Boekhandel en (couranten)drukkerij
1660-1670, 1673 en 1675 (in dit laatste jaar tezamen met de Frankforter uitgever H. van Sand, in 1662 samen met Le Grand) boeken van hem op de Messe (KS 1466).
17-3-1662 kleinpoorter als boekverkoper, 17-7-1662 gildelid.
30-1-1671 werd hij begiftigd met het courantiersambt door burgemeester Gillis Valckenier, die op 27-1-1671 bij loting de begeving van dit ambt ten deel was gevallen, dat vacant was door het overlijden van Jan Jacobsz Bouman. Op 21-3-1686, na de dood van Adriaen van Gaesbeeck (zie aldaar) kreeg hij als enige het recht tot het drukken van alle couranten. Blijkens de dagelijkse notulen van burgemeesteren kreeg hij op 15-12-1689 op zijn verzoek om mede in de Franse taal couranten te mogen uitgeven met zijn naam daartoe de vergunning. Dit recht droeg hij over aan Jean Tronchin Dubreuil (deel II 39).
7-9-1672 onder de eisers tot heroprichting van de schutterijen zijn de boekbinder Hendrik Boom en de boekverkoper Jeronimus Sweerts, die ervan verdacht wordt het drukwerk te leveren; later blijkt dat Commelin dit doet (Bontemantel II 199).
1673 etc. overman van het gilde.
23- en 25-8-, 1-, 6- en 8-9-1674 adv. van veiling door hem (A.C.).
21-5-1674 verschenen Commelin, Smient, Cousart en Ravesteyn de Jonge, alle courantiers, en van Swol, drukker van de Franse couranten, voor burgemeesteren en werd hun aangezegd niets te vermelden over het voorgevallene met de ambassadeur van Engeland. Commelin kreeg de opdracht dit door te geven aan David Terlaer (= Tartas, KS 1455), ‘die geseyt wert een Italiaensche courant te drukken’.
19-3-1679 missive van Huygens op last van de stadhouder aan de courantiers van Amsterdam wordt aan Commelin gericht, die naar aanleiding daarvan bij burgemeesters wordt ontboden (Bontemantel CLIV).
8-5-1687 heeft het exemplaar van de A.C. als onderschrift: ‘'t Amsterdam, bij C. Commelin, en werden verkoft in de Harte-straet, daer 't Vergulde Block in de gevel staet, en op den Dam bij A.D. Oossaen’. De exemplaren daarvóór, tot en met 6 mei, vermelden: ‘'t Amsterdam, bij C. Commelin, en werden verkoft in de Boeckwinckel van Aert Dirksz Oossaen, op den Dam, op de hoek van de Beursstraet’. Van 10 mei af leest men: ‘t'Amsterdam, bij C. Commelin, in de Harte-straet, daer 't Vergulde Block in de gevel staet, en werden verkoft op den Dam bij A.D. Oossaen’. Stellig gaan deze vermeldingen terug op een meningsverschil tussen Commelin en Oossaen, gezien een contract, dat op 21-5-1687 tussen hen beiden voor not. Commelin werd