| |
Malherbe (Jean) 1666/67-...., Waals
Leven
Geb. Loudun 1666/67, lid Waalse Gem. met attestatie van Rotterdam 24-5-1699, attestatie naar Rotterdam 24-4-1703, beide tezamen met vrouw, ondertr. kerk 23-3-1697 Catarina Voyer, geb. Thouars 1672/73, dochter van Jacob Voyer.
22-1-1707 werd een kind gedoopt in de Eglise Réformée Française te Berlijn.
| |
Adressen
1699 tot eind oktober 1700 in de Stilsteeg (dr. en Gaz. 18- en 28-10-1700), mei 1701-mei 1702 huurt Zacharias Chatelain voor hem van de stad het huis no. 10 op de Dam voor f 370. - (zie Thes. Ord. 492, 83), 25-4-1703 verklaren twee passementwerkers ten verzoeke van Chatelain, dat Malherbe in zijn boekwinkel naast het stadhuis verklaard heeft de volgende week daar niet meer te zullen zijn, dat hij echter nog wel een dag of 3 à 4 kan blijven, daar het huis nog niet verhuurd is, maar van plan is zich metterwoon te gaan vestigen in de Keysersstraat te Rotterdam (N.A. 3359, 89 not. Outgers).
| |
Boekhandel
1697 geeft hij bij zijn ondertrouw op boekbinder te zijn. Pas twee jaar later komt hij naar Amsterdam, waar hij 15-5-1700 poorter als boekverkoper en 17-5-1700 gildelid als boekverkoper en boekbinder wordt, hij betaalt jaarzang tot en met 1702.
| |
| |
| |
Compagnie met Zacharias Chatelain
1-5-1700 sloot Malherbe een overeenkomst met Zacharias Chatelain, waarschijnlijk onderhands, welke wegens meningsverschillen op 10-11-1700 werd uitgebreid. Chatelain zou het benodigde geld verschaffen, te beginnen met f 1500. - en binnen drie maanden weer f 1500. -, en zou de uitgaven voor L'Histoire abrégée des provinces unies bekostigen, terwijl Malherbe de boekhandel en uitgeverij zou drijven. Winsten en verliezen zouden worden gedeeld, evenals het winkelhuis. Malherbe zou Chatelains zoons Zacharie en Samuel opleiden in de boekhandel. Zij zouden gedurende 3 à 4 maanden per jaar bij hem in de leer gaan en van hem na twee jaar een leerbrief krijgen. Volgens de toevoeging van 10-11-1700, die naar Malherbe later zei hem afgedwongen was, zou Chatelain de leiding hebben en Malherbe alleen de dagelijkse aan- en verkopen doen. (N.A. 3349, 31 not. Outgers). Blijkbaar vertrouwde Chatelain Malherbe niet of was hij ontevreden over de gang van zaken. Een reeks van notariële insinuaties en protesten van beide zijden was het gevolg hiervan. (3351, 743, 3352, 179 en 195 voor not. Outgers en 6474, 264, 355, 361 en 393 en 6475, 90 voor not. de Wilde). Chatelain eiste afgifte van de boekhouding. Malherbe weigerde de afgifte, daar hij zijn bewijsstukken wilde behouden en verklaarde, dat Chatelain alles in zijn winkel kon komen zien. Malherbe beschuldigde daarentegen Chatelain ervan nooit de tweede f 1500. - te hebben verstrekt, daar hij deze niet bezat. Volgens hem wilde Chatelain de verliezen op hem afschuiven en meester blijven, terwijl hijzelf had verklaard niets van de boekhandel af te weten. Als een ster vertoonde hij zich alleen 's nachts bij Malherbe. Aan de drukker van de compagnie, de la Contie, had Chatelain in april 1701 al verklaard, dat hij meester van de compagnie was en dat Malherbe hem had te gehoorzamen. Daarover had Malherbe Chatelain aangesproken, die daarop had geantwoord: Lees
het contract. Op 30-9-1701 stelde Chatelain Malherbe, die volgens hem aan insolvabele personen in het buitenland boeken zond, als eis, geen zendingen meer te doen, geen aankopen meer te doen en geen drukken op te leggen of betalingen te doen zonder consent van Chatelain. Bij weigering wilde hij zijn geld terughebben en de winkelwaren aan Malherbe overlaten. Malherbe protesteerde, dat hij nooit iets zonder consent van Chatelain had gedaan. Die had immers persoonlijk het papier voor alle uitgaven besteld, behalve voor de Mémoires de la marquise de Fresne, waarvoor hij geen consent had willen geven, maar waarvan de eerste editie in 8 dagen was uitverkocht. Malherbe vond het goed de sociëteit direct op te heffen en voor zich zelf handel te drijven. Op 7-10-1701 antwoordde Chatelain hierop in te gaan, en wel dat hij zijn geld wilde terug hebben of de winkel met alles erin hebben. Twee onpartijdige personen zouden een compromis moeten opmaken. Als zijn vertegenwoordiger zette hij een zekere Gerard Fetisson in de winkel. Op 10-10-1701 antwoordde Malherbe, dat hij voort zou gaan met drukken en dat zo snel mogelijk goede mannen benoemd moesten worden. Op 19-10-1701 werd bepaald, dat Malherbe in de winkel zou blijven, mits hij een borg stelde. Als borg wees hij Jaques Tirel aan. Een inventaris van de boeken werd door Lombrail opgemaakt. Blijkbaar was Chatelain niet tevreden met deze borg; hij verklaarde althans de winkelvoorraad te willen overnemen. Tenslotte werden Wetstein en Isaac Surire als goede mannen benoemd. Op 28-12-1701 legden zij o.a. Malherbe op, 2 balen met boeken bij Mr. Milly des Courtils te Parijs aan een vertegenwoordiger van Chatelain af te geven. Op 13-3-1702 waarschuwde Malherbe Chatelain deze boeken te verzekeren. Op 2-5-1703 kwam door bemiddeling van 3 arbiters, Wetstein, Surire en Brunel, een compromis voor not. Schabaelje tot stand. Daarbij werd bepaald, dat Chatelain alle effecten (boeken, privileges, recht van copie etc.) zou hebben,
maar ook alle schulden betalen. Malherbe zou zorg dragen voor het innen van alle vorderingen, waarvan de opbrengst gedeeld zou worden. Hiervan zou hij eerst de f 2000. -, die hij nog aan Chatelain schuldig was, afbetalen. Als de debiteuren met boeken en niet in geld betaalden, zou daarvan 47½% worden afgetrokken. Het omge- | |
| |
keerde zou geschieden, in geval Malherbe crediteuren zou kunnen overtuigen geen geld maar boeken als betaling te nemen. (N.A. 6021, 707).
10-4-1701 brief over invoer van boeken, die Malherbe van Amsterdam naar Parijs zendt (ff 21745, 65).
| |
Compagnie met Jaques Tirel
21-12-1701 richtten Jean Malherbe en Jaques Tirel voor not. de Wilde een sociëteit van boekhandel op onder de naam van Jean Malherbe en Jaques Tirel voor 4 jaar en te beginnen 8-11-1701. De handel zou bestaan in drukken, kopen, verkopen en ruilen van boeken en papier met beider consent. Ieder zou naar vermogen geldelijk bijdragen en daarvoor crediet hebben; verliezen zouden worden gedeeld. Van de inkomende gelden zouden ze alleen voor hun levensonderhoud mogen nemen. Samen zouden ze de huur van het huis betalen en dit bewonen, echter apart huishouden. Ter vermijding van kosten zouden bij geschillen geen processen worden gevoerd, maar arbiters worden benoemd. Bij opheffing binnen de vier jaar, zou degeen, die dit wenste, f 150. - moeten betalen. (N.A. 6475, 24). Reeds op 2-4-1703 werd voor not. de Wilde deze sociëteit opgeheven. Tirel hield het fonds en zou daarvoor alle schulden betalen, waarvan hij Malherbe ontsloeg. Bovendien gaf hij hem f 600. -. Malherbe zou tot mei hun huis blijven bewonen en als voorheen voor de sociëteit werken. (N.A. 6475, 24). Op 14-7-1702 en 23-2-1703 verleden Malherbe en Tirel voor not. de Wilde schuldbekentenissen aan Elisabeth Langlois, weduwe van Jacques Bailliffe voor resp. f 400. - en f 600. - (geleend 10-1-1703), beide binnen 3 jaar met de afgesproken rente terug te betalen. (N.A. 6476, 225 en 6477, 72).
Aanvankelijk werkten Malherbe en Tirel ook in Rotterdam nog samen. De gazette werd het gehele jaar 1703 te Rotterdam verkocht door Jean Malherbe en Tirel in de Keysers-straat. In 1704 geschiedde dit, zoals we zagen door H. de la Feuille, die echter al weer spoedig door Jean Malherbe werd vervangen.
| |
Uitgeverij
Van 1700 tot 1703 verschenen enkele uitgaven in het Frans met de naam van Jean Malherbe, in 1702 en 1703 tezamen met die van Jaques Tirel.
4-10-1700 gaven overlieden gunstig advies op het verzoek van Jean Malherbe om privilege voor de drie volgende uitgaven: Les Oeuvres de Mr. de Segrais, Histoire abregée des provinces-unies des Pais-Bas en Memoires de Gaspard, comte de Chavagnac. (G.A. 52). Het laatste zag zonder privilege het licht met het adres: A Amsterdam, Chez Jean Malherbe, dans le Stil-steeg. 1700. Het eerste is de Franse vertaling van de Aeneis van Vergilius van Jean Regnaud de Segrais, die in 1701 het licht zag. De Histoire abregée verscheen met privilege van 20-10-1701 met het adres: A Amsterdam, Chez Jean Malherbe, marchand libraire sur le Vijgendam. 1701. Achterin vindt men het adres van de drukker: A Amsterdam, De l'imprimerie de Daniel Boulesteys de la Contie, in de Elandstraet. 1701.
1701 verscheen de Memoires de madame la marquise de Frêne. Enrichis de figures. A Amsterdam, Chez Jean Malherbe, sur le Vijgendam. 1701. Dit werk wordt toegeschreven aan Gratien de Courtilz de Sandras, die toen in Holland vertoefde. Het is dus heel goed mogelijk, dat Malherbe's uitgaaf de oorspronkelijke was. Zoals bij Boekhandel is vermeld, was dit werk onmiddellijk uitverkocht. Het is te begrijpen, dat er tal van nadrukken kwamen, o.a. met adres ‘Amsterdam, Jean Malherbe, imprimée cette année présente’ en ‘Jouxte la copie à Amsterdam, chez Jean Malherbe 1702’ (E.). Enschedé vermeldt ook nog een ‘Seconde’ en een ‘Troisième édition’, beide bij Jean Malherbe in 1702 en beide met de vermelding ‘revûë & corrigée’. De U.B.A. heeft van deze
| |
| |
laatste uitgaaf een exemplaar met adres: A Amsterdam, Ches Jean Malherbe, à côté de la maison de ville, 1702’. Dit is een uitgaaf zonder platen, in tegenstelling tot de uitgaaf van 1701, waarvan de U.B.A. ook een exemplaar bezit. Achter deze laatste is een uitgaaf gebonden, getiteld Memoires pour servir a l'histoire du marquis de Fresne. A Paris, Chez Pierre Gendron, au bon Corsaire. 1702. Deze beide uitgaven hebben geheel identieke vignetten en stammen dus stellig uit één drukkerij. Hoe precies de gang van zaken is, zou echter slechts vast te stellen zijn bij een volledig overzicht van alle exemplaren. In de fondscatalogus van de Frères Chatelain (zie aldaar) wordt alleen gesproken over de uitgaaf van 1701. Daar vindt men ook nog een andere uitgaaf, Timandre pastorale, van 1701 vermeld.
1702 verscheen Memoires du duc de Navailles et de la Valette. A Amsterdam, Chez Jean Malherbe, sur le Vijgendam. Achterin leest men: ‘Amsterdam de l'imprimerie de Daniel Boulesteys de la Contie. 1701.’ Dit werk was blijkens een mededeling in de Journal de Trevoux, ‘A Paris chez la veuve de Claude Barbin, au Palais 1701 avec privilege pag. 349, et rimprimez à Amsterdam chez Jean Malherbe 12 pag. 339’, een nadruk (Journal de Trevoux I 176).
1702 en 1703 verschenen de 2 delen van Exposition du chapitre VIII. De l'Epitre de l'apotre S. Paul aux Romains, en XXXIII sermons, Prononcez à Charenton par Jean Mestrezat, met adres ‘Chez Jean Malherbe & Jaques Tirel, marchands libraires à côté de la maison de ville’.
| |
Bijzonderheden
Uit de jaren tot 1699 zijn mij geen Rotterdamse uitgaven van Jean Malherbe bekend. In 1704 gaf hij daar uit Histoire de la persécution faite à l'Eglise de Rouen (Hist. des ouvr. des savants juni 1703, p. 285 art. XIII). Op 12-1-1706 gaven overlieden te Amsterdam gunstig advies op het verzoek van Jean Malherbe te Rotterdam om privilege voor Les Veritez et les devoirs de la religion chrétienne, par Daniel de Superville. Dit boek verscheen in 1706 (bespreking Nouv. de la rep. des lettres maart 1706, p. 297 art. III). Het lijkt mij, dat de mededeling van Ledeboer, dat bij Malherbe ook een werk van Daniel Jonctijs het licht zag, op een vergissing moet berusten.
|
|