| |
Uitgaven van Emanuel du Villard
114 Essais de morale. Par Jean la Placete, ci-devant pasteur de l'eglise Françoise de Copenhague. Tome Premier. Seconde edition revûe, corrigée et augmentée considerablement par l'auteur. A Amsterdam, chez Emanuel Du Villard, libraire dans le Kalverstraat, au coin du Jonge Roelof-steeg. 1716. 34 + 392 p. 12o.
Idem. Tome Second. 30 + 334 p. 12o.
Idem. Tome Troisième. 50 + 294 p. 12o.
Idem. Tome Quatrième. 10 + 352 + 31 p. 12o.
Bibl. Nat. Salle de lect. 8o. Aa. 739-742, Br. M.
[Titelpagina's rood-zwart. Putti aan het werk met als opschrift ‘Un travail assidu voit le fruit de ses peines’ (deel I en III in gravure, deel II en IV in druk) als vignetten. Met ongesigneerde titelplaat met opschrift ‘Essais de morale’ in deel I en II, andere in III en IV. In deel IV catalogus van boeken te verkrijgen bij Du Villard.]
21-2-1716: ‘Emanuel Du Villard, libraire à Amsterdam dans le Kalverstraat, au coin du Jonge Roelofsteeg, donne avis au public, et particulierement aux libraires, qu'il a actuellement sous la presse, les Essais de morale de Mr. La Placette, en 4 volumes, considerablement augmentez par l'auteur.’ (Gaz. idem 25-2 en 10-3-1716).
28-8-1716: ‘Emanuel Du Villard, libraire dans le Kalver-straat à Amsterdam, a achevé d'imprimer et vend actuellement... les Essais de morale par Mr. de la Placette, nouvelle edition considérablement augmentée par l'auteur, 12o, 4 vol.’ (Gaz. idem 4-9 en 8-9-1716).
Juli-aug. 1716 bespreking van dit werk in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 570).
1716 aankondiging van dit werk in de Journal literaire (VIII 482) en in de Hist. crit. de la rep. des lettres (XII 430).
1717, 1718 en 1721 Du Villard biedt dit werk te koop aan (cat. Huet en Boursault).
1734 Changuion biedt dit werk 6 vol. 1732 te koop aan (cat. Longus).
De U.B.A. bezit een exemplaar van deel II van de eerste uitgaaf: Nouveaux essais de morale. Seconde partie. A Amsterdam, chés Jean Garrel, marchand libraire, dans le Kalver-straat. 1693. 24 + 380 p. 12o. (van het eerste deel, dat in 1692 bij Jean Garrel verscheen en besproken werd Hist. des ouvr. des savants jan. 1692 p. 205 (2e partie jan. 1694, p. 207), Bibl. univ. et hist. dec. 1691, p. 12o (2e partie sept. 1693, XXV p. 251) vond ik geen exemplaar).
De U.B.A. en de Bibl. Nat. bezitten exemplaren van een uitgaaf van 1697: Nouveaux essais de morale. Par Jean la Placete, pasteur de l'eglise Françoise de Copenhague. Tome Premier. Nouvelle edition, augmentée considerablement par l'auteur. Divisée en quatre volumes. A Amsterdam, chez George Gallet. 1697. 22 + 450 p. 12o. Nouveaux essais de morale. Par Jean la Placete, pasteur de l'eglise Françoise de Copenhague. Tome Second. Nouvelle edition. A Amsterdam, chez George Gallet. 1697. 24 + 380 p. 12o. Suite des nouveaux essais de morale. Par Jean la Placete, pasteur de l'eglise Françoise de Copenhague. Tome III. A Amsterdam, chez George Gallet. 1697. 62 + 277 p. 12o. Idem. Tome IV. 8 + 390 p. 12o (verschillende titelplaten, in deel I met opschrift ‘Essais
| |
| |
de morale’ en deel III met opschrift ‘Essays de morale’, beide gesigneerd ‘P. v.d. Berge inv. et fec.’) (cat. van Br. M. vermeldt, dat het exemplaar daar alleen voor deel I het adres Amsterdam, voor II-IV Cologne heeft). De U.B.A. bezit tenslotte nog een exemplaar van deel I, geheel gelijk aan dat van 1697, echter met jaartal 1698 (de titelplaat ontbreekt hier).
Mei 1697 aankondiging van deel III en IV in de Hist. des ouvr. des savants (p. 430).
± 1698 in beslag genomen dit werk 4 vol. in 12o ‘venu par nouveauté’ (ff 21743, 24).
De Bibl. Nat. bezit ook een uitgaaf van 1732, waarvan deel II ontbreekt: Essais de morale. Par Mr. la Placette. Nouvelle Edition. Tome Premier. A Amsterdam, chez François Changuion. 1732. (met ongesigneerde titelplaat in deel I met opschrift ‘Essais de morale’ en met titelplaat gesigneerd ‘P. v.d. Berge inv. et fec.’ met opschrift ‘Essays de morale’ in deel III). Hieraan zijn toegevoegd een deel V en deel VI, gedrukt bij Changuion in 1731 (met in deel V ongesigneerde titelplaat als in deel III, echter van andere koperplaat en wel dezelfde als in deel III van 1716).
Jean de la Placette (1639-1718), gerefugieerd predikant te Kopenhagen, kwam in 1711 naar de Republiek en bleef daar tot zijn dood. Voor de vele werken, die hij publiceerde, zocht hij steeds uitgevers in Holland. In 1692 verschenen zijn Nouveaux essais de morale bij Jean Garrel te Amsterdam. Op 18-2-1692 schreef Bayle daarover aan Constant: ‘Mr de la Placette, ministre Bearnois, réfugié à Coppenhague, vient de publier de Nouveaux essais de morale, qui sont fort estimez. Ce sont des sermons, qu'il a dépouillés du stile oratoire, pour les habiller en discours, ou dissertations. Cet ouvrage aura d'autres parties.’ (Lettres 1714, I 360). Inderdaad vertelt ook de Preface van de Seconde partie, die in 1693 bij Garrel verscheen, dat de publicatie is voortgezet wegens de goede ontvangst van het eerste deel.
Jean Garrel stierf en de la Placette wendde zich tot de Huguetan's, bij wie deel III en IV in 1697 het licht zagen. Deel I werd toen met vermeerderingen herdrukt. Van deel II waren blijkbaar nog genoeg exemplaren, zodat men daar volstond met het drukken van een nieuwe titelpagina. Op die titelpagina's werd niet de haam van de Huguetan's, maar zoals gebruikelijk, die van George Gallet geplaatst. Met de exemplaren van deze oplaag werd nogal verschillend omgesprongen. Zo zijn er met adres à Cologne en is er ook een exemplaar van deel I, waarop het jaartal 1697 is veranderd in 1698.
Uit een brief van 8-3-1696 van de la Placette aan de Huguetan's (U.B.L.) blijkt, dat hij niet onverdeeld tevreden over hen was. Hij beklaagde zich, dat zij zijn Traité de la restitution, dat zeker afzet zou vinden, niet drukten, en ook dat zij hem de gevraagde Dogmata theologica Petavii, dat hij absoluut nodig had, niet hadden gestuurd. Hij eindigde te dreigen naar een andere uitgever te gaan, daar hij al van twee vrienden verzoeken had gekregen werk naar Holland te zenden om daar uit te geven.
Inderdaad heeft hij naast de Huguetan's ook andere uitgevers gehad. Van 8-1-1699 dateert een brief van de la Placette, die dan te Franeker bij Valet logeert, aan Leers over betaling van boeken. (U.B.L.). Voor zover na te gaan, heeft hij echter bij Leers nooit iets uitgegeven. De catalogus van de Bibl. Nat. noemt naast George Gallet met 4 uitgaven in 1695 (waarvan met adres B. ab Egmong à Cologne), 2 in 1696, 2 in 1697, 3 in 1699, 2 in 1700 en 2 in 1701, Daniel Pain in 1699 en 1700, A. Troyel te 's Gravenhage in 1701, Estienne Roger in 1707, in 1709 (2 ×) en in 1714, Pierre Brunel in 1707, P. Marret in 1708 en H. Scheurleer te 's-Gravenhage in 1714 (2 ×) en in 1715.
De laatste uitgaaf van Scheurleer was de Nouveaux essais de morale, divisez en deux volumes et
| |
| |
qui peuvent servir de suite aux autres essais du même auteur, par Mr. la Placette. Het volgend jaar gaf de auteur bij Du Villard een herdruk van de andere vier delen van zijn Nouveaux essais de morale. In zijn ‘Avertissement sur cette seconde edition’, gedateerd 13-5-1716, vertelt hij, dat hij hier 6 nieuwe essais heeft toegevoegd aan de ongeveer 20 jaar eerder gepubliceerde, die uitverkocht zijn.
Lang na de dood van de schrijver, in 1731 kwam Changuion met een herdruk van de twee delen, die Scheurleer in 1715 had uitgegeven, ditmaal als deel V en VI, en in 1732 met een herdruk van de vier delen, die Du Villard in 1716 in het licht had gegeven.
Voor deel V van 1731 gebruikte Changuion het vignet met inscriptie ‘B.P. del. 1716’, voor de andere delen hetzelfde vignet, hetzij in boekdruk, hetzij in gravure, maar in dit laatste geval van andere koperplaten dan die afgedrukt in deel V. Blijkens zijn oeuvre-catalogus ontwierp, tekende en graveerde Picart in 1716 een devies ‘Un travail assidu voit le fruit de ses peines’. Dit was het vignet of drukkersmerk, dat voor Du Villard bestemd was. In de druk van la Placette van 1716 werd dit ontwerp gebruikt, maar geen gesigneerd exemplaar. De gehele inventaris van de gezamenlijke uitgeverij van Du Villard en Changuion kwam bij de beëindiging van de compagnieschap aan de laatste, dus ook de koperplaten. Deze gebruikte hij nog een enkele maal in geval van herdrukken. Ook Du Villard bleef het ontwerp van Picart gebruiken, toen hij zijn werkzaamheden in Genève uitoefende. De Inventaire des marques d'imprimeurs et de libraires (Paris 1888) noemt dit merk zelfs nog bij zijn gelijknamige zoon in 1758: Sous une treille chargée de raisins, quatres petits génies se livrent à des travaux d'agriculture, bêchent la terre et taillent des arbres (devise: Labor improbus omnia vincit).
In 1716 liet Du Villard door een onbekende titelplaten voor deel I en III maken. In 1731 nam Changuion de tweede plaat daarvan over voor deel V, in 1732 voor deel I de plaat van 1716, voor deel III echter de oude koperplaat, die P. van den Berge in 1697 voor de Huguetan's voor deel III had vervaardigd.
| |
115 Bibliotheque des dames, contenant des règles générales pour leur conduite dans toutes les circonstances de la vie. Ecrite par une dame, et publiée par M. le chev. R. Steele. Traduite de l'Anglois. A Amsterdam, chez Emanuel Du Villard, libraire dans le Kalverstraat, au coin du Jonge Roelof-steeg. 1716. 10 + 524 + 4 p. 12o.
K.B. 897 F 64 etc., Br. M. 8416. d. 7, München.
[Titelpagina rood-zwart. Putti aan het werk, gesigneerd ‘B.P. del. 1716’ en met opschrift ‘Un travail assidu voit le fruit de ses peines’ als vignet. Met titelplaat gesigneerd ‘B. Picart del. et scul. dir. 1716’. Achterin: ‘Catalogue des livres nouveaux qui se trouvent à Amsterdam, chez Emanuel Du Villard, libraire dans le Kalverstraat, pour l'année 1716.’]
| |
| |
| |
Bibliotheque des dames, contenant des regles génerales pour leur conduite, dans toutes les circonstances de la vie. Ecrite par une dame, et publiée par Mr. le chev. R. Steele. Traduitede l'Anglois par Mr. Janiçon. Tome Premier. Seconde edition. A Amsterdam, chez Du Villard et Changuion. 1719. 12 + 546 + 18 p. 12o.
Idem. Tome Second. A Amsterdam, chez Du Villard et Changuion. 8 + 425 + 18 p. 12o.
Bibl. Nat. 8o R 29845, K.B. (deel II).
[Titelpagina rood-zwart. Vignetten als boven, in deel I gesigneerd ‘B.P. del. 1716’, in deel II ongesigneerd. Boven de opdracht voorin deel I ‘A madame la baronne de Randwijck, née baronne de Lynden’ een vignet met haar wapens, gesigneerd ‘B. Picart del. 1719.’ Voorin deel II: ‘Livres imprimez chez Du Villard et Changuion, libraires à Amsterdam, dans le Kalverstraat’ en ‘Catalogue des livres nouveaux de l'année 1719.’]
| |
La bibliotheque des dames, contenant des regles generales pour leur conduite, dans toutes les circonstances de la vie. Avec des remarques historiques et critiques sur les modes, et habillemens des anciens et modernes. Ecrite par une dame, et publiée par M. le chevalier R. Steele, auteur du Spectateur ou Socrate moderne. Traduite de l'Anglois par M. Janiçon. Tome Premier. A Amsterdam, chez Du Villard et Changuion. 1724. 8 + 546 + 18 p. 12o. Idem. Tome Second. A Amsterdam, chez Du Villard et Changuion. 1724. 2 + 425 + 18 p. 12o.
Bibl. Nat. R 20098-20099.
[Titelpagina's zwart. Vier kruisjes als vignetten.]
21-2-1716: ‘Emanuel Du Villard, libraire à Amsterdam... imprime aussi la Bibliothèque des dames contenant des regles generales pour la conduite des femmes dans toutes les circonstances de la vie, écrite par une dame, et publiée par Mr. Steele, 12o 2 vol.: traduite de l'Anglois.’ (Gaz. idem 25-2- en 10-3-1716).
28-8-1716: ‘Emanuel Du Villard, libraire dans le Kalver-straat à Amsterdam a achevé d'imprimer et vend actuellement les deux livres suivans: la Bibliothèque des dames, contenant des regles generale pour leur conduite dans toutes les circonstances de la vie, écrite par une dame, publiée par le chev. R. Steele, et traduite de l'Anglois, 12o.’ etc. (Gaz. idem 4-9 en 8-9-1716).
1716 bespreking in de Bibl. anc. et mod. (VI 225) en in de Hist. crit. de la rép. des lettres (XII 460).
1716 en 1717 aankondiging en bespreking van dit werk in de Journal literaire (VIII 482 en IX 68).
1718 Du Villard biedt dit werk te koop aan (cat. Huet).
15-4-1718: ‘Du Villard et Changuion, libraires dans le Kalverstraat près du Dam, donnent avis au public qu'ils ... imprimeront dans peu... le second volume de la Bibliothèque des dames de Mr. Steele, traduit de l'Anglois.’ (Gaz. idem 19-4-1718).
17-3-1719: ‘Du Villard et Changuion, libraires dans le Kalverstraat à Amsterdam... donneront incessamment le second volume de la Bibliotheque des dames de Mr. Steele, traduite de l'Anglois.’ (Gaz.).
7-4-1719: ‘Du Villard et Changuion, libraires à Amsterdam, ont imprimé et débitent actuellement le second volume de la Bibliothèque des dames, contenant des regles génerales pour leur conduite dans toutes les circonstances de la vie, par Mr. le chevalier Steele, traduit de l'Anglois.’ (Gaz. idem 11-4-1719).
1719 bespreking van deel II in de Bibl. anc. et mod. (XI 414).
1721 Du Villard biedt dit werk 12o 2 vol. 1719 te koop aan (cat. Boursault).
De U.B.A. en de Bibl. Nat. bezitten exemplaren van het derde deel: Bibliotheque des dames, contenant des
| |
| |
regles génerales pour leur conduite, dans toutes les circonstances de la vie. Ecrite par une dame, et publiée par Mr. le chev. R. Steele. Traduite de l'Anglois. Tome Troisieme. A Amsterdam, chez François Changuion. 1724. 12 + 418 + 26 p. 12o (met ongesigneerd vignet met putti en voorin: ‘Catalogue des livres nouveaux, qui serouvent chez Francois Changuion’).
De bijbehorende delen I en II zijn een herdruk van 1727: Bibliotheque des dames, contenant des regles generales pour leur conduite, dans toutes les circonstances de la vie. Ecrite par une dame, et publiée par Mr. le chev. R. Steele. Traduite de l'Anglois. Tome Premier. Troisieme edition. A Amsterdam, chez François Changuion. 1727. 10 + 546 + 18 p. 12o. Idem. Tome Second. Troisieme edition. A Amsterdam, chez François Changuion. 1727. 10 + 425 + 18 p. 12o (beide met vignetten met putti, gesigneerd ‘B.P. del. 1716’, voorin deel I titelplaat van 1716).
21-7-1724: ‘François Changuion, libraire à Amsterdam, a imprimé et débite le Babillard ou le Nouvelliste philosophe traduit de l'Anglois de Mrs. Addison et Steele I 12o. Le même publiera dans peu le troisième tome de la Bibl. des dames et...’. (Gaz.).
26-9-1724 aankondiging van de verkoop van dit alles (Gaz.).
1734 Changuion biedt dit werk 12o 3 vol. 1727 te koop aan (cat. Longus).
Sir Richard Steele (1672-1729), vooral bekend als redacteur van de Tatler en de Spectator, publiceerde in 1714 ook in 3 delen the Ladies library. Written by a lady and published by Mr. Steele. Reeds op 15-2-1715 kondigde Pierre Humbert in de gazette aan, dat hij het drukken van twee delen van dit werk ‘traduit de l'Anglois’ had beëindigd. Wat hiervan waar was, kan ik niet zeggen. Zeker is, dat Du Villard precies een jaar later adverteerde, dat hij de Franse vertaling ter perse had gelegd en dat deze pas in augustus 1716 het licht zag, en wel het eerste deel.
Het tweede deel, dat al in 1716 was aangekondigd, liet op zich wachten tot april 1719. Toen kwam het bij Du Villard en Changuion, die zich inmiddels geassocieerd hadden, van de pers. Blijkbaar was deel I intussen uitverkocht en werd dit daarom herdrukt. Waarschijnlijk gebeurde dat iets later, daar de advertenties, die deel II aankondigen, er niet van reppen. In 1719 werd op de titelpagina de naam van de vertaler vermeld. Dat was François Michel Janiçon (1674-1730), in die tijd medewerker achtereenvolgens aan de Amsterdamse, de Rotterdamse en de Utrechtse gazette. Zijn vertaling droeg hij op aan Anna Theodora van Randwijck-van Lynden.
Pas na het vertrek van Du Villard verscheen deel III, blijkbaar door een ander dan Janiçon vertaald. Een naam van een vertaler wordt op de titelpagina althans niet meer vermeld. Waarschijnlijk daarom is deze ook weggelaten op de titelpagina's van de herdruk van deel I en II in 1727. Exemplaren van deel III waren toen kennelijk nog voldoende voorradig, zodat Changuion niet tot herdruk daarvan overging.
In 1724, vermoedelijk vóór het verschijnen van deel III, zag nog een nadruk van de delen I en II het licht. Waar en door wie dit geschiedde, kan ik niet zeggen, daar de werken verschenen met het oorspronkelijke adres van de uitgaaf van 1719, dus op naam van Du Villard en Changuion, die toen allang hun compagnieschap hadden geliquideerd. De tekst van deze nadruk wijkt op enkele plaatsen enigszins af van de oorspronkelijke.
| |
116 Deze uitgaaf, die wel in druk is verschenen, heb ik niet gevonden.
1719: ‘La faction de la Grande-Bretagne caractérisée et confonduë, ou sermon sur ces paroles, “En perils entre de faux freres’, où l'on réfute ce qu'il y a d'essentiel dans le discours du docteur Sacheverel sur ces mêmes paroles, par I.A. du Bourdieu, 8.’ (Livres impriméz chez Du Villard et Changuion, cat. Steele en Piganiol de la Force).
| |
| |
Het Br. M. bezat een exemplaar van deze preek, in de oorlog vernietigd: La faction de la Grande Bretagne caractérisée et confonduë. Ou sermon sur ces paroles de la 2. épître de St. Paul aux Corinthiens, chap. 11, v. 26. En périls entre faux frères. Où l'on réfute ce qu'il y a d'essentiel dans le discours du docteur S-l sur ces-mêmes paroles. Prononcé le 7. de juin, etc. M. Chastel, Londres 1716. 32 p.
Haag vermeldt in zijn supplement onder J.A. Dubourdieu twee verschillende drukken van deze preek en wel een van 44 p. ‘Londres, Moise Chastel, 1716, 8o’ en een van 32 p. ‘Amsterdam, chez Emm. Du Villard, 8o’ en bovendien nog een Engelse versie van deze preek, die in dezelfde tijd verscheen.
Daar de familie Jordan waarschijnlijk ook nog direct of indirect betrokken is geweest bij de uitgave van de preken van Henry Sacheverell, befaamd predikant en ijveraar voor de belangen van de High Church, zal ik hiet wat uitvoeriger ingaan op de voorgeschiedenis dan ik anders zou hebben gedaan.
In augustus en november 1709 veroorzaakten twee preken van Sacheverell een geweldige opschudding. Een vervolging tegen hem ingesteld leidde ertoe, dat hem drie jaren lang het preken werd verboden. De preken werden uiteraard gedrukt en dat in geweldig grote oplagen. Men spreekt van 40 000 exemplaren. Het feit, dat zij beide in het openbaar verbrand werden, zal de vraag ernaar nog groter hebben gemaakt. Vooral de tweede preek, die Sacheverell op 5/16 november 1709 voor de Lord Mayor in de St. Paul's hield, had geweldig veel aftrek. Het Br. M. bezit exemplaren van drie drukken, een eerste en tweede bij H. Clements en een andere bij H. King. Een van deze drukken bood Claude Jordan op 7-3-1710 in de gazette te koop aan: ‘le Sermon du Dr. Sacheverel, en Anglois, préché devant le Lord Maire de Londres etc. 8o.’
Ook een Franse vertaling zag het Echt en wel in 1710 bij R. Roberts te Londen. De Bibl. Nat. bezit hiervan een exemplaar, evenals van een Amsterdamse editie van dezelfde preek, die T. Lombrail nog in 1711 te Amsterdam uitgaf: Sermon du Dr. Sacheverell sur ces paroles de la 2. Ep. aux Cor., Chap. XI 26 ‘J'ai été, souvent exposé à des périls du côté des faux frères’ prononcé dans l'église... de S. Paul à Londres, le 5-16 de november 1709.’ William Sewel vertaalde de preek in het Hollands voor J. Swart, die eveneens in 1710 met zijn druk kwam (Knuttel 15871).
Alom was dan ook de belangstelling groot voor deze preken, waarin niet alleen de befaamde non-resistance theorie van de spreker tot uiting kwam, maar ook zijn duidelijke voorkeur voor een erfopvolging door de Jacobieten en niet door de Hannoverse pretendent. Zijn eerste preek na afloop van de bovengenoemde drie jaren had niet minder succes. Peignot (II 150) vertelt, dat de uitgever daarvoor 100 £ aan Sacheverell betaalde. Het Br. M. bezit exemplaren van deze druk: The Christian triumph: or, the duty of praying for our enemies, illustrated... from our blessed saviour's example on the cross: in a sermon preach'd... on Palm-Sunday, 1713. W. Bowyer for H. Clements: London, 1713. 8o. Een Franse vertaling van deze preek vond ik niet. Uiteraard heeft die echter wel bestaan. Claude Jordan vermeldt die in zijn Clef du cabinet van augustus 1713 (XIX 134): ‘On a imprimé en Hollande une traduction Françoise du sermon que le célèbre docteur Sacheverel prêcha à Londres au mois d'avril, sur ces paroles de l'evangile; Et Jesus disoit, Pere pardonnez-leur, car ils ne sçavent ce qu'ils font.’ etc. Lombrail was al twee jaar eerder gestorven en ditmaal was het C. Petzold, die de preek drukte, zoals blijkt uit een advertentie van 2-6-1713 in de gazette.
Toen enige jaren later de Jacobieten in Schotland weer het hoofd opstaken, knoopte Jean Armand
| |
| |
Dubourdieu (st. 1726 of later, vergel. Labrousse 354), een bekend Frans predikant en vurig voorstander van de Hannovers, aan het thema van Sacheverell's preek van 1709 vast en bestreed op zijn beurt met grote felheid de non-resistance theorie. Deze preek drukte Moise Chastel te Londen in het Frans, terwijl ongeveer tegelijkertijd ook een Engelse versie het licht zag. Volgens de opgaaf van Haag besloeg de Londense uitgaaf van Chastel 44 pagina's en de nadruk, die Du Villard te Amsterdam in het licht gaf, 32 pagina's. De opgaaf in de catalogus van het Br. M. van de nu vernietigde druk van Chastel doet echter vermoeden, dat Haag de beide exemplaren door elkaar haalt.
| |
117 Memoires sur le commerce des Hollandois, dans tous les etats et empires du monde. Où l'on montre quelle est leur maniere de le faire, son origine, leur grand progrès, leurs possessions et gouvernement dans les Indes. Comment ils se sont rendus maîtres de tout le commerce de l'Europe. Quelles sont les marchandises convenables au trafic maritime. D'où ils les tirent, et les gains qu'ils y font. Ouvrage aussi curieux que nécessaire à tous les négocians. A Amsterdam, chez Emanuel Du Villard, libraire dans le Kalverstraat au coin du Jonge Roelof-steeg. 1717. 24 + 283 + 12 p. 12o.
U.B.A. 2346 D 34, Bibl. Nat. M 20094.
[Titelpagina rood-zwart. Putti aan het werk, met opschrift ‘Un travail assidu vout le fruit de ses peines’ (in druk) als vignet. Achterin: ‘Catalogue des livres nouveaux qui se trouvent à Amsterdam chez Emanuel Du Villard, libraire dans le Kalverstraat, pour l'année 1716’.]
| |
Memoires sur le commerce des Hollandois, dans tous les etats et empires du monde. Où l'on montre quelle est leur manière de le faire, son origine, leur grand progrès, leurs possessions et gouvernement dans les Indes. Comment ils se sont rendus maîtres de tout le commerce de l'Europe. Quelles sont les marchandises convenables au trafic maritime. D'où ils les tirent, et les gains qu'ils y font. Ouvrage aussi curieux que nécessaire à tous les négocians. Nouvelle edition augmentée de plusieurs mémoires, et du tarif general d'Hollande. A Amsterdam, chez Du Villard et Changuion, libraires dans le Kalverstraat près du Dam. 1718. 16 + 215 + 9 + 104 p. 12o.
U.B.A. 487 E 23, Bibl. Nat. 8o M. 17802.
[Titelpagina rood-zwart. Putti aan het werk, met opschrift ‘Un travail assidu voit le fruit de ses peines’ (in druk, omgekeerd van vorige) als vignet. Middenin: ‘Catalogue de livres nouveaux et autres, qui se trouvent à Amsterdam, chez Emanuel Du Villard, libraire, dans le Kalverstraat, pour l'année 1718.’ Aan het eind: ‘On trouve aussi chez ledit Emanuel Duvillard toutes sortes de livres de dévotion et autres, tant anciens que modernes, à un prix raisonnable.’]
| |
| |
28-8-1716: ‘Emanuel Du Villard, libraire dans le Kalverstraat à Amsterdam... débitera dans peu, Mémoires sur le commerce des Hollandois dans tous les etats du monde, contenant son origine, leur grand progrès, leurs possessions et gouvernement dans les Indes, etc. 12o.’ (Gaz. idem 4-9 en 8-9-1716).
30-10-1716: ‘Emanuel Du Villard, libraire dans le Kalverstraat au coin du Jonge Roelofsteeg, donne avis au public, qu'il vient d'achever d'imprimer un livre curieux intitulé: Memoires sur le commerce des Hollandois... Ouvrage aussi curieux que nécessaire à tous les négocians, 12o.’ (Gaz.).
Nov.-dec. 1716 bespreking in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 867).
1716 aankondiging van dit werk in de Journal literaire (VIII 482), met mededeling: ‘Ce livre est de M. Huet, et est une espèce de suite de son Histoire du commerce des anciens, dont on a donné un extrait dans ce journal p. 337’.
1716 en 1717 aankondiging van dit werk in de Hist. crit. de la rep. des lettres (XII 435, XIII 408).
1716 en 1717 aankondiging en bespreking van dit werk in de Bibl. anc. et mod. (VI 459 en VII 414) met mededeling, dat dit werk van de schrijver is wiens Traité... besproken is in deel V 455. ‘Si l'auteur de ce livre entendoit les discours, que les marchands font communément ici, il rabattroit beaucoup de la haute idée qu'il a du négoce de ce pais.’ Ten gevolge van de oorlogen en de hoge prijzen daardoor is de toestand geheel anders dan voorgesteld. ‘Il y a ici beaucoup de choses, qui ont changé depuis le tems, auquel Mr. Huet fit ce recueil, auquel néanmoins il a ajoûté plusieurs choses depuis’ (gedoeld wordt o.a. op een rapport over Indië van Braems uit 1698).
15-4-1718: ‘Du Villard et Changuion, libraires dans le Kalverstraat près du Dam, donnent avis au public, qu'ils ont imprimé les Mémoires sur le commerce des Hollandois, etc. 8o considerablement augmentez, outre le tarif général de Hollande, qu'ils y ont ajoûté, pour la commodité des marchands, et sur tout des étrangers.’ (Gaz.).
1721 Du Villard biedt dit werk 1718 8o te koop aan (cat. Boursault).
1734 Changuion biedt dit werk 8o te koop aan (cat. Longus).
De Bibl. Nat. bezit een aantal exemplaren van de oorspronkelijke uitgaaf: Le grand tresor historique et politique du florissant commerce des Hollandois, dans tous les etats et empires du monde. Quelle est leur maniere de le faire, son origine, leur grand progrés, leurs possessions et gouvernement dans les Indes. Comment ils se sont rendus maîtres de tout le commerce de l'Europe. Quelles sont les marchandises convenables au trafic maritime. D'où ils les tirent, et les guains qu'ils y font. Ouvrage aussi curieux que nécessaire à tous les négocians. Trés propre à rétablir le commerce de France. A Rouen, chez Ruault libraire, ruë S. Lo à l'Occasion. 1712. Avec privilege du Roy. 22 + 332 p. 12o (table en privilege ontbreken).
Idem. Met adres: A la Haye, chez Henry Frik, dans le Cours. 1713. 22 + 332 p. 12o. (table en privilege ontbreken. Nieuwe titelpagina, waarop weggelaten is: ‘Trés-propre à retablir le commerce de France’).
Idem. Met adres: ‘A Rouen, et se vend a Paris, en la boutique de la veuve Barbin. Chez Pierre Huet au Palais, sur le second perron de la Sainte Chapelle, au Soleil-Levant. 1713. Avec approbation et privilege du Roy. 30 + 332 p. 12o. (met appr. van 17-8-1711 van Raguet, priv. van 30-1-1712 voor Pierre-Nicolas Ruault libraire te Rouen voor dit werk voor 6 jaar, gereg. 7-2-1712 te Parijs en 24-2-1712 te Rouen. Titelpagina van hetzelfde zetsel als de vorige tot en met négocians, daarna ander zetsel voor het adres).
Idem. Met adres: ‘A Paris, chez François Fournier, ruë Saint Jacques, aux Armes de la Ville. 1714. Avec privilege du Roy. 28 + 332 + 1 p. 12o.
Idem. Met adres: ‘A Rouen, et se vend a Paris, chez Jacques Josse, ruë S. Jacques, à la Colombe Royale, proche S. Yves. 1714. Avec privilege du Roy. 26 + 332 p. 12o. (privilege ontbreekt. Op deze titelpagina is wel toegevoegd: ‘et très-propre à rétablir le commerce de France’).
De U.B.A. bezit ook het eerste en laatste exemplaar van de bovengenoemde uitgaaf, waarvan alle exemplaren een zelfde zetsel hebben.
De U.B.A. bezit ook een exemplaar van een Hollandse vertaling: De Hollandsche koophandel staatkundig verhandelt. Vervattende den oorsprong en voortgang van dien handel; de wijze waarop die gedreven word; de regeerings-vorm en bezittingen der Hollanders in de Indiën, en door welke middelen zij hunnen handel door de geheele werreld hebben uitgebreid. In 't Fransch beschreven door den heer Huet, bisschop van Avranches. En uit die taale overgebragt, en met eenige bijvoegzelen vermeerdert. t'Amsterdam, bij A. van Damme, N. ten Hoorn, en J. Ratelbandt. 1717. (met een ‘Bericht des overzetters’, waarin hij uiteenzet, hoe hij toevoegingen, bijv. over de Hanze, met een * of † gemerkt heeft).
Aan dit boek wijdde prof. P.J. Blok twee uitvoerige studiën, namelijk ‘Parijsche handschriften over den Nederlandschen handel omstreeks 1700’ (Versl. en Meded. der Koninkl. Akad. van Weten- | |
| |
schappen, afd. Letterkunde, 4e reeks V, 1902, 211-240) en ‘Memoire touchant le negoce et la navigation des Hollandois’ (Bijdr. en Meded. Hist. Gen. XXIV, 1903, 221-342). Ik zal daaruit hier slechts het belangrijkste wat de uitgaaf zelf betreft overnemen.
Blok geeft een beschouwing over allerlei onderling wat afwijkende handschriften, gewijd aan datzelfde onderwerp, die op het einde van de 17de eeuw in Frankrijk circuleerden. Zij waren bestemd voor het gebruik ‘particuliérement des personnes qui remplissent les charges et les emplois publics, soit de justice, police, ou des finances.’ In 1699 werd een exemplaar van het later gepubliceerde handschrift aan de Bonrepaus, de Franse ambassadeur te 's Gravenhage, toegezonden.
De naam van Pierre Daniel Huet (1630-1721), de bekende veelzijdige geleerde en voormalig bisschop van Avranches, werd in verband met dit werk direct genoemd in de recensies in de tijdschriften in Holland en daarna overgenomen op de titelpagina van een Hollandse vertaling. Huet zelf heeft nooit officieel erkend de schrijver te zijn. Daarom is Blok aan het zoeken gegaan naar bewijzen en heeft deze op aanwijzing van de vroegere besprekingen inderdaad gevonden. Eenmaal verspreekt de schrijver zich namelijk door een van zijn andere geschriften te noemen. Dat was de Histoire du commerce et de la navigation des anciens, die in 1716 bij Fournier te Parijs anonym het licht zag, maar later wel door Huet is erkend. Blok heeft kunnen vaststellen, dat de Memoires sur le commerce des Hollandois van 1697 dateert. Huet was in 1652 zelf in Holland geweest, maar kreeg van anderen veel recenter gegevens. De memorie van Daniel Braems, die hij afdrukte, was van 1688 en niet van 1698, zoals in de gedrukte memoires wordt gezegd. Aan het in 1694 verschenen Le négoce d'Amsterdam van Jacques le Moine de l'Espine kon Huet ook heel veel ontlenen (L. Jansen, ‘De Koophandel van Amsterdam’ etc., Amsterdam 1946, 33).
Op de merkwaardigheden van de verschillende drukken is Blok niet nader ingegaan, zodat ik dat hier wat uitvoeriger zal doen. Huet was een van de Franse auteurs, die ook de Hollandse libraires bij de publicaties van hun werken inschakelden. De zevende editie van zijn Traité de la situation du paradis terrestre, waarvan de eerste editie in 1691 te Parijs bij J. Anisson het licht had gezien, verscheen in 1701 bij P. Brunel te Amsterdam met op de titelplaat het adres van F. Halma. Dat dit geen nadruk was, blijkt uit twee brieven van Huet van 25-6- en 6-9-1700 aan Halma, waarin hij zijn vreugde betuigt over het drukken van dit werk, en meedeelt, dat hij het manuscript door Dezallier in Parijs zal laten sturen (U.B.L.). Ook vraagt Huet Halma om aan de Utrechtse boekverkoper Broedelet een boodschap over te brengen. Willem Broedelet had in 1694 en 1700 drukken van de Poemata van Huet het licht doen zien.
Voor zijn memorie over de Hollandse handel wendde Huet zich echter blijkbaar tot Ruault in Rouen. Hij zelf vertoefde toen meestal op de abdij de Fontenay bij Caen, zodat deze keuze zeer verklaarbaar was. Op 17-8-1711 kwam de approbation af en op 30-1-1712 het privilege, dat op naam van Ruault werd gezet. Inderdaad bestaan er exemplaren met het adres van Ruault en het jaartal 1712 van dit werk, dat de fraaie titel le Grand tresor historique et politique du florissan commerce des Hollandois kreeg. Zij hebben echter nooit het privilege, ofschoon het op de titelpagina vermeld wordt, en nooit een inhoudsopgaaf.
Er moet iets gebeurd zijn, wat een spaak in het wiel heeft gestoken. Pierre Nicolas Ruault zat van 3-6-1713 tot 27-10-1713 in de Bastille voor een ‘délit de librairie’. Zes boeken, die daarbij betrokken
| |
| |
waren, werden verbrand in het openbaar. (Funck-Brentano no. 2192). Daaronder was uiteraard niet het met privilege voorziene werk van Huet. Misschien heeft deze zaak echter remmend gewerkt op zijn verdere handel in boeken en nam Huet daarom liever een Parijse uitgever. Voor de vier andere uitgaven, alle met precies hetzelfde zetsel als die van Ruault, twee van 1713 en twee van 1714 kan ik al evenmin een goede verklaring geven. De uitgaaf van 1713 bij Pierre Huet vertoont alle gebruikelijke kenmerken van een Franse uitgaaf. De gelijktijdige uitgaaf bij Henry Frik à la Haye was kennelijk voor het buitenland bestemd. Het was een gefingeerd drukkersadres, dat in 1713 blijkens de gegevens bij Kossmann ook voor een ander boek werd gebruikt. De titelpagina's tonen, dat deze twee uitgaven van 1713 van de Grand Trésor tezamen behoren. Wat men voor had met de twee uitgaven van 1714, waarvan die van Fournier, die in 1716 ook een ander werk van Huet zou uitgeven, de gebruikelijke vorm had, is mij niet duidelijk. Het weglaten van de zin ‘Trés propre à rétablir le commerce de France’, die alleen de exemplaren van Ruault en Josse hebben, moet een betekenis hebben. Ook deze kan ik niet doorgronden. Men zou een dergelijke zin eerder verwachten in de exemplaren, die met privilege verschenen.
Blok veronderstelde, dat Huet zich niet als auteur heeft willen openbaren als gevolg van de ongunstige kritieken, vooral van le Clerc. Ik wil hier echter opmerken, dat de onbekende redenen, die leidden tot het maken van deze vijf verschillende titeluitgaven, misschien mede oorzaak zijn geweest voor de anonymiteit, die Huet altijd is blijven betrachten.
Er is één punt in de uitgaaf, dat daar aanleiding toe kan hebben gegeven, en wel het rapport van Daniel Braems. De O.I. Compagnie was altijd zeer geheimzinnig met gegevens over haar bezittingen en zal dat ongetwijfeld ook geweest zijn met het bovengenoemde wat sombere rapport van Braems. Uit de brieven, bewaard in de afdeling ‘Affaires étrangères’ van de Archives Nationales, blijkt, dat de Franse ambassade hier door omkoop regelmatig gegevens in handen wist te krijgen. Zo zal ook het rapport in Frankrijk zijn gekomen, hetzij via Braems, hetzij via een van de andere ambtenaren van de Compagnie. In 1712 was dit reeds 24 jaar oud en daarom misschien dateerde men het op 1698 in plaats van 1688, het werkelijke jaartal. Mogelijk deinsde Huet echter uiteindelijk toch nog terug voor de uitgaaf van een dergelijk stuk, waaruit moeilijkheden konden voortkomen.
Bij publicatie in 1717 trok het zeer de aandacht. Bernard, in zijn bespreking in de Nouv. de la rep. des lettres, dacht zelfs aan een vervalsing: ‘Je n'ai garde de m'inscrire en faux contre cette piéce; parce que ce n'est pas ma coutume d'assurer ce que je ne sai point; mais il faut que l'auteur fût un peu chagrin, lorsqu'il la composa, ou que les affaires de la compagnie des Indes soient en mauvais état, dans ces pays éloignez, ce qui est démenti par les repartititions qu'elle fait toutes les années: car, si cet auteur en est cru, il y a peu d'endroits où il n'en coûte plus à la compagnie, pour le négoce qu'elle y fait, qu'elle n'en retire de profit. Cela est il croyable?’ Dat de belangstelling in de Republiek voor dit rapport groot was, blijkt o.a. ook uit de overname ervan in een uitgaaf van J.F. Bernard te Amsterdam in 1725, het Recueil des voyages qui ont servi à l'etablissement et aux progrès de la compagnie des Indes Orientales formée dans les Provinces-Unies des Pais-Bas, een tweede vermeerderde editie van een uitgaaf van Estienne Roger van 1702-1707. (bespr. in de Bibliothèque Françoise IV, 140).
| |
| |
Merkwaardig is, dat ik geen bespreking vond van één van de vijf uitgaven van de Franse druk - een schrille tegenstelling tot de bovengenoemde Histoire du Commerce et de la navigation des anciens van 1716 - en evenmin een vermelding in de besprekingen van de uitgaaf van Du Villard van 1717, dat men met een nadruk te doen had. In verband daarmee zou ik aan de mogelijkheid willen denken, dat in 1717 nog geen van die vijf uitgaven het licht had gezien. Du Villard moet dan op een of andere geheimzinnige wijze in het bezit van een exemplaar zijn gekomen. Het overnemen van het onjuiste jaartal 1698 in plaats van 1688 wijst er namelijk op, dat hij het gedrukte werk als copie gebruikte, niet een van de manuscripten, die volgens een bericht in de Navorscher (II 93) wel het jaar 1688 gaven.
Deze Amsterdamse uitgaaf van 1717 heeft enorm succes gehad. De vertalingen in het Spaans, Engels, Duits en Hollands zijn waarschijnlijk alle van deze druk gemaakt. De Engelse vertaling, waarvan een exemplaar op het British Museum berust, zegt het uitdrukkelijk ‘Done from the French now printed at Amsterdam’. Niet minder dan twee Hollandse vertalingen zagen het licht, een bij Bernardus Mourik te Amsterdam zonder jaartal (K.B.) en een met het jaartal 1717, waarop vermeld ‘In 't Fransch beschreven door den heer Huet, bisschop van Avranches’, eveneens te Amsterdam bij A. van Damme, N. ten Hoorn, en J. Ratelbandt. Blok meent, dat le Clerc, die het werk had gerecenseerd, de vertaler van deze laatste uitgaaf was. Dit is stellig niet het geval, daar le Clerc altijd in het Latijn of Frans schreef en waarschijnlijk het Hollands niet genoeg machtig was om het te schrijven, laat staan daarin te vertalen. Persoonlijk lijkt het mij zeer waarschijnlijk, dat Isaac le Long de vertaler en bewerker van deze uitgaaf was. Niet alleen had hij een grote kennis van zaken, die het hem mogelijk maakte met verbeteringen en vermeerderingen te komen, maar ook vertaalde hij nogal eens, zowel in het Hollands als in het Duits. Hij had voor de bovengenoemde Andries van Damme en Johannes Ratelbandt de Koophandel van Amsterdam van le Moine de l'Espine bewerkt, welke uitgaaf in 1714 het licht had gezien. Het lag voor de hand, dat men hem ditmaal weer inschakelde. Een ‘Bericht des overzetters’ wijst erop, dat alle toevoegingen zijn gemerkt.
Du Villard, die zelf vlot door zijn oplaag was heengekomen, benutte deze verbeterde vertaling op zijn beurt, toen hij een tweede druk ter perse legde. Ik zal hem zelf aan het woord laten: ‘Avertissement du libraire’. ‘Cet ouvrage a eu beaucoup de succès, tant en France que dans ces provinces, où, même, il a été traduit en Hollandois (noot: Il a aussi été traduit et imprimé en Anglois à Londres, et en Allemand à Leipsik.) avec des additions. Ce n'est pas que les additions s'accordent en tout avec les sentimens et les vûes de l'auteur; mais cela ne les rend que plus considérables, en ce qu'elles font remarquer l'esprit et le génie de chacune des deux nations, sur le sujet du commerce. C'est pourquoi l'on a jugé d'autant plus à propos de les insérer dans cette nouvelle edition, et pour ne donner pas occasion de s'y méprendre, on les a marquées de guillemets. On a aussi recueilli ce qui a été dit et écrit touchant cet ouvrage pendant le cours de l'edition précédente et l'on a enrichi celle-ci des principales remarques qui ont été faites. De sorte qu'on peut regarder ce livre comme plus instructif encore et plus utile qu'il ne l'etoit d'abord; sur tout à cause de la piéce nouvelle qui se trouve à la fin de la traduction (noot: Cette traduction Hollandoise est tronquée par le retranchement qu'ils y ont fait du rapport de Daniel Braems aux Etats Généraux, et de plusieurs autres endroits considé- | |
| |
rables qui se trouvent dans cette edition, ce qui la rend préférable à toute autre.) Hollandoise, et qui contient beaucoup de choses curieuses et importantes. On espère donc que cette edition ne sera pas moins bien recûë que celle qui l'a précédée, et que le
lecteur et le libraire auront lieu d'en être contens. Outre les augmentations insérées dans cette nouvelle edition, l'on a crû faire plaisir aux marchands, et sur tout aux etrangers, d'y ajoûter le tarif des droits d'entrée et de sortie de toutes les marchandises, l'on n'a épargné ni soins ni peines pour en avoir un qui fût correct et fidelle.’
Zo kwam de tweede en vermeerderde uitgaaf bij Du Villard en Changuion in 1718 uit. Eén toevoeging in de Hollandse uitgaaf werd niet overgenomen en wel de vermelding van Huet op het titelblad. Ongetwijfeld was de naam van deze auteur een attractie. Ik vraag mij daarom dan ook af, of Du Villard niet verplicht was die naam te verzwijgen en wel omdat hij persoonlijk contact met de auteur had. Huet had al eerder in Holland laten drukken en het is dan ook allerminst ondenkbaar, dat hijzelf na het om een duistere reden mislukte uitgeven van zijn werk in Frankrijk dit in Amsterdam had laten plaats vinden.
Aan het werk van Huet werd toegevoegd het ‘Tarif general et nouveau des revenus publics, qui par ordre des hauts et puissans seigneurs les Etats Généraux des Provinces-Unies des Pais-Bas, doivent être levez sur toutes les marchandises et denrées, qui entreront ou sortiront des dites provinces, soit par eau, ou par terre, avec les droits d'apréciations d'icelles. Revû et corrigé de nouveau, et augmenté de plusieurs remarques, qui jusques à présent n'ont pas été mises dans le tarif Hollandois.’ Als grondslag daarvoor diende waarschijnlijk een zelfde publicatie in de tweede druk van 1710 van het reeds genoemde werk, le Négoce d'Amsterdam, van Jacques le Moine de l'Espine.
Niet alleen de uitgever in zijn avertissement voorin de tweede druk, maar ook Blok prijst deze uitgaaf als de belangrijkste en beste van alle uitgaven. Blok noemt nog een aantal andere edities in het Frans en in andere talen. Mij zou het te ver voeren hier daarop in te gaan.
Wel wil ik nog iets over de schrijver meedelen. Blok, die een uitvoerige studie maakte over dit boek, is ervan overtuigd dat dit inderdaad Huet zelf is geweest, en daaraan heb ik mij dan ook gehouden. Wat niet wegneemt, dat de Franse bisschop in ieder geval zijn feitelijke mededelingen moet hebben ontleend aan een meer ter zake kundige. Blok onderscheidt twee verschillende soorten handschriften, beide in verschillende soms wat afwijkende exemplaren bewaard. Dat was in de eerste plaats het hierboven besprokene, samengesteld in 1697 en gedrukt in 1712, in de tweede plaats een handschrift over hetzelfde onderwerp, dat in juni 1699 werd opgesteld en dat Blok in zijn tweede studie afdrukte.
Toevallig vond ik, dat van één van deze beide handschriften de Amsterdamse Rooms-Katholieke makelaar Sacharias Amyot de schrijver moet zijn geweest. Geboren in 1658 in Dyon kwam Amyot als boekhouder in dienst bij Pierre Chabert, de consul-generaal van Frankrijk te Amsterdam. Op 7 november 1684 werd Amyot hier poorter en drie dagen later makelaar. Volgens zijn eigen zeggen oefende hij dit ambt slechts enige jaren uit, hoewel hij daarna ook nog als makelaar bleef ingeschreven. Op het einde van het jaar 1691 opende hij een rekening bij de wisselbank. Daarna deed hij de meest uiteenlopende zaken. Als voorbeeld noem ik een overmaking van f 150 000. -, die Mr. Pajot, postmeester te Parijs, schuldig was aan de prins van Taxis over pacht van posterijen. Op 11 mei 1696 werd Amyot's vrouw, Maria Magdalena Develle, in de Nieuwe Kerk begraven.
| |
| |
Drie jaar later hertrouwde hij met de Amsterdamse Maria la Biche. Op 16 november 1703 werd hij gearresteerd, daar hij tegen het verbod van 11 mei van dat jaar, dat met ingang van 1 juni in werking was getreden, correspondentie met de vijand had gehouden. De belangrijkste van zijn correspondenten waren François d'Usson, marquis de Bonrepaus, die in 1698 en 1699 ambassadeur van Frankrijk in ons land was geweest, diens broer d'Usson, luitenant-generaal van de cavalerie onder de armée van Villars, toen in de buurt van Ulm, en hun beider neef Jean Louis d'Usson, marquis de Bonnac, voorheen vertegenwoordiger van Frankrijk in Wolfenbüttel en Zweden, toen te Dantzig. Amyot voorzag hen en ook nog anderen van allerlei politieke en commerciële berichten. Ook enkele journalisten waren daarbij - kennelijk zonder het zelf te weten - ingeschakeld; genoemd worden de Tournelle, courantier te Rotterdam, van Eemst te Haarlem en Bardou, ‘die de courantier fourneert de nouvelles tot Parijs.’
Na voortdurende en lange verhoren, waarin men veel bijzonderheden over Amyot's activiteiten vindt, werd hij op 19-1-1704 verklaard te zijn infaam, meinedig en inhabiel om enig ambt uit te oefenen en veroordeeld tot levenslange opsluiting op een verzekerde plaats buiten acces van iemand en confiscatie van al zijn goederen.
Uit de verhoren blijkt, dat hij al jarenlang de Franse autoriteiten op allerlei gebied ten dienste had gestaan en daarvoor geld had ontvangen. Zo had hij inlichtingen gegeven in verband met het vaststellen van het toltarief tussen Frankrijk en Holland na de vrede van 1697, maar ook nog aparte memoriën gemaakt over speciale producten. Eén handelde over papier: ‘gevraagd of hij gevangene de memorien, waarvan in sijn copie-missive mentie maackt, van aan Lamie (Lanie, Langny? was pachter van de douane) toegesonden te sijn, weegens de pampieren gedeurende de voorigen oorlogh, niet en behelsden eenige voordeelen voor Vranckrijck, ende naardeelen int fabricq van de pampieren van deesen landen? Seght de memorien maar te behelsen de formate van de pampieren die hier wierden geconsumeert, mitsgaders wat pampieren van Genua, Switserlant, Hamburgh, en Breemen quaamen, en dat de pampieren van Serdam soo goet niet waaren als van de Veluwe.’ (R.A. 353, 42 vo).
Volgens zijn eigen zeggen had Amyot dit alles gedaan om na afloop van de oorlog consul te kunnen worden of, indien dit niet lukte, directeur van de bevers in Canada. Brieven in de Archives Nationales te Parijs (Affaires étrangères B 1, 625) bevestigen dit alles. Van 7-3-1699 dateert een brief van Amyot aan de Bonrepaus met verzoek om papieren voor een schip, daar er geen consul is die daarvoor kan zorgen. Op 10-3-1701 schreef d'Avaux, de toenmalige ambassadeur: ‘J'ay deja parlée au S. Amiot, il n'est pas mal instruit du commerce, il y a des François icy qui le sont peut estre encore mieux que luy. Je profiteray cependant des avis qu'il me donnera, et j'auray l'honneur de vous le mander.’ Op 9-6-1701 gaf hij Amyot opdracht het een en ander voor hem te regelen.
Bij de verhoren door schepenen komt tweemaal een boek, dat Amyot had geschreven, ter sprake. Ik neem de beide plaatsen in zijn geheel over: ‘Gevraagd of hij gevangene geen boeck geschreeven heeft, raakende de negotie van de Hollanders? Seght ja. Gevraagd of hij gevangene sulxs niet gedaan en heeft, opdat daaruyt extracten soude kunnen schreyven aan sijn vrienden in Vranckrijck? Seght dat boeck maer uyt eygen pliesier gemaackt te hebben, en wel te kunnen sijn dat aan Foecherol (Foucherol, geinteresseerde in de Franse compagnie op Guinee) heeft geschreeven de
| |
| |
constitutie van de cust van Ginea, met uytdruckingh van de forten en logies in de possessie van de compagnie. Gevraagd wie hem gevangene in het schreyven van opgemelde boeck behulplijck is geweest, principaal int ondecken van de saaken van de Oost en Westindische Compangnie, soo van de constitutie van haar forten, casteelen, negotie, forses en principaal haar generaale staat? Seght wat getrocken te hebben uyt het boeck genaamt Africa, ende daartoe oock eenen Spranger, maakelaar (Pieter Spranger, makelaar Amsterdam 1680-1709) gebruyckt te hebben, en raakende den custe van Curaçao, sulxs van Bojetet te hebben, en weegens de Oostindische Compangnie dat sulxs alles heeft ontvangen uyt handen van Mons. Bonrepau, wanneer in den Haage was, die het hadde ontvangen van een Fransman, die hier omtrent 20 jaaren geleeden waar geweest, genaamt Legraäs. Gevraagd terwijle hij gevangene seght sulxs van Mons. Bonrepau gekreegen te hebben, hoe in hetselve dan vermelt worden saaken, die in den jaare 1699 voorgevallen waaren? Seght Bonrepau int laast van den jaare 1699 uyt den Haage vertrocken te sijn.’ (R.A. 352, 264). ‘Gevraagd of meergemelde Foecherolle in sijn missive van 10 april 1699 ende bij hem den 20 dito beantwoort niet en schrijft, soo sijn compendium niet al te dick is, dat hij het senden soude onder couvert van de patroon per poste, anders onder marchandieses op Duynkercken, van wat inhout het gemelde compendium is, t'welck hem geverght wort over te senden? Seght te conserneeren t'geen hij geschreeven hadde in seeker boeck, geintituleert de negotie van de Hollanders, waarop Mons. Foecherolle reflecterende, van hem eyscht weegens die op Moscovien, Engelandt, Spangnie en Ginea ent woort van patroon te beteekenen Mons. Pajot postmeester van Paris. Gevraagd of deselvige Foecherolle, claagende aan hem niet en schreyft, dat hij het manuschript int paccet niet gevonden heeft t'geen aan hem sent. Seght te gelooven dat hij reflecteert op
het conpendium.’ (R.A. 353, 21).
Het is wel zeker, dat een van beide handschriften, die Blok beschrijft, van Amyot afkomstig is. Het is niet met zekerheid uit te maken, welke van de twee dat is, daar vóór en tegen beide het een en ander pleit. De in de verhoren genoemde titel wijst het meest in de richting van het handschrift van 1699, ook de vermelding dat nog gegevens van 1699 zijn verwerkt, en tenslotte het allermeest het feit, dat het handschrift van 1697 langs een omweg naar de Bonrepaus kwam. Tegen dit handschrift van 1699 pleit, dat dit volgens de mededeling van Blok pas in de zomer van 1699 gereed kwam en bovendien uit het Hollands in het Frans moest worden vertaald, wat voor een boek van Amyot weinig waarschijnlijk was.
In het algemeen gesproken sluiten de mededelingen, gedaan tijdens de verhoren, zich beter aan bij het voornamelijk feitelijke relaas van 1699 dan bij het meer historische verhaal van 1697. Verklaringen niet alleen over opgaven door Amyot aan Foucherol, maar ook over werkelijke leveranties van cargazoenen voor de aankoop van slaven in Guinee, in de verhoren vindt men juist zo terug in het handschrift van 1699.
Het is niet uitgesloten, dat Amyot voor Huet's werk de gegevens verstrekte en daarna nog een eigen werk schreef. De opschorting van de publicatie in Frankrijk zou, wanneer Amyot daartoe iets had bijgedragen, in 1712 zeer verklaarbaar zijn. Een begraafinschrijving van Amyot vond ik namelijk niet te Amsterdam. Dat wil zeggen, dat hij vermoedelijk niet zijn levenslang vonnis heeft uitgezeten, maar na het sluiten van de vrede in 1713 of wat later is vrijgekomen. Blijkens zijn verhoor had hij niet alleen de steun van Frankrijk, maar ook die van Francisco Mollo, de resident van
| |
| |
Polen te Amsterdam. Publicatie van een dergelijk handschrift vóór zijn ontslag uit de gevangenis zou hem grote moeilijkheden hebben kunnen geven.
Tenslotte wil ik er nog op wijzen, dat de Lorme en zijn familie nauw contact hadden met de kringen, waarin ook Amyot verkeerde. De bovengenoemde consul-generaal Pierre Chabert trouwde in 1680 met Anna Maria Aubert, de zuster van Louis François Aubert, over wiens activiteiten mede in verband met de Lorme ik het een en ander vertelde in deel I (p. 176) en die ook eenmaal in de verhoren wordt genoemd.
| |
118 Principes de philosophie, ou preuves naturelles de l'existence de Dieu et de l'immortalité de l'ame. Par Mr. l'abbé Genest. Seconde edition revue et corrigée. A Amsterdam, chez Emanuel Du Villard, libraire dans le Kalverstraat, au coin du Jonge Roelof-steeg. 1717. 36 + 320 p. 12o.
U.B.A. 1092 H 24, Bibl. Nat. Ye. 8838.
[Titelpagina rood-zwart. Putti aan het werk, met opschrift (als eerder) als vignet. Titelplaat gesigneerd ‘B. Picart sculp. direx. 1717. N. Vleugels inve.’ Met approbation.]
30-3-1717: ‘Ledit Emanuel Du Villard, Steenhouwer et Uytwerf, impriment actuellement Principes de philosophie, ou preuves naturelles de l'existence de Dieu et de l'immortalité de l'ame, par Mr. l'abbé Genest, 12o.’ (Gaz.).
Mei-juni 1717 bespreking van dit werk ‘A Amsterdam chez Emanuel Du Villard, Steenhouwer et Uytwerf’ in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 362).
20-8-1717: ‘Emanuel Du Villard, libraire dans le Kalverstraat à Amsterdam... a imprimé depuis peu Principes de philosophie, ou preuves naturelles de l'existence de Dieu, et de l'immortalité de l'ame, par Mr. l'abbé Genest, in 12.’ (Gaz.).
1717 bespreking van dit werk ‘a Paris 1716 in 8. pag. 340 et à Amsterdam 1717 chez Steenhouwer, Uytwerf et Du Villard’ in de Bibl. anc. et mod. (VII 397) en in de Hist. crit. de la rep. des lettres (XIV 405).
1719 Du Villard biedt dit werk te koop aan (cat. Piganiol de la Force).
De Bibl. Nat. bezit ook een exemplaar van de oorspronkelijke uitgaaf: Principes de philosophie, ou preuves naturelles de l'existence de Dieu et de l'immortalité de l'ame par M. l'abbé Genest. A Paris, chez Jacques Estienne, rue Saint Jacques, au coin de la rue de la Parcheminerie, à la Vertu. 1716. Avec approbation et privilege du Roy. 36 + 298 + 6 p. 8o (met appr. van 22-9-1715 van Fraguier en priv. van 26-11-1715 voor l'abbé Genest voor zijn werken voor 15 jaar, gereg. 8-2-1716. Voorin: ‘de l'imprimerie de Jacque Quillau, rue Galande, 1716. Met titelplaat, gesigneerd ‘N. Vleughels in. Ch. Simonneau major sculp.’).
Jan. 1717 bespreking in de Journal des sçavans (p. 3).
De abbé Genest kwam reeds ter sprake naar aanleiding van een druk van Marc Antoine Jordan (vergel. no. 111) en wat daar werd verteld over de nadruk van een zijner werken, uitgegeven bij Estienne te Parijs, geldt hier precies hetzelfde. Stellig was dit een nadruk in overleg met de oorspronkelijke uitgever.
Merkwaardig is, dat hier in één advertentie het ter perse zijn van drie boeken door Du Villard
| |
| |
tezamen met Steenhouwer en Uytwerf wordt aangekondigd (vergel. no. 119 en 120). Ze verschenen uiteindelijk alleen bij Du Villard; toch hadden Steenhouwer en Uytwerf in ieder geval in dit werk nog enig deel, zoals blijkt uit de Bibl. anc. et mod., de Hist. crit. en de Nouv. de la rep. des lettres.
Over het werk, dat al in juni 1709 in de Hist, des ouvr. des savants (p. 286) wordt vermeld, kan ik hier twee afwijkende oordelen opnemen. Le Clerc, die het werk in zijn index vermeldde als ‘Principes de la philosophie de Descartes, par Mr. l'abbé Genest’, schreef in zijn bespreking het volgende: ‘Il a été libre à Mr. l'abbé Genest de suivre la route tracée par ce philosophe, et de donner une idée de ses principes, dans cet ouvrage. Il y a expliqué, en assez peu de vers et d'une manière fort nette, les principales parties de la philosophie Cartesienne.’ ‘Mais quoi qu'il en soit, on ne laissera pas de lire, avec plaisir, ce que Mr. l'Abbé Genest en dit ici; et s'il n'enseigne rien de nouveau, pour le fonds, il y donne un nouveau tour, et le rend plus agréable, par la douceur de ses vers.’ Vrijwel hetzelfde was het oordeel, dat Samuel Masson gaf in zijn Histoire Critique. De B.U. daarentegen schrijft: ‘Il a mis en mauvais vers la philophie de Descartes’, en voegt daaraan een uitspraak van Voltaire toe: ‘Cet ouvrage signala plus sa patience que son génie; et il n'eut guère rien de commun avec Lucrèce que de versifier une philosophie erronnée presque en tout.’
| |
119 Les amours pastorales de Daphnis et Chloé. Ecrites en grec par Longus, et traduites en François par Amiot. Avec figures. Nouvelle editon. A Paris, chez les Héritiers de Cramoisy. 1717. 24 + 220 p. 12o.
U.B.L. 677 F 21, K.B. en Washington.
[Titelpagina rood-zwart. Gestyleerde figuur met kroon als vignet. Met ongesigneerde titelplaat met opschrift ‘Les amours de Daphnis et Chloé’ en 8 andere platen. Voorin: ‘Catalogue de livres nouveaux et autres, qui se trouvent à Amsterdam, chez Emanuel Du Villard, libraire, dans le Kalverstraat, pour l'année 1717.’]
30-3-1717: ‘Ledit Emanuel Du Villard, Steenhouwer et Uytwerf, impriment actuellement... les Amours pastorales de Daphnis et Chloé, écrites en Grec par Longus, et traduites en François par Amiot, 12o. Nouv. edition ornées de très-belles figures.’ (Gaz.).
20-8-1717: ‘On trouve chez Emanuel Du Villard, libraire dans le Kalverstraat à Amsterdam, les Amours pastorales de Daphnis et Chloé, écrites en Grec par Longus, et traduites en François par Amiot; avec de très-jolies figures en taille-douce.’ (Gaz.).
1717 aankondiging van het ter perse zijn van dit werk in de Hist. crit. de la rep. des lettres (XIII 412).
1719 en 1721 Du Villard biedt dit werk 1716 te koop aan (cat. Piganiol de la Force en Boursault).
De Bibl. Nat. bezit exemplaren van de oorspronkelijke uitgaaf: Les amours pastorales de Daphnis et Chloé ecrites en Grec par Longus, et traduites en François par Amiot. Avec figures. Nouvelle edition. A Amsterdam. Chez les Freres Westin. 1716. 12 + 220 p. 12o (Titelpagina rood-zwart. Bloemen als vignet. Titelplaat met opschrift ‘Les amours de Daphnis et Chloé’ en 8 platen, waarvan die op p. 33, 49, 133 en 181 gesigneerd ‘I.B. Scotin sculp.’). Daarnaast een exemplaar zonder titelpagina op papier ‘réglé’, blijkens de lichtere druk van de platen een eerder exemplaar van deze oplaag.
4-1-1717: ‘Les amours pastorales de Daphnis et Chloé, écrites en Grec par Longus, et traduites en François par Amiot. Avec figures. Nouvelle édition. A Paris, chez les Héritiers de Cramoisy. 1716. in 12 pp. 220. planches IX.
| |
| |
Cette version Françoise des pastorales de Longus, est celle du fameux Amiot, dont les exemplaires étoient devenus très-rares. Cette seconde édition se distingue par plusieurs endroits. On a eu soin de remplir, au commencement du premier livre, une lacune considérable, qui se trouve assez heureusement restituée dans une autre version Françoise de ce roman, faite par Marcassus, et postérieure à celle d'Amiot, comme elle lui est fort inférieure en mérite. On a suppléé aussi d'après cette seconde traduction, quelques passages que le premier interpréte n'avoit pas jugé à propos de traduire. En un mot, on n'a rien oublié de ce qui pouvoit orner ce petit volume. La beauté du papier, la netteté des caracteres, et surtout l'élégance de plusieurs gravures qui mettent sous les yeux les avantures les plus intéressantes de ces pastorales, contribueront à les faire lire avec beaucoup plus de plaisir. C'est grand dommage qu'on n'en ait tiré qu'un très petit nombre d'exemplaires’ etc. (Journal des sçavans Fr. editie p. 14, in Holl. editie Febr. 1717 p. 190).
De Bibl. Mazarine te Parijs bezit een exemplaar: Les amours pastorales de Daphnis et Chloé. Ecrites en Grec par Longus, et traduites en François par Amiot. Livre Premier. 1717. 8 + 159 p. 12o. (Titelpagina zwart. Sfeer als vignet. Geen platen.).
De U.B.A. bezit een exemplaar: Les amours pastorales de Daphnis et Chloé. Ecrites en Grec par Longus, et traduites en François par Amiot. Avec figures. Nouvelle edition. A Amsterdam, chez François Changuion. 1734. 12 + 20 + 220 p. 12o (Titelpagina rood-zwart. Vaas met bloemen als vignet. Met de platen van de uitgaaf van Du Villard van 1717).
De U.B.A. bezit een exemplaar van de Hollandse vertaling: De herderlijke liefde-gevallen van Daphnis en Chloé. Bij Steeve van Esveldt t'Amsteldam. En Jacob Maagh, t'Alkmaar, 1744. 14 + 170 + 6 p. 12o (Met de titelplaat, waarin de Franse titel veranderd is in een Hollandse, en 8 platen, met nog de Franse verwijzingen naar de pagina's, van de uitgaaf van Du Villard van 1717).
Longus, de mysterieuse schrijver van de Bucolische roman Daphnis en Chloé moet volgens de laatste onderzoekingen ± 200 n. C. geleefd hebben, waarschijnlijk op Lesbos (Otto Schönberger, Longos Hirtengeschichte von Daphnis und Chloe Griechisch und Deutsch, Berlin 1960). Zijn werk verscheen voor de eerste maal in druk in een Franse vertaling van Jacques Amyot (1513-1593) in 1559. Longus' werk had een grote invloed op het ontstaan van de pastorale roman. Het verscheen in de loop der tijden telkens weer in het Grieks en in vele andere talen, vaak geillustreerd. Hier zal ik mij dan ook beperken tot de drukken, die iets te maken hebben met de uitgaaf van du Villard van 1717.
Philippe d'Orleans (1674-1723), sedert 1715 belast met het regentschap over Lodewijk XV, was zeer geinteresseerd in kunst. Verschillende van de vele boeken, die aan hem en aan de uitspattingen van het hofleven zijn gewijd, maken melding van Daphnis en Chloé. Ik citeer hier uit het werk van André Ransan, La vie privée du régent (1938), p. 172. Ransan vertelt over de overdreven liefde van de regent voor zijn oudste dochter, de duchesse de Berry, waarover de geruchten zelfs tot de bekende Liselotte, zijn moeder, doordrongen, en gaat dan verder over het jaar 1718: ‘Mais, le fait le plus troublant aux yeux de l'opinion, c'était la publication par le régent de Daphnis et Chloé, avec vingt-huit gravures de lui, signées Philippus. En 1714, il avait commencé ces dessins, d'un crayon amoureux, cependant que, modèle de Chloé, sa fille, certifiaient les renseignés, posait, nue, devant lui. Pendant quatre ans, Philippe avait dissimulé ce trésor, et si aujourd'hui il le livrait au monde, c'est qu'il faisait ainsi, insinuait-on, comme une sorte d'aveu public. Il avait même poussé la confidence jusqu'à orner de ces images un petit cabinet de la duchesse d'Orléans, ce qui était bien le comble de la franchise.’ De enige ‘renseignée’ uit de tijd zelf, die men thans nog kan aanwijzen, is de bekende madame de Caylus, die in haar souvenirs inderdaad optekende: ‘et comme il avoit le goût de la peinture, il peignit lui-même sa fille toute nue.’
| |
| |
De Engelsman W.H. Lewis, die de bij mijn weten recentste uitgaaf over de regent, met de titel The scandalous regent, in 1961 te Londen het licht deed zien, zegt het wat rustiger: ‘During 1714 Orléans too abundant leisure was divided between his hobby of engraving and the care of his various families. In this year he executed the illustrations for the pastoral Daphnis et Chloé, and they must have had real merit, for they were used for the second edition of 1745, when there could no longer be any question of flattering the royal engraver.’ Overigens verwerpt hij zeer beslist de tegen de regent door zijn politieke vijanden ingebrachte beschuldiging van incest. (p. 73 en 124).
De ene levensbeschrijving spreekt over tekenen, een andere over schilderen en een derde over graveren van episodes uit het leven van Daphnis et Chloé. Daartoe heeft stellig Liselotte's brief van 25-11-1718 aanleiding gegeven: ‘Lorsqu'il n'avait rien à faire, il a fait orner un petit cabinet de Mme d'Orléans avec des sujets d'un petit roman pastoral qu'on appelle Daphnis et Chloé, et il les a gravés sur cuivre.’ Zij moet zich echter vergist hebben, zoals wij direct bij de beschrijving van de uitgaven zullen zien. Het ontwerpen en schilderen deed de regent zelf; het veel minder aantrekkelijke en moeilijker graveren liet de regent aan een vakman over. Vandaar ook, dat de illustraties zo goed uitvielen.
Wat wij thans nog bezitten ter rechtvaardiging van deze verhalen, zijn twee afwijkende uitgaven. De Bibliothèque Nationale heeft een uitgaaf zonder enige tekst. Op de titelpagina leest men niets anders dan: ‘Les amours pastorales de Daphnis et Chloé. 1714’. Die titelplaat is gesigneerd ‘A. Coypel in. B. Audran sc.’ en de 28 platen naar de schilderijen van de regent zijn gesigneerd ‘Philippus inv. et pinxit 1714. Btus Audran sculp.’ Alleen de tweede plaat is niet gesigneerd, maar met inkt is eronder geschreven: ‘Philipus in et pinx 1714. Bnt Audran scculp.’ Het zou nog tot 1718 duren vóór de volledige uitgaaf het licht zag. Daarvan heeft de Bibliothèque Nationale ook een exemplaar. Titelpagina en titelplaat wijken slechts op één punt van de vorige af en wel dat het jaartal 1714 in 1718 is veranderd. De platen zijn geheel hetzelfde, maar iets donkerder en hebben erboven ditmaal verwijzingen naar pagina's van de tekst en eronder opschriften. De tekst, die 12 + 164 p. beslaat, opent met een ‘Avertissement sur cette edition’ van 6 en een preface van 4 p., waarna het verhaal volgt met erboven een vignet, gesigneerd J.B. Scotin. Bij Brunet en Cohen-de Ricci vindt men uitvoerige beschrijvingen van de zeer uiteenlopende exemplaren van deze editie, waarop ik later nog zal terugkomen. Als drukker van dit werk wordt soms Rigaud van de Imprimerie Royale genoemd en ook wel Coustelier, die een latere uitgaaf verzorgde, tenslotte in de catalogus Hertzberger van de veiling Tage Bull 1962 - echter zonder bewijsplaats - Quillau. De uitgaaf van de regent bracht daar op 30-1-1962 f 1050. - op.
Zeldzaam zijn de exemplaren niet. Men leest daarover in een noot van de uitgaaf van 1863 te Parijs van Liselotte's brieven: ‘L'intention du prince était que ce livre fût tiré à petit nombre; mais, ainsi que le remarque M. Nodier, on sait comment les grands seigneurs suivent les volontés des princes et comment les imprimeurs éxécutent les ordres des grands seigneurs qui font imprimer. C'est un volume assez commun.’ Dit wordt inderdaad bevestigd door de mededelingen van Brunet en Cohen-de Ricci.
Terwijl dus voorbereidingen werden gemaakt voor een uitgaaf van de gravures naar de schilderij van Philippe d'Orleans, die intussen regent van Frankrijk was geworden, zag in 1716 de boven- | |
| |
genoemde druk met adres ‘Paris chez les Héritiers de Cramoisy’ het licht. Over dit adres sprak ik al bij no. 69. De naam Cramoisy werd graag gebruikt bij gefingeerde drukkersadressen. Er waren echter in het begin van de 18de eeuw ook werkelijke boekverkopers met de naam Cramoisy in Parijs, bijv. Sébastien Cramoisy, gest. 1709, en het is dus niet onmogelijk, dat diens familie met deze uitgaaf is gekomen. Een exemplaar met dit adres vond ik niet, slechts de vermelding ervan in de bovengenoemde bespreking in de Journal des sçavans van januari 1717. Het bericht over de kleine oplaag, dat men daar vindt, wordt dus wel bevestigd. De beschrijving klopt geheel met het exemplaar met adres ‘Amsterdam chez les Frères Westin’, dat wel bewaard is. Mijn veronderstelling is dan ook, dat het fraaie exemplaar zonder titelpagina, dat ook op de Bibl. Nat. is, een van de exemplaren van de kleine oplaag is, die met de naam Cramoisy verscheen. Als die veronderstelling juist is, moet het adres inderdaad gefingeerd zijn en wel omdat het werkje zonder approbatie en zonder privilege het licht zag. Dit laatste was in dit geval niet te wijten aan de ongewenste inhoud, maar waarschijnlijk uitsluitend aan het feit, dat de regent van Frankrijk zelf met het voorbereiden van een druk van dit werk bezig was. Het bezwaar van de kleine oplaag wist men dan te ondervangen door met een tweede oplaag te komen met het adres Westin Amsterdam. Bedoeld waren de broeders R. en G. Wetstein. De verschrijving Westin en ook het feit, dat de redacteur van de Journal des sçavans wist, dat de oplaag slechts klein was, pleit ervoor, dat wij inderdaad met een Franse en niet met een buitenlandse druk te doen hebben.
Omdat dit alles slechts een veronderstelling blijft, wil ik hier nog de passage overnemen, die Nicéron (IV, 52) bij zijn artikel over J. Amyot aan deze uitgaaf wijdt: ‘Depuis peu les Héritiers de Cramoisy ont réimprimé ce roman à Paris in 12. 1726. (sic!) V. Journaux des sçavans Fev. 1717. p. 191. Le même roman, Amsterdam avec figures, chez Duvillard in 12. 1716. et en 1718. chez la veuve Maret, et Paris, figures 1718. in 8o sur les peintures de M. le duc d'Orleans.’
Ook over de inhoud van deze uitgaaf met adres Westin wil ik nog iets vertellen. Voorin vindt men een opdracht ‘A Monsieur I.’ Hem wordt dank gebracht, dat hij heeft gewezen op de passages, die Amyot in zijn vertaling had weggelaten, zodat deze uit een andere editie (de vertaling van Marcassus van 1626) zijn overgenomen. Uit een zinsnede aan het eind van de opdracht blijkt, dat de uitgever van het boekje van 1716 op de hoogte was van de belangstelling van de regent voor dit onderwerp: ‘Et d'ailleurs une histoire amoureuse dont le sujet a occupé dans des momens de délassement une main comme celle que le respect (Noot: “C'est par le même motif que l'on n'a pas fait graver les estampes de cette edition d'après les peintures que l'on désigne icy.”) m'empêche de designer, est au dessus de tout ce que l'on en pourroit dire.’
Inderdaad zijn de acht platen, hoewel ze soms dezelfde onderwerpen in beeld brengen, geheel verschillend van de 28 gravures in de uitgaven van 1714 en 1718. Bij vier hiervan staat vermeld, dat zij gegraveerd zijn door J.B. Scotin. Daardoor is zijn naam voorgoed aan deze uitgaaf van 1716 verbonden.
In augustus 1717 kwam Du Villard met een nadruk van dit werk, die hij net als het oorspronkelijke exemplaar voorzag van het adres ‘A Paris, chez les Héritiers de Cramoisy’. De catalogus van boeken, die voorin is afgedrukt, maakt echter duidelijk, dat wij zijn druk voor ons hebben. De tekst en ook de opdracht en een ‘Avis du libraire au lecteur’ zijn precies overgenomen, de platen zijn uiteraard
| |
| |
nagegraveerd en wel omgekeerd. Merkwaardig is, dat één plaat uit de editie van 1716 niet is overgenomen en wel die bij pag. 53, maar dat in deze Hollandse uitgaaf op pag. 7 een ander plaatje is toegevoegd. Het exemplaar van 1717 op de bibliotheek in Leiden heeft toebehoord aan Prosper Marchand en die heeft er de volgende aantekening in gelegd: ‘Cette edition des amours de Daphnis et Chloé est contrefaite sur celle qui fut imprimée à Paris dans l'imprimerie royale, en 1718, in 12o, par ordre du duc d'Orléans, alors régent du royaume, et accompagnée de figures gravées d'après des desseins de sa façon, excepté néanmoins celle de la page 133, qu'on n'y mit qu'à l'encre de la Chine, par ce que le sujet en fut trouvé trop libre. En Hollande on n'y fit pas tant de façons, et l'on passa par dessus ce scrupule. Ce qu'on a affecté de dire dans l'epitre dédicatoire, qu'on n'a pas fait graver les estampes de cette présente edition d'après celles de Paris, n'est qu'un petit artifice de libraire pour y faire d'autant plus d'attention; et la preuve en est le soin qu'on a pris de graver même celle qu'on s'étoit contenti de laisser en simple dessein. On sera moins surpris qu'Amiot se soit amusé à traduire un livre si naturel et si libre en certains endroits, lorsqu'on scaura que cette traduction est un ouvrage de sa jeunesse. L'edition originale de Paris est d'un prix excessif, même avec de simple copies au pinceau de la figure de la page 133, que quelques libraires font infidélement passer pour l'originale.’
Uit het voorgaande weten wij, dat verschillende mededelingen van Marchand onjuist zijn. Met recht kan men zeggen, dat hij de klok had horen luiden, maar niet wist waar de klepel hing. Dat is intussen in het minst niet bevreemdend. Vergelijking van de verschillende drukken was toen uiteraard nog veel moeilijker dan het nu is. Straks zullen wij nog zien, hoe een belangstellende in Amsterdam in 1744 ondanks allerlei pogingen geen exemplaar van de uitgaaf van de regent onder ogen kon krijgen. Vergiste Marchand zich in zijn mededeling, dat de platen gegraveerd waren naar die van de regent, zijn mededelingen over de plaat bij pag. 133 zijn wel in hoofdzaak juist. Vandaar dat ik de passage overnam. Brunet en Cohen-de Ricci bevestigen dit verhaal en geven enkele voorbeelden van exemplaren van de uitgaaf van 1718, die deze plaat in tekening hebben. In latere drukken is deze plaat gegraveerd opgenomen, echter in tegenstelling tot de 28 andere steeds zonder enige signatuur.
Die plaat, die op den duur beroemd werd als de ‘petits pieds’, gaf een hondje te zien, dat blafte tegen de vier voeten van het liefdespaar, dat zich achter de struiken bevond. Cohen-de Ricci vertelt, hoe in het musée Condé een exemplaar is met twee tekeningen van de petits pieds, één van de bekende J.B. Massé en een andere, blijkbaar veel minder van kwaliteit, toegeschreven aan de regent zelf, en tenslotte nog een gravure van de Caylus naar deze tekeningen. Volgens zeggen heeft dit exemplaar ook ‘un projet de la main du prince, des gravures qui ne furent pas toutes exécutées’ en zijn de marges gevuld met aantekeningen van Lancelot. Brunet beschrijft zonder enige twijfel hetzelfde exemplaar, dat volgens zeggen afkomstig zou zijn van een valet de chambre van de regent. Hij spreekt echter alleen van een tekening van Massé naar een schilderij van de regent, een gravure en een contre-épreuve van de Caylus van 1728 en een aantekening van 1712 in het handschrift van de regent, ‘contenant le projet de tous les sujets de gravures dont il vouloit décorer cette edition, mais dont une partie seulement a été executée.’
Een uitvoerige bestudering van deze kwestie en vooral van het bovengenoemde exemplaar zou
| |
| |
stellig nader licht op de zaak kunnen werpen. Deze ligt echter niet op mijn weg. Ongetwijfeld zal aan de reeks van uitgaven, gewijd aan Longus' roman, ook nog wel eens een bibliografie worden toegevoegd. De schrijver daarvan zal de oplossing moeten vinden en kiezen tussen de twee mogelijkheden. De eerste daarvan wordt nu voor zover ik kon nagaan nog algemeen aanvaard, namelijk dat de ‘petits pieds’ van de regent afkomstig zijn en dat de uitgever van 1716 deze heeft gecopieerd en laten graveren voor zijn uitgaaf, in strijd dus met zijn verklaring in de opdracht. De tweede oplossing, waaraan ik persoonlijk de voorkeur geef, is, dat de ‘petits pieds’ net als de zeven andere tekeningen door een onbekende kunstenaar zijn getekend, maar dat het succes van deze wat gewaagde afbeelding de boekverkopers ertoe heeft gebracht deze na de dood van de regent voor een ontwerp van hem uit te geven en zo grove winsten te maken.
Na het schrijven van dit stuk, vond ik dat Charles Nodier hetzelfde reeds zei in 1844 in zijn Description raisonnée d'une jolie collection de livres (p. 511): ‘On a réuni aux gravures du régent, en premières épreuves, la gravure connue sous le nom des petits pieds, qui n'a été exécutée que pour une édition postérieure, et qui ne fait pas plus d'honneur à l'imagination de l'artiste qu'à la décence de son burin, car il s'est contenté d'en emprunter l'idée à une édition de 1717, où elle est ajustée avec plus d'adresse et d'esprit.’ Bij dit oordeel sluit ik mij geheel aan, wanneer men 1717 vervangt door 1716.
Tenslotte wil ik nog enige exemplaren noemen, die in direct verband staan met de druk van 1717. Dat is dan in de allereerste plaats de herdruk, die Changuion in 1734 gaf, uiteraard van dezelfde koperplaten als van de uitgaaf van 1717. In 1744 vinden wij diezelfde koperplaten weer terug in een Hollandse vertaling, gemaakt naar de druk van Changuion. ‘De Nederduitse vertaaler aan den lezer’ schrijft o.a.: ‘Toen mijn werk gants af was hoorde ik dat er éne zeer nette vertaling van Longus in 't Fransch was uitgegéven door... met konstige printjes, doch ik heb de zelve in Amsterdam niet konnen magtig werden welke moeite ik daar ook toe hebbe aangewendt: zó ik de zelve van elders, 't zij Brussel ofte Parijs mogte bekómen, zal ik 'er mij bij gelégenheidt van énen twéden druk aan gedragen, zo ik ze beter bevinde dan die mij ten onderwerpe heeft gediendt.’ Waarschijnlijk had de vertaler het oog op een herdruk van 1731, die voorzien was van noten van de hand van de reeds genoemde Claude Lancelot. Deze is bewaard in de vorm van exemplaren, die de acht gravures van 1716 of ook die de gravures van de regent als illustraties hebben.
De Hollandse koperplaten van 1717 kwam ik verder niet meer tegen. Een uitgaaf van 1764 ‘à la Haye chez Jean Neaulme’ (op de Bibl. Nat.) heeft de titelplaat in druk en de andere platen voor zover ik kon nagaan - directe vergelijking was uiteraard niet mogelijk - niet van dezelfde koperplaten als van 1717. Een druk op de U.B.A. ‘Avec figures par un eleve de Picart. A Amsterdam, 1750.’ heeft 7 illustraties van de editie van 1716, maar omgekeerd gegraveerd, terwijl de befaamde ‘petits pieds’ ontbreken. Deze uitgaaf is ondanks het adres Amsterdam, naar men aanneemt Frans van origine. Hetzelfde geldt voor een editie van 1794, die op het adres Amsterdam heeft staan en enkele illustraties van 1718 heeft overgenomen. De bibliotheek te Amsterdam bezit daarvan een exemplaar.
| |
| |
| |
120 Deze uitgaaf is misschien nooit verschenen.
30-3-1717: ‘Ledit Emanuel Du Villard, Steenhouwer et Uytwerf impriment actuellement... Dialogues sur les plaisirs, sur les passions, sur le mérite des femmes, et sur leur sensibilité pour l'honneur, par Mr. Du Puy, ci-devant secretaire au traité de la paix de Ryswick, 12o.’ (Gaz.).
1717 aankondiging van het ter perse zijn van dit werk in de Hist. crit. de la rep. des lettres (XIII 412).
De Bibl. Nat. bezit twee verschillende drukken van de oorspronkelijke uitgaaf, waarvan één een nadruk moet zijn: Dialogues sur les plaisirs, sur les passions; sur le merite des femmes, et sur leur sensibilité pour l'honneur. Dediez à son altesse Royale Madame. Par Mr. du Puy, ci-devant secretaire au traité de la paix de Riswick. A Paris, chez Jacques Estienne, ruë Saint Jacques, au coin de la ruë de la Parchiminerie, à la Vertu. 1717. Avec privilege du Roy. 20 + 269 + 3 p. 12o (Titelpagina zwart. Met appr. van 30-8-1716 van Terrasson en priv. van 7-9-1716 voor Du Puy voor dit werk voor 8 jaar, gereg. 4-11-1716).
Idem. 20 + 265 + 3 p. 12o (Zetsel verschillend, maar van inhoud geheel hetzelfde, ook met appr. en priv.).
5-4-1717 bespreking van dit werk in de Journal des sçavans (p. 221 Fr. ed.).
De niet zeer bekende staatsman en schrijver N. Dupuy de la Chapelle gaf in 1693 zijn eerste werk in het licht. Sedert 1708 had hij als uitgever vrijwel altijd Estienne of ook wel Ganeau.
Zoals wij reeds meermalen zagen, stond Du Villard met deze Parijse collega's op goede voet en het plan voor een nadruk zal dan ook zeker niet buiten hun medeweten zijn gemaakt. Ik vermoed, dat het in dit geval bij een plan is gebleven. De verschijning van de ook op 30 maart aangekondigde twee andere uitgaven werd in augustus in de gazette bekend gemaakt. Een aankondiging van de verschijning van het werk van Du Puy zoeken wij daar echter tevergeefs.
Ik moet daarbij echter enig voorbehoud maken. Er verscheen wel degelijk een nadruk van de oorspronkelijke uitgaaf. Deze nadruk is in tegenstelling tot andere Hollandse nadrukken zo volkomen van het origineel gevolgd, met opname van het privilege etc., dat het zelfs haast moeilijk is uit te maken, welke van beide de oorspronkelijke uitgaaf is. De opgaaf van het aantal pagina's in de bespreking maakt echter wel duidelijk, dat de hierboven het eerst genoemde (dat in tegenstelling tot de catalogus van de Bibl. Nat.) van Estienne zelf kwam. De nadruk, die 4 pagina's minder telt, doet volkomen Frans aan. Een Amsterdamse drukker was echter uiteraard wel in staat om zo nodig dergelijk werk af te leveren. Het is dan ook niet ondenkbaar, dat de tweede uitgaaf toch van Du Villard was, maar wegens ons onbekende redenen in een geheel Frans kleed werd gestoken. In zo'n geval kwam het vaak voor, dat de verschijning niet werd geadverteerd, daar de nadrukker zijn uitgaaf voor de oorspronkelijke wilde laten doorgaan.
| |
121 Vergelijk voor de tweede druk van de Memoires sur le commerce van Huet no. 117.
122 Deze uitgaaf is stellig nooit verschenen.
15-4-1718: ‘Du Villard et Changuion, libraires dans le Kalverstraat près du Dam, donnent avis au public, qu'ils ont imprimé les Mémoires sur le commerce des Hollandois, etc. 8o considerablement augmentez, outre le tarif général de Hollande, qu'ils y ont ajoûté, pour la commodité des marchands, et sur tout des etrangers. Les mêmes libraires imprimeront dans peu des mémoires curieux sur le commerce des Anglois, des François et des Espagnols’ (Gaz. idem 19-4-1718).
| |
| |
1718: ‘Mémoires sur le commerce des Francois, des Espagnols, des Italiens et des Allemands sous presse à Amsterdam, chez Emanuel Du Villard.’ (Achterin Huet 1718).
In de Préface van Huet voor zijn Mémoires sur le commerce schreef hij het volgende: ‘Ayant trés bien remarqué dans cet étude qu'il y avoit une telle liaison, qu'en ignorant quelqu'une, c'étoit mal connoître les autres; je résolus à la fin de me bien instruire autant qu'il me seroit possible, non seulement du commerce des Hollandois, mais aussi de celui des Anglois, Portuguais, et autres nations, j'y fus d'aurant mieux excité, qu'il m'étoit dés-lors visible que nous avions mal réussi dans nos entreprises de commerce, faute d'avoir bien consideré, et reconnu la nature de celui de nos voisins; Plusieurs voyages que j'ai heureusement faits dans plusieurs endroits de l'Europe m'ont beaucoup servi pour bien connoître son commerce, ayant eu le bonheur de fréquenter tout ce qu'il y avoit alors d'habiles gens en cette matiere. Outre cela je n'ai épargné ni peines, ni soins, et encore moins la dépense pour avoir de bons mémoires, et la piece que je donne sur le commerce d'Hollande en peut fournir la preuve certaine: Ce sont ces diverses et rares connoissances (que j'ai prises dans les meilleures sources) qui m'ont donné la hardiesse de les écrire, et de traiter cette matiere si mal connuë; si je m'aperçois que ces mémoires soient bien reçûs, je pourai les augmenter considérablement, et même en donner d'autres sur le commerce des autres nations.’
Uit het bovengaande meen ik wel te mogen aannemen, dat Du Villard met zijn advertenties een volgend werk van Huet op het oog had. Dat werk was niet verschenen en waarschijnlijk ook niet geschreven. De Préface dateerde al van zes jaren eerder en het getuigt wel van optimisme van de Amsterdamse uitgever, dat hij nog geloofde in de verwerkelijking van de plannen van Huet, die toen al 88 jaar oud was. Een advertentie in de courant kostte echter niet heel veel en daarmee verwierf de plaatser zich althans enig moreel recht op de uitgaaf. Van een werkelijk recht was alleen sprake, wanneer men de gedrukte of geschreven copie op het ogenblik van het plaatsen van de advertentie kon tonen.
| |
123 Lettres de monsieur Filtz-Moritz, sur les affaires du temps, et principalement sur celles d'Espagne sous Philippe V. et les intrigues de la princesse des Ursins. Traduites de l'Anglois par monsieur de Garnesai. Seconde edition augmentée d'une reponse à ces lettres. A Amsterdam, chez Du Villard et Changuion, libraires dans le Kalverstraat près du Dam. 1718. 15 + 33 + 311 p. 12o.
U.B.A. 484 H 31, K.B. 3083 F 6, Bibl. Nat. Lb 38, 127B en Br. M. 1196. a. 17.
[Titelpagina rood-zwart. Ineengestrengelde figuur in rand als vignet. Voorin: ‘Catalogue des livres nouveaux et autres, qui se trouvent à Amsterdam, chez Du Villard et Changuion libraires, dans le Kalverstraat, pour l'année 1718.’ Aan het einde: ‘On trouve aussi chez lesdits Du Villard et Changuion, toutes sortes de livres de dévotion et autres, tant anciens que modernes, à un prix raisonnable.’]
| |
| |
27-5-1718: ‘Du Villard et Changuion, libraires dans le Kalverstraat près du Dam, à Amsterdam, impriment actuellement deux ouvrages qui font beaucoup de bruit, et dont on a parlé dans les gazettes précedentes; l'un est intitulé, Lettres de Mr. Filtz Moritz sur les affaires du tems, et particulierement celles d'Espagne et de France touchant la succession, traduites de l'Anglois par Mr. de Garnesai 12o; l'autre la Polisynodie, par l'abbé de St. Pierre de l'Academie Françoise 12o.’ (Gaz.).
23-8-1718: ‘Du Villard et Changuion, libraires à Amsterdam dans le Kalverstraat près du Dam, ont imprimé et débitent actuellement, Lettres de Mr. Filtz-Moritz sur les affaires du tems, et principalement sur celles d'Espagne sous Philippe V, et les intrigues de la princesse des Ursins, traduites de l'Anglois par Mr. de Garnesai, seconde edition, augmentée d'une réponse à ces lettres.’ (Gaz. idem 26-8-1718).
1718 bespreking van dit werk tezamen met het volgende no. in de Bibl. anc. et mod. (X 459).
1721 Du Villard biedt dit werk te koop aan (cat. Boursault).
1734 Changuion biedt dit werk 12, 2 vol. te koop aan (cat. Longus).
De Bibl. Nat. bezit twee verschillende drukken van de oorspronkelijke uitgaaf, waarvan één een nadruk moet zijn: Lettres de monsieur Filtz-Moritz, sur les affaires du temps, traduites de l'Anglois par monsieur de Garnesai. Jouxte la copie imprimée à Londres. A Rotterdam, chez les heritiers de Leers. 1718. 19 + 395 p. 12o. (Titelpagina rood-zwart. Lijst met opgaaf van errata).
Idem. 1718. 18 + 348 p. 12o. (Titelpagina rood-zwart).
De schrijver van dit werk was niet een Engelsman, zoals werd voorgegeven, maar Guillaume Plantavit de la Pause, abbé de Margon (st. 1760), over wie de B.U. een zeer ongunstig oordeel velt. Bij Quérard vind men de volgende aantekening over dit werk, die afkomstig is van A.A. Barbier: ‘C'est par ordre du duc d'Orléans, régent, que cet ouvrage fut composé. On y suppose deux entretiens entre Filtz-Moritz et différentes personnes sur la succession à la couronne de France, en cas que Louis XV mourût. Le droit de Philippe V, roi d'Espagne, y est défendu par un jésuite entre autres, mais sur de si mauvais principes que tout l'avantage de la dispute est pour le duc d'Orléans.’
De oorspronkelijke druk, blijkens de later te noemen gazette die van 395 p., en nadruk daarvan hebben voorin een ‘Avis des heritiers de Léers, sur cette seconde edition des lettres de monsieur Filtz-Moritz.’ Daarin leest men, dat de eerste uitgaaf, die te Londen het licht zag, bijna niet te krijgen is en wel, omdat iemand daarvan zoveel mogelijk exemplaren heeft laten opkopen, zelfs bij 100 en 200 op naam van buitenlandse boekverkopers. Dit geschiedde om de oplaag voor zover mogelijk te supprimeren ter wille van de koning van Spanje. Daarom herdrukken zij nu dit boek geheel volgens de Londense uitgaaf, slechts met toevoeging van enkele noten. Dan volgt nog een ‘Lettre de monsieur Rosendael a M. Leers l'ainé. A Londres ce 13 janvier 1718.’ Daar leest men, dat de Engelse boekverkoper dit boek niet wil herdrukken.
In de Amsterdamse uitgaaf zijn deze ‘Avis’ en ‘Lettre’ letterlijk overgenomen, echter met uitvoerig commentaar in noten. Daar krijgt men te horen, dat het boek nooit in het Engels of in Engeland is verschenen, maar direct in het Frans te Parijs met een gefingeerd adres: ‘L'edition qu'on donne presentement à Amsterdam a été faite sur cette edition de Paris, qui est la premiere edition et non la seconde, comme on le dit ici.’ Bij de brief aan M. Leers l'ainé wordt vermeld: ‘M' Leers n'a point laissé de fils’. Ook in de eigenlijke tekst zijn een aantal verklarende noten door de Amsterdamse uitgever aangebracht.
Inderdaad heeft de Franse uitgever niet de minste moeite gedaan om het gefingeerde uitgeversadres een schijn van werkelijkheid te geven. Wie de uitgever was, kan ik niet zeggen, daar de abbé de
| |
| |
Margon in de loop der tijden bij zeer verschillende uitgevers zijn boeken liet verschijnen.
Du Villard en Changuion voegden aan de acht oorspronkelijke brieven één brief toe, waarover le Clerc in zijn bespreking het volgende meedeelde: ‘A la fin, il y a une lettre fort aigre, que l'on attribue à un Jesuite, contre ce livre, qu'il ne réfute néanmoins, par aucune bonne raison. Il y a même de traits fort piquants contre Mr. le regent de France, en feignant de le louer.’ Uit de bespreking blijkt, dat zeven van de acht brieven in de oorspronkelijke uitgaaf handelden over de geldigheid van de verklaring van Philips V van Spanje betreffende de afstand van zijn rechten op de Franse Kroon. De zevende brief was gewijd aan de geschiedenis van Spanje sedert 1698 en de rol, die de befaamde prinses des Ursins daarin had gespeeld.
In de catalogus van boeken voor 1718 vóórin dit deel vindt men naast een groot aantal Franse boeken, enkele Italiaanse boeken en tenslotte nog 11 ‘livres flamands’.
Tot zoverre de uitgaven in Frankrijk en Holland om tenslotte nog het een en ander mede te delen over de schrijver van de Réponse aux lettres de Mr. Filtz-Moritz. Op welke Jesuiet le Clerc in zijn bespreking doelde, kan ik niet zeggen. Terecht echter ontkende die de schrijver te zijn.
Ik zal beginnen met enkele citaten uit de gazette d'Amsterdam. Op 13-5-1718 leest men in het ‘Extrait de quelques lettres de Paris du 6 mai’: ‘Il paroît un autre ecrit en 395 pages in 12., sous le tître de Lettres de Mr. Filtz Moritz sur les affaires du tems, traduites de l'Anglois par Mr. de Garnesai’, waarna een weergave van de inhoud volgt. Op 17 mei volgt een bericht uit Parijs van 9 mei: ‘Le bruit court, qu'on travaille actuellement à faire une réponse au livre intitulé, Lettres de Mr. Filtz-Moritz, etc., dont on fit mention l'ordinaire dernier.’ Op 20 mei krijgt men een bericht uit Parijs van 13 mei: ‘Les Lettres de Filts-Moritz, qui traitent de la renonciation du Roi d'Espagne, sont fort goûtées du public. Outre ce qu'on en a déja raporté, on peut encore ajoûter, que l'auteur y parle, comme il doit, très avantageusement de M. le duc d'Orleans; il raporte quantité de particularitez curieuses touchant ce qui s'est passé en Espagne, en entr'autres l'Histoire de l'emprisonnement du Sr. Flotte, etc.; il supose par tout que de certains religieux, qu'il désigne assez clairement, sont trèsoposez aux interêts de M. le Régent, et soutiennent que, malgré les sermens, la renonciation ne doit pas avoir d'effet.’
Niet één antwoord, maar meer werden ter perse gelegd. Van 16-9-1718 tot 20-11-1718 zat de libraire-imprimeur Jean Malassis (volgens Lepreux te Evreux) in de Bastille wegens de verkoop van verboden boeken, waarbij o.a. les Réponses aux lettres du docteur Fitz Morice en la Polissynodie (vergel. no. 124). Geheel onverklaarbaar is voor mij de gevangenname van Gilles Desloges, dit Saint Jean, compagnon-imprimeur, die van 12-5-1715 tot 13-9-1715 in de Bastille zat, tezamen met Etienne Frémont, compagnon-imprimeur te Rouen en Jean Baptiste Machuel, imprimeur te Rouen, wegens het drukken van verboden boeken, waaronder de Réponse au livre du docteur Fitz-Morice. (Funck-Brentano no. 2306-2308). Indien dit bericht juist is, moet het een ander boek betreffen dan het hier besprokene, daar Lodewijk XIV pas op 1-9-1715 overleed en er pas daarna eventueel sprake zou kunnen zijn van de verschijning van onze Lettres de monsieur Filtz Moritz. Een ander boek op naam van een echte of gefingeerde Filtz-Maurice vond ik niet.
Een van die antwoorden is volgens Lombard (p. 148) te vinden achter een van de exemplaren, die de Bibliothèque Nationale bezit van de Lettres de monsieur Filtz-Moritz, en is te Amsterdam
| |
| |
gedrukt. Dit antwoord stelt de ongeldigheid van de afstand van Philips V van zijn rechten op de kroon van Frankrijk vast. Over het tweede antwoord schrijft Lombard het volgende: ‘Une autre, qui avait pour auteur l'abbé Brigault, avait couru Paris en manuscrit avant d'être imprimée en Hollande, si violente et audacieuse que son auteur avait été emprisonné et que la duchesse du Maine s'était empressée de le désavouer.’ De anders zo preciese Lombard geeft hier in deze korte samenvatting een onjuiste voorstelling van zaken. Hij verwijst echter naar het werk van P.E. Lemontey, Histoire de la régence et de la minorité de Louis XV (Paris 1832), I 200 en II 399, waar men uitvoerige mededelingen over deze zaak vindt. Aangezien het daar vaak genoemde antwoord van de abbé Louis Brigault stellig hetzelfde is als hetgene, dat Du Villard en Changuion afdrukten - de catalogus van de Bibl. Nat. zet het ook op zijn naam -, zal ik hier wat dieper daarop ingaan.
De ambassadeur van Spanje in Frankrijk, A.G. prins de Cellamare, smeedde in 1718 een samenzwering tegen de regent, waarbij onder meer de duchesse du Maine betrokken was. Zij was met verschillende anderen ernstig vertoornd over de beknotting van de rechten van de zogenaamde ‘princes légitimés’, waaronder haar echtgenoot, door de regent. Bij het samenstellen van stukken werkte o.a. de abbé Brigault voor hen. Het complot lekte echter uit. De Cellamare werd de grens over gezet, de duchesse du Maine in verzekerde bewaring gesteld en verschillende anderen, waaronder de marquis Jean de Pompadour en de abbé Brigault in de Bastille gevangen gezet, waar deze laatste van 11-12-1718 tot 31-9-1721 werd vastgehouden. Funck-Brentano (no. 2419) noemt hem daar als lid van de congrégation de l'Oratoire en kanunnik van Cambray, terwijl hij in zijn latere verhoren wordt aangeduid als ‘prêtre du diocèse de Lyon’. Dom H. le Clercq vertelt in zijn Histoire de la régence pendant la minorité de Louis XV, Paris 1921 (II 249), dat hij uit het Oratoire ging, en geeft nog verdere bijzonderheden over zijn wonderlijke levenswijze, net als Liselotte in brieven van 13 en 17-12-1718, die overigens de Réponse op 27-9-1718 toeschreef aan Malezieux, de Polignac en de duchesse du Maine.
De Cellamare werd uiteraard niet verhoord; toch weet Lemontey - helaas zonder vermelding van bron - te vertellen, dat de Cellamare Brigault's antwoord op de brieven van Filtz-Moritz naar Spanje stuurde, zonder de slechte opinie die hij erover had onder stoelen of banken te stoppen. Tegen zijn verwachting in kreeg hij echter opdracht te zorgen, dat het in Holland werd gedrukt. Brigault zelf vertelde bij een verhoor, dat hij het antwoord niet had laten circuleren, maar het aan de Cellamare had gegeven, door wie het via de Marquis de Pompadour de duchesse du Maine had bereikt, die voor de verspreiding zorgde.
De duchesse du Maine bevestigde dit verhaal behalve het laatste punt en ontkende ten stelligste, dat zij eraan had laten werken of zelf eraan had meegewerkt: ‘Je fus très-affligée et très surprise d'entendre dire que l'on m'accusait, dans le monde, d'avoir fait composer cet ouvrage chez moi, et que le cardinal de Polignac et Malezieu en étaient les auteurs. Ni l'un ni l'autre n'avaient lu le livre de Fitz-Moritz, et jamais nous n'avions eu ni les uns ni les autres le moindre tentation de faire une réponse.’ Wel vertelt zij in een ‘lardon de Hollande’ een artikel over de ‘princes légitimés’ te hebben gelezen en daarop een valet de chambre met een klein stukje van haar hand naar Holland te hebben gestuurd met de opdracht dat in een krant te laten opnemen, wat in de Quintessence van madame Du Noyer was gebeurd.
| |
| |
Men ziet, dat velen uitgemaakt werden voor de auteur van dit antwoord op de brieven van Filtz-Moritz. Jacques Lelong (II no. 28567), een tijdgenoot, geeft nog meer namen, bij zijn vermelding van dit antwoord, dat hij in manuscript kende, en wel de kardinaal de Polignac, de duc du Maine en Tournemine, maar aarzelt niet om zelf de abbé Brigault als auteur te beschouwen. Misschien was de ons bekende Tournemine wel de Jesuiet, die le Clerc op het oog had in zijn bespreking.
Lelong schrijft in verband met deze kwestie ook nog een ander werk aan Brigault toe, welke toeschrijving de catalogus van de Bibliothèque Nationale overneemt. Dat is de Conference d'un Anglois et d'un Allemand sur les lettres de Filtz Moritz. Le prix est de trente sols. A Cambray, chez Pierre Secret, vis-à-vis l'Archevêché. 1722. Ook de K.B. bezit een exemplaar van dit boek. In het voorwoord van 1-2-1722 zet de gefingeerde boekverkoper Pierre Secret uiteen, hoe deze uitgaaf gericht is tegen het werk, dat bij Du Villard in 1718 het licht zag, en hoe hij de copie al in juni 1719 heeft gekregen, maar heeft laten liggen, in de hoop dat de zaak weer meer in de belangstelling zou komen.
Het lijkt niet waarschijnlijk, dat dit boek inderdaad door Brigault in de gevangenis zou zijn geschreven. Ik wil daar echter niet verder op ingaan en alleen nog vermelden, dat Changuion in 1734 de Lettres de monsieur Filtz-Moritz in twee delen te koop aanbood. Ik neem aan, dat hij met het tweede deel de uitgaaf van Pierre Secret van 1722 bedoelde. De kans is dan ook groot, dat dit een Hollandse druk is.
Dan nog een enkel woord over het antwoord van Brigault. Een dergelijke toevoeging maakte een boek altijd gezochter en het was te begrijpen, dat de Amsterdamse boekverkopers het gaarne opnamen. Of dit de druk was, die de Cellamare in opdracht van het Spaanse hof liet vervaardigen, kan ik niet zeggen. Ik zou daarbij liever aan een losse uitgaaf denken, die uiteraard sneller gereed was en gemakkelijker verspreid kon worden. Wij zagen reeds, dat er vele exemplaren in omloop waren en dat het dus niet moeilijk zal zijn geweest in het bezit van de copie te komen.
Tenslotte wil ik er nog op wijzen, dat de cat. van het Br. M. abusievelijk spreekt van Lettres de M. Filtz-Moritz, traduites par M. de Carenac.
| |
124 Discours sur la polysynodie, où l'on démontre que la polysnynodie, ou pluralité des conseils, est la forme de ministère la plus avantageuse pour un roi, et pour son royaume. Par Mr. l'abbé de St.-Pierre, ci-devant de l'Academie Françoise. Ubi multa consilia salus. Prov. A Amsterdam, chez Du Villard et Changuion. 1719. 265 + 19 p. 12o.
Bibl. Nat. * E 3354.
27-5-1718: Aankondiging van het ter perse zijn van dit werk in de gazette (vergel. adv. no. 123).
9-12-1718: ‘Du Villard et Changuion, libraires dans le Kalverstraat à Amsterdam, ont imprimé et débitent actuellement, Discours sur la polysynodie, etc., par Mr. l'abbé de St. Pierre, avec son apologie en 2 lettres écrites à Mr. de Sacy, 12o.’ (Gaz.).
1718 bespreking van dit werk tezamen met het vorige no. in de Bibl. anc. et mod. (X 462).
1721 Du Villard biedt dit werk te koop aan (cat. Boursault).
1734 Changuion biedt dit werk te koop aan (cat. Longus).
De Bibl. Nat. bezit twee exemplaren van de oorspronkelijke uitgaaf, 147 p. 4o.
| |
| |
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van een nadruk: Discours sur la polysynodie, ou l'on démontre que la polysynodie, ou pluralité des conseils, est la forme de ministère la plus avantageuse pour un roy, et pour son royaume. Par Mr. l'abé de S. Pierre, cy-devant de l'Academie Françoise. Ubi multa consilia salus. Prov. A Londres, chez Jacob Tonsson, libraire. 1718. 10 + 129 p. 4o.
Charles Irénée Castel de Saint-Pierre (1658-1743), algemeen bekend als de abbé de Saint-Pierre, heeft zich bekendheid verworven door zijn geschriften op theoretisch staatkundig gebied. In 1912 wijdde Joseph Drouet een uitvoerig werk aan hem: L'abbé de Saint-Pierre, l'homme et l'oeuvre. Daaraan ontleende ik het volgende:
Reeds op 14-6-1717 was er een kwestie in de Académie Françoise naar aanleiding van een publicatie van de Saint-Pierre. Die zaak liep echter met een sisser af. Bijna een jaar later publiceerde hij zijn Discours sur la polysynodie. Over de inhoud daarvan spreekt Drouet uitvoerig. De regent had een aantal raden opgericht, maar de uitwerking daarvan was niet zeer gelukkig en reeds waren er voorstellen deze op te heffen en tot de oude toestand terug te keren, wat inderdaad op 24-10-1718 zijn beslag zou krijgen. In zijn Discours adviseerde de abbé de raden wel te handhaven en er twee nieuwe aan toe te voegen, voor de justice en commerce. Bovendien verlangde hij het recht van coöptatie en wilde hij een conseil suprême naast de koning ingesteld zien. Van hem was de formulering, die Thiers beroemd zou maken: ‘Le roi règne et ne gouverne pas.’ J.J. Rousseau, die aan dit werk een studie wijdde, zei dan ook: ‘Ce n'est rien moins qu'une révolution dont il est question dans la Polysynodie.’ Zelf schreef de Saint-Pierre in 1733, dat deze Discours ‘n'était qu'une première ébauche très imparfaite, mal digérée, où il y a plusieurs vues fausses et plusieurs expressions peu exactes et qui ont donné lieu à des interprétations entièrement opposées à mes intentions.’ Naar aanleiding van deze uitlating merkt Drouet op, dat het waarschijnlijk juist als ébauche een van de best geschreven werken van de Saint-Pierre was.
Eind april 1718 kwam de Discours van de pers. Aanvankelijk had J.B. Coignard voor de abbé de Saint-Pierre gewerkt en in 1713 had die zijn vredesplannen, ontworpen tijdens het congres te Utrecht, door Anthony Schoute te Utrecht het licht laten zien, terwijl in later jaren de combinatie Briasson te Parijs en Daniel Beman te Rotterdam als zijn uitgevers fungeerden. Uit het volgende blijkt echter, dat de Discours door een Franse drukker ter perse werd gelegd.
Op 27-4-1718 toonde de abbé de Polignac het boek in de Academie en bracht een klacht in over de strekking ervan: het belasterde de nagedachtenis van de overleden koning en ook de regent, daar over zijn instelling als een ‘conseil de parade’ werd gesproken. Drie leden van de Académie werden afgevaardigd naar de regent om hierover te spreken.
Op 5-5-1718 hield de évêque de Fréjus in de Académie een redevoering over deze zaak, waarin hij o.a. zei: ‘Monsieur le régent a déjà marqué son indignation en supprimant tous les exemplaires de ce libelle et en faisant arrêter l'imprimeur.’ Louis de Sacy, die daarna verzocht een memorie van de Saint-Pierre te mogen voorlezen, kreeg nul op zijn rekwest en de abbé de Saint-Pierre werd voortaan uitgesloten van de Académie, ofschoon tot zijn dood zijn plaats werd opengehouden.
Het journaal van Philippe de Courcillon, marquis de Dangeau, geeft een iets afwijkende versie. Daar leest men, dat de boekverkoper, die het voor zijn winkel had uitgestald, gevangen werd gezet. Ook Saint Simon vertelt ervan: ‘Une fort flate chose fit alors un furieux bruit’ en ‘Hors
| |
| |
ceux-là, personne ne se scandalisoit d'un ouvrage qui pouvoit manquer de prudence, mais qui ne manquoit en rien à la personne du feu roi, et qui n'exposoit que des vérités, dont tout ce qui vivoit alors avoit été témoin, et dont personne ne pouvoit contester l'évidence.’ Saint Simon bezag het strenge optreden van de regent uit een andere hoek: ‘M. le duc d'Orléans qui de longue main n'aimoit pas les Saint-Pierre.’ (uitg. Bibl. de la Pléiade V 91).
De merkwaardigste mededelingen over deze zaak vindt men in de Gazette de la régence janvier 1715-juin 1719 publiée d'après le manuscrit inédit conservé à la bibliothèque royale de la Haye avec des annotations et un index par le comte E. de Barthélemy (Paris 1887), die brieven van een onbekende schrijver uit Parijs aan een eveneens onbekende geadresseerde in Holland bevatten. Op 9-5-1718 schrijft hij het volgende: ‘L'abbé de Saint-Pierre aumônier de madame, a été exclu de l'Académie Françoise par l'Académie même pour avoir fait un livre dans lequel il parle très mal du feu roi et maintient l'utilité des différents conseils établis depuis sa mort. Le régent a dit aux députés de l'Academie qu'il approuvoit tout ce qu'elle avoit fait là-dessus et même a fait conduire à la Bastille le sieur Moncau qui a imprimé ce livre, que je crois renfermer beaucoup de vérités, mais elles sont dites hors de saison et d'une manière trop séche et trop vive; je ne vous en parle que par oui-dire car personne ne voit cet ouvrage.’ Op 13-5-1718 vervolgt hij: ‘On assure que le marquis d'Effiat, qui est l'homme de confiance du régent, avoit lu le livre en manuscrit de l'abbé de Saint-Pierre intitulé la Polisynodie, et qu'il avoit dit qu'on pouvoit l'imprimer. Mais le duc du Maine et le maréchal de Villeroy, qui y avoient trouvé des exceptions fortes contre la gloire du gouvernement du feu roi, ont sollicité puissamment cette disgrâce, et ils avoient même menacé si cet abbé osait se présenter chez le roi, ils ne pourroient se dispenser de le faire jetter par les fenêtres.’ (p. 251 en 254).
Ook de Franse courant, die te Amsterdam verscheen, wist erover te berichten. Op 13-5-1718 werd in het ‘extrait de quelques lettres de Paris du 6 mai’ de verschijning en de supprimering van de Polisynodie gemeld, met de mededeling: ‘L'imprimeur a été mis au Fort l'Evêque; l'abbé de St.-Pierre, qui en a été reconnu l'auteur, a eu ordre de sortir de Paris, et son nom doit être rayé du catalogue de l'Académie Françoise, dont il étoit membre.’ Op 17-5-1718 vindt men een bericht van 9 mei uit Parijs dat de abbé de Saint-Pierre zijn appartement in het Palais Royal heeft moeten verlaten, maar wel in Parijs blijft en zich, naar men aanneemt, zal verzetten tegen zijn uiteenzetting uit de Académie.
Drouet besluit zijn verhaal als volgt: ‘L'Académie avait, sans le savoir, travaillé à sa gloire. Elle lui avait assuré l'immortalité... On commença dés lors à l'appeler le fameux abbé de Saint-Pierre.’
Het lag voor de hand, dat het gesupprimeerde werk nagedrukt werd. Ik noemde hierboven een exemplaar, dat het adres ‘A Londres, chez Jacob Tonsson, libraire.’ heeft. Of deze werkelijk de hand had in deze fraaie royale uitgaaf kan ik niet zeggen, wel dat hij zijn naam met één s placht te spellen en dat Quérard Parijs als plaats van druk van deze uitgaaf noemt.
Ook Du Villard en Changuion kondigden al snel het ter perse leggen van een nadruk aan, tegelijk met die van de Lettres de monsieur Filtz-Moritz. Deze laatste verschenen, hoewel veel omvangrijker, al in augustus, terwijl het Discours op zich liet wachten tot december. Het lijkt mij waarschijnlijk, dat dit uitstel te wijten was aan het feit, dat de uitgevers nog moesten wachten op de bijlage,
| |
| |
de brieven van de abbé de St. Pierre aan Mr. de Sacy. Ik zou daarom willen aannemen, dat zij deze langs een omweg moesten verkrijgen, niet van de Saint-Pierre of de Sacy zelf. Drouet schrijft over dit toevoegsel het volgende: ‘Cette seconde édition est augmentée des lettres de l'abbé de Saint-Pierre à M. de Sacy après son expulsion de l'Académie et du mémoire qu'il se proposait de lire à l'Académie pour sa justification. L'abbé fait suivre son nom de la mention: ci-devant de l'Académie Française.’ De B.U. schrijft ook de eerste druk aan een Amsterdamse pers toe. Uit het voorgaande blijkt echter met stelligheid, dat dat niet juist is.
Als ‘Avertissement’ lieten de Amsterdamse uitgevers aan het eind van het werk nog eens weten: ‘L'Academie Françoise a exclu Mr. l'abbé de Saint Pierre de ses assemblées le 5. mai 1718, mais sa place n'a pas été déclarée vacante. Il a été traitté comme feu Mr. de Furetiere.’
Of de Amsterdamse uitgevers te laat kwamen met hun tweede editie en de belangstelling al was geluwd of dat hun oplaag te groot was, kan ik niet zeggen, wel dat in 1734 Changuion nog exemplaren te koop had.
| |
125 Deze uitgaaf, die wel in druk is verschenen, heb ik niet gevonden.
3-2-1719: ‘Henri du Sauzet, et Emanuel Du Villard et Changuion, libraires à Amsterdam, donnent avis au public, qu'ils ont sous presse, et qu'ils débiteront incessamment un ‘nouveau Journal historique, politique, critique et galant, mois de Janvier 1719. Ce livre, qui contiendra 12 feuilles en petit 8o., paroîtra à la fin de chaque mois, et le mois de fevrier suivra de près celui de janvier. On trouve aussi chez les mêmes libraires, une feuille volante, intitulée: Le courier politique et galant, qui paroît tous les lundi et jeudi depuis le commencement de cette année.’ (Gaz.).
Mijn oorspronkelijke opvatting, dat deze uitgaaf, waarvan de verkoop niet werd geadverteerd, nooit zou zijn verschenen, is onjuist. Hatin noemt dit tijdschrift, zonder echter mede te delen, of hij een exemplaar ervan heeft gezien of niet. Ik neem het laatste aan, daar hij zich beroept op de Journal des sçavans. Hij schrijft het volgende: ‘Journal historique, politique, critique et galant. 1719, 2 parties in-12. Attribué par le Journal des savants à van Effen. Les auteurs, disent les Nouvelles littéraires, s'étaient proposé pour modèle les Lettres sur les matières du temps, ouvrage bien écrit, rempli de réflexions solides et judicieuses.’ (Hatin 192).
Tevergeefs zoch ik in de Hollandse editie van de Journal des sçavans van 1719 naar deze aankondiging. Bij Justus van Effen (1684-1735), de bekende schrijver eerst in het Frans, later in het Hollands van de spectatoriale geschriften, aan wie dit werk mede wordt toegeschreven, had ik meer succes. In de Eloge historique de Mr. Juste van Effen (Bibl. Franç. XXV, 1737, 145) lezen wij het volgende: ‘Il entra encora la même année pour quelque chose dans le dessein d'un ouvrage periodique sous le titre de Journal historique, politique et galant, dont il ne parut que deux parties, Janvier et Fevrier, Mars et Avril.’ P.A. Verwer ontleent zijn mededeling in de voorrede voor de Hollandsche Spectator door Mr. Justus van Effen (Amsterdam 1756, p. XXXIII) waarschijnlijk aan deze Eloge: ‘De heer van Effen had in 't zelfde jaer eenig deel aen een werkje, dat Journal historique, politique, et galant genaemt wert; maer men zag 'er niet meer dan twee stukjes van.’ De vier maanden, die werden
| |
| |
genoemd, hebben waarschijnlijk Quérard, die over 4 afleveringen spreekt, misleid. Uit de advertentie van 3-2-1719 ziet men ook, dat het oorspronkelijk de opzet was maandelijks een aflevering te laten verschijnen.
Waarom de uitgaaf al na vier maanden werd stopgezet, kan ik niet verklaren. Pas in augustus 1719 vertrok Justus van Effen voor een reis van acht maanden naar Zweden.
Daar geen exemplaar bewaard is, kan ik niet zeggen, of het tijdschrift met adres van o.a. Du Villard et Changuion verscheen. Merkwaardig is namelijk, dat Nicolas Viollet uiteindelijk de verkoop in de gazette adverteerde. Op 7-3-1719 leest men: ‘Il donnera incessamment le nouveau Journal historique, politique, critique et galant, contenant les mois de janvier et de février, avec un supplément, où l'on trouvera la Tragedie d'Oedipe, par Mr. de Voltayre, ci-devant Arouët, qui a été universellement applaudie à Paris.’ Op 17-3-1719 kondigt hij aan, dat het de volgende maandag (de 20ste) verkrijgbaar zal zijn: ‘Avec la tragedie d'Oedipe, par Mr. Arouet de Voltayre. On pourra avoir ces deux ouvrages séparement ou ensemble: Ladite tragedie d'Oedipe se débite actuellement chez le susdit libraire.’
Dit jeugdwerk van Voltaire, dat op 18-11-1718 voor de eerste maal te Parijs was gespeeld, had groot succes, mede, naar men zegt, wegens de vele toespelingen, o.a. op de regent. Voltaire stond het privilege van 19-1-1719 aan Pierre Ribou af, die het werk tezamen met Pierre Huet, Jean Mazuel en Antoine-Urbain Coustelier uitgaf. Uiteraard volgden onmiddellijk nadrukken. Deze Amsterdamse werd waarschijnlijk ter meerdere reclame voor het nieuwe tijdschrift daaraan gekoppeld.
Ook de bovengenoemde Courier politique et galant komt volgens van Effen's biografen uit zijn pen, althans de eerste maanden van 1719. Ook daarvan is geen exemplaar bewaard. Wel meent Hatin in le Courrier, die vijf jaar later bij Uytwerf verscheen, een voortzetting hiervan te mogen zien. (Hatin 194 en 201).
| |
| |
| |
126 Nouvelle description de la France: dans laquelle on voit le gouvernement general de ce royaume, celui de chaque province en particulier; et la description des villes, maisons royales, châteaux, et monumens les plus remarquables. Avec la distance des lieux pour la commodité des voyageurs. Ouvrage enrichi de figures en taille douce. Tome premier, où il est parlé du Roi, de l'origine et de l'état des grandes charges de la cour et de la robe, et du gouvernement général de la France. Par M. Piganiol de la Force. A Amsterdam, chez Du Villard et Changuion. 1719. 12 + 310 + 32 p. 8o.
Idem. Tome Second, qui comprend la description de Paris et de ses environs, des maisons royales et de l'isle de France. etc. 28 + 333 + 43 p. 8o.
Idem. Tome Troisieme, contenant le Picardie, la Champagne, la Bourgogne, la Bresse, la Principauté de Dombes, le Bugey, le Pais de Gex, le Dauphiné, et la Provence. etc. 12 + 344 + 36 p. 8o.
Idem. Tome Quatrieme, contenant le Languedoc, le Comté de Foix, la Navarre, le Bearn, la Guyenne et Gascogne, la Saintonge, l'Angoumois, le Pais d'Aunis, le Poitou, et la Bretagne. etc. 8 + 350 + 42 p. 8o.
Idem. Tome Cinquieme, contenant la Normandie, le Maine, le Perche, l'Orleanois, la Sologne, la Beausse particuliere, ou le Pais Chartrain, le Dunois, le Vendomois, le Blaisois, une partie du Gâtinois, le Perche-Gouet, le Nivernois, le Bourbonnois, le Lyonnois, le Forez, le Beaujolois, l'Auvergne, le Limousin et la Marche. etc. 8 + 382 + 42 + 16 p. 8o.
Idem. Tome Sixieme, comprenant le Berry, la Touraine, l'Anjou, la Flandre Françoise, le Cambresis, le Hainaut François, le Dunkerquois, le pais Massin, le Verdunois, le Barois, le Luxembourg, le Toulois, l'Alsace, la Franche-Comté, et le Roussillon. etc. 8 + 454 + 54 p. 8o.
U.B.A. 1084 J 10-14 (I-V), U.B.L. 351 g 24-29, Bibl. Nat. (I-III).
[Titelpagina's rood-zwart. Gestyleerde figuurtjes als vignetten in delen I-IV en VI, vaas met bloemen als vignet in deel V. Deel I met titelplaat met opschrift ‘Description de la France’, met onderschrift ‘A Amsterdam chez Du Villard et Changuion’, gesigneerd ‘J. Smit fecit’, deel I met 4 platen, gesigneerd ‘J.S. fec.’ of ‘J. Smit fec.’, deel II met 1 ongesigneerde plattegrond, 2 gesigneerde ‘J.S. fec.’ en 4 ongesigneerde platen, deel III, IV en VI ieder met een ongesigneerde plattegrond. Met in deel I approbation. Achterin deel V: ‘Catalogue des livres nouveaux et autres, qui se trouvent à Amsterdam, chez Du Villard et Changuion libraires, dans le Kalverstraat, pour l'année 1719’ en ‘Livres imprimez chez Du Villard et Changuion, libraires à Amsterdam, dans le Kalverstraat.’]
Juli 1718 bespreking van dit werk met de mededeling ‘sous presse à Amsterdam chez Du Villard et Changuion in de Journal des sçavans (p. 103).
9-12-1718: ‘Du Villard et Changuion, libraires dans le Kalverstraat à Amsterdam,... donneront dans peu au public la Nouvelle description de la France, par Mr. Piganiol de la Force 12o. Six vol. avec figures, mieux imprimée, et la moitié meilleur marché que l'edition de Paris.’ (Gaz.).
17-3-1719: ‘Du Villard et Changuion, libraires dans le Kalverstraat à Amsterdam, ont imprimé et débitent actuellement: Nouvelle description de la France, dans laquelle on voit le gouvernement général de ce royaume, celui de chaque province en particulier; et la description des villes, maisons royales, châteaux et monumens les plus remarquables; avec la distance des lieux, pour la commodité des voyageurs, 12o. 6 vol. ornez de figures en taille douce.’ (Gaz.).
1719 bespreking van dit werk in de Bibl. anc. et mod. (XI 373).
1721 Du Villard biedt dit werk te koop aan (cat. Boursault).
1734 Changuion biedt dit werk 12o 6 vol. te koop aan (cat. Longus).
De Bibl. Nat. bezit exemplaren van de oorspronkelijke uitgaaf met titels als boven, 1 exemplaar met adres ‘A Paris, chez Theodore Legras fils, au troisieme pilier, de la grande salle du Palais, à l'L couronnée’ en 1 exemplaar met adres ‘A Paris chez Florentin Delaulne, rue Saint-Jacques, à l'Empereur’, beide dezelfde uitgaaf van 1718. I 32 + 462 + 54 + 10 + 1 p.; II 18 + 504 + 62 p.; III 10 + 524 + 54 p.; IV 12 + 527 + 62 p.; V 12 + 574 + 58 p.; VI 12 + 682 + 75 p. 8o (Titelpagina's rood-zwart. Deel I met titelplaat en platen, gesigneerd ‘Delamonce del. Herisset sculp.’ Deel II met platen, gesigneerd ‘J.B. Scotin scul.’ Met appr. van 20-2-1714 van
| |
| |
Rassicod, en priv. van 10-3-1714 voor Piganiol de la Force voor dit werk voor 16 jaar, afgestaan door hem volgens onderling accoord aan Delaulne et Legras fils 17-3-1714, gereg. 2-4-1714).
De Bibl. Nat. bezit ook exemplaren van de 2de editie bij T. Legras in 1722 en van de 3de editie bij G. Desprez in 1753 en T. Legras in 1753-1754.
Jan. 1720: ‘M. Piganiol de la Force donna en 1718 une Nouvelle description de la France. Cette édition s'est débitée avant qu'on ait eu occasion d'en parler dans ce journal; mais l'auteur nous a fait informer qu'on alloit faire une nouvelle edition de son ouvrage.’ Daarom verzoek om eventuele opmerkingen aan Delaulne of Legras mede te delen. (Suite de la clef 38).
Jean Aymar Piganiol de la Force (1673-1753), schrijver van compilatorische geografische werken, verwierf zich daarmee een grote naam, zodat zijn werken zeer gezocht waren. Hij was tevens tezamen met een ander de schrijver van de Nouveau Mercure, die Ganeau in 1708 etc. te Trevoux liet drukken.
De Hollandse druk was minder royaal dan de Franse en een enkel maal iets bekort, niet in de tekst, maar bijv. in de inhoudsopgaaf. Uit de advertentie van de Amsterdamse nadruk, die aankondigt dat deze veel mooier en de helft goedkoper dan de oorspronkelijke druk zal worden, maak ik op, dat hier van een werkelijke nadruk sprake is, dus tegen de wens van de oorspronkelijke uitgever. Dit wordt bevestigd door een stuk, dat Lepreux (vergel. III 1e partie 303 en 2e partie 299) afdrukt. In 1723 wordt op verzoek van Florentin Delaulne de imprimeur-libraire Jean Baptiste Machuel le Jeune te Rouen vervolgd wegens het invoeren van een baal met exemplaren van de Hollandse nadruk van dit werk.
Merkwaardig is de geheel onjuiste uitleg, die Lepreux hieraan geeft: ‘En 1723, il (= Machuel) était poursuivi par Florentin Delaulne, imprimeur à Paris, au sujet d'une contrefaçon faite au préjudice de celui-ci, de l'ouvrage de Piganiol de la Force intitulé, Nouvelle description de la France; on disait que l'éditeur Rouennais avait fait venir cette contrefaçon de Hollande, je crois qu'il l'avait tout simplement imprimée lui-même et faussement datée, qu'il en avait ensuite fait passer l'édition dans le pays des Elzévier, pour qu'elle soit en temps opportun réexpédiée par petits ballots à lui et à ses clients; les livres comme le vin gagnaient alors à voyager.’ Men ziet hieruit, dat de Hollandse nadruk ook wel degelijk voor Frankrijk zelf was bestemd, niet alleen voor andere landen.
| |
127 Vergelijk voor de tweede druk van deel I en voor deel II van de Bibliothèque des dames van Steele no. 115.
128 Vergelijk voor de tweede druk van de Histoire de la découverte et de la conqueste du Perou van de Zarate no. 55.
129 Deze uitgaaf, waarschijnlijk met overplakt adres of nieuwe titelpagina, heb ik niet gevonden.
1719: Sermons sur divers textes de l'Ecriture Sainte par David Durand. 8o. (Livres imprimez chez Du Villard et Changuion, cat. Steele II).
| |
| |
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de oorspronkelijke uitgaaf: Sermons sur divers textes de l'Ecriture Sainte. Par David Durand, ministre a Londres. A Rotterdam, chez Fritsch et Böhm, 1711. 10 + 386 + 4 p. 8o.
David Durand (1680/81-1763) kwam nog vóór de dood van Bayle in Rotterdam en bleef daar enige jaren. Zijn vertrek naar Engeland, waar hij Frans predikant zou worden, moet blijkens het bovengaande al vóór 1714, welke jaar men meestal noemt, hebben plaatsgevonden. In de Préface van zijn werk vertelt hij, hoe hij is gekomen tot het uitgeven van de 12 preken, die door hem te Rotterdam zijn gehouden.
Het was begrijpelijk, dat hij daarvoor geen Engelse, maar een Hollandse uitgever zocht. Fritsch en Bohm, de opvolgers van Leers, kwamen in de allereerste plaats in aanmerking. Op de veiling, die Bohm op 11-11-1715 te Delft hield, zal onder meer de oplaag van dit werk met het recht van copie verkocht zijn. Op 2-1-1717 verklaarde Claude Jordan f 1200 schuldig te zijn aan de erven Leers voor boeken, die hij op deze veiling had gekocht, te betalen in 12 termijnen van 6 maanden, waarvan de eerste op 1-9-1716 was vervallen. Zijn borg was Pierre Brunel. Op 10, 17, 21 en 28 april 1716 had Claude Jordan de verkoop van de Sermons de Basnage en de Sermons de Durand in de gazette geadverteerd. Het ligt dan ook voor de hand, dat bij de boeken, die hij in november 1715 in Delft had gekocht, een groot aantal exemplaren van deze twee uitgaven waren. Waarschijnlijk hebben Du Villard en Changuion later een aantal exemplaren van het tweede werk overgenomen en deze hetzij voorzien van een nieuwe titelpagina, hetzij het adres van Fritsch en Bohm overplakt met een strookje met hun eigen adres. Anders zou de vermelding van dit werk onder de eigen drukken achterin de uitgaaf van Steele's werk, dat in april 1719 verscheen, geheel onverklaarbaar zijn. Een herdruk, waarvan geen exemplaar meer bekend zou zijn en die nooit in de kranten werd geadverteerd, lijkt mij minder waarschijnlijk. In 1728 zag een tweede druk te Londen het licht. Beide drukken zijn betrekkelijk zeldzaam.
| |
130 Recueil de diverses pieces, sur la philosophie, la religion naturelle, l'histoire, les mathematiques, etc. Par mrs. Leibniz, Clarke, Newton, et autres autheurs célèbres. A Amsterdam. Chez Duvillard et Changuion. 1720. 106 + 409 + 6 p. 12o.
Idem. Tome Second. 4 + 424 + 14 p. 12o.
Bibl. Nat. Z 23580-23581.
[Titelpagina's rood-zwart. Drukkerij met opschrift ‘Vitam mortuis reddo’ als vignetten (van verschillende koperplaten). Voorin deel I portret van Guillelmine Charlotte princesse de Galles etc., gesigneerd ‘Kneller p. G. Schouten f.’ De woorden ‘Chez Du Villard et Changuion’ op een strookje, geplakt over het oorspronkelijke ‘Chez H. Du Sauzet’.]
De Bibl. Nat. en de U.B.A. bezitten een exemplaar van dit geheel gelijke oorspronkelijke exemplaar met adres ‘Chez H. Du Sauzet’.
16-7-1720: ‘H. du Sauzet, libraire à Amsterdam, publiera dans peu un Receuil de diverses pieces sur la philosophie, la religion naturelle, l'histoire, les mathématiques, etc., par mrs. Leibniz, Clarke, Newton, et autres auteurs célebres, 2 vol. in 12o. (Gaz.).
| |
| |
13-9-1720: ‘Du Villard et Changuion, libraires à Amsterdam, ont imprimé et débitent le Recueil de diverses pieces sur la philosophie, la religion naturelle, l'histoire, les mathematiques etc., par mrs. Leibnitz, Clarke, Newton et autres auteurs celèbres 12o. 2 vol.’ (Gaz.).
Oct. en nov. 1721 bespreking van dit werk bij Duvillard et Changuion in de Journal des sçavans (p. 439 en 496): ‘Le public est redevable de ce recueil aux soins de M. Desmaizeaux, qui a traduit d'Anglois en François une partie des pieces contenuës dans ces deux volumes.’ ‘Une autre personne a traduit les recherches philosophiques.’
1721 Du Villard biedt dit werk te koop aan (cat. Boursault).
1734 Changuion biedt dit werk te koop aan (cat. Longus).
Het Br. M. bezit een exemplaar van de oorspronkelijke Londense uitgaaf, waarvan men de titel vindt in de hiervolgende bespreking.
1717: ‘A collection of papers, which passed between the late learned Mr. Leibnitz, and Dr. Clarke, in the years 1715 and 1716, relating to the principles of natural philosophy and religion. With an appendix. To which is added, letters to Dr. Clarke concerning liberty and necessity, from a gentleman of the university of Cambridge R. Bulkeley with the doctor's answers to them. Also remarks upon a book, entituled, Philosophical enquiry concerning humane liberty. By Samuel Clarke, D.D. rector of St. James's Westminster. London: Printed for Jam. Knapton 1717, 8o 462 p.
Ce livre est dédié à son altesse royale, madame la princesse de Gales. Comme cette illustre princesse connossoit parfaitement le mérite de Mr. Clarke et de Mr. Leibnitz et qu'elle se fait un véritable plaisir d'encourager les sciences, elle jugea à propos d'engager les deux savans philosophes dans une dispute, qui roule sur des matieres très importantes, et qui sera très-utile au public. Mr. Leibnitz a écrit en François, et Mr. Clarke lui a répondu en Anglois. On trouve dans ce volume les ecrits originaux de ces deux messieurs avec une traduction Angloise de ceux de Mr. Leibnitz, et une version Françoise de ceux de Mr. Clarke. Ces deux traductions représentent fidèlement le sens de l'original. Quoique j'aie lû ce livre plus d'une fois, je n'entreprendrai point d'en donner un extrait puisque'on a dessein de le réimprimer incessamment en Hollande. Si tous les bons livres d'Angleterre étoient traduits en François, je ne m'amuserois pas à publier ce journal. On trouvera dans cette dispute les principes philosophiques de Mr. le chevalier Newton et de Mr. Clarke dévelopés avec beaucoup de netteté. Tous ceux qui aiment la philosophie, liront sans doute ce livre avec empressement. J'admire la probité et le jugement de Mr. Clarke, et je n'ai pas oublié les bontez que feu Mr. Leibnits m'a témoignées.
Avant que de finir cet article, j'avertirai mes lecteurs qu'on a imprimé depuis peu, dans cette ville, une dissertation philosophique sur la liberté humaine, dans laquelle on soûtient que l'homme n'est pas libre. C'est une brochure de 118 pages in 8. On attribue cet ouvrage à une personne, qui a beaucoup d'esprit et de lecture. Mr. Clarke y a répondu, et sa réponse se trouve à la fin de ce volume. Je ne doute pas qu'on ne traduise ces deux pièces en François, et qu'on ne les réimprime en Hollande avec la dispute, dont je viens de parler. En cas que je me trompe dans ma conjecture, je rendrai compte de ces deux dissertations dans la suite de cette Bibliotheque.’ (Bibl. Angl. I 455).
1717: ‘De Londres. Il s'est fait en très peu de tems deux editions d'un écrit sur la liberté, ou le franc-arbitre, qui est l'ouvrage le plus complet et le plus methodique qu'on ait encore vû sur cette matiere. A philosophical inquiry concerning human liberty, in 8. On l'atribue à Mr. Collins, gentilhomme Anglois, qui joint à beaucoup d'erudition une justesse d'esprit et une pénétration peu commune. Il y soutient la liberté qu'on appelle de spontanéité, et refute celle qu'on nomme d'indifférence... Mr. Clarke a repondu à Mr. Collins, et a inséré sa réponse dans un volume qu'il vient de publier, et qui contient la dispute qu'il a eüe avec M. Leibnitz, sur quelques hypothéses philosophiques de Mr. le chevalier Newton, qui regardent les principes de la philosophie et de la religion naturelle. Cette dispute consiste en cinq écrits de Mr. Leibnitz, et autant de reponses de Mr. Clarke:...’ (Hist. crit. de la rep. des lettres XIV 314).
Jan.-febr. 1718 bespreking van dit werk in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 43).
De oorspronkelijke uitgaaf, die uitging van de theoloog en philosooph Samuel Clarke (1675-1729), hoef ik na het hier vermelde niet nader te beschrijven. Bij Emile Ravier, Bibliographie des oeuvres de Leibniz (Paris 1937), vindt men bovendien een zeer gedetailleerde opgaaf van de inhoud. Hetzelfde geldt ook voor de editie van 1720, een herdruk daarvan van 1740 en een Duitse vertaling van 1720 (no. 327, 354, 410 en 351).
| |
| |
Aan de geschillen, die aanleiding gaven tot deze publicaties zijn heel wat studies gewijd. Ik noem er hier vier. Het zijn G.V. Leroy, Die philosophischen Probleme im Briefwechsel zwischen Leibniz and Clarke (Mainz 1893), J.E. Hofmann, Studien zur Vorgeschichte des Prioritätsstreites zwischen Leibniz und Newton (Berlin 1943), J.O. Fleckenstein, Der Prioritätsstreit zwischen Leibniz und Newton. Isaac Newton (Basel-Stuttgart 1956) en H.G. Alexander, The Leibniz-Clarke correspondence (Manchester 1956). Het laatste boek geeft een korte heldere uiteenzetting over de twee kwesties, die hier in het geding zijn. Van 1705 tot 1716 (de dood van Leibniz) werd een dikwijls zeer onverkwikkelijke strijd gevoerd, wie de uitvinder was van de differentiaal- en integraalrekening, Newton of Leibniz. Op instigatie van de prinses van Wales, een volgeling van Leibniz en later ook van Clarke, een vurig voorstander van Newton, disputeerden Leibniz en Clarke in de jaren 1715 en 1716 per brief over theologische en philosophische onderwerpen.
Deze laatste briefwisseling werd met enkele toevoegingen in Londen in 1717 door Clarke in het licht gegeven. De vertalingen van de Engelse stukken in het Frans waren volgens Ravier van de hand van Michel de la Roche. Hij was de redacteur en schrijver van de Bibliothèque Angloise en schreef daarin ook de bovenaangehaalde aankondiging, waaruit blijkt, dat er al direct plannen werden gemaakt voor een nadruk in Holland. Alweer volgens opgaaf van Ravier vertaalde ook daarvoor de la Roche enkele stukken van het Engels in het Frans. Twee stukken drukte hij eveneens af in zijn Mémoires littéraires de la Grande-Bretagne van 1720 deel I, een tijdschrift dat hij na het stopzetten van zijn werkzaamheden voor de Bibliothèque Angloise redigeerde. Of dit geschiedde met instemming van de uitgevers van het Recueil van 1720 kan ik niet zeggen.
De leiding van de uitgaaf van het Recueil had de bekende Desmaizeaux. Deel I was grotendeels een nadruk van de Londense uitgaaf van 1717, echter met toevoeging van een Franse vertaling, door de Bons, van de bovengenoemde Philosophical inquiry van Anthony Collins. Ook publiceerde Desmaizeaux in dit deel een inleiding van niet minder dan 81 pagina's, gedagtekend ‘à Londres, le 27 d'Octobre 1719’. Daarin wijdde hij een uitvoerige beschouwing aan de bovengenoemde geschillen om daarna over te gaan op de Engelse editie en tenslotte een motivering te geven van deze nieuwe uitgaaf: ‘Cependant toutes ces pièces ne sont gueres plus connuës de là la mer, que si elles n'avoient jamais été publiées. Mais on les trouvera beaucoup plus correctes que dans l'édition de Londres, et plus conformes aux originaux.’ Ravier haalt deze passage ook aan, maar laat het woordje que weg, zodat de zin vreemd aandoet voor een redacteur, die zijn boek aanprijst.
Deel II daarentegen was vrijwel geheel gewijd aan de strijd tussen Leibniz en Newton. Door bemiddeling van A.S. Conti was Desmaizeaux in het bezit gekomen van een aantal brieven en stukken, die Leibniz aan Remond had gezonden en die op een enkele na nog niet waren gepubliceerd: ‘J'y ay joint deux ou trois pièces de M. Leibniz qui avoient déjà paru; mais, outre qu'elles étoient devenues assez rares, il s'y étoit glissé bien des fautes que l'on a corrigées.’ O.a. was daarbij Leibniz’ Essai sur l'origine des François, die alleen in het Latijn was verschenen.
Belangstellenden in de uitgaaf kunnen daarover nog heel wat vinden in de correspondentie van Desmaizeaux, die in het British Museum wordt bewaard. Daaronder bevindt zich ook een groot aantal brieven van de uitgever Henri du Sauzet. Deze was aanvankelijk in 's-Gravenhage gevestigd
| |
| |
en gaf daar sedert 1714 een wekelijkse krant de Nouvelles littéraires uit, waarvoor hij op raad van Jean le Clerc in Engeland Desmaizeaux als correspondent aanzocht. (J.H. Broome, ‘Pierre Desmaizeaux, journaliste. Les nouvelles littéraires de Londres entre 1700 et 1740.’ in Revue de littér. comparée XXIX, 1955, 154-204). Het ligt voor de hand, dat Desmaizeaux voor deze Franse uitgaaf contact opnam met de Haagse boekverkoper. Blijkens een mededeling van Alexander (p. 185) berusten drukproeven van dit werk nog in Cambridge University Library.
In 1718 verhuisde Henri du Sauzet van 's-Gravenhage naar Amsterdam, zodat het Recueil daar het licht zou zien. Het vignet met drukkerij, dat op de uitgaaf prijkt, was een ontwerp van Bernard Picart en komt op diens oeuvre-catalogus voor als door hemzelf ontworpen, getekend en gegraveerd. Waarom de uitgaaf of althans een gedeelte daarvan direct na de verschijning werd overgedaan aan Du Villard en Changuion, met wie du Sauzet veel samenwerkte, kan ik niet zeggen.
Changuion kwam in 1740 met een ‘Seconde edition, revue, corrigée et augmentée’ met portretten van Newton, Leibniz en Clarke. In de ‘Avertissement sur cette seconde edition. A Sainte Marie la Bonne, le 18 d'Avril 1740’ vertelt Desmaizeaux, hoe in de eerste druk van 1720 door vergissingen van de copiist fouten zijn geslopen, welke hier zijn verbeterd, evenals enkele omissies, die Newton zelf nog heeft aangewezen. Een aantal stukken werd toegevoegd.
| |
131 Les femmes des douze cesars, contenant la vie et les intrigues secretes des imperatrices et femmes des premiers empereurs Romains; où l'on voit les traits les plus interessants de l'histoire Romaine. Tirée des anciens auteurs Grecs et Latins, avec des notes historiques et critiques. Par M. de Servies. A Amsterdam, chez Du Villard et Changuion. 1721. 8 + 531 + 1 p. 12o.
U.B.A. 397 H 2, Wolfenbüttel.
[Titelpagina rood-zwart. Gestyleerd figuurtje als vignet. Met appr. van 15-9-1717 van Fontenelle.]
13-9-1730: ‘Du Villard et Changuion, libraires à Amsterdam, ont actuellement sous presse... l'Histoire des femmes des douze cesars, par Mr. de Servies 12o.’ (Gaz.).
1720 aankondiging van dit werk ‘Imprimé à Paris, et réimprimé a Amsterdam chez Du Villard et Changuion 1720 in 12 pag. 531 sans l'epitre et la table des imperatrices.’ (Journal Lit. XI 241).
7-1-1721: ‘Du Villard et Changuion, libraires à Amsterdam, ont achevé d'imprimer et débitent les livres suivants:... Les femmes des douze cesars, contenant la vie et les intrigues secretes des imperatrices et femmes des premiers empereurs Romains, où l'on voit les traits les plus interessans de l'histoire Romaine, par Mr. de Servies, 12o.’ (Gaz.).
1734 Changuion biedt dit werk 12o 3 vol. te koop aan (cat. Longus).
De Bibl. Nat. heeft een exemplaar van de oorspronkelijke uitgaaf: Les femmes des douze cesars, contenant la vie et les intrigues secretes des imperatrices et femmes des premiers empereurs romains; où l'on voit les traits les plus interessants de l'histoire Romaine. Tirée des anciens auteurs Grecs et Latins, avec des notes historiques et critiques. Par M. de Servies. Dedié à monseigneur le duc de Chartres. A Paris, chez de Launay, ruë S. Jacques, à la Ville de Rome, proche la Fontaine de S. Severin. 1718. Avec approbation et privilege du Roy. 8 + 549 + 3 p. 12o (met appr. van 15-9-1717 van Fontenelle en priv. van 9-11-1717 voor Pierre de Launay voor dit werk voor 6 jaar, gereg. 15-11-1717).
| |
| |
De Bibl. Nat. heeft ook een ‘Seconde edition. Revûë, corrigée et augmentée. 1720. 6 + 535 + 33 p. 12o. (met bovengenoemd priv.).
De Bibl. Nat. heeft ook een exemplaar van een tweede Amsterdamse uitgaaf ‘Quatrieme edition, corrigée et augmentée. Tome Premier. A Amsterdam, chez François Changuion. 1722. 6 + 584 + 16 p. 12o.’ (Titelpagina rood-zwart. Putti aan het werk, met opschrift ‘Un travail assidu...’ als vignet. Na p. 302 is een tweede titelpagina ingevoegd, geheel gelijk aan de vorige, met uitzondering van Tome Premier, dat vervangen is door ‘Tome Second’).
De Bibl. Nat. heeft ook een exemplaar van een vervolg: Les imperatrices Romaines ou histoire de la vie et des intrigues secretes des femmes des empereurs Romains, et des princesses de leur sang. Dans laquelle l'on voit les traits les plus interressans de l'histoire Romaine. Tirée des anciens auteurs Grecs et Latins, avec des notes historiques en critiques. Par M. de Serviez. Dediée à monseigneur le duc de Chartres. Tome Second. Suite des femmes des douze cesars. A Paris, chez De Launay, ruë S. Jacques, à la Ville de Rome, proche la Fontaine de S. Severin. 1723. Avec approbation et privilege du Roy. 18 + 316 p. 12o (met appr. van 4-5-1722 en priv. van 4-9-1722 voor Mattieu de Launay voor dit en voor het vorige werk voor 8 jaar, gereg. 23-10-1722).
1723 aankondiging van dit werk met vermelding van de nadruk van deel I bij Changuion in de Bibl. Françoise (I 293).
10-9-1723: ‘François Changuion, libraire à Amsterdam, a sous presse... la Vie des imperatrices Romaines, par Mr. de Servies’ etc. (Gaz.).
21-7-1724: ‘François Changuion, libraire à Amsterdam,... publiera dans peu les Imperatrices Romaines ou suite des femmes des 12 Cesars, par Mr. de Servies. 12o. 2 vol.’ (Gaz.).
26-9-1724 aankondiging van de verkoop van dit werk (Gaz.).
Tenslotte bezit de Bibl. Nat. een exemplaar van een volgende editie, waaraan nog een deel is toegevoegd, met adres ‘Nouvelle edition, augmentée. Tome Premier. A Paris, chez Guillaume Saugrain, Grand Salle du Palais, vis-à-vis la Grand'Chambre, à l'Ange Gardien. 1728. Avec approbation et privilege du Roy. Tome Second. Tome Troisième. (met approbations van 1717 en 1722 en van 5-12-1726 voor het derde deel en met privilege van 1722). Andere exemplaren hebben de naam P. Prault of S. Ravenel.
J.R. de Serviez (1679-1727), historicus en schrijver, had met zijn werk over de vrouwen van de Romeinse keizers in Frankrijk groot succes, daar men er een toespeling op de excessen van het hofleven onder de regent in zag.
Het is in zekere zin te verwonderen, dat pas twee jaar na de verschijning een nadruk in Holland het licht zag. Die nadruk werd achterhaald of waarschijnlijker nog voorafgegaan door een Parijse tweede editie, die met het jaartal 1720 verscheen als ‘Seconde edition. Revûë, corrigée et augmentée’. Deze drukte Changuion - Du Villard was inmiddels naar Zwitserland vertrokken - in 1722 na, waarbij hij op de titelpagina het seconde édition wijzigde in quatrième édition. Deze laatste Amsterdamse nadruk was veel royaler en mooier uitgevoerd dan de Franse druk van 1720.
Intussen werkte de Serviez verder en in 1723 zag een vervolg het licht. In 1728 verscheen tenslotte na de dood van de schrijver samen met de twee eerdere delen een derde en laatste deel. Deze drie delen bood Changuion in 1734 te koop aan, waarschijnlijk alle in nadruk, want hoewel ik geen exemplaar vond, bewijst de advertentie van 1724, dat in ieder geval ook deel II bij Changuion verscheen.
| |
132 Oeuvres de Mr. Boursault contenant les pieces de theatre. Nouvelle edition augmentée. Tome Premier. A Amsterdam, chez Duvillard et Changuion. 1721. 434 p. 12o. Idem. Tome Second. 386 p. 12o.
U.B.A. 705 E 11-12, Bibl. Nat. Yf 3361-3370.
| |
| |
[Titelpagina's rood-zwart. Putti aan het werk, gesigneerd ‘B.P. del. 1716’, als vignetten. Ongesigneerde titelplaten met onderschrift ‘theatre de Mr. Boursault’ voorin deel I en II, ongesigneerde platen, 4 in deel I en 3 in deel II. Achterin deel II: ‘Catalogue de livres François et Latins, qui se trouvent à Amsterdam chez Duvillard et Changuion, libraires dans le Kalverstraat.’
Inhoud deel I:
Lettre d'un theologien, illustre par sa qualité et par son merite, consulté par l'auteur pour savoir si la comedie peut être permise, ou doit être absolument deffenduë (7-70 p.).
Germanicus. Tragedie representée par les comediens du Roy. Suivant la copie a Paris, chez Jean Guignard, à l'entrée de la Grand'Salle, à l'Image S. Jean. 1720. 88 p.
Marie Stuard, reine d'Ecosse, tragedie. Par Mr. Boursault. Suivant la copie. A Paris, chez Jean Guignard, à l'entrée de la Grand'Salle, à l'Image S. Jean. 1720. 80 p.
La comedie sans titre. Revûë et corrigée par son veritable auteur. Suivant la copie. A Paris, chez Jean Guignard, à l'entrée de la Grand'Salle, à l'Image S. Jean. 1720. 96 p.
Phaëton. Comedie. Suivant la copie. A Paris, chez Jean Guignard, à l'entrée de la Grand'Salle, à l'Image S. Jean. 1720. 100 p.
Inhoud deel II:
Meleagre. Tragedie. Mise en musique. Suivant la copie de Paris. A Amsterdam, chez Duvillard et Changuion. 1721. Erachter: ‘La féte de la Seine’ (61-70). 70 p.
Les fables d'Esope, ou Esope en ville. Comedie. Suivant la copie de Paris. A Amsterdam, chez Duvillard et Changuion. 1721. 114 p.
Esope a la cour, comedie heroique. Par feu Mr. Boursault. Suivant la copie de Paris. A Amsterdam, chez Duvillard et Changuion. 1721. 114 p.
Le jaloux prisonnier. Comedie. Representée par les comediens de l'hotel de Bourgogne. Par le sieur Boursault. Suivant la copie de Paris. A Amsterdam, chez Duvillard et Changuion. 1721. 39 p.
La satyre des satyres. Comedie. Suivant la copie de Paris. A Amsterdam, chez Duvillard et Changuion. 1721. Met Catalogus (zie boven) (50-96). 96 p.
Titelpagina's alle 9 zwart. Sfeer als vignet bij alle.]
De Bibl. Nat. bezit ook losse exemplaren van deze uitgaaf van Esope a la cour, waarvan de catalogus ten onrechte 1726 als jaar van uitgaaf vermeldt (Bibl. Nat. Yf 3368), Fables d'Esope, le Jaloux prisonnier, Meleagre en le Satyre des satyres.
13-9-1720: ‘Du Villard et Changuion, libraires à Amsterdam,... ont actuellement sous presse toutes les Oeuvres de Mr. Boursault 12o.’ (Gaz.).
7-1-1721: ‘Du Villard et Changuion, libraires à Amsterdam, ont achevé d'imprimer et débitent les livres suivants: le Théatre de Mr. Boursault, 2 vol. in 12o avec figures: nouvelle edition. Considerablement augmentée.’ (Gaz.).
1734 Changuion biedt dit werk 12o 2 vol. te koop aan (cat. Longus).
Edme Boursault (1638-1701), schrijver van romans, novellen, verzen en toneelspelen, kwam reeds in 1694 met een uitgaaf van deze laatste. Dit werk, Pièces de theâtre de Me. Boursault 12o 1694, uitgekomen bij J. Guignard te Parijs, bood Du Villard in 1716 in zijn catalogus in deel IV van la
| |
| |
Placete te koop aan. Mogelijk is ook, dat dit de Hollandse nadruk, die Brunet noemt, was. Boursault was intussen echter nog doorgegaan met publiceren. Zijn Esope a la cour was pas na zijn dood opgevoerd. Op 14-1-1702 had zijn weduwe privilege gekregen voor 4 jaar (ff 21939, 626) en in 1702 was het in druk verschenen bij D. Beugnie te Parijs en nog hetzelfde jaar herdrukt of misschien nagedrukt. Het werd ook afgedrukt achteraan een nieuwe uitgaaf van de Pièces de théâtre bij J. et M. Guignard in 1701.
In 1720 vatten Du Villard en Changuion het plan op met een nieuwe uitgaaf van de verzamelde toneelstukken te komen. In ‘Le libraire au lecteur’ zette deze uiteen, dat Boursault, hoewel de mindere van Corneille, Racine en Molière, hen toch als mindere het dichtst benaderde, waarom dan ook deze uitgaaf op touw was gezet. Begin 1721 konden de uitgevers de verkoop aankondigen. Of zij zelf ook al exemplaren van elk toneelstuk apart verkochten, kan ik niet zeggen. Een feit is het, zoals boven aangetoond, dat aparte exemplaren in omloop zijn. Niet elk toneelstuk begon met een nieuw vel, zodat de losse exemplaren apart moeten zijn afgedrukt.
In de uitgaaf van 1701 waren niet alle toneelstukken van Boursault opgenomen. Du Villard en Changuion voegden in hun editie nog twee kleine stukken toe. Dat waren le Jaloux prisonnier en le Satyre des satyres. Dit laatste was in 1669 bij J. Ribou te Parijs in druk verschenen. Van het eerste vond ik geen druk en evenmin een vermelding daarvan. Ongetwijfeld moet die echter hebben bestaan. Alfred Hoffmann deelt in zijn dissertatie, Edme Boursault nach seinem Leben und in seinen Werken (Metz 1902), mee, dat dit in 1663 ten tonele werd gebracht als Les Cadenats of wel Lejaloux endormi. Hij ziet deze ‘wertlose Eifersuchtsposse’ als een stap terug van Boursault, die reeds veel betere stukken had geschreven. Vermoedelijk beschikten Du Villard en Changuion toevallig over een exemplaar van de beide toegevoegde comedies, die door de Franse uitgevers met nog andere toneelstukken als te weinig belangrijk voor hun uitgaaf verworpen zullen zijn. Waarom Du Villard en Changuion de titel van het ene wijzigden, kan ik niet zeggen. Wel, dat dit zo weinig consequent geschiedde, dat de opschriften boven de pagina's van pag. 11 afweer ‘endormi’ en niet als daarvoor ‘jaloux’ geven.
Nog in 1734 bood Changuion dit werk te koop aan. Intussen had dan ook in Parijs in 1725 een nieuwe uitgaaf van Boursault's Théâtre het licht gezien. Het was stellig deze uitgaaf, die Brunet voor 6 l. te koop had (ff 21739, 57).
| |
133 Van deze uitgaaf heb ik geen exemplaar gevonden met het adres van Du Villard et Changuion.
7-1-1721: ‘Du Villard et Changuion, libraires à Amsterdam, ont achevé d'imprimer et débitent les livres suivants:... l'Histoire de Guillaume III, roi de la Grande Bretagne, 2 vol. in 12o. Etat présent de la Suede, par Mr. Robinson, continué jusqu'à l'avenement de la reine Ulrique-Eleonore au trône, 2 vol. in 8o.’ (Gaz.).
1734 Changuion biedt dit werk 12o 2 vol. te koop aan (cat. Longus).
De U.B.A. bezit een exemplaar van deze uitgaaf: Histoire de Guillaume III. Roi de la Grande Bretagne. Tome Premier. A Amsterdam, chez Pierre Brunel, près de la Bourse, à la Bible d'Or. 1692. 10 + 427 p. 12o. Idem. Tome Second. 2 + 357 p. 12o (Titelpagina's zwart. Figuur met opschrift ‘Je maintiendray’ in deel I, prinselijk echtpaar in medaillon in deel II als vignetten. In deel I titelplaat, gesigneerd R. de Hooghe f. 1692 en onderschrift ‘Histoire de Guillaume III Tom. I. A Amsterdam chez P. Brunel.’ Met portret van Willem III gesigneerd ‘P.B.’).
| |
| |
April-aug. 1692 aankondiging van dit werk in de Bibl. univ. et hist. XXII voorin en in de Hist. des ouvr. des savants (p. 555).
De U.B.A. bezit ook een ander exemplaar van deze uitgaaf: Histoire de Guillaume III. Roi de la Grand'Bretagne. Tome Premier. Contenant ce qui s'est passé depuis la naissance de ce prince jusqu'à la réduction de l'Irlande. A Amsterdam, chez Pierre Brunel, sur le Dam, à la Bible d'Or. 1703. 6 + 490 p. 12o. Idem. Tome Second. Contenant ce qui s'est passé depuis la réduction de l'Irlande jusqu'à sa mort. 4 + 496 p. 12o (Titelpagina's roodzwart. Sfeer als vignetten. Met ongesigneerde portretten van Willem III en gemalin).
Dec. 1702: ‘On voit à Amsterdam deux Histoires de Guillaume III roi d'Angleterre etc. L'une imprimée chez P. Mortier, est en 3 vol. in 8 enrichie de plus de 80 figures ou medailles, l'autre chez P. Brunel en 2 vol. grand in 12 sans figures. Il s'en imprime une troisième à la Haye chez Estienne Foulque en 3 vol. in 12o avec figures.’ (Journal de Trevoux H. achterin).
Dec. 1702 en Febr. 1703 aankondiging en bespreking van deze drie uitgaven in de Nouv. de la rep. des lettres met de mededeling: ‘La seconde qui se vend chez Pierre Brunel dans la même ville est en deux volumes in 12 sans figures et ne coute que quarante sols.’ Deel I 491 p., deel II 516 p. (p. 699 en 179).
Aug. 1704 bespreking van dit werk in de Acta eruditorum (p. 371).
De exemplaren, die ik van de twee hier aangekondigde drukken vond staan allebei op naam van Pierre Brunel, die op 16-9-1720 een verkoping van zijn boeken in vellen had gehouden. Ik kan dan ook niet anders aannemen dan dat Du Villard en Changuion de bovengenoemde uitgaven daar kochten. Op de boedelinventaris van Brunel van 1725 staat inderdaad Changuion onder de goede debiteuren nog te boek voor een schuld van f 700. - wegens aankopen op deze verkoping. In 1724 had nogmaals een verkoping plaats gevonden, waarvan de catalogus bewaard is gebleven. Daarop vindt men ook de beide bovengenoemde uitgaven, de eerste zonder toevoeging van jaartal, de tweede met toevoeging van het jaartal 1720.
Aan de stadhouder-koning Willem III zijn vele uitgaven gewijd. Een overzicht daarvan gaf dr. N. Japikse achterin deel II van zijn boek Prins Willem III de stadhouder-koning (Amsterdam 1930-1933). Het daarin toegezegde uitvoerige artikel kwam niet tot stand. Japikse noemt de anonyme schrijver van het bovengenoemde werk, dat in 1692 het licht zag, niet. Deze biographie liep tot 1691. Na de dood van de koning kwamen uiteraard verschillende levensbeschrijvingen van de pers. Dat waren o.a. in Holland de drie in verschillende tijdschriften aangekondigde werken, die eind 1702 of begin 1703 verschenen. De uitgaaf met adres van Pierre Brunel op de U.B.A. is voor zover deel I betreft een herdruk in veel kleiner lettertype van de druk van 1692, terwijl deel II een vervolg tot de dood van de koning geeft, volgens de bespreking in de Nouv. de la rep. des lettres van een andere schrijver dan deel I. Ik zou geneigd zijn uit het vignet met sfeer, uit het ontbreken van de platen van de uitgaaf van 1692 en uit het niet precies kloppen van het aantal pagina's met het in die bespreking genoemde in het exemplaar van de U.B.A. een nadruk van Pierre Brunei's uitgaaf van 1703 te zien. De gelegenheid ontbrak mij echter om te zoeken naar een exemplaar, dat beter aan de vereisten voor de uitgaaf van 1703 zou voldoen.
Hoe het ook zij, stellig hebben Du Villard en Changuion op de veiling, die Pierre Brunei in 1720 hield, een aantal van de resterende exemplaren van de uitgaaf van 1703 gekocht. Of zij voor deze uitgaaf een nieuwe titelpagina lieten drukken of het oude adres overplakten, kan ik niet zeggen, daar ik zoals gezegd geen exemplaar met hun adres heb gevonden.
| |
| |
| |
134 Van deze uitgaaf heb ik geen exemplaar gevonden met adres van Du Villard en Changuion.
7-1-1721: ‘Du Villard et Changuion, libraires à Amsterdam, ont achevé d'imprimer et débitent les livres suivants:... l'Histoire de Guillaume III, roi de la Grande Bretagne, 2 vol. in 12o. Etat present de la Suede, par Mr. Robinson, continué jusqu' à l'avenement de la reine Ulrique-Eleonore au trone, 2 vol. in 8o.’ (Gaz.).
1734 Changuion biedt de ‘Etat present de la Suède, avec un abregé de l'histoire de ce royaume; par Mr. Robinson. Nouv. edit. augmentée de plusieurs remarques du regne de Charles XII 8.’ te koop aan (cat. Longus).
De Bibl. Nat. en de U.B.L. bezitten een exemplaar van deze uitgaaf: L'état présent de la Suède, avec un abrégé de l'histoire de ce royaume. Traduit de l'Anglois de M. Robinson. Nouvelle edition, augmentée de plusieurs remarques, du regne de Charles XII. et de l'avénement de la reine au trône, jusqu'à présent. A Amsterdam. Chez Pierre Brunel sur le Dam. 1720. 8 + 424 p. 8o (Titelpagina rood-zwart. Gestyleerde figuur met mensenhoofd als vignet. Met kaart van N. de Fer, dezelfde als bij no. 33 genoemd, echter van andere koperplaat). De Bibl. Nat. bezit ook een exemplaar van een andere uitgaaf: L'état present de la Suède, avec un abregé de l'histoire de ce royaume. Traduit de l'Anglois de M. Robinson. Nouvelle edition, augmentée de plusieurs remarques, du regne de Charles XII et de l'avénement de la reine au trône, jusqu'à present. A Amsterdam, chez Pierre Brunel, sur le Dam. 1720. 8 + 424 p. 8o. Titelpagina rood-zwart. Klein figuurtje als vignet).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de oorspronkelijke Franse vertaling: L'état present de la Suède, avec un abregé de l'histoire de ce royaume. Traduit de l'Anglois. Suivant la copie de Londres, chez Tim Goadwim, à l'enseigne de la Reine. 1695. Voorwerk + 180 p. 8o. (Titelpagina zwart. Mand met bloemen als vignet).
De K.B. bezit een exemplaar van de oorspronkelijke Engelse uitgaaf: An account of Sueden: together with an extract of the history of that kingdom. London: Printed for Tim. Goodwin at the Queen's Head, against St. Dunstan's Church in Fleet-street, 1694. 7 + 196 p. 8o (vergel. ook Short title catalogue).
Nog ingewikkelder dan in het vorige geval is het hier een reconstructie te maken, van wat er gebeurd kan zijn. De aankondiging van de beide uitgaven tezamen en het feit, dat ook deze op naam van Pierre Brunel staat, maakt het aannemelijk, dat deze net als de vorige (vergel. no. 133) op de verkoping van deze laatste van 16-9-1720 was gekocht. In tegenstelling tot de vorige uitgaaf was dit één van de zeer recente drukken van Pierre Brunel.
De oorspronkelijke Engelse uitgaaf zag in 1694 zonder de naam van de auteur het licht te Londen. In ‘The publisher to the reader’ zet deze uiteen, hoe het grote succes van een zelfde werk over Denemarken, waarvan binnen drie maanden drie edities zijn verschenen, hem ertoe heeft gebracht ook dit werk uit te geven. Hij spreekt daarbij de hoop uit, dat de auteur hierover niet kwaad zal zijn. Het werk zou in ieder geval worden uitgegeven, daar verschillende manuscripten ervan, die waarschijnlijk slechter zijn dan deze, in omloop zijn.
Die anonyme auteur was John Robinson, de latere bisschop van Bristol. Het werk werd in het Frans vertaald en verscheen in 1695, waarschijnlijk wel in Holland, echter alleen met vermelding van het adres van de oorspronkelijke Engelse uitgever.
In 1720 zag een zeer vermeerderde editie het licht bij Pierre Brunel. De 17 hoofdstukken van de editie van 1695, die tot 1660 liepen, waren nu uitgebreid met 22 nieuwe hoofdstukken, die tot 1719 doorgingen. In een ‘Avertissement’ vertelde de uitgever, dat de eerste, sterk verouderde druk niet alleen was bijgewerkt tot op heden, maar ook in het verleden door verder terug te gaan dan aanvankelijk. De oude tekst was soms verkort en ook wel anders geplaatst als in de editie van 1695, maar altijd streng daarvan gescheiden gehouden.
Voor zover ik kon nagaan, is deze uitgaaf van 1720 geen vertaling van een latere Engelse editie, maar een zelfstandige uitgaaf, waarvan de bewerker direct in het Frans schreef.
| |
| |
Het eerst hierboven genoemde exemplaar, met kaart, is naar mijn mening de oorspronkelijke druk (Bibl. Nat. no. M 19081 en 22867). Het tweede exemplaar (Bibl. Nat. no. M 19083) is minder mooi van druk en heeft een inhoudsopgaaf, die niet klopt met de paginering. Want, hoewel de aantallen van pagina's in beide drukken hetzelfde zijn - wat veel voorkwam bij nadrukken -, is de verdeling van de tekst over de pagina's niet geheel hetzelfde.
Aanvankelijk dacht ik een ogenblik, dat deze tweede editie misschien de uitgaaf van Du Villard en Changuion kon zijn, die in dat geval het werk van een stadgenoot hadden nagedrukt. Met het op schrift stelen van alle gegevens, meen ik echter stellig, dat dit niet het geval is en dat zij na de veiling van 16-9-1720 in het bezit waren van de daar verkochte vellen van de eerste hierboven genoemde uitgaaf. Zij kondigden deze in de advertentie van 7-1-1721 niet geheel juist aan, namelijk als bestaande in twee delen en lopend tot aan de troonsbestijging (1718), terwijl dit in werkelijkheid tot 1719 was. De aankondiging van 1734 maakt echter duidelijk, dat wel degelijk de uitgaaf van Brunel van 1720 bedoeld moet zijn.
Van wie de nadruk van 1720 afkomstig is, kan ik niet zeggen. Het hierboven genoemde werk over Denemarken was geschreven door Robert Molesworth en droeg de titel An account of Denmark as it was in the year 1692. Het verscheen in 1694 in Londen en werd vele malen herdrukt, zowel in het Engels als in Franse vertaling, o.a. à Cologne chez Pierre Marteau 1695 (ff 21739, 50). Robert Molesworth was gezant van Engeland te Denemarken geweest en vertrok vandaar met ongenoegen, waarna hij zijn felle kritiek op de regering van Denemarken publiceerde. Dit werk had enorm debiet in tegenstelling tot de uitgaaf van Robinson. Onwillekeurig denkt men dan ook aan de woorden van Leti, dat het publiek naar hekelschriften, niet naar lofzangen vroeg.
| |
135 Vergelijk voor een nadruk van Steele's Bibliotheque des dames van 1724 op naam van Du Villard en Changuion no. 115.
Du Villard was reeds in 1721 naar Genève teruggekeerd en op 23-3-1722 was de compagnieschap, na een bestaan van vier jaar en enkele dagen, ontbonden. Uit de acte van liquidatie (zie bijlagen) weten wij, dat Du Villard op 11-11-1721 in Genève was. Waarschijnlijk vertoefde hij daar toen al langer, aangezien Changuion f 200. - vergoed kreeg tot 30-12-1721 voor hetgeen hij had uitgegeven voor Du Villard's vrouw en kinderen. Du Villard stierf in 1776. Zijn latere levensloop vindt men beschreven bij Kleinschmidt (p. 205).
|
|