5-5-1723 verkoping bij H. Uytwerf van de boeken van Willem Arnold en van De Lorme (G.A. 99).
p. 27, r. 2 v.o.: uitvoerige mededelingen omtrent de activiteiten van Claude Jordan op het gebied van deze courant en de interventie van de keizerlijke gezant in Den Haag 1687-1688 vindt men bij P. Polman, Romeinse bronnen voor de kerkelijke toestand, deel III 1592-1727 (1952) p. 86-87. Nadat er een compromis was gesloten, leverde Jordan, daarvoor betaald door de bovengenoemde gezant, exemplaren aan de internuntius. Polman deelt mede, dat de delen van de Nunziatura di Fiandra in het archief van de Vaticaanstad wemelen van in Holland gedrukte krantjes.
p. 48, r. 12: Angle wordt Ange.
p. 72, r. 15: in zaken was Abraham Moubach blijkbaar minder gelukkig, bij de Desolate Boedelskamer werd hij aangegeven op 3 oktober 1703 (D.B. 310, 85).
p. 85, r. 13: Romano wordt Romana.
p. 88, r. 18: Dat zijn beschouwingen hem niet in dank werden afgenomen, blijkt uit het notulenboek van het gilde. De 71 jarige Gregorio Leti had een rekwest ingediend om zijn bibliotheek te mogen verkopen bij veiling. Het advies van overlieden van 14-5-1700 was afwijzend, daar Leti zich nooit bij het gilde had aangegeven, en vermaand zijnde, zich niet naar de ordonnanties van het gilde had gedragen, ‘maar daarenteegens de boekverkoopers selfs door publycke schriften in een seer injurieuse & calumnieuse wijse getraduceert’.
p. 103-104, r. 1: de heer Esmond S. de Beer, die Locke's correspondentie uitgeeft, berichtte mij, dat Dr. Pieter Guenellon in een brief van 15 december 1698 schrijft, dat hij de schrijver is van deze brief, die is toegevoegd aan het werk van Adam Brand, en dat hij de kaart van Witsen kreeg en voor de bijbehorende ‘Table’ zorg droeg.
| |
| |
p. 129, r. 7: wanneer in 1720 Desmaizeaux een exemplaar wil bemachtigen, schrijft Dusauzet hem 25 november, dat dat heel moeilijk is, want dat ze twee jaar eerder voor een lage prijs verkocht zijn en als pakpapier zijn gebruikt (Labrousse B. 259).
p. 147, r. 8: raam wordt riem.
p. 165, 11 v.o.: titelpagina wordt titelplaat.
p. 184, r. 2 v.o.: voor Le Clerc's journalistieke loopbaan vergel. Sgard 233-234.
p. 193, r. 13 v.o.: protes wordt protestants.
p. 196, boven r. 4: Hier moet de titel ingevoegd worden van het door mij deel III 227 reeds vermelde boekje: Le choix des bons mots. Ou les pensées des gens d'esprit sur toutes sortes de sujets. Tirées des ouvrages des meilleurs auteurs & de quelques manascrits, qui n'ont pas encort été mis sous la presse; le tout mis par ordre Alphabetique. Seconde revûë, corrigé & augmentée de plus de 100. articles. A Amsterdam, Chez N. Etienne Lucas, libraire, dans le Beurs-straat près le Dam, à la Bible, 1718. 469 + 9 p. 12o.
U.B.A.
[Titelpagina rood-zwart. Gestyleerde bloemen als vignet.]
p. 196, onderaan: Ik neem aan, dat deze uitgaaf van N. Etienne Lucas van 1718 een nieuwe titeluitgaaf van de tweede vermeerderde druk van 1716 van Claude Jordan was. Daar Du Villard en Changuion nog tot 1734 exemplaren te koop aanboden, lijkt het mij waarschijnlijk, dat Lucas - misschien in verband met zijn borgstelling (zie deel II 24) - een groot aantal exemplaren van Jordan had ontvangen.
Deze tweede editie heeft een ‘Avis du libraire’, die meedeelt, wat de redenen voor het brengen van een vermeerderde uitgaaf waren. Er zijn 16 nieuwe artikelen opgenomen (carnaval, chien, cocuage, curé, enfant, finances, jesuites, jeunesse, iniquité, jurer, miserere, naissance, naturel, nez, tirannie, triomphe), terwijl aan verschillende artikelen toevoegingen zijn gedaan, bv. op p. 51 uit 1715 en op p. 190 uit 1712.
p. 201, r. 3 v.o.: maestra wordt maestro.
p. 254, r. 16: Larkin geeft interessante mededelingen over de slechte correctie van dit werk door Le Prévost. Uit een mededeling van C.E. Jordan maakt hij op, dat er al in 1735 een herdruk van het Recueil bestond. (Larkin 24 en 33). Daar zelfs E. Ravier die in zijn bibliografie van Leibniz niet noemt, lijkt het mij een onjuist bericht.
| |
Deel III:
p. 13, r. 8: 14 januari 1683 werd een achterhuis op de N.Z. Wester Voorburgwal bij Deventer Houtmarkt, waar de vermaarde boekdrukkerij van Harmen Aaltsz was gevestigd, in veiling gebracht: uitgesloten van de koop waren de drukpersen, zettafels en het verdere drukkersgereedschap, die de huurder toebehoorden. Het huis werd voor f 2200. - opgehouden. (Willige Verkopingen 56, 121).
p. 15, r. 21: Pieter Arentsz werd 22-9-1660 in de Westerkerk begraven, uit de Beursstraat.
p. 16, r. 1 v.o.: voor nadere gegevens over het werken op Joodse drukkerijen, zie V.E. Moses Abrahamsz 64.
p. 18, r. 5: deze collaterale successie betreft verm. een peettante.
p. 23, r. 5: De geschiedenis van de aankoop beschreef ik, maar naar later bleek niet geheel goed (V.E. Blaeu 80-81). Sedertdien kwam namelijk vast te staan, dat het huis Damrak 49 (dat in een aparte publicatie onder redactie van J. Baart zal worden behandeld) een dubbel huis was, waarvan het grote rechtse deel door een kruidenier, het kleinere linkse deel door een boekverkoper werd bewoond, in ieder geval tot 1625 toe. De bewoner van het laatste, Laurens Jacobsz, kocht in 1603 het huis Damrak 46, genaamd de Stam van Jesse, maar zal in verband met zijn overlijden in de herfst van dat jaar niet meer verhuisd zijn. Het is - in tegenstelling tot wat ik schreef - dus mogelijk, dat Willem Jansz het zelfs al sedert zijn komst in Amsterdam bewoonde. Waarschijnlijk is in ieder geval, dat hij in dit huis op het Water al was gevestigd in 1613, toen hij het kocht. De mogelijkheid is ook groot, dat het gehuurd werd door Willem Jansz, toen Laurens Jacobsz het kocht in 1603. Toen diens weduwe het verkocht in 1608 was de zuidelijke buurman de koper. Het lijkt, dat Willem Jansz pas in 1613 in staat was het zelf te kopen.
p. 41, r. 2: veilingen van 19-3-1686 en 12-3-1687.
p. 48, r. 5 v.o.: in een akte voor not. Tixerandet van 29-4-1694 verklaart Susanne Lucas, echtgenote van Pierre Brunel, dat zij omstreeks 1691 door haar eerste echtgenoot, Philippe Hendelin, is verlaten, dat hij naar Indië is gegaan en daar is gestorven, en dat zij afziet van de gemeenschap van goederen van de huwelijkse voorwaarden en zich crediteur van de boedel wil beschouwen. (N.A. 3724, 810).
| |
| |
p. 49, r. 14: in een akte voor not. H. Ram van 27-6-1692 verklaren Paul Marret en Andries Clinck (compagnon-libraire) beschadigde boeken te hebben bekeken in een schip, dat van Tessel kwam, ten verzoeke van Pierre Brunel. Deze verklaart, dat hij ze bevracht had in het schip Le Mouton Blanc van kapitein Henry le Clercq naar Lissabon aan het adres van Ozie Guibordenche, welk schip in de storm is vergaan. (N.A. 5584, 538).
p. 51, r. 18 v.o.: 40 wordt 4o.
p. 55, r. 12: Pieter Blaeu wordt Joan Blaeu.
p. 59, r. 20: Mercy Arnold was geb. 1617/1618 als dochter van hetzij Antoine, hetzij Nathanael Arnold.
p. 71, r. 23: Het was H.J. Chatelain, die als Zacharias Chatelain en Zoon zich in Amsterdam beschikbaar stelde voor de inzameling van gelden voor de familie van de ten onrechte ter dood veroordeelde Jean Calas, nadat op 9-3-1765, drie jaar na de veroordeling, het ontlastende koninklijk vonnis was uitgesproken. Het Franse ‘Projet de souscription pour une Etampe tragique et morale’ (Edna Nixon, Voltaire and the Calas case, 1961, p. 201) werd vertaald en uitgegeven als ‘Plan van inschrijving tot een prent, geschikt om de gedagtenis van eene zo leerzaam als droevige geschiedenis te vereeuwigen’. Inzameling in de Republiek geschiedde door Chatelain te Amsterdam, P. Gosse Jr. en D. Pinet in Den Haag, Etienne Elie Peuch, schrijver van de Fransche Gazette, op de Ganzenmarkt te Utrecht, J. Bosch te Haarlem, Mr. Elie Luzac te Leiden en D. Vis Jr. te Rotterdam.
p. 76, r. 7: vergel. D.P. Snoep, ‘Virtus post Nummos, Nicolaas Chevalier's Chambre des Raretez en zijn bezoekers’ (Album Amicorum J.G. van Gelder, 1973, 277-284).
p. 76, onderaan: 7-15-4-1705 inv. nalatenschap van de wed. van Casparus Commelin voor not. Servaes (N.A. 4993, 147) en scheiding nalatenschap 14-9-1705 voor idem (N.A. 4994, 293).
p. 84, r. 8 v.o.: 7-10-1722 inv. nalatenschap van Jan Crellius, gest. 27-7-1722 voor not. Schabaalje (N.A. 6139, 835).
p. 102, r. 11: reeds in 1701 was Pierre Dufourc in de Handboogstraat gevestigd, in 1709 op de Prinsengracht naast het hoekhuis van de Leidse Kruisstraat, blijkens de hieronder genoemde advertenties.
p. 102, r. 20: 5-5-1701 adverteerde Pierre Dufourc in de A.C., dat hij een Franse kostschool had opgericht in de Handboogstraat, ‘daer de Aerdse Globe uythangt’; het leerprogramma voor de leerlingen, in de hele of in de halve kost, wordt uitvoerig omschreven. Een veel lichter leerprogramma wordt in de A.C. van 14-12-1706 en 5-5-1707 geadverteerd door Pierre du Lis, van Parijs, die met zijn school gevestigd is tussen de Leidse straat en Spiegelgracht op de Prinsengracht. Op 23-5-1709 komt Pierre Dufourc met een advertentie in de A.C., dat hij school houdt in een heel groot en wijd huis op de Prinsengracht naast het hoekhuis van de Leidse Kruisstraat, ‘daer het Collegium Grammaticum uythangt’ met 10 à 12 schone vertrekken, tuin, en verschillende leerkrachten. Het leerprogramma, dat wordt gegeven, is een combinatie tussen zijn oude programma en dat van Pierre du Lis. Gezien de identieke ligging van de huizen, neem ik aan, dat er verband was tussen beide scholen. Merkwaardig is, dat Pierre Dufourc zijn woonplaats op het Singel daarvoor blijkbaar even verlaat, maar daar weer terugkeert.
p. 103, r. 6. v.o.: een wordt geen.
p. 107, r. 3 v.o.: François Denis Camusat, vergel. Sgard 66-67, waar de sterfdatum niet juist is. Reeds op 22 oktober werd zijn overlijden aangegeven door Jaques Le Cène, vermoedelijk de broer van Michel Charles Le Cène, in de klasse van de onvermogenden. Aanvankelijk werd genoteerd: voor Theodore Tronchin. Ik vermoed, dat deze bekende dokter hem had bijgestaan. De ter aarde bestelling in de Nieuwezijds Kapel 24-10-1732, van af de Kerkstraat bij de Reguliersgracht, wijst ook op relaties met kapitaalkrachtiger personen. Jordan 187 vertelt over Camusat's dood op jeugdige leeftijd en zijn verijdelde plannen voor de toekomst.
p. 111, r. 12: dood Anna Beerninck 1680 wordt 1681.
p. 115, r. 13: Make wordt Mabre.
p. 142, r. 7 v.o.: Lysbeth Abrams werd 1-4-1640 in de Nieuwe Kerk gedoopt.
p. 143, r. 4: Achtereenvolgens werden uit de Tuinstraat bij de eerste dwarsstraat begraven op het Karthuizer Kerkhof: Israel de Paull 28-8-1680, Abraham Olofse 26-12-1686 en Andries Pietersz 17-6-1693. Drie brieven van Dr. Balthasar Bekker, die verschenen ‘t'Amsterdam, bij de Weduwe van Andries Pietersz’ (Knuttel 13976), moeten dus van nadien dateren.
p. 146, r. 6: in Bijlage VI bij de behandeling van deze compagnie bleek, dat de zaken enigszins anders lagen.
p. 149, r. 9 v.o.: Jacob wordt Joseph.
p. 161, r. 21: vergel. NNBW deel VII, waaraan ik nog kan toevoegen een verklaring van 19-2-1718 voor not.
| |
| |
Tzeewen van Daniel Waeywel over de verzending van twee tractaten naar Nederlandse en buitenlandse instanties, namelijk Demonstration de la quadrature du cercle trouvée par Daniel Waeywel à Amsterdam le 15 Juin 1712, en Traité ou considerations mathematiques & impartiales sur la demonstration de la quadrature du cercle de Daniel Waeywel,... par Agnes Waeywel. (N.A. 7600) Op 13-2-1719 werd de boedel van Daniel Waeywel en Maria Magdalena Gravius bij de Desolate Boedelskamer aangegeven (D.B. 235, 5).
p. 163, r. 6 v.o.: kort voor haar hertrouwen was Alida Gramingh genoodzaakt privilege bij de Staten van Holland te vragen voor een uitgaaf, die haar overleden echtgenoot al geruime tijd had gebracht, de Nederlandse Maandelijkse Postrijder. Na zijn dood was de wed. van Egmond met een Nieuwe Nederlandse Maandelijkse Postrijder gekomen. Op 17-12-1728 kreeg de wed. ten Hoorn haar privilege en op 24-12-1728 liet zij daarvan insinuatie doen door not. Angelkot (N.A. 8495, 831).
p. 169, r. 6: raam wordt riem.
p. 179, r. 2: blijkens de akte van huw. voorwaarden voor not. Hoekebak kreeg Marie Huguetan bij haar trouwen met Mathieu Hullin de Gastine, die in Engelse militaire dienst was, f 19986.15. - als bruidsschat en in totaal voor haar vaderlijk erfdeel f 53915.11. - (N.A. 5948).
p. 184, r. 16 v.o.: Engel Jacobsz de Jonge werd begr. 25-6-1658, zijn weduwe 18-9-1684, beiden in de Nieuwe Kerk en komend van het Water.
p. 185, r. 12: Engel de Jongh werd begr. 10-10-1692 op het Karth. Kerkhof, komend van de westzij van de N.Z. Achterburgwal bij de Torensluis.
p. 186, r. 16: Gerard van Keulen verklaart voor not. J. Schrick op 15-5-1704, dat hij op 1-2-1704 de winkel van zijn vader heeft overgenomen voor f 18560-6-10, waarover hij 4% rente zal betalen (N.A. 5651, 1081).
p. 198, r. 18: Isaac de Latre maakt op 9-2-1691 voor not. Rosa zijn test., wonend op de Groenburgwal in de Suydergangh, en benoemt tot erfgenaam Marya Jans van Achte, de dochter van zijn zuster Judith, maar bij haar eventueel ongetrouwd overlijden zullen al zijn nagelaten goederen aan de Waalse Diaconie komen (N.A. 3132, 677).
p. 211, r. 16: in het protocol van not. Akersloot zijn alle stukken over de nalatenschap van Barent van Lier, op grond waarvan deze uitspraak werd gedaan, bewaard (N.A. 5578A).
p. 221, r. 3: voor Jacobus Lindenberg vergel. men vooral mijn artikel, dat gewijd is aan de toneelstukken, die betrekking op hem hebben.
p. 222, r. 20: 15-4-1712 procuratie voor not. van Midlum van de crediteuren van Thomas Lombrail (N.A. 7166, 65).
p. 230, r. 13 v.o.: Jean Malherbe, die op 3-2-1692 met f 5.2. - werd ondersteund ‘pour necessité’ was vermoedelijk identiek met hem, zeker was dat ‘Jean Malherbe, veuf, 63 ans, de Berlin’, die 8-4-1730 f 6. - van de diacre des passants ontving (Waalse Gem. 357D, 518 en 411H).
p. 235, r. 6 v.o.: voor Prosper Marchand vergel. men Drs. C. Berkvens-Stevelinck, ‘Prosper Marchand, auteur et éditeur’ (Quaerendo 1975, 218-234). Najaar 1978 zal een proefschrift van haar verschijnen, dat aan Marchand is gewijd.
p. 242, r. 10 v.o.: Laurens Marion werd begr. Leidse Kerkhof 1-3-1693.
p. 244, r. 11 v.o.: le wordt de.
p. 247, r. 11: Jacob van Meurs werd begraven Nieuwe Kerk 29-12-1679, vergel. voor hem V.E. Montanus. Hij leende 7-6-1658 voor schepenen f 2080. - van St Lucasgilde, geroieerd 22-12-1676.
p. 255, r. 7: vele wordt enkele.
p. 257, r. 18 v.o.: op verzoek van Pieter Mortier legden op 23-1-1698 voor not. Ypelaer twee personen een verklaring af over de aankoop door hen bij vier boekverkopers (H. Desbordes, P. Brunel, E. Roger en P. Marret) van exemplaren der nagedrukte Trio's des opera de Lully etc. (N.A. 5332, 135).
p. 264, r. 11 v.o.: de moeilijkheden moeten reeds veel eerder zijn begonnen, vergel. addenda p. 257.
| |
Deel IV:
p. 17, r. 8 en 4 v.o.: Dirk Onder de Linden wordt Gerard Onder de Linden.
p. 21, r. 12 v.o.: wetten wordt weten.
p. 32, r. 2-4: Niet het hier genoemde werk, maar de Dissertations sur l'autorité légitime du roi, van deze schrijver, van 1682 (Querard V 271) werd nagedrukt. De heer A. Gerits, die mij dit meedeelde, voegde eraan toe, dat hier
| |
| |
ook nog is opgenomen: Arrest rendu en la cour de parlement, les grande chambre et tournelle assemblées, sur la bulle du pape, concernant les franchises dans la ville de Rome... etc. Avec le plaidoyé de M. Talon, avocat général (71 apart genummerde p.). De druk van Pain heeft verbeteringen en o.a. aan het einde in plaats van de oorspronkelijke tekst van onderwerping ‘à la doctrine et à la censure de l'Eglise’: ‘à la Doctrine et à la Censure des sçavans ausquels je communiqueray mon travail’.
p. 36, r. 5 v.o.: vergel. noot 293.
p. 43, r. 19: 15-5-1727 werd voor not. van den Ende een overeenkomst gesloten tussen de executeuren van het testament van H.A. van der Marck en Bernard Picart betreffende de geschillen over het contract van 3-10-1710, dat 24-10-1710 voor not. de Wilde werd bevestigd en 11-4-1712 werd geamplieerd; volgens de uitspraak van de arbiters Hendrick Tersmitten, Rudolph Wetstein en Pieter de Hondt zal Picart alle desseinen, platen, vignetten, boeken en papieren ter hand stellen aan de executeuren en zal daarvoor ontvangen f 4710.12. -, waarvan f 2000. - bij de aflevering en de rest op 1-9-1727 (N.A. 8235, 87).
p. 85, r. 8: vergel. Addenda IV p. 146.
p. 94, r. 2: aan wordt van.
p. 110, r. 11: 8402 wordt 4802.
p. 115, r. 10: Philip wordt Johannes Philips.
p. 114, r. 7 v.o.: Mackenzie geeft uiteraard heel veel over de leveranties van Jan Bus en zijn lettergieterij voor Cambridge, vergel. zijn index.
p. 116, r. 20 v.o.: Interessante gegevens over het geloof van de Wed. Schippers en over het drukken van rooms-katholieke werken op haar drukkerij geeft Polman. Op 18-2-1697 verklaart de minderbroeder Egidius de Glabbais aan zijn provinciaal, dat E.H. Fricx uit Brussel en Aegidius Denique uit Leuven o.a. Jansenistische werken bij haar laten drukken en dat niet pater Gabriel Prauwels de leiding heeft bij het drukken van de Opera Baji, maar een zekere Bareau, terwijl Prauwels daarbij slechts enigszins assisteert (Polman III 453). Deze Bareau was M.A. Boyer (KS 23, met foutieve datum, die moet zijn 13-2-1703). De Opera van Michel de Bay of Baius verschenen in 1696 met een Keuls adres (KS 1539). Een verklaring van 29-1-1702 van De Glabbais, gericht tegen een getuigenis van Codde omtrent deze uitgaaf en de bewering van Johannes Bus, dat deze en ook de Engelse bijbels met De Glabbais medeweten worden gedrukt, geeft beschouwingen over de biechtvaders van de weduwe Schippers: in de tijd van de Engelse bijbels volgens De Glabbais pastoor Justus Modersohn van de Brouwersgracht. (Polman III 574).
p. 177, r. 8 v.o.: aanvankelijk waren executeuren Bonaventura van Overbeke en Pieter Le Grand, later Hendrik Wetstein in plaats van Overbeke. Op 11-5-1690 krijgen Le Grand en Wetstein fiat van schepenen op hun rekwest om obligaties te mogen verkopen, daar Joachim Schilperoort en echtgenote als erfgenamen van hun zoon Joannes staat en inventaris hadden geëist en na uitspraken op de vierschaar en ordinarisrol f 1264.12.6 moesten uitgekeerd krijgen (Schepenen-Minuut-register 767, 71vo).
p. 130, r. 1 v.o.: de wordt du.
p. 131, r. 12: deel II wordt deel III.
p. 133, r. 12: copy en wordt copyen.
p. 142, r. 9 v.o.: verm. ged. Oude Kerk 10-12-1647 als Jan, zoon van Cornelis Jansz en Lysbet Jans.
p. 146, r. 10: bijzonderheden over Caesar Caze, die aug. 1711 een privilege van de Staten van Holland kreeg voor zijn inventie van arithmetische machines en zijn dissertatie wegens gebruik en verbetering van de arithmetica, en ook over zijn nalatenschap zullen worden gepubliceerd door A.H. Huussen Jr.
p. 152, r. 19 v.o.: Ledeboer noemt Laurens Autein met een druk van 1671 te Amsterdam; lid van het gilde werd hij niet.
p. 157, r. 11 v.o.: benoorden wordt bezuiden; dit huis werd op een onbekend ogenblik door de familie Waesberge verlaten, vermoedelijk niet lang na het vertrek van de familie Blaeu uit het buurhuis op de hoek van de steeg in 1678, welk huis toen door de familie werd betrokken en ook werd gehuurd van de weduwe Schippers (V.E. Blaeu 92-93).
p. 176, r. 14: en valt weg.
p. 212, r. 7 v.o.: prijscourante wordt prijs courante.
p. 226, r. 14 v.o.: 30-10-1706 transporteert Daniel van den Dalen te Leiden, als procuratie hebbende van Sara van Valkenburg, wed. van Adriaan van Dijk, in leven boekverkoper te Rotterdam (laatst van kapt. Wouter Bras)
| |
| |
voor not. Denijs ter verzekering van f 1643.16.8 voor geleverd papier, uit een obligatie van Lucas Cloppenburg, boekverkoper te Gouda, van 15-4-1706 van f 2748. - (met acte van cautie van de wed. Cloppenburg voor haar zoon) de vijf eerste termijnen (met inhouding van f 73.13.8 ten opzichte van de laatste van de vijf termijnen van ieder f 343.10. -). Guillaume en Michel Henry verklaren mede als gemachtigden van de erfgenamen van Pierre Gaultier hier mede in te stemmen. (N.A. 6647, 1293).
|
|