Uitgeverij
Van 1673 tot 1677 verschenen uitgaven in het Frans en Latijn met de naam van Jean Maximilien Lucas. Daarna verschenen voor zover na te gaan zijn uitgaven met een gefingeerde naam of zonder naam.
1673 verscheen Receptio publica unius juvenis medici, in academia burlesca, Joannis Baptistae Moliere, doctoris comici. Editio troisième. Revisa, & de beaucoup augmentata, super mannuscriptos trovatos post suam mortem. A Amsterdam, chez Jean Maximilian Lucas, marchand libraire tenant son magazin sur le Dam, 1673. Achterin deze uitgaaf kondigde hij aan, dat hij uit Frankrijk een aantal nieuwe boeken had ontvangen, o.a. de Observationum Nicolai Chesneau. Op 8-4-1673 adverteerde hij, dat hij dit werk had gedrukt en verkocht (A.C., zie KS 395).
1675 verscheen bij hem de Réponse aux faussetés (Bibl. Nat.), 1676 medische werken in het Latijn van Thomas Willis en van W. Croone (U.B.A.), 1677 Les Délices de la France.
27-2-1680 adverteerde hij in de Haarlemse Courant zijn drie nieuwe uitgaven Apologie pour les Protestans, Le Tombeau des controverses, en Les Conspirations d'Angleterre (KS 395/6). Dit laatste verscheen met adres: A Cologne chez Jean le Blanc 1680 (Rahir 2679); vermoedelijk verschenen de beide andere ook met gefingeerde adressen.
31-12-1685 contract over uitgeven van een courant met Isaac de Later (zie aldaar).
14-7-1686 schreef d'Avaux aan de koning: ‘Il me paraît que messieurs d'Amsterdam sont dans de très bonnes dispositions; ils ont marqué dans le châtiment de Lucas, leur gazetier, l'envie qu'ils ont de plaire à votre Majesté’. (Hatin 96). Waar deze mededeling op slaat, kan ik niet zeggen, daar ik noch op de schoutsrol, noch in de confessieboeken een eerdere veroordeling van Lucas vond dan de volgende. Daar vindt men echter wel degelijk opgetekend, dat hij al eerder in een geldboete is gecondemneerd en hem de stad ontzegd.
12-12-1686 werd hij door de schout verhoord, na gearresteerd te zijn wegens het drukken en distribueren van de Catalogue des livres nouvellement imprimés à Strasbourg (Knuttel 1244a), die hij aan de boekverkopers de Wees, Mortier en Wolfgang heeft geleverd. Hoewel hij ontkent, wordt hij op 19-12-1686, wanneer Johannes de Wees verklaart exemplaren van hem voor 1½ à 2 st. per stuk te hebben ontvangen, veroordeeld tot een boete van f 630. - en drie jaar verbanning. (R.A. 330, 248vo en 331, 2).
27-4-1688 werd hij opnieuw verhoord en wegens infractie van het bannissement gelast direct de stad te verlaten (R.A. 333, 151).
1-3-1694 werd hij verhoord, na gearresteerd te zijn wegens het laten drukken en debiteren van de Quintessence des nouvelles, waarvan exemplaren van 22- en 25-2-1694 worden getoond, zonder naam van de auteur of de drukker. Hij verklaart, dat hijzelf de auteur is, de drukker Seljeer (= Chayer) in de Pieter Jacobsdwarsstraat en dat hij ze debiteert aan Oossaen, Mortier, Wolfgang, Brunel, de wed. van Dijck en anderen, die ze laten halen, en dat hij ze naar den Haag aan de Koonik zendt. Op 2-3-1694 worden hem bij een volgend verhoor 5 paskwillen getoond, met de vraag van wie hij ze heeft ontvangen. No. 1, een rondau tegen de koning van Engeland, verklaart hij te hebben gekregen van Dumon of Bomon, die Dubreuil helpt bij het maken van zijn couranten en die dit uit Parijs heeft, no. 2, respective missives, getekend Dorval en zonder plaats, die alleen over de opera gaan, verklaart hij van Dorval te hebben, maar die niet te hebben gebruikt voor het maken van zijn Nouvelles, no. 3, een biljet in maniere van een paskwil, verklaart hij te hebben gekregen van Tienne le Feebeere, die op de Gevangenpoort zit, met het verzoek deze te laten