De Amsterdamse boekhandel 1680-1725. Deel 4. Gegevens over de vervaardigers, hun internationale relaties en de uitgaven N-W, papierhandel, drukkerijen en boekverkopers in het algemeen
(1967)–Isabella Henriëtte van Eeghen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
Inleiding [errata en addenda voor deel 4]Als direct vervolg van deel III vindt men hier de gegevens over de vervaardigers, hun internationale relaties en de uitgaven N-W. In de inleiding van deel III gaf ik daarop een toelichting, die ik hier niet zal herhalen. Ik zal mij hier beperken tot de verdere inhoud van dit deel IV. Dat is in de eerste plaats een aantal gegevens betreffende de papierhandel. Bij de kostenberekening van een uitgaaf speelde, zelfs in geval van een kleine oplaag, het papier een belangrijke rol. Telkens weer bleek mij, dat crediteuren van boekverkopers vaak hetzij zelf papierkopers waren, hetzij annex aan deze handel. De leningen, niet alleen in de vorm van op crediet geleverd papier, maar ook in de vorm van voorschotten voor druklonen, etc., gingen vaak gepaard met een pandgeving van boeken, wat op zijn beurt weer ten gevolge kon hebben dat de papierkopers genoodzaakt werden zelf min of meer aan de boekhandel deel te nemen. Om duidelijk te doen uitkomen, welke rol de papierhandel in de eigenlijke boekhandel speelde, bracht ik zoveel mogelijk gegevens bijeen omtrent de personen, die zich in de door mij behandelde periode met de papierhandel bezig hielden. Die papierhandel was behoudens een enkele uitzondering niet aan ordonnanties onderhevig. Ze werd dan ook vaak gedreven door kooplieden, die in allerlei goederen handelden, en was dan een van de vele objecten, waarmee ze zich bezig hielden. De namen van de meer speciale papierkopers, die op hun beurt zich ook wel met andere zaken ophielden, ontleende ik aan de registers van goede mannen (R.A. 1813-1820) en aan enige rekwesten, die de namen van de ondertekenaren geven. Behalve deze behandelde ik ook nog een aantal personen, die incidenteel zaken in papier deden, en wel degenen, over wie ik iets merkwaardigs betreffende mijn eigen onderwerp kon meedelen. Daarbij waren uiteraard vaak personen, die | |
[pagina 8]
| |
door hun beroep met papier in aanraking kwamen, zoals veel boekverkopers en speelkaartenverkopers, maar ook wel schippers en postmeesters. Natuurlijk kon ik niet iedere koopman, die wel eens in papier handelde, bespreken. De namen zullen echter voor het merendeel wel eens ter sprake komen in de acten, die betrekking hebben op de handel van de hier volgende personen. Tenslotte gaf ik een opsomming van de inhoud van een aantal stukken betreffende de papierhandel, die bewaard bleven in het gilde-archief, en van enige stukken in het Gemeente-Archief, die zich daarbij aansluiten, waarbij ik vooral de passages, die voor de boekhandel betekenis hebben, er uit lichtte. Het is volstrekt niet mogelijk, zelfs met als leidraad de publicaties van Enschedé en Voorn en het hier bijeengebrachte materiaal, een geschiedenis van de Amsterdamse papierhandel te geven. Internationale factoren, die tot nog toe slechts zeer gedeeltelijk aan het licht zijn gebracht, spelen daarvoor een te grote rol. Ik denk daarbij niet alleen aan de papierfabricage, maar ook aan invoerverboden, invoerrechten, belastingen etc., zowel in ons land als in andere landen. Ik zal hier een zeer summier overzicht laten volgen, voornamelijk ontleend aan de bovengenoemde publicaties, waarbij de lezers in het oog moeten houden dat het uiteraard een generalisatie is van een zeer ingewikkelde materie. De val van de stad Antwerpen, een middelpunt van de papierhandel, in 1585 bracht mee, dat Amsterdam op den duur haar rol ging overnemen. Als leveranciers had men aanvankelijk Duitsland en Zwitserland, vanwaar de invoer hier tegen het midden der 17de eeuw sterk terugliep, terwijl ± 1630 de invoer uit Frankrijk steeds toenam. De rol van Amsterdam was toen al zo belangrijk, dat een aantal van de Franse molens met Hollands kapitaal werd gefinancierd. In de republiek zelf kwam in de loop der 17de eeuw vooral de papiermakerij op de Veluwe tot ontwikkeling. De molens daar werkten net zoals de Franse nogal eens op contract voor de Amsterdamse papierkopers, maar daarnaast was er reeds in het midden van de 17de eeuw een factor van Veluws papier te Amsterdam gevestigd. Door de opheffing van het edict van Nantes in 1685 kreeg de Franse papierfabricage een gevoelige klap en verdween het Hollandse element er vrijwel geheel. In de Republiek werkte dit o.a. de opkomst van de papierindustrie in de Zaanstreek in de hand, die al een stoot had gekregen door het invoerverbod van Franse papieren, dat hier van 1671 tot 1674 van kracht was. Zodra dit mogelijk was werden wel weer Franse papieren ingevoerd, maar in de quarantaine periode van 1722 blijken | |
[pagina 9]
| |
nog slechts de familie Vincent en de Fransman Ranson speciale belangen bij het Franse product te hebben. De Vincent's waren toen blijkens de correspondentie, die in het Plantijn-museum bewaard bleef, in moeilijke omstandigheden. Amsterdam was, zoals o.a. in 1739 blijkt, toen op verzoek van de Amsterdamse papierkopers en papierfactors de productie in het gehele land in januari 1740 voor een maand werd stilgelegd, een voorraadschuur van papier. Het was toen overvol. Blijkens de rekwesten maakten de gebruiken in de handel het noodzakelijk dergelijke voorraden aan te leggen. Behalve een voorraadschuur was Amsterdam ook de wereldmarkt van papier en voerde niet alleen in, maar ook uit. Van de landen, die door te kort aan of ontbreken van eigen papiermolens direct of indirect van de Amsterdamse papierhandel afnamen, was Engeland in de 17de eeuw het belangrijkste. Door de opheffing van het edict van Nantes kreeg de papierindustrie daar een geweldige stoot. De invoer uit Holland bleef echter desondanks bestaan, zoals blijkt uit de gegevens die Coleman daarover verstrekt. Andere landen, op welke de papierhandel van Amsterdam was gericht, waren de Scandinavische rijken en Rusland. Het laatste vooral was bijzonder belangrijk, zodat de combinatie Moscovische handel en papierhandel te Amsterdam een zeer gebruikelijke was en een aantal makelaars gespecialiseerd waren in deze twee takken van de handel tezamen. Helaas is voor de Republiek slechts weinig bewaard aan uitvoer- en invoerstatistieken. De gegevens van 1667-1668, gepubliceerd door Brugmans vallen vóór en de gegevens van van Nierop en Posthumus na onze periode. Duidelijk is echter, dat de Amsterdamse papierhandel tot het einde van de Republiek van internationale betekenis is gebleven. Uit de verschillende rekwesten en beschouwingen leert men iets over de gebruiken bij de handel, die zoals ik reeds meedeelde in Amsterdam geheel vrij bleef van ordonnanties. In 1688 werden, naar aanleiding van een verzoek van de makelaar Domna om te mogen veilen, minima vastgesteld om de kleinhandel niet te schaden. Zoals dit vaker gebeurt, werd hieraan niet de hand gehouden en moest in 1746 opnieuw een aantal minima worden vastgesteld. De belangrijkste handelaren in papier werden in een deductie van 1711 in vier groepen verdeeld. De kooplieden en de factoren hielden blijkbaar geen open winkel, de grossiers en winkeliers wel. De overman Wetstein, die de deductie van aantekeningen voorzag, hechtte hier weinig aan. Diezelfde indruk kreeg ik bij mijn onderzoek, daar | |
[pagina 10]
| |
de verschillende benamingen geregeld door elkaar voor één persoon worden gebruikt. Uit het register van de peil van 1674, naar aanleiding van een belasting op papier, die toen een half jaar lang werd geheven, zal men zelf kunnen constateren, wie de grote kooplieden waren, daar bij hen niet werd gepeild. Zeker is, dat althans de laatsten zeer vaak op termijn leverden, wat de aard van het papier, dat gedeeltelijk nog een lange weg moest afleggen vóór het verwerkt bij de uiteindelijke koper kwam, meebracht. Bij prompte betaling, wat nog niet eens hetzelfde was als contant, werd een korting van 1% gegeven. Aan dit leveren op termijn, die dikwijls langer werd dan afgesproken, waren de leningen of de directe financiële deelname aan de boekhandel van de kant van de papierkopers inherent. Het belangrijkste voorbeeld, dat ik hier kan geven, is de papierhandel van Christoffel van Gangelt, wiens eigen archief niet bewaard is, maar wiens papierhandel wij vrij goed kunnen reconstrueren uit het archief van zijn stiefschoonzoon Josephus Deutz. Een soortgelijke gang van zaken ziet men, ofschoon veel minder duidelijk, omdat er geen archief bewaard bleef, bij de familie Stegman, die net als voorheen van Gangelt een belangrijk gedeelte van de Joodse boekdrukkerij, die steeds te kampen had met gebrek aan geld, financierde. Ook de familie Vincent vindt men telkens weer geïnteresseerd bij de boekhandel.
Over de Amsterdamse en in het algemeen over de drukkerijen van de Republiek is in tegenstelling tot de drukkerijen in vele andere landen vrijwel niets te vinden, omdat er geen reglementen of ordonnanties bestonden. Daarom bracht ik hier een aantal gegevens bijeen, die er tenminste enig licht op kunnen werpen. Dat zijn berichten omtrent veilingen van drukkerijen en letters, ontleend aan advertenties en aan de almanakken van het gilde-archief, gegevens over het vervaardigen van de drukkersinkt, gegevens over twee contracten van Amsterdamse meesterdrukkers ter beteugeling van de opstandigheid van het werkvolk en enkele gegevens over twee Amsterdamse drukpersenmakers. Lettergieterijen, die af en toe bij de veilingen ter sprake komen, liet ik verder buiten beschouwing, daar het onmogelijk was hier alle verbeteringen van en toevoegingen op het werk van Enschedé te publiceren. Tenslotte gaf ik betreffende de gildebroeders van het boekverkopersgilde nog enkele lijsten met namen. Uiteraard bevat het gilde-archief veel meer aan onder- | |
[pagina 11]
| |
tekende rekwesten etc. Die rekwesten gingen echter meestal uit van de belangrijkste gildebroeders, zodat publicatie daarvan herhaling zou betekenen. In het algemeen ging ik er van uit, dat het nuttig was de positie in het gilde of in het bedrijf van de verschillende boekverkopers te kennen. Daarom publiceerde ik voornamelijk de gegevens, waaruit daaromtrent iets is af te leiden, en tenslotte nog de gegevens over de boekverkopers, die speciaal op Frankrijk handelden. |
|