| |
Uitgaven van Jean Louis de Lorme
8 Deze uitgaaf, die wel in druk is verschenen, heb ik niet gevonden.
4-5-1694 verkocht aan de la Feuille 24 Discours sur le commerce 8o.
6-5-1694: ‘On vend chez Jean Louis de Lorme, libraire sur le Rockin, un Discours sur le nature, sur l'usage et sur les avantages du commerce. 8. Traduit de l'anglois, et aprouvé par le Parlement.’ (Gaz.).
11-5-1694: ‘Tot Amsterdam bij Joan Louis de Lorme, op de hoek van de St. PietersPoort, op het Rokin, werd uytgegeven een Discours sur la nature, sur l'usage et sur les avantages du commerce, in octavo, uyt het Engelsch overgeset, en met aprobatie van het Parlement.’ (A.C.).
Dit was een vertaling van een werkje, dat wordt toegeschreven aan Sir Josiah Child (1630-1699), voornaam koopman en schrijver over economische vraagstukken, waarvan het Br. M. 2 exemplaren bezit: Discourse of the nature, use and advantage of trade, proposing some considerations for the advancement there of. Printed, to be sold by Randal Taylor. 4o. 31 p. London 1694.
| |
9 La connoissance du monde, ou l'art de bien elever la jeunesse, pour les divers états de la vie. Suivant la copie de Paris. à Amsterdam, chez Jean-Louis de Lorme, demeurant sur le Rockin, près de la Bourse. 1694. 14 + 144 p. 12o.
Wolfenbüttel Lm 790b.
[Titelpagina's zwart. Ineengestrengelde figuur als vignetten.
Na titelpagina en préface van 14. p. leest men: ‘La premiere lettre paroîtra au jour le premier du mois de juin’. Dan volgt p. 1-75 zonder aparte titelpagina: ‘La connoissance du monde, ou l'art de bien elever la jeunesse, pour les divers états de la vie. A monseigneur le duc.... pair de France.
| |
| |
Premiere lettre. Sur les principes de l'education’. P. 76 heeft het privilege in extract. Eronder staat: ‘huit sols’. Dan volgen 6 blanco pagina's, daarna de titelpagina voor de tweede brief: ‘La connoissance du monde, ou l'art de bien elever la jeunesse, pour les divers états de la vie. Seconde lettre. Sur le choix et les qualitez d'un gouverneur. Suivant la copie de Paris. A Amsterdam, chez Jean-Louis de Lorme, marchand libraire, demeurant sur le Rockin, prés de la Bourse. 1694’. Daarachter komt op p. 79-144: ‘Seconde lettre. Du choix d'un gouverneur et les qualitez qu'il doit avoir’.]
7-5-1694 verkocht aan de la Feuille 12 Préface de la Connoissance du monde.
8-5-1694: ‘On advertit le public que Jean Louis de Lorme, libraire à Amsterdam, demeurant sur le Rockin près de la Bourse, imprime un nouveau livre, intitulé la Connoissance du monde, ou l'art de pieu elever la jeunesse, pour les divers etats de la vie: Le livre paroitra par lettre tous les mois dont la preface est deja au jour, et la premiere lettre le sera au premier jour de juin.’ (A.C.).
15-6-1694: ‘Jean Louis de Lorme, boekverkoper tot Amsterdam op het Rockin, heeft gedruckt en uytgegeven, de Eerste brief van (la Connoissance du monde ou l'art de bien elever la jeunesse pour les divers etats de la vie) in welke gehandelt werd van de grondslag ofte beginselen van de opvoeding.’ (A.C.).
16-6-1694 verkocht aan de la Feuille 12 Connoissance du monde voor 4 st. per stuk.
10-7-1694: ‘J.L. de Lorme donnera au premier jour la seconde lettre de la Connoissance du monde’, etc. (A.C.).
15-7-1694: ‘On trouve chez le même la seconde lettre de la Connoissance du monde, ou l'art de bien elever la jeunesse pour les divers etats de la vie: Elle traite du choix et des qualitez d'un bon gouverneur.’ (A.C.).
20-7-1694 verkocht aan de la Feuille 12 Connoissance du monde voor 4 st. per stuk.
30-8-1694 verkocht aan de la Feuille 12 Connoissance du monde 3e lettre voor 4 st. per stuk.
1721 Du Villard biedt dit werk 12o 1694 te koop aan (cat. Boursault).
De Bibl. Nat. bezit de eerste brief van de oorspronkelijke Franse uitgaaf: La connoissance du monde ou l'art de bien elever la jeunesse, pour les divers états de la vie. A Paris, chez Jean Guignard, à l'entrée de la Grand'Salle du Palais, à l'Image S. Jean. 1694. 12 + 72 p. 12o (met priv. van 8-4-1694 voor sieur**** voor dit werk voor 6 jaar, door hem afgestaan aan Jean Guignard volgens accoord tussen hen beiden, gereg. 11-5-1694). Dit deeltje bevat de Préface - met mededeling: ‘La premiere lettre paroîtra le premier du mois de juin’ - en de ‘Premiere Lettre Sur les principes de l'éducation’.
De bibl. te Wolfenbüttel bezit een exemplaar van de eerste vijf brieven.
Deze Franse uitgaaf is besproken in de Journal des sçavans XXII en XXIII:
La connoissance du monde, ou l'art de bien élever la jeunesse pour les divers estats de la vie. In 12. à Paris, chez Jean Guignard, à l'entrée de la Grand'Salle du Palais. 1694. (14-6-1694, p. 457).
Premiere lettre, sur les principes de l'éducation (28-6-1694, p. 493).
Seconde lettre, sur le choix et les qualitéz d'un gouverneur (23-8-1694, p. 672).
Troisieme lettre, de l'art de connoitre les esprits (6-9-1694, p. 685).
Dialogue entre le solide et le delicat (6-12-1694, p. 770).
Second dialogue sur l'établissement des enfans. (24-1-1695, p. 59).
Quatrième lettre. De L'education d'une fille de qualité (31-1-1695, p. 86).
Cinquième lettre. De l'honnête homme (7-2-1695, p. 106).
Sixième lettre. Des estats de la vie (14-3-1695, p. 191).
Septième lettre. Les principes de la politique (21-3-1695, p. 212).
Huitième lettre. De l'art de voyager (28-3-1695, p. 219).
De schrijver van deze brieven was de abbé J.B. de Chevremont (st. 1702), die grote reizen maakte. De Lorme heeft, naar men uit het bovenvermelde kan opmaken, waarschijnlijk alleen de drie eerste brieven nagedrukt. Dit geschiedde, zodra hij een exemplaar in zijn bezit kreeg en in geheel dezelfde vorm als in Frankrijk. Dit gebeurde meestal bij nadrukken in Holland niet, maar de Lorme was blijkbaar als beginner daarvan nog niet goed op de hoogte. Zo is hier niet alleen een extract van
| |
| |
het privilege overgenomen, maar ook de mededeling, dat de eerste brief op 1 juni zou verschijnen, wat uiteraard alleen voor de Franse uitgaaf gold. Ook de opgaaf van de prijs ‘huit sols’ van de verkoop, die onder het privilege staat, is overgenomen, terwijl de prijs in Holland lager was. De Lorme heeft kennelijk de Préface meteen laten zetten, afzonderlijk afgedrukt en gratis gegeven als reclame voor de uitgaaf. Het zetsel bleef echter staan en werd daarna tezamen met het begin van de eerste brief op één vel afgedrukt.
De achtste brief, die in tegenstelling tot de zeven eerdere (verschenen in 1694) in 1695 verscheen, gaf hij met wat gewijzigde titel en niet als onderdeel van deze serie in 1698 uit (zie no. 46). Van het oorspronkelijke werk zijn niet meer dan acht brieven verschenen. De schrijver zette het werk voort onder dezelfde titel in een andere vorm: La connoissance du monde, voyages orientaux. Nouvelle purement historique, contenant l'histoire de Rhetima Georgienne sultane disgraciée etc., dat nog in 1695 verscheen (besproken Journal des sçavans 12-12-1695, p. 742. Vergelijk ook Revue d'Hist. Litt. XXIII 575 en 590).
| |
10 Deze uitgaaf is misschien, net als de tegelijk aangekondigde no. 11, 12 en 13, nooit verschenen.
10-7-1694: ‘J. Louis de Lorme, libraire à Amsterdam, donnera au premier jour le commedie suivante la Femme d'intrigue, et l'Important de cour, par Mr. Pallaprat, le Chevallier à la mode, et le Bourgeois à la mode par Mr. Dancourt’ etc. (A.C.).
Het toneelstuk la Femme d'intrigues was niet, zoals deze advertentie aangeeft van Jean de Bigot de Palaprat (1650-1721), maar van de auteur en toneelschrijver Florent Carton Dancourt (1661-1726). Het stuk werd voor de eerste maal opgevoerd op 30-1-1692 (vergel. Barthélemy 129). Waarschijnlijk zal de oorspronkelijke Franse uitgaaf bij Thomas Guillain zijn verschenen, die althans in deze tijd (vergel. no. 12 en 13) allerlei werken van Dancourt uitgaf. Een exemplaar van die oorspronkelijke druk vond ik niet en daarom kan ik niet zeggen, op wiens naam het privilege stond. Het lijkt mij echter niet onwaarschijnlijk, dat dit het bij no. 11 en 14 aangehaalde privilege van 30-1-1693 voor de Oeuvres de theâtre du sieur P. is geweest. Dat zou namelijk een verklaring geven voor de auteursnaam in de bovengenoemde advertentie en ook voor het feit, dat deze comedie in 1695 in 's Gravenhage het licht zag als: La femme d'intrigues. Comedie. Par Mr. Palaprat. A la Haye, chez Abraham de Hondt, et Jacob van Ellinckhuysen, marchands libraires à la Grand'Salle de la Cour. 1695. De K.B. bezit een exemplaar hiervan, dat opgenomen is in een bundel: Les oeuvres de monsieur Palaprat. Tome I. Seconde edition. A la Haye, chez Abraham de Hondt, marchand libraire à la Grand'Sale de la Cour à la Fortune. 1698. (KS 1591 spreekt waarschijnlijk ten onrechte over het jaar 1693).
Palaprat zelf was pas voor het eerst betrokken bij de uitgaaf van zijn Oeuvres diverses bij Ribou in Parijs in 1711. Over de drie eerdere uitgaven van zijn verzamelde werken, waaronder de bovengenoemde van de Hondt, zei hij: ‘Elles sont allées comme il a plu à la fantaisie et à la négligence d'un libraire’. Koch, die over dit alles uitvoerig schrijft, deelt mede, dat in het laatst van de 17de eeuw vele comedies in Frankrijk verschenen met gefingeerde auteursnamen. Palaprat had een grote faam en kennelijk heeft Guillain met le sieur P. hem bedoeld. Hoe Guillain er echter toe kwam een werk van Dancourt op deze wijze uit te geven, kan ook Koch niet verklaren.
| |
| |
| |
11 Deze uitgaaf is misschien, net als de tegelijk aangekondigde no. 10, 12 en 13, nooit verschenen.
10-7-1694: ‘l'Important de cour’ (zie adv. no. 10).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de oorspronkelijke Franse uitgaaf: L'important de cour. Comedie. A Paris, chez Thomas Guillain, à la descente du Pont-Neuf, prés les Augustins, à l'Image S. Louis. 1694. Avec privilege du Roi. 4 + 137 p. (met priv. van 30-1-1693 voor Thomas Guillain voor de Oeuvres de theâtre du sieur P. voor 6 jaar, gereg. 4-4-1693, achev. d'impr. 16-6-1694).
Evenmin als het vorige was dit stuk van Palaprat. In dit geval was de vergissing echter begrijpelijker; het was namelijk van de vriend en medewerker van Palaprat David Augustin de Brueys (1640-1723), theoloog en toneelschrijver, die zich meestal op de achtergrond hield. Op 16-12-1693 werd l'Important de cour voor de eerste maal opgevoerd. Later werd de titel op advies van Palaprat gewijzigd in l'Important en als zodanig werd het tenslotte door Brueys als zijn werk erkend. Ook dit zet Koch uitvoerig uiteen (p. 21 en 51).
Uiteraard nam de Hondt dit stuk eveneens in zijn bovengenoemde verzamelbundel op: L'important de cour. Comedie. Par Mr. Palaprat. A la Haye, chez Abraham de Hondt, marchand libraire à la Grand'Sale de la Cour, à la Fortune. 1698.
| |
12 Deze uitgaaf is misschien, net als de tegelijk aangekondigde no. 10, 11 en 13, nooit verschenen.
10-7-1694: ‘le Chevalier à la mode’ (zie adv. no. 10).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de oorspronkelijke Franse uitgaaf: Le chevalier à la mode, Comedie. De M. Dancourt. A Paris, chez Michel Guerout, court neuve du Palais au Dauphin. 1688. Avec privilege du Roy. 187 p. 12o (incompleet exemplaar, waaraan o.a. titelpagina, titelplaat en priv. ontbreken).
De Bibl. Nat. bezit ook een exemplaar van een uitgaaf van 1697 van Thomas Guillain (met priv. van 28-8-1695 voor Thomas Guillain voor het Recueil des comedies du sieur Dancourt voor 6 jaar, gereg. 1-9-1695, achev. d'impr. 18-6-1697).
Dit stuk van Dancourt (vergel. no. 10) werd voor de eerste maal op 24-10-1687 opgevoerd en wordt als een van zijn beste comedies beschouwd (Barthélemy 59).
De Bibl. Nat. bezit een uitgaaf van dit stuk, die noch jaartal, noch adres geeft. Deze is echter stellig, gezien de druk, niet van de Lorme afkomstig.
| |
13 Deze uitgaaf is misschien, net als de tegelijk aangekondigde no. 10, 11 en 12, nooit verschenen.
10-7-1694: ‘Le Bourgeois à la mode’ (zie adv. no. 10).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de oorspronkelijke Franse uitgaaf: Les bourgeoises a la mode, Comedie. De Mr. Dancourt. A Paris, chez Thomas Guillain, à la descente du Pont-Neuf, proche les Augustins, à l'Image S. Louis. 1693. Avec privilege du Roy. 6 + 233 p. 128 (met priv. van 11-12-1692 voor Dancourt voor dit stuk voor 6 jaar, door hem afgestaan aan Thomas Guillain volgens accoord tussen hen beiden, gereg. 9-1-1693, achev. d'impr. 15-1-1693).
12-3-1693: ‘L'on vend à Paris chez Thomas Guillain sur le quai des Augustins a l'Image St. Louis, trois comedies nouvelles des plus plaisantes qui aient paru jusqu'a present sur le theatre. Elles sont intitulée: les Bourgeoises a la
| |
| |
mode; l'Opera de village; et l'Impromptu de garnison. Elles ont eu un succez extraordinaire, tout Paris les aiant voulu voir, a cause du caractere des personnages qui y sont representez. Le prix de la premiere est de 32 sous et celui des 2 autres de 16 sous le tout relié en parchemin.’ (Gaz.).
Dit stuk van Dancourt (vergel. no. 10) werd voor de eerste maal op 15-11-1692 gespeeld en wel onder de titel Femmes à la mode (Barthélemy 169).
De Bibl. Nat. bezit een uitgaaf van dit stuk, die noch jaartal, noch adres geeft. Deze is echter stellig, gezien de druk, niet van de Lorme afkomstig.
| |
14 Deze uitgaaf is misschien nooit verschenen.
15-7-1694: ‘J. Louis de Lorme, libraire à Amsterdam, imprime une nouvelle comedie, intitulée Attendez-moy sous l'orme’ etc. (Gaz.).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de oorspronkelijke Franse uitgaaf: Attendez-moy sous l'orme, Comedie. A Paris, chez Thomas Guillain, à la descente du Pont-Neuf, prés les Augustins, à l'Image S. Louis. 1694. Avec privilege du Roy. 4 + 48 p. 12o (met priv. van 30-1-1693 voor Thomas Guillain voor les Oeuvres de theâtre du sieur P., voor 6 jaar, gereg. 4-4-1693, ach. d'impr. 17-7-1694).
Dit toneelstuk was volgens Walter Domann, Ch.R. Dufresnys Lustspiele (Théatre français). (Leipzig 1903), een gemeenschappelijk werk van Charles Rivière Dufresny (1648-1724) en Jean François Regnard (1655-1709), die dit schreven voor het théâtre Italien. Ook dit werk gaf Guillain uit, voorzien van het privilege ten name van le sieur P. (vergel. no. 10). Weer zette men het in Holland op naam van Palaprat. Zo vindt men in La vie du Tasse prince des poetes Italiens. A Paris, chez la veuve Mabre Cramoisi, 1695 (U.B.A.), een Hollandse nadruk (met gravure van D. Penningen) van het werk van de abbé J.A. de Charnes, dat in 1690 bij E. Michallet te Parijs verscheen, in de catalogus van nieuwe boeken achterin: ‘Attendez moy sous l'orme, Comedie, par Palaprat, 12. 1694.’ Het is niet geheel uitgesloten, dat hiermee de uitgaaf van de Lorme bedoeld is. Uiteraard werd het ook door de Haagse boekverkopers in hun bundel van toneelstukken van Palaprat opgenomen: Attendez-moy sous l'orme. Comedie. Par Mr. Palaprat. A la Haye, chez Abraham de Hondt, et Jacob van Ellinckhuysen, marchands libraires à la Grand'Salle de la Cour. 1695. (K.B.). KS 1591 geeft daarover in zijn noot enkele niet geheel juiste mededelingen.
De Bibl. Nat. bezit ook nog een exemplaar van een uitgaaf van 1695, zonder adres, die stellig niet van de Lorme is, en een uitgaaf, die noch jaartal, noch adres geeft, en waarschijnlijk evenmin van de Lorme is. Jules le Petit vermeldt in zijn Bibliographie des principales éditions originales d'écrivains français du 15e au 18e siècle (Paris 1927) op p. 457 een uitgaaf van 1694 zonder adres, die volgens hem in de provincie moet gedrukt zijn. Hij vermeldt daarbij ook nog, dat dit stuk op 19-5-1694 voor de eerste maal is opgevoerd en 11 maal werd gespeeld.
Men verwarre dit comediestuk niet met Les airs à chanter de la comédie Attendez-moi sous l'orme, die Etienne Roger, de Lorme's compagnon, in 1696-1697 uitgaf (Lesure K 274).
| |
| |
| |
15 Het is niet met zekerheid te zeggen of deze uitgaaf, waarvan de Lorme in 1694 een groot aantal exemplaren verkocht, van hem is.
25-7-1694 en 4-8-1694 verkocht aan de la Feuille 12 en 14 exemplaren van de Réponse au conte d'Avaux 8o. Bedoeld is waarschijnlijk: Réponse à l'écrit de Mr. d'Avaux, touchant les offres de paix que la France fait aux Alliez 8o (Livres qui se trouvent a Cologne, chez Pierre Marteau 1697, ff 21739, 50).
De K.B. bezit een exemplaar van een Hollandse vertaling:
Antwoort op het geschrift van den grave van Avaux, nopende de conditien van Vrede die Vrankrijk aan de Geallieerden presenteert. Keulen, Pieter Hamer, 1694. 32 p. 4o (Knuttel 13992).
De Gesamtkatalog vermeldt twee verschillende Duitse vertalingen.
| |
16 Instructions politiques pour un gentilhomme, ou l'art de reüssir a la cour. A Paris, chez Jean-Bapstiste Langlois, dans la Grande Salle du Palais, vie-à-vis la Grand' Chambre, à l'Angle Gardien. 1695. 6 + 180 p. 12o.
K.B. 890 H. 49, Br. M. 8009. a. 9.
[Titelpagina zwart. Gestyleerde figuur met hoofden, bloemen en fruit als vignet. Titelplaat, gesigneerd ‘A. Schoonebeek del.’]
16-10-1694: ‘Jean Louis de Lorme, libraire sur le Rockin près de la Bourse à Amsterdam, a sous la presse un livre nouveau, intitulé l'Education des gentilshommes.’ (A.C. idem 28-10-1694).
16-11-1694: ‘J.L. de Lorme, libraire a Amsterdam sur le Rockin, pres la Bourse, fait imprimer un livres nouveau, suivant la copie de Paris, intitulé Instruction politiques pour un gentilhomme, ou l'art de reüssir a la cour. in 12.’ (A.C.).
23-5-1695: ‘J. Louis de Lorme, libr. sur le Rockin vend... les Instructions politiques ou l'art de réussir à la cour, 12.’ (Gaz.).
Niet alleen het ontbreken van een privilege, maar vooral ook het feit, dat de titelplaat gesigneerd is door de Amsterdamse kunstenaar A. Schoonebeek, maken duidelijk dat dit boekje, dat in zijn uiterlijk zeer Frans aandoet, de nadruk van de Lorme moet zijn. Een exemplaar van het origineel vond ik niet. De Revue d'hist. litt. XXIV, p. 303 noemt dit werk met adres ‘Paris, J.-B. Langlois, 1695’ en bedoelt daarmee misschien ook de Hollandse nadruk. Jean Baptiste Langlois was inderdaad toen een boekverkoper in Parijs en zal het werkje oorspronkelijk hebben uitgegeven. Een schrijver wordt niet genoemd.
Een ogenblik meende ik, dat dit werkje de zevende brief van de Connoissance du monde (vergel. no. 9) zou kunnen zijn, getiteld ‘les Principes de la politique’. De bespreking daarvan in de Journal des sçavans - van het origineel ken ik geen exemplaar - vertoont echter weinig punten van overeenkomst. Het gebruiken van een andere uitgeversnaam dan die van Jean Guignard, die de Connoissance du monde in het licht gaf, wijst al evenmin in deze richting. Later zullen wij zien, hoe de achtste brief van de Connoissance du monde wel als zelfstandige druk door de Lorme werd uitgegeven (vergel. no. 46).
| |
| |
| |
17 Histoire d'Ildegerte reine de Danemark et de Norwege, ou l'amour magnanime. Première Partie. Par M. D***. Suivant la copie de Paris. A Amsterdam, chez Jean-Louis de Lorme. 1695. 6 + 102 + 96 p. 12o.
K.B. 224 F 31 en Br. M.
[Titelpagina rood-zwart. De Seconde partie heeft geen titelpagina. Ineengestrengelde figuur als vignet. Ongesigneerde titelplaat.]
28-10-1694: ‘J.L. de Lorme, libraire a Amsterdam, imprime un livre nouveau suivant la copie de Paris, intitulé Il Degerte Reine de Noorwege, ou l'amour magnami nouvelle historique, in 12.’ (A.C.).
11-12-1694 verkocht aan de la Feuille dit werk voor 5½ st. (aan particulieren voor 7 st).
Nov.-dec. 1694 aangekondigd in Boekzaal (p. 549).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de oorspronkelijke Franse uitgaaf: Ildegerte reyne de Norwége, ou l'amour magnanime. Premiere nouvelle historique. Par M. D***. A Paris, chez Guillaume de Luyne, libraire juré, au Palais dans la Salle des Merciers, à la Justice. 1694. Avec privilege du Roy. 12 + 124 + 119 p. 12o. (met priv. van 2-9-1694 voor Martin Jouvenel voor 6 jaar, gereg. 6-9-1694, achev. d'impr. 6-10-1694. Met titelplaat). (16-5-1695 bespreking in de Journal des sçavans p. 342.)
De Bibl. Nat. bezit ook een exemplaar van de tweede druk: Ildegerte reyne de Norwege, ou l'amour magnanime. Premiere nouvelle historique. Seconde edition, augmentée. Par M. Le Noble. A Paris, chez Martin Jouvenel et George Jouvenel, rue de la Vieille Bouclerie à l'Image S. August. 1696. Avec privilege du Roy. 12 + 144 + 127 + 1 p. 12o. (met bovengenoemd privilege. De titelplaat ontbreekt. Het zetsel is hetzelfde als in de eerste druk, alleen op het einde is aan beide delen een stuk toegevoegd. In deze tweede druk wordt Le Noble als schrijver genoemd).
Barbier noemt een andere Hollandse uitgaaf: 1695 12o La Haye (II 887e).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van een Zuid-Nederlandse uitgaaf van 1700 van Jean François Bronckart te Luik, gevolgd van de eerste druk.
9-1-1704 dit werk bij Charles Bessin in beslag genomen (ff 21931, 4).
20-4-1706 dit werk ‘a la Hay en papier bleu’ in beslag genomen. ‘Rendu par ordre particulier de mr. le lieutenant de police.’ (ff 21930, 47).
Eustache le Noble, seigneur de Tenelière, baron de Saint Georges (1643-1711), aanvankelijk procureur-generaal bij het parlement te Metz, kwam in 1683 in de Bastille en werd veroordeeld tot een verbanning van 9 jaar. Hij werd echter door zijn crediteuren in gijzeling gehouden gedurende 12 jaren en schreef toen naast romans als de bovengenoemde veel ‘pour le compte du gouvernement dont il était le pamphlétaire attrité’. (Funck-Brentano 957).
Het lijkt mij niet onwaarschijnlijk, dat de uitgaaf ‘à la Haye’ dezelfde is als de hier behandelde, maar met het adres van Foulque te 's Gravenhage (vergel. no. 18 en 27).
| |
18 Introduction à l'histoire d'Angleterre, par le chevalier Temple. Enrichie de tous les portraits des rois, tirez sur les originaux de Westminster etc. Nescio quâ natale solum dulcedine tangit humanos animos. Traduite de l'Anglois. A Amsterdam, chés J. Louis de Lorme, marchand libraire, sur le Rockin, prés de la Bourse. 1695. 12 + 310 p. 8o.
U.B.L. 387 G 12, Bibl. Nat. Na 64.
[Titelpagina rood-zwart. Ineengestrengelde figuur als vignet. Voorin ongesigneerd portret van Temple en verder 24 ongesigneerde afbeeldingen van koningen.]
| |
| |
| |
Introduction a l'histoire d'Angleterre, par le Chevalier Temple. Nescio quâ natale solum dulcedine tangit humanos animos. Traduite de l'Anglois. A Amsterdam, chés J. Louis de Lorme, marchand libraire, sur le Rockin, près de la Bourse. 1696. 10 + 286 p. 8o.
Bibl. Nat. Na 64a.
[Titelpagina rood-zwart. Mand met bloemen als vignet. Voorin portret van Temple gegraveerd door Casper Luyken (Luyken 268).]
1-1-1695: ‘Amsterdam J.L. de Lorme imprime l'Introduction à l'histoire d'Angleterre par le chevalier Temple traduit de l'Anglois 8.’ (A.C. idem 24-2-1695).
6-1-1695: ‘J.L. de Lorme, libraire, demeurant sur le Rockin, à Amsterdam, imprime un livre nouveau intitulé, Introduction à l'histoire d'Angleterre, par le chevalier Temple, traduit de l'Anglois.’ (Gaz.).
23-5-1695 de Lorme verkoopt dit werk ‘enrichie de portraits’. (Gaz.).
1696 bespreking in de Acta eruditorum (p. 420).
6-6-1698 in beslag genomen 12 exemplaren van dit werk in 8o (ff 21930, 1).
1721 Du Villard biedt dit werk 8o fig. te koop aan (cat. Boursault).
Het Br. M. bezit een exemplaar van de oorspronkelijke Engelse uitgaaf: An introduction to the history of England. By sir W. Temple, baronet. Printed for Richard Simpson at the Three Trouts and Ralph Simpson at the Harp, in St. Paul's Churchyard. London 1695 8o.
Het Br. M. bezit ook exemplaren van een tweede druk van 1699 en een derde druk van 1708.
De U.B.A. bezit een exemplaar van een Hollandse vertaling: Inleyding tot de historie van Engeland, etc. door sir William Temple, baronet. Uyt het Engelsch vertaald, door W. Sevel, t'Amsterdam, bij de wed. van Steven Swart, boekverkoopster in de Beurs-straat, 1695. (Zonder afbeeldingen).
3-5-1695: ‘t'Amsterdam bij de wed. Swart is gedrukt en werd uitgegeven, Inleiding tot de historie van Engeland door de ridder William Temple, uit het Engelsch vertaelt door W. Séwel.’ (A.C.).
Meermanno-Westrenianum te 's Gravenhage bezit een exemplaar van een andere Hollandse vertaling: Inleidinge tot de historie van Engeland, beschreven door den ridder Willem Temple, Engelschen gezant. Te Rotterdam bij Pieter van der Slaart, 1695. (Zonder afbeeldingen).
Jan.-febr. 1695 aankondiging en mei-juni 1695 bespreking in de Boekzaal, waarvan de redacteur op verzoek van de drukker de voorrede heeft geschreven (p. 173 en 515).
Maart 1695 bespreking in de Hist. der ouvr. des savants (p. 312).
William Temple (1628-1699) was de Britse staatsman, schrijver en psycholoog van staatswetenschap. Zijn naam, meer dan de inhoud waarborgde het commerciële succes van deze uitgaaf. De onbekende vertaler, die voor de Lorme werkte, gaf ook een toevoeging: ‘Le libraire au lecteur’ deelt mede, dat Temple veel koningen over heeft geslagen als te onbelangrijk, zodat hij daarom een overzicht geeft van de niet genoemde koningen en hun portretten heeft laten graveren naar de beste originelen, die te vinden waren.
Een gelukkig toeval bracht mij op spoor, hoe de Lorme op deze gedachte is gekomen. Enschedé vermeldt een exemplaar van een werk van Falaiseau, met de titel Abrégé de l'histoire d'Angleterre, écrite sur les mémoires des plus fidelles autheurs anglois. La Haye, Foulque, 1695, 48 planches de portraits gravés en taille-douce de rois et reines d'Angleterre. Falaiseau leefde veel later en schreef een geheel andere Abrégé van een werk van Rapin Thoyras; de Gesamtkatalog geeft een exemplaar van de uitgaaf van 1695 terecht als anonym werk, spreekt van 525 pagina's en niet van gravures. Daar ik vlak voor het afsluiten van mijn manuscript dit werk ontdekte, ontbrak mij de tijd naar
| |
| |
een ander exemplaar te zoeken. Ik ben echter overtuigd, dat de Lorme de 24 Engelse koningsportretten, die hij ter opluistering van zijn uitgaaf gaf, van zijn Haagse collega Foulque kreeg. Onder no. 27 zullen wij zien, hoe zij beiden een jaar later nog een gemeenschappelijke onderneming hadden.
De Franse vertaling van de Lorme werd nagedrukt door een Hollandse collega, misschien zelfs wel een Amsterdamse. Het portret van Temple werd althans door de Amsterdamse graveur Casper Luyken nagegraveerd, veel mooier dan in de druk van de Lorme. Wie die collega was kan ik niet zeggen, daar hij zich verschool achter de naam van de Lorme. De andere gravures nam hij niet over. Beide Hollandse vertalingen werden klaarblijkelijk direct uit het Engels gemaakt en beide verschenen zonder platen.
| |
19 Deze uitgaaf is waarschijnlijk nooit verschenen.
22-8-1695: ‘On imprime à Amsterdam ches Jean Louis de Lorme, Les observations du Pere Simon sur le texte et les versions du Nouveau Testament.’ (Gaz.).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de oorspronkelijke Franse uitgaaf: Nouvelles observations sur le texte et les versions du Nouveau Testament. Par R.S.P. A Paris, chez Jean Boudot, ruë Saint Jaques, au Soleil d'Or, prés S. Severin. 1695. Avec privilege du Roy, et approbation. 18 + 599 p. 4o (met priv. van 31-3-1695 voor R. Simon voor dit werk voor 10 jaar, gereg. 8-4-1695, afgestaan door Simon aan Jean Boudot libraire, achev. d'impr. 30-7-1695. Met vignet met boeken, Soleil d'Or en opschrift: hic orbem hi mentem. Met Préface van Simon, waarin hij zegt op bevel van de aartsbisschop van Parijs enige dingen te hebben weggelaten. Met approbation van de kanselier van 27-3-1695. Gedrukt: A Paris de l'imprimerie d'Antoine Lambin. 1695).
Jan. 1696 bespreking van dit werk in de Hist. des ouvr. des savants (p. 218).
Richard Simon (1638-1712), in de Congrégation de l'Oratoire, bibliothecaris aldaar, geleerd Hebraicus, maakte zich vooral bekend door zijn Histoire critique du Vieux Testament, waarin hij theorieën verkondigde, die het gezag van de bijbel konden ondermijnen. Het werk werd daarom in 1678 te Parijs direct gesupprimeerd en in 1680 kwam een slechte druk bij Elsevier te Amsterdam en in 1685 een goede uitgaaf bij Leers te Rotterdam tot stand.
Over het onder dit nummer vermelde werk schrijft H. Tréville in zijn opstel ‘Richard Simon et les Protestants d'aprés sa correspondance’ (Revue d'histoire moderne 1931, 30-55): ‘Il y expose fort clairement ses idées sur la Bible et il découvre son intention d'en donner une traduction scrupuleusement exacte; ces idées avaient d'ailleurs été déjà exprimées dans plusieurs de ses lettres dès 1690. Il est amené, ainsi, à faire la critique des traductions alors en cours: celle de Port-Royal, d'abord ‘un ouvrage de parti’ qui s'attache trop, non au texte, mais à l'interprétation, celle du P. Bouhours également, dans ses deux lettres sur la traduction des quatre évangélistes, etc.: Simon débarrassait tout simplement le terrain pour lancer l'ouvrage qu'il considérait comme devant être le couronnement de ses efforts: la Traduction du Nouveau Testament. Elle parut en 1702.’ Bernus vertelt er het volgende over: ‘Ce volume fut publié à Paris et, chose rare pour les ouvrages de Simon, avec privilège et approbation, grâce à l'appui de l'archvêque de Paris, Fr. de Harlai; mais pour cela Simon dut se soumettre à rétracter dans sa préface plusieurs de ses opinions antérieures, et accepter le re- | |
| |
tranchement de quelques parties de son livre, ce dont il se dédommagea en en publiant trois dans des ouvrages subséquents.’
Dit werk heeft Boudot nog in Parijs laten drukken, latere werken van Simon in Trevoux, waarmee hij sedert 1699 in nauw contact stond. De advertentie van de Lorme in de gazette d'Amsterdam wil stellig niet zeggen, dat de Lorme dit werk wilde nadrukken. Hoewel ik het jaar 1697 pas als eerste jaar van relatie tussen hem en Boudot kon aanwijzen, is het zeer waarschijnlijk, dat deze relatie in 1695 ook al bestond. Men mag daarom aannemen, dat Boudot door bemiddeling van zijn buitenlandse relatie de Lorme een ongecensureerde uitgaaf het licht wilde doen zien. Waarom deze uitgaaf niet tot stand kwam (ik vond althans geen exemplaar), blijkt niet. Misschien houdt het feit, dat ook hier te lande een grote oppositie tegen de opvattingen van Simon bestond, er verband mee. Zo was bijv. op 11-1-1685 in de kerkeraad van Amsterdam gerapporteerd, dat Ds Sibersma namens de kerkeraad bij burgemeesteren had verzocht geen privilege te verlenen voor de Histoire critique du Vieux Testament, waarop burgemeesteren een gunstig antwoord hadden gegeven. In 1680 en 1681 was dit werk al herhaaldelijk ter sprake gebracht.
| |
20 Le divorce celeste, causé par les desordres, et les dissolutions de l'espouse Romaine. Et dedié â la simplicité des chrestiens scrupuleux. Avec la vie de l'auteur. Traduit de l'Italien de Ferrante Pallavicino. Par ***. Odi profanum vulgus et arceo. Horat. A Cologne 1696. 175 p. 12o.
U.B.A. 2760 H 35.
[Titelpagina rood-zwart. Vaas met bladen als vignet. Ongesigneerde titelplaat met als opschrift ‘Le divorce celeste. A Amsterdam chés J.L. de Lorme et E. Roger. Marchands libraires 1696.’]
Nov. 1695: ‘On a imprimé à Amsterdam une très bonne traduction du Divorce celeste de Palavicino. Il y a à la tête une abregé de la vie de l'auteur qui eut la tête tranchée à Avignon en 1644. Cette satire si ingenieuse fut la cause de cette fin si tragique.’ (Hist. des ouvr. des savants p. 142).
Nov.-dec. 1697 aankondiging in de Boekzaal (p. 555).
1698 aankondiging van de ‘Divorce celeste par Palavicino, nouvelle edition, 1697’ in de catalogue des livres qui se trouvent à Cologne, chez Pierre Marteau 1698 (ff 21739, 50).
1716 Du Villard biedt dit werk 12o 1696 te koop aan (cat. la Placete).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de oorspronkelijke uitgaaf in het Italiaans: Il divortio celeste, cagionato dalle dissolutezze della sposa romana, e consecrato alla simplicità de scropolosi christiani. Villafranca, 1643. 196 p. 12o.
Dit werkje van de in 1644 onthoofde Italiaanse schrijver Ferrante Pallavicino is een satyre tegen paus Urbanus VIII. Christus wil scheiden van de kerk wegens de wantoestanden, die daar heersen; nadat Paulus een onderzoek heeft ingesteld, wordt dit toegestaan.
De vertaler van de uitgaaf van 1696 was J.B. Brodeau d'Oiseville (st. 1702), conseiller du Parlement de Metz. Hij geeft in ‘Le traducteur au lecteur’ een beschrijving van het leven van Pallavicino,
| |
| |
waarop P. Marchand in zijn Dictionnaire historique II, 132 een felle kritiek levert wegens de onvolledigheid. Aan het slot vertelt Brodeau d'Oiseville, uiteraard een Rooms-Katholiek, dat Urbanus een uitstekende paus is geweest en dat hij met zijn vertaling het origineel op de voet heeft gevolgd.
Ditmaal weten wij precies, hoe de Franse vertaler aan zijn Amsterdamse drukker kwam, daar Bayle er bij betrokken was. Ik druk de brieven van Brodeau d'Oiseville, die bewaard zijn op de Koninklijke Bibliotheek te Kopenhagen, hierachter af, niet omdat zij op zich zelf belangrijk zijn, maar omdat zij een beeld geven van de centrale plaats, die Bayle bleef innemen bij zijn vroegere landgenoten. Hier resumeer ik het belangrijkste in het kort.
Brodeau was begonnen op raad van vrienden zijn manuscript te zenden naar Moetjens te 's Gravenhage, die zich echter excuseerde, daar hij al te veel omhanden had. Daarna wendde Brodeau zich op advies van Jacob le Duchat (1658-1735), een bekend philoloog te Metz, en van een zekere du Fresne tot Bayle. In zijn brief van 4-12-1694 openbaarde hij onder meer, dat le Duchat de uitgever was van de Confession catholique de Sancy. Voor die wetenschap was Bayle hem oneindig dankbaar en misschien daardoor gunstig gestemd, ging hij op zoek naar een uitgever voor Brodeau's vertaling. Op 12-2-1695 schreef hij aan le Duchat: ‘Il s'est rencontré un obstacle, que l'on ne sauroit lever, au dessein que j'avois fait de faire imprimer le manuscrit de monsieur Brodeau, qui m'en a paru très-digne; c'est qu'il a déja paru en François, en ce pais-ci. Je me suis donné l'honneur de lui écrire cela, dès que les libraires, à qui j'avois recommandé l'ouvrage, m'ont allégué cette excuse.’ (O.D. IV 709). Inderdaad geeft Willems (1002 en 1649) twee Elsevierdrukken, van 1644 en 1649, van twee verschillende Franse vertalingen van dit werk (beide op U.B.A.), terwijl de Bibl. Nat. nog twee andere drukken van 1644 bezit. Toch vond Bayle uiteindelijk een uitgever in de persoon van de boekverkoper Henry Desbordes, met wie hij al van ouds in contact stond. Op 15-12-1695 kon hij aan Brodeau berichten, dat het boekje van de pers was gekomen.
Evenmin als de schrijver zich wilde openbaren, wilde de uitgever dat doen. Zo verscheen de Divorce celeste met de plaatsnaam Cologne en zonder naam van uitgever. Op de titelplaat met een voorstelling van Christus en paus Urbanus, die stellig voor deze uitgaaf is gegraveerd, worden J.L. de Lorme en E. Roger genoemd. Verschillende bibliografen hebben het boekje dan ook op hun naam gezet en de naam van de uitgever Desbordes is er nooit in verband mee gebracht. Ik kan ter verklaring drie veronderstellingen doen, waarvan ik de laatste zelf de meest waarschijnlijke vind.
In de eerste plaats is het mogelijk, dat de Lorme en Roger de door Bayle in zijn bovengenoemd schrijven van 12-2-1695 genoemde libraires waren en dat zij reeds een titelplaat hadden laten maken, toen zij per slot van rekening toch van de druk afzagen. In de tweede plaats is het niet geheel ondenkbaar, dat Desbordes min of meer als grap zijn twee collega's, die zich toen al een zekere naam gingen verwerven, vermeldde onder de titelplaat met Christus en Urbanus, die op het punt stonden te gaan scheiden. In de derde plaats tenslotte zou ik willen opperen, dat de Lorme en Roger, die een eigen drukkerijtje hadden, dit kleine boekje voor Desbordes, die voor zover na te gaan nooit een eigen drukkerij had, ter perse hebben gelegd en ook al weer bij wijze van aardigheid deze medewerking onderaan de titelplaat hebben vastgelegd.
Wat druk betreft kan de Divorce celeste heel goed stammen uit de werkplaats van de Lorme en Roger. Die druk is vrij zuinig en een inhoudsopgaaf ontbreekt, welke men wel vindt in de boven- | |
| |
genoemde Elsevierdrukken en in de Hollandse vertaling, die in 1662 bij Dirck de Blom te Amsterdam het licht zag (U.B.A.).
Bevatten de brieven van Brodeau aan Bayle helaas weinig bijzonderheden over het drukken, des te meer vindt men er in de brieven van Bayle aan le Duchat, die net als Brodeau Desbordes als uitgever had. (O.D. IV 710-714). Ongeduldig over het talmen van Desbordes, verzocht le Duchat in 1695 aan Bayle een andere boekverkoper voor de uitgaaf van zijn Remarques sur le Catholicon te zoeken. Daarop antwoordde Bayle echter: ‘Avec votre permission, je ne travaillerai point à soustraire au Sr. Desbordes une si bonne copie, en vous procurant un autre libraire. Je sai qu'il la veut imprimer, et qu'il l'auroit déjà fait, s'il ne se croioit obligé à garder quelques mesures avec le libraire de Bruxelles qui imprima le Catholicon l'an 1677. Tous les exemplaires n'en sont pas encore débitez; c'est pourquoi il lui veut laisser un peu de tems pour s'en défaire. Ils se ménagent ainsi les uns les autres; parce qu'a son tour, celui qui a reçu de préjudice, en peut faire.’ Die Brusselse drukker was François Foppens, die in 1677 het werk had laten verschijnen met het adres Matthias Kemer à Ratisbonne. Met ditzelfde adres zag de uitgaaf van Desbordes in 1696 het licht. (Lettres 1714, II 484 en 494). Desbordes bleef ook daarna nog voor le Duchat werken, o.a. aan zijn Nouvelles remarques sur la confession de Sancy et sur le Catholicon d'Espagne. Op 5-12-1698 schreef Bayle hem: ‘Je presse le sieur Desbordes quant à l'impression de vos notes. Il me répond toûjours que les imprimeurs étant Flamens, ne peuvent aller vite sur un manuscrit François d'un caractere menu.’ En op 11-6-1699 schreef Bayle tenslotte: ‘Je croi, monsieur, que vous ferez très bien de venir présider à l'edition de votre ouvrage, et quand vous serez sur les lieux, on prendra plus aisément des mesures à l'egard des autres occupations que
vous pourriez souhaiter.’ (O.D. IV 778 en 783). In 1700 wist le Duchat, die heimelijk Protestant was gebleven, uit Metz naar Berlijn te komen.
| |
Bijlage (brieven van J.B. Brodeau d'Oiseville aan Bayle)
Monsieur,
Une grande reputation est ordinairement plus flateuse que commode. Si la vostre estoit moins esclatante, elle ne vous attireroit pas si souvent les importunités d'un nombre infiny d'autheurs qui charmés de vostre merite s'addressent a vous de toutes parts pour apprendre la destinée de leurs ouvrages. Je viens consulter l'oracle comme les autres, et quoyque je ne puisse passer que pour un autheur de la derniere classe, j'ose esperer neatmoins que vous ne me rebuterés pas, et que vous aurés mesme la bonté de m'honorer de vostre protection. Elle m'est tres necessaire, monsieur, pour pouvoir defendre contre le public une simple traduction. Il est vray que je ne la regarder ay plus comme un ouvrage mediocre, si elle a le bonheur de vous plaire, et que vous la trouviés digne de l'original. Pour ne vous pas tenir, monsieur, plus longtemps en suspens, et pour developper l'enigme, j'ay traduit depuis peu Il Divortio celeste di Ferrante Pallavicino; je crois qu'il est inutile de vous dire quel est ce livre, et vous le connoissés sans doute mieux que le traducteur mesme. Quelques uns de mes amis auxquels j'ay fait voir ma traduction m'ont voulu persuader qu'elle meritoit de voir le jour, et l'ont mesme envoyée a Mr. Moetjens imprimeur a la Haye. J'ay reçû une lettre de luy depuis peu de jours, par laquelle il me mande qu'il ne peut imprimer mon ouvrage, parcequ'il est accablé de livres qu'il a sous la presse. Ce contretemps m'a fait penser a prendre d'autres mesures, et heureusement pour moy j'ay parlé de mon embarras a Mr. le Duchat autheur des remarques sur la confession de Sancy. Il est de mes intimes amis, et il m'a fait esperer que vostre generosité
| |
| |
naturelle envers toutes les personnes qui ont recours a vous, vous porteroit aisement a ne pas refuser vos soins a l'impression de mon livre. Mr. du Fresnes un de mes confreres m'a aussi asseuré qu'il avoit l'honneur de vous connoistre, et qu'il vous prieroit de la mesme chose. Je vous envoye sa lettre. C'est donc la grace que je vous demande, monsieur, mais je vous supplie en mesme temps d'y en adjouster un autre, qui est de me faire sçavoir si vous jugés mon ouvrage digne de paroistre, et s'il est encore de saison, et en ce cas d'avoir la bonté de le retoucher, et d'y faire tels changements que vous croirés necessaires. Ce n'est que de cette maniere que j'ose luy promettre quelque succés, et je ne le soumets a vostre critique que pour estre en estat de ne plus craindre celle de toute l'Europe. J'escris a Mr. Moetjens pour l'advertir de vous remettre entre les mains mon manuscrit. Je vous supplie, monsieur, d'en vouloir charger Mrs. Leers ou tel autre qu'il vous plaira, et de leur recommander de ne point mettre mon nom a la teste du livre, je ne souhaitte pas que le public soit instruit que cette traduction est de moy. Le titre du livre justifie assés mes raisons sans qu'il soit besoin de les dire. Si vous me faites l'honneur de m'escrire, monsieur, mon adresse est simplement a M. Brodeau con.er au Parlement a Metz. Je vous demande la grace de m'apprendre en mesme temps quand nous pourrons esperer de voir vostre admirable Dictionnaire critique que le public attend avec une si juste impatience.
Il ne me reste plus, monsieur, qu'a vous prier d'excuser la liberté que je prends de vous demander tant de choses a la fois sans avoir l'honneur d'estre connu de vous. J'espere que vous voudrés bien me pardonner en faveur du nom que je porte, et que mes ancestres ont rendu assés illustre. C'est sous leurs auspices que j'ose m'introduire auprès de vous pour vous supplier de m'honorer de vostre amitié, et d'estre persuadé que je suis avec tout le respect possible Monsieur vostre tres humble et tres obeissant serviteur Brodeau d'Oiseville..
A Metz le 4e de decembre 1694.
| |
Monsieur,
A mon retour de la campagne ou j'ay passé quelques jours chés un de mes parents j'ay reçû la lettre que vous me faites l'honneur de m'escrire du 14e de ce mois. Elle m'a surpris, monsieur, plus agreablement que je ne pourrois vous le dire, puisque bien loin de vous avoir paru coupable par toutes les apparences qui estoient contre moy avant que vous eussiés reçû mes deux lettres, il semble que vous ayés dessein de vous justifier d'une faute, qui ne peut subsister que dans l'excés de vostre delicatesse, et de l'exactitude extreme avec laquelle vous ne laissés pas de respondre a toutes les personnes a la fois qui ont l'honneur d'estre en commerce avec vous, pendant que vous avés d'ailleurs tant d'occupations si serieuses et si importantes a la Republique des Lettres. Je n'avois eu l'honneur de vous escrire qu'une seulle lettre, monsieur, et j'en avois reçu depuis deux de vous presque coup sur coup avant que vous eussiés veu mes dernieres. Cependant vous voulés me persuader que Mr. le Duchat est l'unique cause des jugemens desadvantageux que j'ay pû faire de vostre silence. Si je connoissois moins, monsieur, combien vostre bonté est sincere, ne devrois-je pas estre convaincu que tout ce que vous me faites la grace d'alleguer pour excuse de vostre faute pretenduë seroit une raillerie tres naturelle de ma neglicenge? Il est vray que si j'eusse pû en avoir pour vous, je serois trop criminel, mais outre que vos sentimens ne sont rien moins que du vulgaire et que vous estes incapable de prevention contre les personnes qui vous honorent autant que je sais, Mr. le Duchat me justifie assés heureusement en s'accusant luy mesme. Aprés l'adveu qu'il vous a fait, monsieur, je ne dois plus luy vouloir autant de mal que lors qu'il m'apprit son infidelité il y a environ quinze jours. Tout mon amy qu'il est j'ay eu depuis un violent
chagrin contre luy quoyque je ne luy en aye rien temoigné. Car enfin il ne s'agissoit pas d'une bagatelle, et Mr. le Duchat par sa negligence avoit travaillé a me ruiner auprés de vous, ce qui seroit un malheur dont je serois inconsolable toute ma vie.
Je serois encore plus malheureux, monsieur, si vous estiés effectivement persuadé que tout ce que j'ay eu l'honneur de vous escrire estoit plustost un compliment a la mode, qu'une vérité, mais j'aurois tort de rien craindre de pareil, et vous estes trop habile pour prendre si aisement le change. Vous devés estre accoustumé depuis longtemps a de semblables complimens, s'il est vray qu'ils meritent ce nom. D'ailleurs ou seroit la justice, monsieur, de vouloir m'engager a parler de vous contre ma propre connoissance? J'ay trop d'interest a tascher de m'establir dans l'esprit des honnestes gens pour me destruire tout d'un coup en faisant paroistre des sentimens si opposés a ceux qu'ils ont conçû de vostre merite. Ainsi quoyque vostre modestie vous fasse rejetter les loüanges dont vous n'estes que trop digne, et que vous soyés infiniment au dessus des eloges, c'est neatmoins la plus belle recompense
| |
| |
que le public est capable de vous donner pour tant d'excellents ouvrages dont vous l'enrichissés tous les jours,
E benche d'alma valorosa e bella
L'honor sia poco pregio, è però quello
Je ne sçais, monsieur, comment vous exprimer la reconnoissance que j'ay des bontés que vous me temoignés tousjours a l'esgard de mon manuscrit, mais je suis en mesme temps confus des peines que vous voulés prendre pour une chose qui le merite si peu. Quoyque ma traduction soit capable d'elle mesme de vous en dissuader par sa foiblesse, je vois bien que vostre generosité l'emportera tousjours sur les plus fortes raisons que je pourrois avoir l'honneur de vous alleguer, ainsi je me soumets entierement a tout ce qu'il vous plaira de decider.
Je ne vous suis pas moins redevable, monsieur, des soins dont vous m'avés fait la grace de vous charger au sujet du Lexicon de Schrevelius. Si Mr. vostre amy de Londres ne vous donne point d'autres nouvelles de ce livre que celles que vous avés eu la bonté de m'apprendre jusqu'a present, je vous prie de ne vous en point mettre en peine a l'advenir. Aussi bien Schrevelius luy mesme dans la preface de son Lexicon in 8o de l'edition de 1670 chés les Hackes paroist en quelque maniere desadvoüer toute autre edition que celle de ces imprimeurs.
Le peu de place qui me reste ne me permet pas, monsieur, de respondre a ce que vous me faites l'honneur de me dire dans les 2 derniers articles de vostre lettre. Je me reserve a une autre fois, de mesme qu'a vous faire part de ce que je pourray descouvrir icy de curieux et selon vostre goust. Cependant je demeure tousjours avec le mesme respect Monsieur vostre tres humble et tres obeissant serviteur Brodeau
A Paris ce 25e d'Avril 1695.
| |
Monsieur,
Je reçus hier la lettre que vous me faites l'honneur de m'escrire du 15e du mois dernier. Rien ne pouvoit m'arriver de plus heureux dans le commencement de cette année, et j'ose en augurer des suittes qui y respondent. Si quelque chagrin neatmoins peut troubler toute la joye que je ressens, c'est sans doute la confusion ou je suis de me voir prevenu par une personne aussi pretieuse au public que vous l'estes, et dont tous les moments sont contés. Je n'aurois pas manqué de vous remercier, plustost qu'aujourd'huy de toutes les bontés que vous continués d'avoir pour moy, si j'eusse scû de mesme ce qui s'est passé a l'esgard de mon manuscrit. J'en ay reçu la premiere nouvelle de Mr. le Ducha, qui m'escrit du 24 du mois dernier ce que vous me faites l'honneur de me confirmer par vostre lettre, et il m'apprend en mesme temps que le nouveau Catholicon est achevé d'imprimer. Sur l'advis de Mr. le Duchat qui est tousjours vigilant et parfait amy je me disposois a avoir l'honneur de vous escrire, lorsque j'ay reçû vostre lettre. Toute courte qu'elle est, elle me dit bien des choses, et me fait sentir plus vivement que jamais le bonheur que m'a causé une simple petite traduction, qui est tel que j'ay pû entrer en commerce avec un homme d'un merite si eslevé et d'une si vaste litterature qu'il peut sans s'appauvrir en respandre abondamment sur tous ceux qu'il voudra bien honorer de son amitié, advantage veritablement glorieux et solide, et dont vous me permettés, monsieur, de profiter.
Nardi parvus onyx eliciet cadum.
Pour respondre precisement, monsieur, sur ce que vous me faites l'honneur de me demander touchant le nombre d'exemplaires que je pourrois souhaitter, j'ay a dire qu'en cette occasion comme en toute autre vous aurés tousjours droit d'ordonner a mon esgard. D'ailleurs la chose dependra de Mr. des Bordes que je sçais estre homme de merite, et dont je ne pretends point taxer l'honnesteté. J'espere que nous pourrons avoir encore quelque petit commerce ensemble dans la suitte luy et moy, et que nous pourrons nous connoistre mieux qu'a present. Ainsi, monsieur, puisque vous avés la bonté de vous charger de ce soin, je vous prie de vouloir bien escrire a Mr. des Bordes que premierement mon intention est qu'il vous deslivre et vous presente tel nombre d'exemplaires qu'il vous plaira de recevoir de ma part, et que je vous supplie d'agreer comme un hommage que je vous rends. Il n'aura qu'a les diminuer sur le nombre de ceux qu'il m'aura destinés. A l'esgard du voyage, c'est ou je trouve un peu de difficulté, ainsi je laisse le choix a Mr. des Bordes ou de faire tenir les livres droit a Paris a quelqu'un de
| |
| |
ces correspondants a qui j'en acquitteray le port, ou a Metz a Mr. le Duchat auquel je l'acquitterois de mesme, et qui voudra bien recevoir les livres pour moy. Si Mr. des Bordes me les veut bien faire tenir a Paris, ce qui me seroit en effet le plus agreable, et le plus commode, ayés la bonté, monsieur, de luy indiquer ma demeure qui est tousjours chés Mr. Le Boindre con.er au Parlement cul de sac St. Dominique fauxbourg St. Michel.
Mr. le Duchat m'a appris, monsieur, que vostre celebre Dictionnaire paroistroit dans six mois au plustard. J'annonceray cette bonne nouvelle a toutes les personnes auxquelles je connois du goust pour les bonnes choses. Je puis seulement vous asseurer que tout Paris attend ce fameux ouvrage avec une impatience extreme. Souffrés que j'aye l'honneur de vous temoigner la joye que me donne une si agreable nouvelle, et de vous asseurer que je seray toute ma vie avec beaucoup de veneration et de respect Monsieur vostre tres humble et tres obeissant serviteur Brodeau d'Oiseville
A Paris le 2e de janvier 1696.
| |
A Paris le 26e d'Avril 1696.
Monsieur,
Je n'aurois pas attendu jusqu'a present a vous remercier de la derniere dont il vous a plû de m'honorer, et que j'ay receüe il y a prés de cinq semaines sans une maladie de langueur qui m'a rendu pendant trois mois presque incapable de la moindre chose. J'en suis relevé depuis peu de jours, trop heureux de pouvoir enfin m'acquitter de ce que je vous dois par inclination et par reconnoissance! Elle est proportionnée a la generosité avec laquelle vous avés bien voulu favoriser de vos soins une pauvre petite traduction pendant que vous estes occupé d'ailleurs d'un travail glorieux, et qui sera d'une utilité infinie a tous les sçavans. Je vous le redis encore, monsieur, votre nouveau Dictionnaire est attendu icy avec une extreme impatience et plusieurs personnes qui sçavent que j'ay l'honneur d'estre en quelque relation avec vous m'ont demandé quand il pourroit paroistre. Je leur ay montré l'endroit de vostre lettre par lequel vous m'asseurés que ce sera avant la fin de l'année. Ils m'en ont fait paroistre beaucoup de joye, et ils n'attendent pas moins qu'un chef d'oeuvre de la part de la plus excellente plume de l'Europe. C'est de cette maniere que vous estes traitté a Paris comme par tout ailleurs. Les honnestes gens et de bon goust vous regrettent incessamment, et ils envient a la Hollande le bonheur de vous posseder. Ils se plaignent sans contrainte que la France ait pû se resoudre a perdre en vous un fils aussi illustre.
J'escris a Mr. le Duchat pour apprendre des nouvelles du paquet qu'il doit avoir reçû, et dans lequel comme vous me le mandés, monsieur, les exemplaires que Mr. des Bordes m'envoye sont renfermés. Je n'en sçais point encore le nombre, mais tel qu'il puisse estre je luy suis bien obligé, et je penseray dans la suitte aux moyens de luy donner quelque nouveau sujet de s'exercer pour moy.
J'ay bien des graces a rendre a Mr. de Beauval pour l'eloge dont il m'a honoré, et que je merite si peu par moy mesme. Aussi je le rapporte tout entier au suffrage que vous avés bien voulu donner, monsieur, en faveur de mon livre, et il en tire un lustre que je n'aurois jamais osé luy promettre d'ailleurs.
Quod spiro et placeo, si placeo, tuum est.
L'honneur que vous me faites, monsieur, de prendre part a ce qui a rapport a moy m'oblige de vous parler d'un ouvrage qui pourra estre du goust des curieux, et qui doit paroistre au commencement de l'hiver. Mon frere aisné qui a servy douze ans dans la marine en a entrepris l'histoire tant ancienne que moderne. Cet ouvrage sera divisé en deux gros tomes in 4o dont le premier contiendra toutes les differentes manieres des anciens dans leurs constructions de vaisseaux, l'entretien de leurs ports, leur maniere de naviger, leur ordre dans la conduitte de leurs armées navales, leurs manieres de se battre et d'attaquer les places maritimes, toutes les differentes marines des peuples de l'antiquité, les medailles antiques frappées a ce sujet, leurs ruses de mer, etc. le tout fondé sur une lecture de l'antiquité Grecque et Latine. Le 2e tome contient la marine des modernes et renferme les mesmes choses a leur esgard. Ils seront remplis tous deux de prés de 200 estampes necessaires au sujet. Je suis avec tout le respect possible Monsieur vostre tres humble et tres obeissant serviteur Brodeau d'Oiseville.
Mon frere sans avoir l'honneur de vous connoistre que par vostre reputation vous asseure de ses respects.
| |
| |
| |
21 La vie d'Adam premier homme avec des reflexions, traduite de l'Italien de Loredano. Suivant la copie de Paris. A Amsterdam chez J. Louis de Lorme et Estienne Roger, marchands libraires sur le Rockin, prés de la Bourse. 1696. 163 p. 12o.
U.B.A. 1918 G 16 (1).
[Titelpagina rood-zwart. Ineengestrengelde figuur als vignet.]
12-12-1695 bespreking van de Parijse uitgaaf in de Journal des sçavans (745).
Jan.-febr. 1696 aankondiging van de Amsterdamse uitgaaf in Boekzaal (178) met mededeling, dat men dit boekje in het Groote Naamboek door Pieter Rabus op de naam Adam behandeld zal vinden.
Nov. 1695 en maart 1696 aankondiging van de Franse en bespreking van de Amsterdamse uitgaaf in de Hist. des ouvrages des savants (p. 139 en 327).
1716 Du Villard biedt dit werk 12o 1696 te koop aan (cat. la Placete).
Brunet biedt dit werk te koop aan voor 1 l., 10 s. (ff 21739, 52).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de achtste druk in het Italiaans van dit werk, dat in 1640 voor het eerst werd uitgegeven, en van de Franse vertaling, die naar die achtste druk werd gemaakt:
Vita di Adamo. 1666. 8o impressione. Venetia, per il Valvalense. 92 p. 12o.
La vie d'Adam, avec des reflexions; traduite de l'Italien de Loredano. A Paris, chez Edme Couterot, ruë S. Jacques, au Bon Pasteur. 1695. Avec privilege du Roy. 8 + 230 + 2 p. 12o (met priv. van 8 (of 24)-5-1695 voor Edme Couterot voor dit werk, vertaald door de Mailly, voor 6 jaar, gereg. 22-6-1695, ach. d'impr. 31-8-1695).
J.F. Loredano (1606-1661), een Venetiaans schrijver, dankte het succes van dit werk voornamelijk aan de ‘concetti’, stoutigheden van Adam in zijn conversatie met Eva. Het vertalen van een dergelijk werk was moeilijk. De vertaling, le chavelier de Mailly (st. ± 1724), een middelmatig letterkundige, schreef dan ook in zijn ‘avertissement’: ‘On a tâché de donner à la copie toutes les beautez de l'original; mais quelque soin qu'on ait pris de la rendre fidelle, on a été obligé d'adoucir certains endroits qui n'auroient pas eu les mêmes agremens en nôtre langue plus serieuse et moins libre que l'Italienne.’ Hierop vindt men in de besprekingen lichte kritiek.
Misschien zijn de Lorme en Roger tot het nadrukken van dit werk overgegaan, omdat zij in deze zelfde tijd betrokken waren bij het drukken van Pallavicino, een tijd- en stadgenoot van Loredano.
| |
22 Le contre impromptu de Namur, comedie. A Amsterdam. Chez J. Louis de Lorme et Estienne Roger, marchands libraires sur le Rockin. 1696. 68 p. 8o.
Bibl. Nat. Yth 3980.
[Titelpagina rood-zwart. Vaas met bloemen als vignet. De titelplaat is gesigneerd: P. Pickaart f.]
26-1-1696: ‘J.L. de Lorme et Est. Roger marchands libraires à Amsterdam ont imprimé et vendent le Contre-impromptu de Namur, comedie 12.’ (Gaz.).
Brunet (III 432) vermeldt: ‘Impromptu de la garnison de Namur, Comédie [3 actes en prose] Amsterdam, Paul Marret, 1694, pet. in 12o de 45 pag. fig. Pièce composée à l'occasion de la prise de Namur, par les Français. Cette place ayant été bientôt reprise par les alliées, un de leurs partisans fit paroître une autre comédie sous le titre suivant: (zie boven).’
| |
| |
Deze uitgaaf van 1694 was een nadruk van een uitgaaf van Thomas Guillain van 1693 (vergel. no. 13) van een comedie van F.C. Dancourt, die de Bibl. Nat. bezit. Het is daarom niet onmogelijk, dat de onder dit nummer genoemde comedie ook een nadruk van een uitgaaf van Guillain is; Brunet veronderstelt echter blijkbaar, dat deze alleen aan geallieerde zijde is verschenen.
| |
23 Recueil d'airs serieux et a boire. Tiré des livres de messieurs du Bousset, la Barre, Piroye, du Buisson, et autres habiles maîtres de Paris, etc. Premier livre. A Amsterdam, chez Jean Louis de Lorme; et Estienne Roger, marchands libraires sur le Rokin prés la Boursse. 1696. 8o oblong.
Recueil d'airs serieux et a boire. Tirés des livres de messieurs du Bousset, la Barre, Piroye, du Buisson, et autres habiles maîtres de Paris, etc. Livre Second. A Amsterdam, chez Jean Louis de Lorme et Estienne Roger, marchands libraires sur le Rokin près de la Boursse. 1696. 8o oblong.
Wolfenbüttel cat. p. 278, Norrköping cat. p. 325.
26-1-1696: ‘J.L. de Lorme et Est. Roger marchands libraires à Amsterdam ont imprimé et vendent... un Recueil d'airs serieux et à boire, tirés des livres des Srs. du Bousset, la Barre, Piroye, du Buisson, et autres habiles maitres de Paris, etc. Ce livre de musique se trouve à la Haye chès Estienne Foulque.’ (Gaz.).
13-2-1696 idem ‘un livre de musique à chanter’. (Gaz.).
16-8-1696: ‘J.L. de Lorme et E. Roger marchands libraires ont imprimés et vendent le Recueil d'airs serieux et à boire. Livre 2. avec divers airs Italiens de Monte-fioco. Ils vendent aussi toutes sortes de livres François, et de musique imprimée tant ici qu'en France et en Italie.’ (Gaz.).
18-10-1696 zie no. 32.
1696 etc. verkocht voor f 1.10.- per stuk (cat. Roger).
De Bibl. Nat. bezit de oorspronkelijke Franse uitgaaf van de drukkers Ballard van het Recueil d'airs sérieux et à boire de différents auteurs. Paris 1695-1724, 30 vol. in 4o oblong.
In het jaar 1696-1697, waarin de Lorme en Roger geassocieerd waren, werd ongetwijfeld op initiatief van de laatste een aantal werken op muziekgebied uitgegeven. Hoewel de Lorme tezamen met Roger verschillende van deze werken in de kranten aankondigde, zijn slechts vier van deze uitgaven ook op zijn naam verschenen, en wel de hiergenoemde twee en no. 32 en 36. De latere delen van dit Recueil zijn volgens opgaaf van Lesure K. alle alleen op naam van Roger uitgekomen. Daar ik zelf de exemplaren van Wolfenbüttel en Norrköping niet in handen had, nam ik de beschrijving over uit het werk van Ake Davidsson, Catalogue critique et descriptif des imprimés de musique des XVIe et XVIIe siècles conservés dans les bibliothèques Suédoises (Upsala 1952), waar men ze onder de nummers 419 en 420 vindt. Volgens deze beschrijvingen hebben beide aan de achterzijde van de titel een avertissement. Het zijn geen preciese nadrukken van de uitgaven van Ballard, die dezelfde titel hebben. Uit zeer verschillende uitgaven werden liederen bijeen gezocht.
| |
| |
| |
24 Les memoires de la vie du comte D*** avant sa retraite. Contenant diverses avantures qui peuvent servir d'instruction à ceux qui ont à vivre dans le grand monde. Redigez par M. de Saint-Evremont. Tome Premier. Suivant la copie de Paris. A Amsterdam chez J. Louis de Lorme et Estienne Roger, marchands libraires sur le Rockin. 1696. 198 p. 12o.
Idem. Tome Second. 177 p. 12o.
U.B.A. 1093 E 12.
[Titelpagina's rood-zwart. Vaas met bloemen als vignet van deel I, mand met bloemen als vignet van deel II. Met ongesigneerde titelplaat in deel I, dezelfde als in no. 30, met titelplaat, gesigneerd ‘P. Pickaart f.’, in deel II, dezelfde als in no. 22.]
13-2-1696: ‘J.L. de Lorme et Est. Roger libraire à Amsterdam ont imprimé et vendent les Memoires de St. Evremont 12 2 vol.’. (Gaz.).
Febr. 1696 mededeling dat dit werk niet van Saint-Evremond is in de Hist. des ouvrages des savants (p. 273).
1721 Du Villard biedt dit werk 12o 2 vol. te koop aan (cat. Boursault).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de oorspronkelijke Franse uitgaaf: Les memoires de la vie du comte D*** avant sa retraite. Contenant diverses avantures qui peuvent servir d'instruction à ceux qui ont à vivre dans le grand monde. Redigez par M. de Saint-Evremont. Tome Premier. A Paris, chez Michel Brunet, dans la Grand' Salle du Palais, au Mercure Galant. 1696. Avec privilege du Roy. 6 + 394 + 1 p. 12o. Tome Second. 2 + 372 + 1 p. Tome Troisieme. 4 + 385 + 1 p. Tome Quatrieme. 4 + 396 p. 12o. (met priv. van 30-7-1695 voor Brunet voor dit werk voor 8 jaar, gereg. 2-12-1695, achev. d'impr. deel II 15-12-1695, deel IV 10-9-1696).
De Bibl. Nat. en het Br. M. bezitten een aantal drukken van dit werk in het Frans en in Engelse vertaling, o.a. een uitgaaf van 1705 van Pierre Mortier te Amsterdam, die in 1704 van de Staten van Holland privilege had verkregen voor de herdruk van les Oeuvres de S. Evremont, waarvan deel I (352 p.) met nieuwe titelplaat, deel II (378 p.) met titelplaat, die nagegraveerd is van de Lorme's deel II.
De auteur was niet de naar Engeland uitgeweken C.M. de Saint-Denis, seigneur de Saint-Evremond (1613-1703), de bekende schrijver en criticus, maar naar men zegt P. de Villiers (1648-1728), eerst Jesuiet, later Cluniacenser, die steeds anonym publiceerde, maar ontkende de schrijver van dit werk te zijn. Het succes van de geschriften van de Saint-Evremond maakte, dat de uitgevers veel van hem buiten zijn medeweten en met toevoegingen van anderen lieten verschijnen. Soms verschenen zelfs - zoals ditmaal - werken op zijn naam, die van een ander waren. In de uitgaaf van zijn werken van 1739 te Amsterdam (I 268 en V 257) en bij John Hayward's uitgaaf van de Saint Evremond's brieven, die in 1930 te Londen verscheen (p. 50, 317 en 349) vindt men hierover aardige bijzonderheden. Desmaizeaux schreef in zijn levensbeschrijving voorin het eerste werk: ‘J'ai déja remarqué que dès l'année 1668, on avoit imprimée à Paris quelques ouvrages de Mr. de St. Evremond, mais si pleins de fautes, qu'il avoit de la peine à s'y reconnoitre. Ils furent néanmoins si bien reçus du public, que le sieur Barbin, qui les avoit imprimés, employa toute sorte de moyens pour en avoir davantage. Il y ajouta même plusieurs écrits, où Mr. de St. Evremond n'avoit aucune part, et dont quelques-uns étoient des pieces de commande. Un homme de lettres se trouvant un jour chez un auteur qui écrivoit assez poliment, Barbin y arriva, et s'adressant à cet auteur, Hé monsieur! lui dit-il, je vous prie faites moi du Saint-Evremond, je vous donnerai trente pistoles; vous m'en avez déja bien fait, dont j'ai été content.’
| |
| |
Waarschijnlijk in 1697 schreef de Saint-Evremond aan de befaamde Ninon de Lanclos: ‘Si vous connoissez Barbin, faites-lui demander pourquoi il imprime tant de choses sous mon nom qui ne sont point de moi. J'ai assez de mes sottises, sans me charger de celles des autres.’ Al te zeer wond de Saint-Evremond zich er niet over op en toen Barbin hem in de winter van 1699 persoonlijk benaderde met het verzoek op te geven of bepaalde stukken wel of niet van hem waren, antwoordde hij, zij het enigszins spottend. In het begin van het jaar 1700 publiceerde Barbin de Nouvelles oeuvres meslées. Hayward schrijft daarover: ‘he has recovered several pieces of which Saint Evremond had no copy, and which would have been lost’.
Anderen waren verontwaardigder dan de Saint-Evremond zelf. Zijn vrienden in Frankrijk drongen er zelfs bij de kanselier op aan, het hier besproken werk te supprimeren, daar het zijn reputatie zou schaden, zoals blijkt uit brieven van Du Bos aan Bayle van 23-12-1695 en 10-2-1696. Op 19-11-1696 schreef Du Bos aan Bayle naar aanleiding van het verschijnen van de laatste twee delen van dit werk: ‘C'est un trait d'impudence rare, que l'on continue à suposer à un autheur vivant un livre qu'il a désavoué d'abord et que le public avoit avant lui désavoué pour lui.’ (Gigas I, 247, 251 en 280).
De Lorme en Roger drukten alleen de twee eerste delen na.
| |
25 Deze uitgaaf, die wel in druk is verschenen, heb ik niet gevonden.
13-2-1696: ‘J.L. de Lorme et Est. Roger libraire à Amsterdam ont imprimé et vendent l'Oraison funebre de l'archeveque de Paris, 8’. (Gaz.).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de oorspronkelijk Franse uitgaaf: Oraison funebre de monseigneur l'illustrissime et reverendissime François de Harlay, archevesque de Paris, duc et pair de France, commandeur des ordres du Roy, proviseur de Sorbonne, et superieur de la Maison de Navarre. Prononcée dans l'Eglise de Paris, le 23 jour de Novembre 1695. Par le Pere Gaillard de la Compagnie de Jesus. A Paris, chez Theodore Muguet, imprimeur et libraire ordinaire du Roy, ruë Saint Jacques, à la Toison d'Or. 1696. Avec privilege du Roy. 46 + 1 p. 4o (met priv. van 22-1-1696 voor Muguet voor dit werk voor 10 jaar, gereg. 27-1-1696, achev. d'impr. 28-1-1696.)
21-11-1698 bespreking in de Journal des sçavans (p. 676).
De grafredenaar was de Jesuiet Honoré Gaillard (1641-1727). Sommervogel noemt een uitgaaf zonder naam en adres van drukker in 12o, die kennelijk veel eenvoudiger was uitgevoerd dan de oorspronkelijke druk, die royaal van opzet was en versierd met fraaie kopergravures. Het is heel goed mogelijk, dat dit de nadruk van de Lorme en Roger was. Ik vond echter geen exemplaar en kan daarom niets met zekerheid zeggen.
Er bestond blijkbaar ook in Holland veel belangstelling voor dergelijke lijkreden. Op 2-6-1695 adverteerde de Lorme in de Amsterdamse courant de verkoop van l'Oraison funebre du duc de Luxembourg par le pere la Rue Jesuiste.’ (6-6-1695 bespreking in de Journal des sçavans, p. 382). Ook hiervan bezit de Bibl. Nat. het oorspronkelijke exemplaar, dat met privilege van 30-4-1695 verscheen bij la veuve de Simon Benard te Parijs. Weer noemt Sommervogel een nadruk, ditmaal blijkbaar met adres van de oorspronkelijke drukker, maar minder royaal van opzet. Ik acht de mogelijkheid niet geheel uitgesloten, dat ook dit een nadruk van de Lorme is geweest.
| |
| |
| |
26 Histoire du maréchal de Gassion, où l'on voit diverses particuliarités remarquables qui se sont passées soûs le ministère des cardinaux de Richelieu et de Mazarin et sous le règne de Gustave Adolphe, roi de Suède. Tome Premier. A Amsterdam, chez J. Louis de Lorme, et Estienne Roger, marchands libraires, sur le Rockin, prés de la Bourse. 1696. 10 + 176 p. 12o.
Histoire du marechal de Gassion. Ou l'on voit divers particuliarités remarquables qui se sont passées soûs le ministere des cardinaux de Richelieu et de Mazarin, et sous le regne de Gustave Adolphe, roi de Suède. Tome Second. A Amsterdam, chez J. Louis de Lorme, et Estienne Roger, marchands libraires, sur le Rockin, après de la Bourse. 1696. 221 p. 12o.
Idem. Tome Troisieme. 212 p. 12o.
Idem. Tome Quatrieme. 230 p. 12o.
Bibl. Nat. 8o L n 27 8306.
[Titelpagina's rood-zwart. Ineengestrengelde figuur als vignetten. Vier ongesigneerde titelplaten.]
13-2-1696: ‘J.L. de Lorme et Est. Roger donneront au premier jour l'Histoire du Marechal de Gassion 12. 4 vol.’ (Gaz.).
19-3-1696: ‘J.L. de Lorme et E. Roger ont imprimé et vendent l'Histoire du Maréchal de Gassion. (Gaz.).
Mei 1696 aankondiging van dit werk in de Hist. des ouvr. des savants (p. 421).
1721 Du Villard biedt dit werk 12o 4 vol. 1696 te koop aan (cat. Boursault).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de oorspronkelijk Franse uitgaaf: La vie du Mareschal de Gassion. A Paris, chez Guillaume de Luyne, libraire juré au bout de la Salle des Merciers, sous la Montée de la Cour des Aydes, à la Justice. 1673. Avec privilege du Roy. Tome I1, 40 + 264 p., Tome I1, 24 + 327 p., Tome II 22 + 332 p., Tome III 20 + 339 p. 12o (met priv. van 8-12-1672 voor de abbé de Purre voor dit werk voor 7 jaar, gereg.
12-12-1672. achev. d'impr. 4-3-1673. Zonder afbeeldingen).
De schrijver van dit werk was de abbé de Pure (st. 1680), een vrij middelmatig auteur en vertaler. Ik kan niet met zekerheid zeggen, dat het na 1673 niet meer werd herdrukt. Ik vond weliswaar geen exemplaar van een latere uitgaaf, maar de bovengenoemde aankondiging van mei 1696, die helaas geen plaats of uitgever vermeldt, is opgenomen tussen Parijse drukken, wat er op zou kunnen wijzen dat ook hiermee een in die tijd verschenen Parijse druk is. Hoe het zij, de Lorme en Roger drukten dit werk in ieder geval na en in veel goedkoper vorm dan de uitgaaf van 1673. De Au lecteur, table genealogique en inhoudsopgaaf van de oorspronkelijke Parijse uitgaaf ontbreken in de Amsterdamse, die bovendien veel drukfouten vertoont. Daarentegen gaven de Amsterdamse uitgevers aan het werk een veel wijdser titel dan het oorspronkelijke had.
| |
27 Histoire du connestable de Bourbon. Suivant la copie de Paris. A Amsterdam chez J. Louis de Lorme et Estienne Roger, marchands libraires sur le Rockin. 1696. 209 p. 12o.
Wiesbaden Nassauische Landesbibliothek C b 4430.
[Titelpagina rood-zwart. Bloemen als vignet. Ongesigneerde titelplaat.]
| |
| |
De Gesamtkatalog vermeldt nog 6 andere exemplaren van dit werk in verschillende bibliotheken.
13-2-1696: ‘J.L. de Lorme et Est. Roger libraires à Amsterdam... donneront au premier jour... l'Histoire du connestable de Bourbon. 12o.’ (Gaz.).
De Bibl. Nat. bezat een exemplaar van de oorspronkelijke uitgaaf: Histoire secrète du connestable de Bourbon. Paris, G. de Luynes, 1696. In-12.
12-11-1695 kreeg Guillaume de Luyne priv. voor dit werk voor 8 jaar, gegeven 10-11-1695 (ff 21947, 150vo). De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de tweede druk: Histoire secrette du connestable de Bourbon. Seconde edition. A Paris au Palais, chez Nicolas Gosselin, dans la Grand'Salle, du côté de la Cour des Aydes, à l'Envie. 1700. Avec privilege du Roy. 4 + 334 + 2 p. 12o (met priv. van 10-11-1698 voor Guillaume de Luyne voor dit werk voor 8 jaar, door hem afgestaan aan Nicolas Gosselin volgens accoord tussen hen beiden, ach. d'impr. voor de 2de maal 15-9-1700. Met Franse titel ‘Histoire secrette du gonnestable de Bourbon’).
Het Br. M. bezat en de bibl. te Salzburg bezit een exemplaar van een Hollandse nadruk: Histoire du connestable de Bourbon. 209 p. E. Foulque: La Haye, 1696. 12o.
De Gesamtkatalog vermeldt nog de volgende exemplaren:
Histoire du connestable de Bourbon. Amsterdam: Braakman 1696. 209 S. 8o.
Histoire secrette du connestable de Bourbon. Lyon: Lions 1696. 328 S. 8o.
Histoire secrète du connestable de Bourbon. Paris: Beugnie 1706. 334 S. 8o.
Nicolas Baudot de Juilly (1678-1759), schrijver van historische werken, wordt thans niet hoog aangeslagen. Du Bos was van dezelfde opinie, zoals blijkt uit een brief aan Bayle van 10-2-1696: ‘Histoire secrète du conétable de Bourbon, c'est le titre d'un petit roman que l'on vient de publier. Il me semble que les examinateurs des livres, qui ont ordre de Mr. le chancelier de ne laisser rien passer que d'utile, devroient empêcher la plus part de ces petites historietes, lorsqu'elles n'ont pas au moins le mérite d'estre bien escrites. Cela ne servira que à embrouiller encore l'histoire qui n'est pas déjà trop claire.’ (Gigas I 251).
Toch schijnt voor dit werk in de tegenwoordige tijd nog grote belangstelling te bestaan. Het oorspronkelijke exemplaar in de Bibl. Nat. ‘manque en place’. Van het Br. M. kreeg ik bericht, dat de druk van Foulque van 1696 daar ‘is missing from the B.M. shelves’. Uit Bonn ontving ik het antwoord betreffende de druk van de Lorme ‘nicht mehr vorhanden’, terwijl de Bayerische Staatsbibliothek te München, waar de druk van Braakman zou moeten zijn, ‘Nicht am Standort’ meldde. Bij deze haast ongezonde belangstelling, die voor het boek aan den dag werd gelegd, verwonderde het mij bijna, dat het exemplaar te Wiesbaden nog wel aanwezig bleek te zijn. Bij Oostenrijkse en Oost-Duitse bibliotheken, die in de Gesamtkatalog worden genoemd, deed ik geen navraag, daar deze alle exemplaren van de mij reeds bekende uitgaaf van de Lorme hebben (of hadden).
Daarop was één uitzondering en wel het exemplaar van de Bundesstaatliche Studienbibliothek Salzburg, met het adres van E. Foulque, la Haye, (no. 8.676 I). De bibliothecaris E. Kluger was zo vriendelijk mij een beschrijving te zenden, waaruit ik met zekerheid kon vaststellen, dat het dezelfde uitgaaf is als die van de Lorme, alleen voorzien van een andere titelpagina. Wij zagen reeds bij no. 18, hoe er een jaar eerder contacten tussen Foulque en de Lorme bestonden. De mededeling uit Salzburg verwonderde mij dan ook niet.
Stellig zal het exemplaar van Braakman, die nog geen jaar later korte tijd nauw gelieerd was
| |
| |
met de Lorme, ook van dezelfde uitgaaf zijn, maar weer van een ander titelblad voorzien. Het werk moet succes hebben gehad. Een of twee herdrukken, een nadruk met adres Lyon en een Hollandse nadruk bewijzen dit.
| |
28 Deze uitgaaf, die misschien niet in druk is verschenen, heb ik niet gevonden.
31-5-1696: ‘J.L. de Lorme et Est. Roger libraires a Amsterdam, impriment suivant la copie de Paris trois livres nouveaux... Les Sermons de l'abbé Flechier evêque de Nîmes de l'Academie Françoise in 4.’ (Gaz.).
1721 Du Villard biedt dit werk 12o 2 vol. 1696 te koop aan (cat. Boursault).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de oorspronkelijke uitgaaf: Panegyriques et autres sermons prêchez par messire Esprit Fléchier evesque de Nismes, cy-devant aumônier ordinaire de madame la dauphine. A Paris, chez Jean Anisson, directeur de l'Imprimerie Royale, ruë Saint Jacques, à la Fleur-de Lis de Florence, vis-à-vis les Maturins. 1696. Avec privilege du Roy. 32 + 440 + 4 + 339 + 1 p. 4o (met priv. van 24-9-1695 voor Fléchier voor dit werk voor 12 jaar, door hem afgestaan 20-10-1695 aan Jean Anisson volgens accoord tussen hen beiden, gereg. 22-10-1695, ach. d'impr. 15-2-1696. Met speciaal verbod te verkopen ‘aucuns panegyriques ou sermons de morale imprimez fautivement en France ou ailleurs, et qui sont faussement attribuez audit sieur evesque exposant, lesquels il desaprouve, ne reconnoissant pour vrais sermons et panegyriques de sa composition, que ceux qui sont imprimez chez Jean Anisson directeur de nostre Imprimerie Royale.’).
Mei en Aug. 1696 aankondiging van dit werk in de Hist. des ouvr. des savants (p. 421 en 539).
De Bibl. Nat. bezit ook twee exemplaren als in priv. genoemd: Panegyriques des saints, et quelques sermons de morale prechez par messire Esprit Flechier, evêque de Nîmes. A Cologne, chez Balthazar d'Egmont et Compagnie. 1695. 4 + 491 p. 12o.
Panegyriques des saints, et quelques sermons de morale prechez par messire Esprit Flechier, evêque de Nîmes. Sur l'imprimé a Cologne, chez Balthazar d'Egmont, et Compagnie. 1695. 4 + 491 p. 12o.
De Bibl. Nat. en het Br. M. bezitten een exemplaar van een Belgische nadruk van de bovengenoemde Panegyriques et autres sermons van Anisson van 1696 met adres ‘A Brusselle, chez François Foppens, 1696. Avec approbation et privilege du Roi’. 28 + 588 p. en 6 + 580 p.
Wolfenbüttel bezit een exemplaar van een volgens de catalogus Lyonse nadruk van de bovengenoemde uitgaaf van Anisson van 1696: Panegyriques et autres sermons, prêchez par messire Esprit Fléchier evesque de Nismes, cy-devant aumônier ordinaire de madame la dauphine. Tome Premier. Sur l'imprimé a Paris, chez Jean Anisson directeur de l'Imprimerie Royale, ruë Saint Jacques, à la Fleur-de-Lis de Florence, vis-à-vis les Maturins. 1696. Avec privilege du Roy. 53 + 1 + 2 + 402 + 2 p. 12o. Tome Second. 4 + 513 p. 12o. (met priv. etc. als boven). Hierbij gevoegd in gelijksoortige band met opschrift ‘III’ een druk van dezelfde soort: Sermons sur differens sujets prechez en des occasions particulieres. 508 p. 12o.
De befaamde prediker Esprit Fléchier (1632-1710), bisschop van Nimes, zag van zijn preken telkens nadrukken of ook wel hem toegeschreven preken verschijnen. De hier genoemde exemplaren met het gefingeerde adres van Balthazar d'Egmont te Keulen zijn daarvan een voorbeeld. Van de officiële uitgaaf van 1696 te Parijs bij Anisson vond ik twee nadrukken. De nadruk bij François Foppens in het Br. M. vertoont alle kenmerken van een officiële Zuid-Nederlandsche druk, die wel niet in Frankrijk, maar in de rest van de Rooms-Katholieke wereld afzet kon vinden. De nadruk, in Wolfenbüttel bewaard, is daarentegen een zuivere imitatie van de oorspronkelijke. Of deze werkelijk uit Lyon stamt, zoals de catalogus van Wolfenbüttel aanneemt, kan ik niet zeggen. Hollands doet de druk stellig niet aan. Ook de toevoeging van een deel, dat, hoewel het geen vervolg is, blijkbaar als zodanig is bedoeld, maakt het niet waarschijnlijk, dat dit de nadruk van de
| |
| |
Lorme en Roger is. Het is heel goed mogelijk, waar de verkoop niet werd geadverteerd, dat de plannen niet zijn doorgegaan. De exemplaren, die Du Villard in 1721 te koop aanbood, kunnen van de oorspronkelijke uitgaaf of de nadruk van Foppens zijn.
| |
29 Deze uitgaaf, die wel in druk is verschenen, heb ik niet gevonden.
5-7-1696: ‘J.L. de Lorme et Est. Roger marchands libraires à Amsterdam, impriment suivant la copie de Paris l'Histoire de Marguerite de Valois etc. 12 2 vol.’ (Gaz.).
1717 Du Villard biedt dit werk te koop aan (cat. Longus).
Enschedé noemt: Histoire de Marguerite de Valois, reine de Navarre, soeur de François I. A Amsterdam, chez de Lorme, 1696. 2 tomes en 1 vol. in 16o.
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de oorspronkelijke uitgaaf: Histoire de Marguerite de Valois, reine de Navarre, soeur de François I. Tome Premier. A Paris, chez Simon Bénard, ruë S. Jacques, au dessus des Mathurins, au Compas d'Or. 1696. Avec privilege du Roy. 378 + 5 p. 12o. Tome Second. 414 p. 12o (met priv. van 12-2-1696 voor Simon Benard voor dit werk voor 12 jaar, gereg. 13-2-1696, ach. d'impr. 8-8-1696).
De schrijfster van dit werk, Charlotte Rose de Caumont de la Force (1650-1724), dochter van Protestantse ouders, komt verschillende malen ter sprake in de correspondentie van Du Bos en Bayle. Op 10-8-1696 schreef Du Bos over het bovengenoemd boek: ‘Ce sont deux volumes indouze assez bien écrits’. (Lombard C. 19). Bayle was van een andere opvatting; hij antwoordde op 29-10-1696: ‘Mr. Hartsoeker, dont vous m'avez une fois parlé comme de l'auteur d'un livre de physique très bien écrit en François, est ici depuis quelques jours. Sa pension mal paiée, et la cherté énorme des vivres, l'obligent à quitter Paris, pour venir passer l'hiver en Hollande, avec sa famille. Il m'a dit, que pour faire un livre, qui ait du débit où vous êtes, il faut travailler à des romans, ou à des traités de dévotion; et qu'hors de là, il n'y a point de salut pour les libraires. Quant à vos livres de dévotion, ils sont très inconnus en ce pais-ci; mais pour vos historiettes galantes, on les y reimprime toutes: ce qui fait que toutes les personnes de jugement, dans tout le reste de l'Europe, s'étonnent qu'il puisse venir une telle abondance de bagatelles, et de sottises, d'une nation, dont on estime les lumieres et le savoir. L'Histoire de Marguerite Valois, soeur de François I, n'a pas manqué d'être réimprimée à Amsterdam. Quelle pitié! Qu'au lieu de l'histoire véritable de cette princesse, qui seroit un très bon livre, et très-curieux (car ce fut l'une des plus illustres et des plus accomplis dames de son siecle;) on nous donne des contes et des galanteries chimériques, sous un nom si digne de vénération!’ (Lettres 1714 II 516). Of zij wisten, wie de auteur was, blijkt niet. Op 1-3-1697 deelde Du Bos mede, dat zij, wilde zij haar
‘pension de nouvelle convertie’ behouden, op bevel van de koning haar intrek moest nemen in de abdij van Malnoue. Daaraan voegde hij toe: ‘Ce ne sera point vivre pour elle, ce sera ne pas mourir’. (Gigas I 293). Bayle op zijn beurt schreef verontwaardigd over haar Chansons satiriques sur diverses personnes, tant de la cour, que de Paris, composées sur le chant d'un de ces cantiques spirituels, qu'on appelle Noëls parmi les Catholiques. De brief dateert van 13-5-1697: ‘Les Noëls de mademoiselle de la Force ont couru en manuscrit toute la Hollande. On me les lut, il y a quelque tems, et je trouvai, non seulement qu'ils sont satiriques, mais même impies, en bien des endroits. Si les femmes continuent à étudier, et à faire des livres,
| |
| |
il est à craindre qu'elles ne se tournent du roman au raissonnement, et qu'elles ne donnent tête baissée dans le libertinage de religion.’ (Lettres 1714 II 555).
Het bovenstaande zal genoeg zijn om het succes van deze roman, waarover de B.U. schrijft: ‘Ce livre écrit d'un style agréable, conserve en général le fond des faits historiques, mais les altère presque toujours par une tournure romanesque’, en dat vele herdrukken en nadrukken beleefde, te doen begrijpen.
| |
30 Les dames vangées ou la dupe de soy-mesme. Comedie. Suivant la copie de Paris. A Amsterdam, chez J. Louis de Lorme, et Estienne Rogier, marchands libraires, sur le Rockin. 1696. 154 p. 12o.
U.B.A. 1520 F 38, Bibl. Nat. 8o Yth 4386.
[Titelpagina rood-zwart. Bloemen als vignet (gelijk aan no. 27). Met ongesigneerde titelplaat, dezelfde als in deel I van no. 24.]
De K.B. bezit een exemplaar van de oorspronkelijke uitgaaf: Les dames vangées ou la dupe de soy-mesme. Comedie. A Paris, chez Michel Brunet, dans la Grand'Salle du Palais, au Mercure Galant. 1695. Avec privilege du Roy. 12 + 174 + 3 p. 12o (met priv. van 17-4-1695 voor Michel Brunet voor dit werk voor 6 jaar, gereg. 23-4-1695, ach. d'impr. 22-4-1695).
Jean Donneau de Visé (1640-1710) was redacteur van de Mercure galant, waarbij Thomas Corneille hem assisteerde, en schreef ook toneelstukken. Otto Langheim (De Visé, sein Leben und seine Dramen, Marburg 1903, p. 53) neemt aan, dat de Visé dit comediestuk zonder hulp van Corneille schreef. Pierre Mélèse (Un homme de lettres au temps du grand roi, Donneau de Visé fondateur du Mercure galant. Paris 1936, p. 211) is daarentegen van mening, dat Corneille bij dit stuk moet hebben geholpen. Mélèse vertelt, hoe al vóór de opvoering van het stuk reclame werd gemaakt, niet alleen in de Mercure galant, maar zelfs tot in de gazette d'Amsterdam toe, waar het op 17-2-1695 werd aangekondigd. Vijf dagen daarna werd het de eerste maal gespeeld. Het werd geen groot succes en reeds in april, ongeveer tegelijkertijd met het verschijnen van de Franse uitgaaf, werd het van het toneel afgevoerd.
Het stuk was bedoeld ter verdediging van het vrouwelijk geslacht tegen een satyre van Boileau.
| |
31 Deze uitgaaf, die misschien niet in druk is verschenen, heb ik niet gevonden.
13-5-1696: ‘J.L. de Lorme et Est. Roger libraires a Amsterdam, impriment suivant la copie de Paris, trois livres nouveaux intitulés... et la Foire de St. Germain comedie aux Italiens.’ (Gaz.).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de Franse uitgaaf: La foire Saint Germain, comedie. De Mr. Dancourt. A Paris, chez Thomas Guillain, à la descente du Pont-Neuf, prés les Augustins, à l'Image S. Louis. 1696. Avec privilege du Roy. 4 + 81 p. 12o (met priv. van 28-8-1695 voor Thomas Guillain voor le Recueil des comedies du sieur Dancourt voor 6 jaar, gereg. 1-9-1695, ach. d'impr. 26-1-1696).
| |
| |
De Bibl. Nat. bezit ook een exemplaar van de Franse uitgaaf: Scènes Françoises de la comédie Italienne intitulée ‘La foire S. Germain’, comme elles ont paru dans les premières représentations. Grenoble, 1696.
Op 26-12-1695 werd la Foire Saint Germain, geschreven door Regnard en Dufresny (vergel. no. 14), opgevoerd door de vroegere spelers van de Comédie Italienne. Het grote succes van dit stuk bracht Dancourt er toe een comedie met dezelfde titel te schrijven voor het Théâtre Français. Dit werd volgens Barthélemy (p. 224) geen succes: ‘Ce n'est pas que cette dernière pièce ne soit supérieure à celle des Italiens, mais c'est une farce, et qui parut déplacée au théâtre Français, quoique le public s'amusât beaucoup des scènes détachées et souvent extravagantes du théâtre Italien.’ Daar ik geen exemplaar van een druk van de Lorme vond, kan ik niet zeggen, welke van de beide stukken hij wilde nadrukken, de comedie in drie acten van Regnard en Dufresny of de comedie in één acte van Dancourt, welke voor de eerste maal reeds op 19-1-1696 werd opgevoerd. Van de eerste vond ik geen exemplaar van de oorspronkelijke druk, maar ongetwijfeld zal die ook wel in het begin van 1696 in Parijs zijn verschenen. De melding in de advertentie van ‘comedie aux Italiens’ zou eerder doen denken aan het stuk van Regnard en Dufresny dan aan het stuk van Dancourt.
Men verwarre deze twee stukken niet met les Airs à chanter de la comédie la Foire S. Germain, die enige tijd later alleen bij Roger het licht zagen, ofschoon de Lorme ze van tevoren mede had geadverteerd (vergel. no. 32).
| |
32 Sonate Allemande, correnti, sarabande, é gighi a tré. Composte da Arcangelo Correlli. Opera Quarta. Se vendono in Amsterdam sul Rokin apresso Etienne Roger, é I.L. Delorme 1696. P. Picard sculpcit. 1 + 24 p.
Br. M. Music A. 162 (2).
[Titelpagina zwart. Gestreepte figuur als vignet. Langs de bovenrand van de eerste pagina een rand van bloemen, waarin de woorden ‘violino primo. P. Picard sculpcit’.]
18-10-1696: ‘Jean Louis de Lorme et Estienne Roger marchands libraires à Amsterdam, ont fait graver et vendent les Sonate de Bernardi opera seconda, les Sonate de Corelli, opera quarta, les Trios du sieur de la Barre pour les violons flustes et hautbois. Ils donnent tous les trois mois un livre d'airs à chanter dont ils en ont fait desja paroistre deux, et ils ont sous la presse les Sonato de Tonini opera seconda, des Duos anglois de differens maitres pour la fluste, le violon et le hautbois, et les Airs à jouer et à chanter de la comedie l'Opera de village. On trouve aussi ches eux toute sorte de nouvelle musique d'Italie, de France, et d'autres pais; du papier réglé de toutes les sortes, et toutes les nouveautez.’ (Gaz.).
1696 etc. verkocht voor f 3.-.- (cat. Roger).
Bij no. 23 vertelde ik reeds van de samenwerking tussen de Lorme en Roger betreffende uitgaven op muziekgebied, welke geheel uitgingen van de laatste. Werd op de twee daar besproken uitgaven de naam van de Lorme nog als eerste vermeld, hier vinden wij zijn naam - terecht - als tweede. Dit was blijkbaar reeds een inleiding tot de periode, dat de Lorme's naam geheel van de muziekuitgaven zou wegvallen. Lesure (K 275) weet mede te delen, dat al deze uitgaven inderdaad in 1696 of 1697
| |
| |
het licht hebben gezien, zoals blijkt uit de catalogus achterin de Athalie van Racine, een uitgaaf van Roger van 1697. Hij neemt echter aan, dat alleen de hier behandelde no. 23, 32 en 36 ook op naam van de Lorme verschenen, de rest uitsluitend op naam van Roger.
Bij deze uitgaaf wordt uitdrukkelijk vermeld, dat P. Picard de gravures maakte, een belangrijk onderdeel van het werk. Ik wil hier daarom iets meer over deze kunstenaar vertellen, die door zijn afkomst bij uitstek geschikt moet zijn geweest voor deze muziekgravure. Hij was namelijk in 1668 of 1669 te Amsterdam geboren als zoon van Pieter Pickaart, die bij zijn ondertrouw in 1667 opgaf 21 jaar eerder in Rotterdam te zijn geboren en muzikant van beroep te zijn. Als zodanig werd hij op 18-10-1667 poorter te Amsterdam. Na de dood van haar man hertrouwde de weduwe, de kleermakersdochter Catrina Hartevelt, in 1685 met de bekende plaatsnijder Adriaan Schoonebeek. De zoon, Pieter Pickaert Jr. werd ook plaatsnijder, blijkbaar met een voorkeur voor muziekuitgaven. Na zijn huwelijk met Josina van Raeghvelt van Utrecht werd hij op 15-8-1690 poorter te Amsterdam. Kort na het vervaardigen van boven geoemde uitgaaf moet hij met zijn stiefvader naar Moskou zijn vertrokken, waar hij ± 1715 stierf.
| |
33 Histoire des révolutions de Suede. Où l'on voit les changemens qui sont arrivez dans ce royaume au sujet de la religion et du gouvernement. Par mr. de Fontenelles de l'Accademie Françoise. Tome Premier. Suivant la copie de Paris. A Amsterdam. Chez J. Louis de Lorme et Estienne Roger, marchands libraires, sur le Rockin, prés de la Bourse. 1696. 10 + 197 p. 12o.
Idem. Tome Second. 197 p. 12o.
U.B.A. 1058 D 36.
[Titelpagina's rood-zwart. Ineengestrengelde figuur als vignetten. De opdracht aan monseigneur le chancelier, die in de oorspronkelijke uitgaaf L.D.V. gesigneerd is, is hier ondertekend de Fontenelles.]
Nov. 1695 en febr. 1696 bespreking van de Franse uitgaaf in de Hist. des ouvr. des savants (p. 92) en in de Journal des sçavans (p. 100, 109, 128 en 147).
Maart 1697 bespreking van de Parijse en de Amsterdamse uitgaven in de Acta eruditorum (p. 99) met mededeling: ‘Abbas de Vertot (non enim Dn. de Fontenelles, cujus nomen editio Amstelodamensis praefert, sed hunc libelli genuinum auctorem esse, ex Diario novo eruditorum Berolinensi a. 1696 p. 96. cognovimus).’
De tweede druk van Brunet wordt in zijn catalogus aangeboden voor 4 l. 10 s. (ff 21739, 52).
1721 Du Villard biedt dit werk 12o 1695 te koop aan (cat. Boursault).
De Bibl. Nat. bezit de oorspronkelijke Franse uitgaaf: Histoire des révolutions de Suede. Où l'on voit les changemens qui sont arrivez dans ce royaume au sujet de la religion et du gouvernement. Tome Premier. A Paris, chez Michel Brunet, à l'entrée de la Grand'Salle du Palais, au Mercure Galant. 1695. Avec privilege du Roy. 16 + 385 + 1 p. 8o. Tome Second. 2 + 347 + 1 p. 8o (met privilege van 30-4-1695 voor abbé *** voor dit werk voor 12 jaar, gereg. 22-8-1695 (of 19), door hem afgestaan aan Michel Brunet volgens accoord tussen hen beiden, achev. d'impr. 30-8-1695).
De Bibl. Nat. bezit ook de tweede druk van dit werk van Michel Brunet van 1696, met dezelfde paginering en dezelfde vignetten, maar enigszins afwijkend zetsel. Verder bezit zij een uitgaaf van Lyon van 1696, deel I chez
| |
| |
Antoine Boudet, libraire ruë Merciere, deel II chez Jean Thioly, libraire ruë Merciere (met hetzelfde privilege als boven, maar daaraan toegevoegd: ‘Et ledit Michel Brunet a fait part du présent privilege à Antoine Boudet libraire à Lyon, lequel en a fait part à Jean Thioly et à Hilaire Baritel.’ Deze uitgaaf heeft dezelfde paginering, maar een ander zetsel dan de Parijse).
De K.B. bezit een uitgaaf, die blijkens de vignetten stellig in Holland is gedrukt: Histoire des revolutions de Suede. Où l'on voit les changemens qui sont arrivez dans ce royaume au sujet de la religion et du gouvernement. Tome Premier. A Paris, chez Michel Brunet, à l'entrée de la Grand'Salle du Palais, au Mercure Galant. 1695. Avec privilege du Roy. 182 + 37 p. 8o (Titelpagina rood-zwart, met 1 kaart ‘La Suede et la Norvege suivant les derniere relations. Par N. de Fer, avec privilege du Roy’. Het privilege voor dit werk is niet afgedrukt). Tome Second. 171 + 29 p. 12o (Titelpagina zwart).
De bovengenoemde kaart komt niet voor in de Franse uitgaven, maar wel en van dezelfde koperplaat als hier is gebruikt in een uitgaaf à la Haye chez Henri Scheurleer van 1729. Van een uitgaaf van 1722 bij Estienne Roger, die Enschedé noemt, vond ik geen exemplaar.
De naam van de schrijver, René-Aubert de Vertot (1655-1735), premonstratenser en curé bij Rouen, wordt pas op de latere uitgaven, o.a. die van Scheurleer, vermeld. Zijn werk, dat meer dramatisch litterair was dan geschiedkundig, had een enorm succes. Marchand deelt mede, dat de Franse libraires de auteur voor dit werk 4000 l. betaalden. (Marchand 35). Van wie de Hollandse nadruk van 1695, op naam van Brunet zelf, is, kan ik niet zeggen. De nadruk, die de Lorme en Roger in 1696 gaven op eigen naam, had geen inhoudsopgaaf en was minder royaal uitgevoerd en daarom stellig goedkoper in prijs. Hoe zij aan de naam van de bekende schrijver en dichter Bernard le Bovier, sieur de Fontenelle (1657-1757) als schrijver kwamen, kan ik niet zeggen. Op de U.B.L. berusten brieven van 5-5- en 1-6-1727 van de Vertot aan H. Scheurleer met o.a. het aanbod om dit werk, door hem bijgewerkt tot de tegenwoordige tijd, uit te geven, waarvoor hij geen betaling vraagt, alleen vergoeding van onkosten voor de copiist.
| |
34 Vergelijk voor een nadruk van een werk van Temple van 1696 op naam van Jean Louis de Lorme no. 18.
35 Nouveaux memoires sur l'etat present de la Chine. Par le R.P. Louis le Comte de la compagnie de Jesus, mathématicien du Roy. Enrichi de figures. Suivant la copie de Paris. A Amsterdam. Chez J.L. de Lorme, et Est. Roger, marchands libraires sur le Rockin, prés de la Bourse. 1697. Tome Premier. 30 + 369 p. 12o.
Idem. Tome Second. 4 + 386 p. 12o.
U.B.A. 554 B 40 - 41.
[Titelpagina's rood-zwart. Vaas met bloemen als vignetten. Ongesigneerde titelplaat en 18 platen in deel I, ongesigneerde titelplaat en 1 plaat in deel II.]
31-5-1696: ‘J.L. de Lorme et Est. Roger libraires a Amsterdam impriment suivant la copie de Paris trois livres nouveaux intitulés, Nouveaux mémoires sur l'etat present de la Chine par le R.P. le Comte Jesuite in 12. 2 vol. fig.’ etc. (Gaz.).
| |
| |
6-12-1696: ‘J.L. de Lorme et E. Roger libraires à Amsterdam ont imprimé suivant la copie de Paris, et vendent un livre nouveau intitulé, Nouveaux memoires sur l'etat present de la Chine, par le R.P. Louis le Comte de la Comp. de J., mathématicien du Roi, enrichi de figures. 12. 2 vol.’ (Gaz.).
6-12-1696: Idem (A.C.).
7-1-1697 verkocht aan de la Feuille 2 exemplaren voor f 2.5.- per stuk.
28-1-1697 bespreking van de Parijse uitgaaf in de Journal des sçavans (p. 58).
April-mei 1697 bespreking van dit werk door Neocorus (p. 58 en 71).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de oorspronkelijke Franse uitgaaf: Nouveaux memoires sur l'etat present de la Chine. Par le P. Louis le Comte de la compagnie de Jesus, mathématicien du Roy. Tome Premier. A Paris, chez Jean Anisson directeur de l'Imprimerie Royale, ruë de la Harpe, au dessus de S. Cosme, à la Fleur-de-Lis de Florence. 1696. Avec privilege du Roy. 28 + 508 p. 8o. Tome Second. 4 + 536 p. 8o (met priv. van 22-6-1696 voor Jean Anisson voor dit werk voor 10 jaar, gereg. 27-6-1696, ach. d'impr. 7-7-1696 en achterin deel II perm. van de Provincial van 30-3-1696. Deel I met 17 platen, deel II met 2 platen, met onderschrift G.F. Edelinck fecit, F. Ertinger del. et sc.).
Dit werk is vele malen herdrukt en nagedrukt ook in vertalingen. Ik zal daarvan hier geen opsomming geven, daar men deze kan vinden bij Sommervogel II 1356, Cordier I 39 en Streit V 2714 en 2730 etc. Bij deze laatste moet men echter zeer oppassen, daar hij af en toe de uitgaven verwart en niet opmerkt, dat de exemplaren in sommige bibliotheken samengesteld zijn uit verschillende uitgaven. Ik noem hier alleen een andere Amsterdamse nadruk van Henri Desbordes en Antoine Schelte van 1698, die het opschrift draagt: ‘Troisième Edition reveuë et corrigée sur la dernière de Paris’ en waarvan een exemplaar in München is, en de Hollandse vertaling van 1698, die uitgegeven werd door Engelbrecht Boucquet te 's Gravenhage met nagegraveerde platen, gedeeltelijk van de hand van Casper Luyken (Luyken 318), waarvan het Stedelijk Museum te Amsterdam een exemplaar bezit. Deze laatste uitgaaf werd besproken Boekzaal maart-december 1698 (p. 369, 400, 44 en 457). Andere besprekingen vindt men bij Cordier genoemd.
De Franse Jesuiet en mathematicus Louis le Comte (st. 1729) was in 1685 als missionaris naar China vertrokken en had daar grote bewondering opgevat voor het Chinese volk en zijn godsdienst. Tussen de Jesuieten en de andere missionarissen in China bestond al van ouds een strijd over de toelaatbaarheid van de Chinese ceremonieën. Le Comte verdedigde de opvattingen van zijn orde in dit werk, waaraan door Anisson in 1698 nog een deel III van de hand van Charles le Gobien, eveneens een Jesuiet, werd toegevoegd. Reeds vóór de verschijning van het werk waren er blijkbaar moeilijkheden. Op 25-6-1696 schrijft Du Bos aan Bayle over le Comte: ‘Quelques changements qu'il a fallu faire à ce livre ont empêché qu'il n'ait encore paru, quoyque imprimé depuis un mois.’ (Gigas I 271). Door toedoen van zijn tegenstanders is het werk uiteindelijk op 18-10-1700 veroordeeld door de theologische faculteit van de Sorbonne te Parijs op advies van een commissie onder voorzitterschap van de abbé J. Boileau, welke commissie een sterk Gallicaanse inslag had. (Vergel. Jacques Davy S.J.: ‘La condamnation en Sorbonne des “Nouveaux Mémoires sur la Chine” du P. Le Comte. Les débuts de l'affaire’, in Recherches de Science Religieuse XXXVII, 1950, p. 366-397). Nog op een lijst van 6-8-1762 van het parlement van Parijs van boeken, die moeten worden verbrand, wordt dit werk genoemd. Quesnel vond het uiterst onverstandig, dat le Comte zijn boek op zijn eigen naam had gepubliceerd, zoals blijkt uit een brief van 10-7-1700: ‘Le P. le Comte, confesseur de la duchesse de Bourgogne, a été congédié. C'est une mortification qu'il s'est sottement attirée, en mettant son nom et en se signalant pour l'idolâtrie chinoise.’ (Quesnel II 96).
Het boek, dat in tegenstelling tot een aantal andere publicaties over China zeer belangrijk van inhoud was, had een geweldig succes. In zijn ‘Eclaircissement’, die in 1700 zonder plaats- en drukkersnaam verscheen, schrijft le Comte: ‘Il y a quatre ans que je donnay au public les nouveaux mé- | |
| |
moires de la Chine. J'eus l'honneur de les présenter au Roy, aux evêques, à toute la France; et ce livre fut si bien reçu qu'on en a fait sept éditions, et qu'il a été traduit en plusieurs langues de l'Europe...’ De 7 hier genoemde edities zou ik niet kunnen aanwijzen; voor zover ik kon nagaan waren er in 1700 niet meer dan 5 verschillende edities uitgekomen, drie Parijse en twee Hollandse. Merkwaardig is, dat de Lorme en Roger het werk al konden aankondigen, voordat het verschenen was. Bij het adverteren van een nadruk ter verkrijging van het copierecht moest men namelijk in het bezit zijn van de oorspronkelijke druk. De brief van Du Bos geeft echter de verklaring; de druk was reeds lang voor het uitgeven gereed. ‘Wel is uit dit alles op te maken, dat hetzij Anisson zelf hetzij iemand uit zijn kring in contact moet hebben gestaan met de Lorme en Roger, daar die anders niet in het bezit van de nog niet uitgegeven druk hadden kunnen zijn. De uitgaaf van de Lorme is vrij slordig; zo is in deel II op p. 87 de laatste zin weggevallen (in het exemplaar U.B.A. met inkt toegevoegd). De platen in de Amsterdamse uitgaaf zijn nagegraveerd naar de oorspronkelijke. Hetzelfde is het geval met de platen in de Hollandse vertaling. De druk van Desbordes en Schelte heb ik niet in handen gehad, zodat ik daarvan niet kan zeggen, welke weg is gevolgd.
| |
36 Traitté de la composition de musique. Par le Sr. de Nivers, me compositeur en musique et organiste de l'eglise St. Sulpice de Paris; et traduit en Flamand par E. Roger. Tractaat van de saamenstellinge der sangkunst door M. de Nivers mr saamstelder in de de zangkunst en orgelspeelder van de St. Sulpice Kerk tot Parijs. En in Duyts overgeset door E. Roger. A Amsterdam, chez J.L. de Lorme et E. Roger, marchands libraires sur le Rockin. 1697. 112 (+ 8 + 10 muziek) p. 8o.
Amsterdam Openbare Muziekbibliotheek 207 B 33.
[Titelpagina rood-zwart. Vaas met bloemen als vignet. Gedrukt in 2 kolommen Frans en Hollands.]
1697 etc. verkocht voor f 1.13.- (Cat. Roger).
De Bibl. Nat. bezit de oorspronkelijke Franse uitgaaf: Traité de la composition de musique. Par le Sr Nivers, me compositeur en musique, et organiste de l'eglise S. Sulpice de Paris. A Paris, chez l'autheur proche S. Sulpice. Et Robert Ballard, seul imprimeur du Roy pour la musique, rue S. Jean de Beauvais, au Mont Parnasse. Avec privilege du Roy. 1667. 61 p. 8o (met priv. van 1-5-1665 voor G.G. Nivers voor al zijn werken, gereg. 13-5-1665).
De auteur was Guillaume Gabriel Nivers, geb. 1617, geestelijke en musicus. In 1701 gaf hij nog approbatie voor een herdruk van een ander van zijn werken aan Ballard. Estienne Roger vertaalde dit werk en gaf in een ‘Preface du traducteur’ een uiteenzetting over de moeilijkheden daarvan, omdat voor vele Franse uitdrukkingen geen Hollands aequivalent te vinden was. Hij eindigde echter: ‘Mais comme si un autre imprimoit ce livre il pourroit y laisser passer encore plus de fautes que moy. Chacun ne scachant pas la musique qu'on doit scavoir pour corriger un tel livre, j'avertis le public que je ne reconnois point d'autre traduction pour la mienne que celle ou mon nom se trouve écrit de ma main au bas de l'épitre dedicatoire.’ Het exemplaar van de U.B.A. is niet ondertekend, maar daar zou ik toch niet uit willen afleiden, dat dit een nadruk is.
| |
| |
Het werk is opgedragen aan ‘Mijn Heer Abraham Maubach, koopman tot Amsterdam’, blijkbaar een muzikaal man, daar Roger spreekt over ‘les grands progrés que je vous ay veu faire en peu de temps dans la musique’. Ook is van deze Abraham Maubach een gedicht opgenomen: ‘Aanspraak tot den leser op het tractaat van de samenstelling der zangkunst, vertaald door de heer Estienne Roger’, met als onderschrift: ‘Ars non habet osorem, nisi ignorantem. A.M.’ Daar Abraham Maubach of liever Moubach een merkwaardig persoon moet zijn geweest, die een grote rol speelde in de Amsterdamse boekhandel en maar weinig over hem bekend is, zal ik hier enkele nadere bijzonderheden over hem geven. Hij werd op 29-12-1661 Ev. Luth. gedoopt als zoon van de uit Aken afkomstige factor Jacob Moubach en Anna van Eys. Op 22-3-1686 ging hij in ondertrouw met Anna Outmans en gaf toen op geelgieter te zijn. Later, op 16-10-1690, bij het begraven van een zijner kinderen vanuit zijn woning op de Herengracht bij het Koningsplein, werd hij koopman genoemd. Zijn enige zuster was getrouwd met de schilder-kunstverkoper Hendrik Meyringh (1646-1687). Blijkbaar had Abraham Moubach zelf van jongs af ook belangstelling voor kunst, litteratuur en muziek. Dit is echter de eerste maal, dat ik hiervan hoor. Van 1717 tot 1727 staan verschillende werken op zijn naam, hetzij als vertaler, hetzij als schrijver (vergel. van der Aa), o.a. het bekende werk van Bernard Picart. Op 21-8-1730 werd hij begraven in de O. Luth. Kerk, komend van de Lauriergracht bij de Prinsengracht, en aangegeven in de derde klasse. Blijkbaar was het hem niet zeer voor de wind gegaan; misschien had hij zich te veel met zijn liefhebberijen en te weinig met zijn koopmanszaken bemoeid. Zijn vrouw en dochter (vergel. testament 28-10-1712 voor not. Hellerus) verlieten blijkbaar Amsterdam.
Dit boekje was waarschijnlijk de laatste van de muziekuitgaven, die geheel door Roger moeten zijn verzorgd, maar ook op naam van de Lorme uitkwamen (vergel. 23 en 32).
| |
37 Memoires de madame la comtesse D*** avant sa retraite. Suivant la copie de Paris. A Amsterdam, chez J.L. de Lorme, marchand libraire sur le Rockin, prés de la Bourse, à la Liberté. 1597. 4 + 174 + 143 p. 12o.
K.B. 929 H 29.
[Titelpagina rood-zwart. Ineengestrengelde figuur als vignet. Titelplaat met portret gesigneerd ‘Harrewijn fecit’.]
| |
Memoires de madame la comtesse D*** avant sa retraite. Servant de réponse aux memoires de Mr. St. Evremont. Suivant la copie de Paris. A Amsterdam, chez J.L. de Lorme, libraire sur le Rockin, prés de la Bourse, à la Liberté. 1598. 6 + 208 p. 12o.
Bibl. Nat. Y 2 6655.
[Titelpagina rood-zwart. Ineengestrengelde figuur als vignet. Titelplaat met portret gesigneerd ‘Harrewijn fecit’. Voorin ‘Catalogue de livres nouveaux qui se trouvent à Amsterdam, chez Jean Louis de Lorme’.]
| |
| |
| |
Memoires de madame la comtesse D*** avant sa retraite servant de réponse aux memoires de Mr. St. Evremond. Nouvelle edition. A Amsterdam, chez Marc-Antoine Jordan, libraire dans le Jonge Roelef-steeg. 1711. 284 + 4 p. 12o.
Br. M. 10662. aa. 24.
[Titelpagina rood-zwart. Mand als vignet. Ongesigneerde titelplaat met portret. Achterin catalogus van nieuwe boeken verkrijgbaar bij M.A. Jordan.]
3-1-1697: ‘J.L. de Lorme libraire à Amsterdam fait imprimer les Memoires de mad. la comtesse de M. suivant la copie de Paris.’ (Gaz.).
18-2-1697: ‘J.L. de Lorme libraire à Amsterdam a imprimé et vend les Memoires de mad. la comtesse de ***.’ (Gaz.).
11-3-1697 verkocht aan de la Feuille 2 exemplaren van dit werk voor 8 st. per stuk.
17-4-1698: ‘J.L. de Lorme... imprime aussi les Memoires de mad. la comtesse D... avant sa retraite, servant de reponse aux memoires de M. de St. E. 8.’ (Gaz.).
4 en 21-11-1710: ‘Marc-Antoine Jordan, libraire dans le Jonge Roelof-steeg à Amsterdam, donne avis au public et aux libraires, qu'ils vient d'imprimer et qu'il vend les Memoires de madame la comtesse D*** in 12o.’ (Gaz.).
1717 Du Villard biedt dit werk 12o 1710 te koop aan (cat. Huet).
Brunet biedt dit werk te koop aan voor 3 l. 12 s. (ff 21739, 52).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de oorspronkelijke Franse uitgaaf. Memoires de madame la comtesse de M***. A Paris, chez Claude Barbin, au Palais, sur le second perron de la Sainte-Chapelle. Avec privilege du Roy. 1697. Tome Premier. 8 + 370 p. 16o. Tome Second. 396 p. 16o (met priv. van 2-8-1696 voor Claude Barbin voor dit werk voor 8 jaar, gereg. 16-11-1696, ach. d'impr. 29-12-1696. Na ‘Avertissement’ in deel I nieuwe titel: ‘La défense des dames ou les memoires de madame la comtesse de *** dans lesquels on verra que tres-souvent il y a beaucoup plus de malheur que de déreglement dans la conduite des femmes.’).
De Bibl. Nat. bezit ook een exemplaar van een Lyonse nadruk van 1697 van: Les memoires de la comtesse de *** avant sa retraite etc. Tome Premier. A Lyon, chez Hilaire Baritel, ruë Merciere, à la Constance. 1697. Avec privilege du Roy. Tome second. A Lyon, chez Thomas Amaulry, ruë Merciere, au Mercure Galant. 1697 (Hoewel aangekondigd is het privilege hier niet afgedrukt. De indeling van de pagina's is hetzelfde als van de Parijse druk, het zetsel echter afwijkend. De druk is slordig, de marge klein.).
De Bibl. Nat. bezit ook een exemplaar van een latere Franse druk: Memoires de madame la comtesse de M***. Avant sa retraite. Servant de réponse aux memoires de M. le comte de *** rédigés par monsieur de Saint-Evremond. Nouvelle Edition. 1711. 4 + 32 + 276 p. 16o. (Titelpagina rood-zwart. Voorstelling van godin aan tafel met 3 engelen als vignet gesigneerd ‘B. Picart fec. Et. Fessard sculp.’ Erboven: ‘Preface par Mr. Silvestre’. Na een ‘Avertissement’ en ‘Sommaires des memoires de madame la comtesse de *** avant sa retraite’ volgt een nieuwe titel: ‘La defense des dames ou les memoires de madame la comtesse de M *** dans lesquels on verra que tres souvent il y a beaucoup plus de malheur que de déreglement dans la conduite des femmes.’ Boven het eerste hoofdstuk een vignet gesigneerd ‘Surugue in. E. Fessard sculps.’).
Algemeen werd en wordt aangenomen, dat Henriette Julie de Castelnau, getrouwd met Nicolas comte de Murat, de schrijfster van dit werk was. Alleen Depping (Corr. Adm. II 776) twijfelt daaraan, wanneer hij meedeelt hoe zij in 1702 naar het kasteel van Loches wordt verbannen wegens haar onzedelijke levenswijze, niet zoals men vaak meent wegens het publiceren van een pamflet tegen madame de Maintenon. Later werd namelijk gezegd, waarschijnlijk naar aanleiding van de toevoeging in de titel ‘après sa retraite’, dat zij deze mémoires in ballingschap zou hebben geschreven. Aan dat woord retraite hoeft men echter geen belang te hechten, daar deze herinneringen volkomen fictief waren. Du Bos schreef daarover aan Bayle op 23-9-1696: ‘Barbin imprime les Memoires de M. la comtesse de C. Ce sont des avantures imaginaires, mais où les mouvements présents de
| |
| |
Paris sont assez justement décris.’ (Gigas I 276). Williams (255) meent dan ook ten onrechte, dat dit een ware geschiedenis is en geen fictie. Du Bos had in het algemeen niet op met de boeken, die Barbin publiceerde. Op 28-5-1686 schreef hij aan Bayle: ‘Deffiez vous des livres imprimez chez Barbin; c'est merveille quand il y en a quelqu'un de bon. Autrefois la meilleure pièce de sa boutique estoit sa femme: sed haec prius fuere.’ Ook over de Contes des fées van Perrault, later voortgezet door M.C. le Jumel de Barneville, baronne d'Aulnoy, laat hij zich weinig prijzend uit en op 1-3-1697 herhaalt hij nog eens: ‘Nostre siècle est devenu bien enfant sur les livres; il lui faut des contes, des fables, des romans et des historietes: Ce sont ceux là qui enrichissent les libraires et que l'on rimprime en Hollande.’ (Gigas I 293 en 663).
Dat de Lorme dit werk, een antwoord op een werk, dat hij had nagedrukt, eveneens nadrukte, is te begrijpen (vergel. no. 24).
Waarom de Lorme zijn uitgaaf toeschreef aan de comtesse D. en niet aan de comtesse M., zoals Barbin dat terecht deed, blijkt niet, misschien echter om het feit te onderstrepen, dat het een antwoord was op de mémoires van de Comte D. Dit zaaide verwarring en de Engelse vertaling, die waarschijnlijk dan ook is gemaakt naar de uitgaaf van de Lorme, ging nog verder, want officieel kwam op de druk van 1699 te staan: ‘The memoirs of the countess of Dunois; written by herself’ etc. Met deze countess of Dunois was de bovengenoemde baronesse d'Aulnoy bedoeld.
De uitgaaf van de Lorme is wel netjes, maar veel goedkoper van uitvoering dan de Parijse uitgaaf. De jaartallen 1597 en 1598 zijn uiteraard een vergissing voor 1697 en 1698. Blijkbaar had de zetter enige moeite met de Romeinse getallen. Mogelijk is, dat de drukker toen reeds Daniel Boulesteys de la Contie was, die bij boeken van 1698 dezelfde vergissing maakte. Dat dit foutieve jaartal opzettelijk werd aangebracht, lijkt onwaarschijnlijk. Het heeft waarschijnlijk mede als gevolg gehad, dat G. Brunet J. Delorme met dit werk, dat hij overigens op 1698 dateert, rangschikt onder de gefingeerde drukkers en boekverkopers, evenals zijn neef Jordan met diens herdruk van 1711. De uitgaaf van de Lorme had blijkbaar veel succes, gezien het verschijnen van een herdruk na één jaar. De herdruk van Marc Antoine Jordan, de Lorme's neef, uit de herfst van 1710, is waarschijnlijk ook wel een onderneming van de Lorme zelf geweest. Verder biedt deze laatste uitgaaf weinig merkwaardigs.
Een andere druk van 1711 van hetzelfde werk stelt ons voor veel problemen. Aanvankelijk was ik geneigd dit voor een doodgewone Franse nadruk te houden, die zonder uitgeversadres verscheen. Het vignet op de titelpagina heeft als opschrift ‘Preface par Mr. Silvestre’. Naar mijn mening is het daarom wel zeker, dat dit vignet afkomstig is uit één van de vele drukken van de werken van de Saint-Evremond, waarvoor de bekende medicus Pierre Silvestre (Labrousse 395) de inleiding schreef. De eerste maal verscheen dit werk in 1705 bij Tonson in Londen in 4o. Een precies overzicht van de verschillende latere uitgaven vindt men in een Avertissement van 23-12-1725 van Desmaizeaux voorin zijn uitgaven van de Oeuvres de monsieur de Saint-Evremond (Amsterdam 1726 en opnieuw 1739).
Aanvankelijk was ik geneigd naar de gravure te zoeken bij een van de uitgaven van vóór 1711. Het waarschijnlijkste leek mij de Franse nadruk van 1706, die met adres van Tonson te Londen verscheen, maar gedrukt was te Rouen, waarschijnlijk in overleg met Pierre Witte te Parijs
| |
| |
(vergel. deel I 93). Een exemplaar daarvan is echter in het British Museum en een onderzoek daar bracht aan het licht, dat dit vignet niet boven de Preface prijkt. Hetzelfde geldt voor de Amsterdamse druk van Pierre Mortier van 1706, aanwezig op de U.B.A. Een druk van 1708, die met adres van Pierre Marteau à Cologne verscheen, kwam ook in aanmerking. Desmaizeaux neemt aan, dat deze te Utrecht werd gedrukt; Marchand vertelt echter, dat het een uitgaaf van Roger was (Bayle Lettres 1714, 755-756). Dat laatste zal wel juist zijn, daar de Lorme - zoals uit zijn correspondentieboek blijkt - zeer geinteresseerd was in de verkoop van deze editie en toestemming van Bignon wist te verkrijgen tot invoer van 100 exemplaren in Frankrijk. Ik vond daarvan geen exemplaar en kon dus niet controleren, of hier de bewuste gravure voorkwam. Ook van een Parijse uitgaaf van 1711 vond ik geen exemplaar van deel I. Een nieuwe Londense uitgaaf van 1709 is in 4o en komt daarom niet in aanmerking.
Er zijn echter twee aanwijzingen, dat deze uitgaaf met het jaartal 1711 in feite uit een veel later jaar dateert. In Picart's oeuvre-catalogus vindt men alleen de vignetten, die hij in 1725 voor de Amsterdamse uitgaaf van de werken van de Saint-Evremond maakte, vermeld, geen eerdere. Bovendien is de bekende graveur Etienne Fessard pas in 1714 geboren en is het - tenzij wij met een onbekende naamgenoot te doen hebben - waarschijnlijk, dat deze gravure van veel later tijd dan 1711 is en dus ver buiten de door mij behandelde periode valt. Ik ging daarom ook niet meer na voor welke druk van de Saint-Evremond deze wel gediend kon hebben. Misschien was het voor een druk van 1740, die in Frankrijk uitkwam.
Waarom men exemplaren van het jaartal 1711 voorzag - antidatering was uiteraard niet gebruikelijk in de boekhandel - kan ik niet verklaren. Ik vertelde dit alles zo uitvoerig, omdat het mij heel wat hoofdbrekens kostte, voordat ik uitvond hoe de vork in de steel zat, en aanvankelijk de adresloze uitgaaf van 1711 voor de druk van Jordan hield.
| |
38 Manifeste du dernier roi Jaques II avec la reponse, où on fait voir evidemment la foiblesse et l'invalidité de ces raisons. Traduit de l'Anglois. Suivant la copie a Londres, chez Richard Baldwin, proche les Armes d'Oxford, dans la ruë de Warwick. 1697. 79 p. 12o.
Bibl. Nat. Ne 1677, K.B. Knuttel 14282.
[Titelpagina zwart. Sfeer als vignet.]
4-3-1697: ‘J.L. de Lorme libraire à Amsterdam, a imprimé suivant la copie de Londres le Memoire sommaire concernant le rétablissement du Roi Jaques, avec les remarques sur ce manifeste.’ (Gaz.).
5-3-1697: ‘J.L. de Lorme libraire sur le Rockin prés de la Bourse à imprimé suivant la copie de Londres le Manifeste de Jaques II avec la reponse.’ (A.C.).
De K.B. en het Br. M. bezitten exemplaren van de oorspronkelijke uitgaaf in het Engels: The late King James's manifesto answer'd paragraph by paragraph. Wherein the weakness of his reasons is plainly demonstrated. London: Printed, and are to be sold by Richard Baldwin, near the Oxford-Arms in Warwick Lane. 1697.63 p. 4o. Er moet echter ook een uitgaaf in het Frans, gedrukt te Londen bestaan hebben, waarvan ik geen exemplaar vond: Le manifeste dejaques II. Avec la réponse dans laquelle on fait voir clairement, à chaque article, la foiblesse de ses raisons. A Londres, 1697. in 12o pages 47 (Bayle O.D. IV, 733).
| |
| |
In 1697 richtte Jacobus II drie manifesten, achtereenvolgens tot de ‘Princes confédérez catholiques’, tot de ‘Princes confédérez protestants’ en tot ‘tous les Rois, Princes et Potentats de l'Europe’, die werden uitgegeven en waarop antwoorden en soms nog nadere antwoorden verschenen, in allerlei talen. Dikwijls worden de drie manifesten en ook de antwoorden erop door elkaar gehaald, mede omdat in de titel niet steeds stond aangegeven, welk van de manifesten bedoeld was. De cat. van het Br. M. en Knuttel geven een groot aantal pamfletten; bij bestudering blijken zij echter verre van compleet te zijn.
Van het eerste manifest in zijn oorspronkelijke vorm, dus zonder antwoord, zijn alleen exemplaren in het Hollands aanwezig, gedrukt in Amsterdam en in 's Gravenhage (Knuttel 14279 en 14278). Het eerstgenoemde was volgens de titel uit het Frans vertaald, het tweede volgens de catalogus van het Br. M. uit het Engels. De drukker van het eerstgenoemde plaatste de volgende advertentie in de Amsterdamse courant op 2-3-1697: ‘Tot Amsterdam bij Johannes Broers op de Beurssluis is gedrukt en werd uytgegeven in 't Fransch, en staet ten eersten ook uyt te komen in 't Nederduits Manifeste ou memoire sommaire, contenant les raisons, qui doivent obliger les Princes Confederez catoliques de contribuer au retablissement de Sa Majesté Bretanicque Jaques le Second. De wederlegginge die gemaekt wert in Engeland door de heer bisschop van Salsburry Gilbert Burnet sal met den eersten daerbij gedrukt worden.’
De Engelsman - Burnet of een ander -, die dit manifest, stellig oorspronkelijk in het Frans, beantwoordde, moest het dus ook vertalen, wat uit zijn voorrede blijkt: ‘I have therefore faithfully translated it, and made some modest observations thereupon.’ Waarschijnlijk is deze uitgaaf direct al in Londen in het Frans vertaald en verschenen. Daar ik van deze uitgaaf alleen de titel (zie boven) ken en geen exemplaar vond, was het niet mogelijk de beide Franse uitgaven te vergelijken. Ik neem echter aan, dat het twee van elkaar onafhankelijke vertalingen van hetzelfde Engelse origineel geldt, daar de Amsterdamse uitgever niet de tijd zal hebben gehad te wachten op het verschijnen van de Londense uitgaaf in het Frans. Dit zag ik echter onder enig voorbehoud, daar niet geheel ondenkbaar is, dat de uitgaven in het Engels en Frans te Londen ongeveer tegelijk verschenen. Bayle schreef 7-3-1697: ‘On vient de m'apporter le Manifeste du Roi Jaques, avec une réponse qu'on y a faite. Le tout est imprimé ensemble, c'est-à-dire un morceau du factum, et puis la réponse. Je n'ai pas eu le tems de le lire.’ (O.D. IV, 733). Gezien de datum en de beschrijving is dit stellig de onder dit nummer aangehaalde uitgaaf, die de Lorme vlak tevoren het licht had doen zien. Ik moet daarbij echter een voorbehoud maken. In een noot wordt daarbij weer een andere uitgaaf genoemd, waarvan ik geen exemplaar vond: Manifeste, ou memoire sommaire contenant les raisons qui doivent obliger les Princes confédérez catholiques, de contribuer au rétablissement de S.M.B. Jacques Second, avec des remarques. Amsterdam 1697. in 12o (O.D. IV 733). Deze titel lijkt verbazend veel op de titel van Broers, maar ook op die van de advertentie van de Lorme in de gazette d'Amsterdam, echter veel minder op de titel van diens advertentie in de Amsterdamse courant. Zolang geen exemplaar van dit Manifeste ou memoire beschikbaar
is, blijft het gissen, wat de verhouding tussen beide was.
Het heeft geen zin om hier nog alle verdere uitgaven betreffende deze zaak te bespreken, daar niet blijkt dat de Lorme daar nog enig deel in had. Alleen wil ik hier even noemen een uitgaaf van
| |
| |
Meindert Uytwerf te 's Gravenhage van 1697: Réponse au manifeste adressé par le Roy Jaques II aux princes confederez catholiques. De inhoud hiervan wijkt volkomen af van die van het hier behandelde pamflet en niets wijst er dan ook op, dat dit een vertaling uit het Engels is.
| |
39 Histoire des dietes de Pologne, pour les elections des rois. Par M. de la Bizardiere. Suivant la copie de Paris. A Amsterdam, chez J.L. de Lorme, marchand libraire, sur le Rockin, prés de la Bourse. 1697. 4 + 180 p. 12o.
K.B. 276 G 15.
[Titelpagina rood-zwart. Ineengestrengelde figuur als vignet.]
25-3-1697: ‘J.L. de Lorme libraire à Amsterdam près de la Bourse imprime suivant la copie de Paris l'Histoire des Dietes de Pologne pour les elections des rois par mr. de la Bisardiere.’ (Gaz.).
18-4-1697 gedrukt en te koop idem (Gaz. en A.C.).
22-4-1697 verkocht aan de la Feuille voor 4½ st.
1721 Du Villard biedt dit werk 12o te koop aan (cat. Boursault).
Cl. Jombert biedt dit werk te koop aan voor 1 l. 15 s. (ff 21739, 52).
De B.N. bezit een exemplaar van de oorspronkelijke uitgaaf: Histoire des dietes de Pologne pour les elections des rois. Par M. de la Bizardiere. A Paris, chez Jean Jombert, prés des Augustins, à l'Image Nôtre-Dame. 1697. Avec privilege du Roy. 4 + 253 p. 12o (met priv. van 28-12-1696 voor Jean Jombert voor dit werk voor 10 jaar, gereg. 16-1-1697, met vermelding dat Jombert volgens het accoord tussen hen beiden de libraire Thomas Moëtte daarin deel heeft gegeven, ach. d'impr. 11-3-1697).
1-4-1697 bespreking van de Parijse uitgaaf in de Journal des sçavans (p. 232).
M.D. de la Bizardière was een bekend schrijver. Het vervolg op dit werk, Histoire de la scission ou division arrivée en Pologne le 27 juin 1697, dat ook door Jombert werd uitgegeven, werd 18-9-1699 gesupprimeerd, zoals blijkt uit een brief van Pontchartrain aan Argenson van 10-8-1699 (Corr. Adm. II 729). Als reden hiervan werd opgegeven: ‘Traite avec trop de licence une matiere d'etat aussy importante etc.’ (ff 21745. 1 etc.). Volgens een mededeling in de Nouv. de la rep. des lettres van okt. 1699 was deze ‘matiere d'etat’ de koningin van Polen (p. 478). Het werk was toen echter al nagedrukt door de erven van Anthony Schelte.
In de Amsterdamse courant van 31-12-1699 adverteerde Andries van Damme, boekverkoper op het Rokin, de verkoop van de Hollandse vertaling hiervan.
| |
40 Conference de Diodore et de Theotime sur les Entretiens de Cleandre et d'Eudoxe, qui servent de nouvelle réponse aux lettres provinciales. A Paris, chez J. Louis de Lorme. 1697. 31 p. 12o.
Parijs Bibl. Mazarine.
[Titelpagina zwart. Sterretjes als vignet.]
| |
| |
1697 of 1698 in beslag genomen 12 exemplaren van dit werk in een pakket, geadresseerd aan Jean Boudot, met de aantekening: ‘le nom est supposé’ (ff 21743, 28).
11-3-1704 werd dit werk op de pauselijke index geplaatst.
De Jesuiet Gabriel Daniel publiceerde in 1694 zijn geruchtmakende geschrift tegen de Lettres provinciales van Pascal. Ik laat hier over deze zaak passages uit brieven van Bayle en Quesnel volgen, daar beide veel wetenswaardigs omtrent de boekhandel bevatten. Op 26-8-1694 schreef Bayle aan Minutoli: ‘La Réponse aux provinciales, par le P. Daniel, Jésuite a disparue quasi avant que de paroître. Elle ne coûtoit que 50 sols, et l'on dit qu'on a offert d'en rendre un Louis d'or de 14 francs à tous ceux qui l'avoient achetée, s'ils vouloient la rendre. On croit qu'on n'a pas voulu la laisser paroître choquante comme elle est pour Mr. Nicole.’ (O.D. IV 707, vergel. ook Hist. des ouvr. des savants aug. en nov. 1694 p. 546 en 113). De uitgever van Bayle's werken voegde in een noot hieraan toe, dat de werkelijke reden was, dat de aartsbisschop van Parijs, François de Harlay, vreesde dat de animositeit tussen Jesuieten en Jansenisten door deze publicatie zou aanwakkeren en daarom adviseerde de verkoop van het boek stop te zetten. Quesnel schreef op 24-12-1694 aan Du Vaucel, dat Père de la Chaise dit boek, waarover hij (Quesnel) ongeveer zes maanden eerder al had geschreven, had laten supprimeren. Na een beschouwing over de inhoud besloot hij: ‘Ce livre est très rare, ayant été supprimé, mais on le lâche un peu davantage, et ils ne se tiendront pas en repos qu'ils l'aient fait passer en Hollande pour l'y publier. Ils donneront sous main toute l'impression à leurs amis, et celui qui l'a fait supprimer croira avoir assez fait.’ (Quesnel I 332). Inderdaad is het boek vele malen nagedrukt, met als adressen Keulen, Amsterdam, Brussel, Rouen en Delft. Een nauwkeurige opgaaf daarvan vindt men bij Sommervogel (II 1797). Alleen de Brusselse uitgever Eugene Henry Fricx en de Delftse uitgever Hendrik van Rhijn bestonden werkelijk; de andere uitgaven
staan op naam van gefingeerde uitgevers.
Bij Sommervogel (II 1799 en 1802) vindt men tevens een opgaaf van de verschillende antwoorden, die het werk van Daniel heeft uitgelokt. O.a. noemt hij de uitgaaf op naam van de Lorme. Daaraan voegt hij toe: ‘D'après Dom Tassin, cet ouvrage est de Gabriel Gerberon (Hauréau: Hist. Litt. du Maine IV p. 97)’.
Ook Willaert schrijft dit werkje toe aan Gabriel Gerberon (1628-1711), waarschijnlijk op grond van de mededeling bij Sommervogel. Gerberon, een Benedictijn van St. Maur, week als jansenist aanvankelijk naar Holland, in 1690 naar Brussel uit en zat sedert 1707 in Frankrijk opgesloten. Hij was een van de vruchtbaarste schrijvers onder de volgelingen van Port-Royal. In 1700 gaf de Lorme een driedelig werk van hem uit (vergel. no. 61). Reeds in 1698 stond de Lorme in contact met de bovengenoemde Eug. Henri Fricx, de uitgever van de partij van Port-Royal te Brussel. Het is dan ook volstrekt niet zo onaannemelijk, dat de Lorme deze kleine brochure van Gerberon heeft gedrukt. Willaert noemt nog een ander exemplaar van deze brochure (nr. 6033), dat het adres Amsterdam droeg. Het bevond zich op de bibliotheek in Tournai of Doornik, die in de afgelopen oorlog werd verwoest. Vergelijking van de beide exemplaren is daarom niet mogelijk. Het kunnen identieke exemplaren met een verschillende titelpagina zijn geweest, maar ook is mogelijk dat de één een nadruk van de ander was, waarschijnlijk dan de druk met het Parijse adres van die met het Amsterdamse adres.
| |
| |
Opmerkelijk is, dat de exemplaren zich bevonden in een pakket, dat geadresseerd was aan Boudot, van wie bekend is, dat hij in ieder geval kort daarna de zaken van de Lorme in Parijs behartigde. Alles samengenomen lijkt het mij dan ook waarschijnlijk, dat de Lorme op een of andere wijze iets met een van deze beide uitgaven had te maken.
Vermeldenswaard is tenslotte, dat de Bibl. Mazarine als tegenhanger van dit geschrift de volgende uitgaaf van het werk van Daniel bezit: Réponse aux lettres provinciales de L. de Montalte. Ou entretiens de Cleandre et d'Eudoxe. A Amsterdam, chez Donato Donati. 1697. 4 + 414 p. 12o. Deze uitgaaf heeft net als de uitgaaf op naam van de Lorme een zwarte titelpagina, maar vertoont verder ook al net als deze alle kenmerken van een Hollandse druk.
| |
41 Critique historique, politique, morale, economique, et comique, sur les lotteries, anciennes, et modernes, spirituelles, et temporelles des etats, et des eglises. Par monsieur Leti. Avec des considerations sur l'ouvrage et sur l'auteur. Tome Premier. A Amsterdam, chez les amis de l'auteur. 1697. 54 + 324 p. 12o.
Idem. Tome Second. 22 + 342 + 108 p. 12o.
U.B.A. 1820 H 10.
[Titelpagina's zwart. Ossekop met omlijsting als vignet van deel I, bloemen als vignet van deel II. Ongesigneerde titelplaten in deel I, voorstellende Leti in monniksgewaad en Leti, uit zijn achterwerk boeken voortbrengende, met toelichtende tekst.]
25-8-1699 exemplaar van dit werk gesupprimeerd (ff 21930, 15vo).
1721 Du Villard biedt dit werk 12o 2 vol. 1697 te koop aan (cat. Boursault).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de oorspronkelijke uitgaaf: Critique historique, politique, morale, economique et comique, sur les lotteries anciennes et modernes, spirituelles et temporelles, des états et des églises. Traduit de l'italien de monsieur Leti. Enrichi de figures. A Amsterdam, chez Theodore Boeteman. 1697. Tome Premier. 46 + 408 p. 12o. Tome Second 22 + 448 p. 12o (Titelpagina's rood-zwart. Titelplaat gesigneerd ‘A. de Winter in. et fec.’, verder ongesigneerde platen).
Prosper Marchand heeft in de uitgaaf van de brieven van Bayle (Lettres 1714 p. 586) medegedeeld, dat de bovengenoemde ‘amis de l'auteur’ Mortier en de Lorme waren. Hij stond met beide uitvers in nauw contact. Er is dan ook geen reden aan zijn mededeling te twijfelen, temeer daar deze bevestigd wordt door de oeuvre-catalogus van Picart, waarover ik nog nader zal vertellen. De gegevens van Marchand werden overgenomen door J.G. de Chaufepié in zijn Nouveau dictionnaire historique et critique pour servir de supplement ou de continuation au dictionnaire historique et critique de Mr. Pierre Bayle, III (1753), in zijn artikel betreffende Gregorio Leti (p. 62), later door Paquot en tenslotte door van der Aa, zonder vermelding echter van de naam der uitgevers. Langzamerhand slopen er enige onjuistheden in het verhaal, die Luigi Fassò (Avventurieri della penna del seicento, Firenze 1923) en Erich Haase (‘Gregorio Leti und seine Critica delle lotterie’, Romanische Forschungen 1956, Band 68, 346-376), die beiden uitvoerig op dit boek ingaan, enkele
| |
| |
malen op een dwaalspoor hebben gebracht. Ik zal het verhaal aan de hand van de gegevens van Marchand daarom nog eens in het kort vertellen.
De Waalse kerk van Amsterdam had in 1695 met toestemming van het stadsbestuur een grote loterij op touw gezet, waarop nogal wat kritiek was gekomen. Dit nam Gregorio Leti (1630-1710), de Italiaanse veelschrijver en stadshistoricus van Amsterdam, als uitgangspunt om daaraan uitvoerige beschouwingen over allerlei onderwerpen vast te knopen en op vele personen en instellingen kritiek uit te oefenen. Vermoedelijk wel op eigen kosten heeft hij zijn boek in 1697 bij de drukker Boeteman uitgegeven. Ditmaal deed hij dat in tegenstelling tot zijn andere werken, die alle in het Italiaans verschenen, in het Frans. Gezien het onderwerp laat zich dat echter wel verklaren. De Chaufepié spreekt in zijn bericht, dat verder geheel aan Marchand is ontleend, over een Italiaanse uitgaaf. Stellig is hij misleid door de titel van de uitgaaf van Boeteman, die op zich zelf echter niet hoeft te zeggen dat er een Italiaanse druk bestond. Sedertdien heeft men tevergeefs gezocht naar een exemplaar van deze zogenaamde Italiaanse uitgaaf, waarvan zelfs de titel niet bekend is. Bronnen uit de tijd zelf maken wel duidelijk, dat het zoeken tevergeefs moet blijven. In de lijst van Leti's publicaties, afgedrukt achter de Raguagli van 1699, wordt dit werk als enige met een Franse titel genoemd. Uit zijn nog te noemen Lettere, die in 1700 en 1701 bij George Gallet te Amsterdam het licht zagen, blijkt hetzelfde: De eerste elf brieven van deel II betreffen de Critique en daar hoort men Italianen klagen, dat zij het werk in het Frans moeten lezen (p. 32), waardoor het veel verliest. Leti's schoonzoon le Clerc vermeldt in zijn artikel over zijn schoonvader in de Dictionnaire de Moreri eveneens alleen de Franse uitgaaf.
In het voorjaar van 1697 verscheen dus de Critique voor de eerste maal en er ontstond een geweldige opwinding over. Leti zelf deelt ons het resultaat daarvan mede in zijn Raguagli historici et politici delle virtu, e massime necessarie alla conservatione delli stati, con infiniti esempii, dat in 1699 bij Boeteman verscheen. Ik citeer hier het verhaal, waarnaar men tot nog toe vergeefs zocht, uit de Hollandse vertaling van F. Hertogh R.G., Kort begrip der helden-deugden ofte historische en staat-kundige verhandeling van de daden en maximen, die tot voortplanting en conservatie van alle staten, en landen noodsakelijk zijn (p. 375-376): ‘Men behoort de geestelijkheid niets van het geestelijke te benemen; en daarom moeten zij sig van het wereldlijke zo veel te meer onthouden. Siet hier een exempel, van welkers verhaal ik mij, op dese materie, niet en kan dispenseren. Op sekeren tijd als de heer Johan Hudde, hoog-verdienend burger van zijn vaderland, en die de volmaaktheid van die helden-deughd, die van suiverheid van het gemoed der Hollanders in 't algemeen zo eigen is, in den hoogsten top besit; hier in bestaande, dat zij een yder tragten dienst te doen, en dit niet kunnende verrigten, of het niet dienstig oordelende (sig egter althoos onthouden) selfs hare vijanden te benadeelen; eens seg ik, als deze heer regerend burgermeester, en opsiender der kerkelijke saken was, quamen eenige hoofden der Franse gemeente hem besoeken, hem een seer lange lijst van remarques, op een van mijne werken verthoonende. Deze grote Cato, die de liefde tot zijn vaderland (die geen tweespalt kan dulden) zo volmaaktelijk besit, hare klagten seer sagtsinniglijk en met een uitstekende bedaardheid, hebbende verstaan, gaf hun eindelijk dit seer wijs antwoord; al sagjes; laat ons de saken niet verwerren; dat een yder bij zijn regt blijve, gij segt, dat Leti, en
particulieren, en het publijk, en de kerk heeft benadeelt: wat de particulieren aangaat, dat die haarre
| |
| |
cours tot de justitie nemen, en hun sal regt geschieden: zo hij het publijk te na is geweest, dat raakt ons, en wij weten wat ons daar omtrent te doen staat: maar zo hij tegens de kerk heeft misdaan, dan is 't u beurt de mislagen na-te-sien: en nergens anders hebt gij u mee te bemoeijen. Maar je behoort te considereren dat de kerk de moeder is der liefde tot ons eve-naaste; en insonderheid, daar je met een man van zo hoge jaren te doen hebt.’
Men verwarre deze klacht niet met een andere, die al vóór 1690 tegen Leti moet zijn ingebracht naar aanleiding van een ander zijner geschriften. Daar antwoordde de betrokken burgemeester: ‘Wij leven in een vrij land; hij heeft tegen U geschreven, welnu schrijft U tegen hem.’ (Vergel. E. Morpurgo, Leti en Nederland, in Neophilologus XXXV, 199). Wanneer het gesprek met burgemeester Hudde, die o.a. van februari 1696 tot februari 1698 deze functie bekleedde, plaats had, blijkt niet. Persoonlijk zou ik geneigd zijn het te stellen vóór 28 juli 1697, op welke dag de zaak in de Waalse kerkeraad werd gebracht. Een uitvoerig verslag daarvan geeft Haasse. Op 31 juli viel daar het besluit hem te censureren en van het avondmaal uit te sluiten. Op 3 augustus tekende Leti echter een door de kerkeraad opgestelde verklaring, waarmee de censuur verviel.
Het stadsbestuur vond de zaak, zoals uit de woorden van Hudde te zien was, niet belangrijk genoeg en ondernam dan ook niets tegen de schrijver. Mede uit dank daarvoor publiceerde Leti in 1699 de bovengenoemde Raguagli, een lofzang op de Republiek en Amsterdam.
De particulieren, die zich beledigd achtten, hebben niet de weg van een officiële aanklacht bij de schout ingeslagen. Gezien de houding van het stadsbestuur zou die weinig kans van slagen hebben gehad. Zij hebben net als Leti naar de pen gegrepen.
Dat waren de stamgasten van het café Gascon, die er in de Critique flink van langs hadden gekregen. Van hun kant kwam een pamflet, waarvan ik geen exemplaar vond: L'horoscope de Grég. Leti, moine défroqué, ou jugement du Café-Gascon porté contre la Critique sur les loteries. Pet. in 12, front. satirique. Amsterdam 1697: Claud. 8e série, no. 17822 (Revue d'histoire litt. XXIII 593). Uit de titel zou men opmaken, dat het soortgelijke afbeeldingen had als het aan het hoofd van dit nummer genoemde boek.
Verder zagen al spoedig na de verschijning van de Critique de Considérations sur la critique des lotteries de Mr. Leti het licht. Leti en ook zijn schoonzoon le Clerc verdachten Bayle daarvan de schrijver te zijn, die dat echter ten enenmale ontkende. Uit zijn correspondentie krijgt men daardoor veel over deze zaak te horen.
Op 29-8-1697 schreef Bayle al aan Du Bos: ‘On ne peut pas mieux juger que vous faites du verbiage de Mr. Leti. Vous le verrez plus qu'ailleurs dans sa Critique des loteries, ouvrage qui lui a fait de grosses affaires et dont il n'est sortie qu'en s'humiliant dans l'assemblée des ministres et anciens de l'Eglise Wallonne d'Amsterdam. Il a publié une lettre d'une feuille pour se disculper. On la croit de la façon de Mr. le Clerc son gendre. Je vous l'enverrois, si elle n'étoit trop épaisse pour la poste.’ (Gigas I 108).
Uit brieven van Bayle van 30-9-1697 aan le Clerc en van 6-10-1697 aan Pierre Régis (Lettres 1714 p. 584-593) kunnen wij de kwestie, die ontstond tussen Bayle en Leti, enigszins reconstrueren. Bayle had bij Leers Pierre Régis, die ook voor de Rotterdamse uitgever placht te werken (Lettres 1714, XXXI), ontmoet en hem o.a. gevraagd zijn gevoelens van vriendschap en hoogachting aan Leti
| |
| |
en le Clerc over te brengen. Enkele dagen daarna had Leti aan Bayle een exemplaar van zijn Critique toegezonden, die dit geschenk met een hartelijk dankschrijven had beantwoord. Vlak daarop waren de Considérations verschenen. Zowel Leti als le Clerc meende, dat dit anonyme schrijven alleen uit de pen van Bayle kon zijn voortgekomen. Dit kwam Bayle ter ore en direct schreef hij Leti om zijn onschuld te betuigen. Leti gaf geen antwoord en kort daarna hoorde Leers bij een bezoek aan den Haag, dat Leti Bayle nog steeds voor de auteur en Leers en Desbordes voor de uitgevers van de Considérations hield. Daarop vatte Bayle nogmaals zijn pen om de beschuldiging te weerleggen, ditmaals in het bovengenoemd schrijven aan le Clerc: Leers was zelfs bereid om voor het gerecht een eed af te leggen, dat hij de Considérations nog nooit onder ogen had gehad. Leti schreef vervolgens aan Leers en le Clerc aan Bayle en deze beiden verklaarden daarop geloof te hechten aan de woorden van Bayle. Het schrijven van le Clerc, gedateerd 2-10-1697, is bewaard (U.B.A.). Het geeft een uiteenzetting van de redenen, waarom hij Bayle voor de auteur heeft gehouden, en eindigt: ‘Mr. Leti a differé de vous ecrire jusqu'à ce qu'il vous puisse envoier une petite piece qu'il a sous la presse, contre l'auteur du libelle, où il est repoussé un peu vigoureusement, mais d'une manière à ne faire tort qu'au coupable quel qu'il soit.’
De langste brief over deze zaak schreef Bayle aan Pierre Régis, die indirect ook in de zaak was gemoeid, zoals wij boven zagen. Bayle verzocht hem de zaak nog eens ter sprake te brengen bij Leti en le Clerc: Nog altijd had hij geen exemplaar van de Considérations te pakken kunnen krijgen, daar hij noch erin geslaagd was ze te kopen, noch ze te lenen. Wel had hij uit Amsterdam gehoord, dat daar thans de naam van de auteur bekend was. Het was een jongeman van ongeveer 25 jaar oud, die hem geïmiteerd moest hebben. Ook had hij gehoord, dat Leti een bundel met brieven, die hij in de loop der tijden had ontvangen, liet drukken, maar hij had het vertrouwen, dat Leti daarin niet zijn brief over de Critique zou opnemen.
Desmaizeaux vertelt, dat Leti en le Clerc overtuigd bleven van het auteurschap van Bayle (Dibon 135-136, waar men m.i. ten onrechte aanneemt, dat Bayle Leti bij Leers ontmoette en niet Régis) en dat de verstandhouding tussen Bayle en le Clerc, die nooit goed was geweest, sedertdien nog slechter werd. Marchand huldigde in zijn noten bij de uitgaaf van de Lettres dezelfde opinie, misschien daartoe geïnspireerd door le Clerc, en hij eindigde: ‘Quelquefois, à force de se justifier, on s'accuse; et je ne sçai si Mr. Bayle ne seroit point ici dan le cas. C'est ce que je laisse à décider au lecteur, et à ceux qui peuvent connoitre mieux que moi le génie de Mr. Bayle.’ Persoonlijk zou ik, die het ‘génie’ van Bayle echter weinig kent, wel geneigd zijn geloof te hechten aan zijn woorden en ook Masson in zijn Histoire critique de la rep. des lettres VII (1714) p. 284-292 weerlegt de mening van Marchand.
De uitgaaf van de bundel brieven van Leti, hierboven genoemd, is op het allerlaatst stopgezet en pas in 1700 zou zij verschijnen, zonder de inleiding, waarin Leti de Considérations weerlegde. De schrijver van de Considérations kreeg echter een exemplaar van deze inleiding in handen, waarin Bayle hem o.a. uitmaakte voor ‘adorateur de la France, et ennemi de Sa Majesté Britannique’. Op zijn beurt antwoordde hij weer in een brochure, Refléxions sur la derniere préface de Mr. Leti en forme de réponse aux Considérations sur la critique des lotteries. Daar ontpopte de schrijver zich als Pierre Ricotier, theologisch student in Franeker. In een schrijven van 9-12-1697 aan een
| |
| |
onbekende geeft Bayle hierover zijn opinie: ‘Le livre de Mr. Leti sur les lotteries a donné lieu à plusieurs ecrits. Un anonime a publié des Considérations sur cet ouvrage, qui furent fort estimées. Mr. Leti aiant écrit depuis peu une Préface contre ces Considerations, l'anonime vient de la réfuter, et déclare, à la fin de son ecrit, qu'il s'appelle Pierre Ricotier. C'est un proposant François, qui n'a pas encore vint-cinq ans. Il a beaucoup de feu, et l'on a été surpris que son coup-d'essai ait été une pièce si forte et si bien tournée.’ (Lettres 1714 p. 609).
Marchand meende in 1714, mede op grond van het feit, dat van Ricotier, die toen predikant te Menin was, nooit meer iets het licht had gezien, dat hij slechts een stroman was. Blijkens de gegevens van Haag publiceerde hij echter in later jaren nog enige betrekkelijk kleine werken.
De korte brochures, die gewisseld werden tussen de beide partijen, werden kennelijk in uiterst kleine oplaag gedrukt, wat ook blijkt uit de mededeling van Bayle, dat hij geen exemplaar kon bemachtigen. Noch van de brief van Leti van één vel druks, noch van de Considérations, noch van de gesupprimeerde Préface, noch van de Réflexions kon ik een exemplaar vinden, evenmin als Fassò en Haase daarin slaagden. Misschien komt nog eens een bundel stukken over deze zaak te voorschijn, waarin alle brochures bewaard zijn. Dan zal het waarschijnlijk mogelijk zijn enig nader licht over de zaak te doen schijnen. Voorlopig kennen wij alleen de inhoud van de Considérations door de heruitgaaf achter de Critique, die de ‘Amis de l'auteur’ nog in 1697 brachten.
Pierre Mortier had in de Critique het een en ander te horen gekregen over de winsten, die hij maakte bij de verkoop der trekkingslijsten van de loterij. Het is dan ook te begrijpen, dat hem een heruitgaaf van de Critique, die stellig goed zal verkocht zijn, met enige sarcastische toevoegingen, wel zinde. Tezamen met de Lorme volvoerde hij het plan. Bernard Picart, die in deze tijd in Amsterdam vertoefde en speciaal voor Mortier en de Lorme werkte, maakte twee illustraties ervoor. Uiteraard signeerde hij ze niet en ook zoekt men ze vergeefs op zijn oeuvre-catalogus, die vele jaren later werd gedrukt. In een geschreven exemplaar, dat op het Rijksmuseum berust, vindt men ze echter onder no. 561 en 562: ‘Titre et portrait pour la Critique des lotteries de Leti’. Marchand deelt daarover in een van zijn noten het volgende mee: ‘Quoiqu'il en soit, ces Considérations ont été réimprimées une seconde fois, à la fin de la Critique des lotteries même, dont Mortier et de Lorme, libraires à Amsterdam, firent faire en 1697, sous le nom des Amis de l'auteur, une nouvelle édition, en deux volumes in 12; où pour faire piece à Mr. Leti, l'un mit une titre-planche et un portrait fort satiriques et fort injurieux; et l'autre, un sonnet en 4 vers, et de misérables notes Wallones, si brutales et si emportées, qu'on ne les regardera jamais que comme de véritables injures de crocheteur.’ Men zou uit de tekst kunnen afleiden, dat de tekst bij de platen, waarover Marchand zich zo vernietigend uitlaat en waar inderdaad geen blad voor de mond werd genomen, afkomstig is van de Lorme. De toevoegingen bestonden verder niet alleen uit de reeds vaak genoemde Considérations van 108 pagina's, maar ook uit allerlei korte noten, vooral bij de verschillende inleidende woorden van Leti, en tenslotte geheel vooraan een nieuw voorwoord van de ‘Amis de
l'auteur’. Dat waren de boekverkopers, die het in de Critique zeer speciaal te ontgelden hadden gehad. Hier verklaarden zij, dat zij, hoewel zij door een persoon als Leti liever werden gelaakt dan geprezen, toch gemeend hadden met deze uitgaaf te moeten komen, daar velen Leti niet kenden en misschien nog geloof aan zijn woorden zouden hechten.
| |
| |
Dit voorwoord, waarin ook de gang van zaken bij de Waalse kerkeraad wordt verhaald, moet dateren van na 3 augustus 1697. Wanneer de uitgaaf precies verscheen, kan ik niet zeggen. De beide uitgevers hoedden zich wel het boek te adverteren of op andere wijze er bekendheid aan te geven, waardoor had kunnen uitkomen, dat zij zich verborgen achter de ‘Amis de l'auteur’. Het feit echter, dat Bayle in oktober nog kon schrijven, dat hij overal tevergeefs een exemplaar van de Considérations trachtte te bemachtigen, wijst erop, dat toen deze uitgaaf nog niet het licht had gezien. Aan de andere kant hadden Mortier en de Lorme allicht ook de Réflexions opgenomen, indien zij met hun uitgaaf na het verschijnen van die brochure waren gekomen.
Men zou haast denken, dat het geheim van deze ‘Amis de l'auteur’ goed bewaard bleef. Twee jaar later zien wij althans een nauwe relatie ontstaan tussen de Lorme en le Clerc. Nu dacht deze laatste in zijn hart wel weinig gunstig over zijn schoonvader en schreef o.a. aan Locke op 8-2-1701 over diens ‘mauvaise conduite et bizarrerie incurable’ (Bonno), maar in het openbaar nam hij toch steeds diens partij. Het zou dan ook wel haast ondenkbaar zijn, dat hij een van de boekverkopers, die zijn schoonvader zo hadden beledigd door deze uitgaaf, bewust inschakelde bij de veiling van diens bibliotheek na diens overlijden.
Tenslotte wil ik hier als bijlage een aantal bijzonderheden laten volgen, die Leti vooral in zijn bovengenoemde maar ook in een enkele andere publicatie over de boekverkopers gaf. Wil men meer over Leti zelf en vooral over zijn Amsterdamse tijd weten, dan raadplege men de dissertatie van C.L. Thijsse-Schoute: Nicolaas Jarichides Wieringa, een zeventiende-eeuws vertaler van Boccalini, Rabelais, Barclai, Leti e.a., bevattende ook een onderzoek naar de vermaardheid dier schrijvers in Nederland. (Assen 1939).
| |
Bijlage
Leti, die door de aard van zijn werk veel met boekverkopers en drukkers in aanraking kwam en de toestanden in de verschillende landen goed kende, gaf in zijn Teatro Belgico II (Amsterdam 1690), 414-416, een uiteenzetting over de boekhandel van Amsterdam, die hij als de bloeiendste van de gehele wereld ziet. Na een korte beschouwing over het gilde en over de drukkerij van de Blaeu's (met een groot aantal ervaren arbeiders en 10 persen, waarop o.a. de drukken met rode letters, die de Rooms-Katholieken zo hoog achten, uitkomen) gaat hij over tot de kaarten, geografische werken en atlassen, die in groot en klein formaat in Amsterdam worden gedrukt. Twee namen noemt hij op dit terrein, die van de zeer voorkomende Nicolaas Visscher en van With (=Frederik de Wit), een Rooms-Katholiek, die een belangrijke handel in kaarten en platen drijft.
Amsterdam telt volgens zijn zeggen een oneindig aantal boekverkopers, maar behalve ongeveer een dozijn hebben allen slechts kleine zaken. Ook zijn er veel drukkers. Kwesties tussen hen tracht men vriendschappelijk op te lossen door bemiddeling van het gilde. Wanneer dat niet lukt, neemt men zijn toevlucht tot de justitie. De duurte van het papier en de hoogte van de belastingen maken de drukken duur. Toch verkoopt men ze goedkoop en wel omdat de boekverkopers zich tevreden stellen met een betrekkelijk geringe winst en snel verkopen. Voorheen gaf men alleen Hollandse en
| |
| |
Latijnse werken uit en vrijwel geen werken in andere talen, maar sedert enige tijd komt een stroom van Franse boeken van de persen. Leti's boeken zijn vrijwel de enige, die hier in het Italiaans uitkomen. Ook vindt men in Amsterdam veel kopergraveurs en plaatdrukkers, daar hier veel geïllustreerde werken uitkomen. Vrijwel geen boekverkoper heeft een eigen drukkerij, zoals men in andere landen ziet; het drukken laat men over aan de drukkers.
Joan Blaeu, Abraham Wolfgang, Johannes en Gillis Jansonius van Waesbergen, Hendrik Boom en de weduwe Dirk Boom, Abraham van Someren en Rombertus Goethals hebben tezamen op grote kosten een enorm aantal Latijnse boeken doen drukken en worden daarom gewoonlijk ‘Compagnia della Latinità’ genoemd. De boeken worden in een magazijn opgeslagen en ieder neemt daarvan, wat hij voor zijn winkel nodig heeft. De prijs van ieder boek is bepaald. Alles wordt genoteerd door de directeur. Op het eind van ieder jaar volgt een afrekening. Iedereen betaalt in contant geld en daaruit worden nieuwe uitgaven bekostigd. Het belangrijkste zijn de drukken met rode letters ‘all'uso della Chiesa Romano’, welke over de gehele wereld worden verkocht. Ook andere dergelijke compagnieën van twee en drie boekverkopers vindt men, die in alle mogelijke talen drukken. Door alles wat ze drukken èn voor de compagnie èn voor zich zelf strekken zij tot groot voordeel aan de stad. Alleen in Holland verschaffen zij een broodwinning aan meer dan 800 personen: papiermakers, drukkers, binders, kopergraveurs, plaatdrukkers, dragers, collationeurs etc. En ofschoon de boekhandel in Amsterdam klein lijkt, omdat de boekverkopers niet veel op de beurs komen, is het zeker, dat geen ander ambacht zoveel mensen een broodwinning geeft.
Leti vertelt dan, dat hij voor dit werk (twee delen in 4o) op eigen kosten gedurende 4 maanden 42 mensen op 7 persen en 5 plaatdrukkers heeft laten werken, zonder anderen als binders etc. te tellen. Dit is slechts een druppel in een rivier, wanneer men denkt aan alle grote geillustreerde boeken, die dagelijks uitkomen. Ook vele andere boekverkopers, Franse en Hollandse, strekken de stad tot eer. In Amsterdam vindt men meer dan 100 boekwinkels, groot, middelmatig en klein, en het is hem onmogelijk daarvan een uitvoerige beschrijving te geven.
Zeven jaar na deze uiteenzetting volgden zijn beschouwingen in de Critique... sur les lotteries (uitgaaf chez les amis de l'auteur) II 246-273, waarin hij ‘la librairie’ bestempelt als ‘la plus infame de toutes les lotteries’. Hoewel uiteraard sterk gechargeerd, bevatten zij toch veel wetenswaardigs, zodat ik meen goed te doen, er hier een kort overzicht van te geven.
De boekverkopers geven bij voorkeur geen ‘livres’ meer uit, maar ‘livrets’. Leti vertelt eens in een boekwinkel te hebben meegemaakt, dat een theoloog een moralistisch geschrift kwam aanbieden en dat de boekverkoper antwoordde: ‘Ces livres qui parlent de Dieu ne sont plus à la mode, pour moi je n'en veux point, mais je m'accommoderai tres volontiers, si vous en avez, de quelque manuscrit satirique, critique, de galanteries, de pasquinades, de curiositez, du temps, et quand même il traitteroit peu respectueusement les princes et la religion, il m'importe fort peu. En un mot les livres les plus saints ne sont pas à nôtre usage, mais les plus profanes, et impies, parce qu'ils se vendent bien, et promptement, et d'autant mieux qu'ils sont toûjours petits.’ Dit alles komt volgens Leti door het winstbejag van de boekverkopers; de schrijvers moeten wel leveren, wat de boekverkopers verlangen. Als gunstige uitzonderingen noemt hij de Janssonius van Waesbergens en Henri Desbordes te Amsterdam en Anisson te Lyon, welke laatste hij zeer prijst.
| |
| |
Als fraudes, die in de boekhandel ongestoord plaats vinden, noemt hij speciaal het ongestraft kunnen nadrukken, het op eigen houtje verkorten, veranderen etc. van de teksten door de boekverkopers en tenslotte het uitgeven van onverkoopbare drukken met een nieuwe titelpagina met aanlokkelijker titel, vaak met toevoeging van ...ste editie (hij geeft een voorbeeld uit Genève van een 12de editie, die in werkelijkheid nog altijd de 1ste was).
Als een van de uitzonderingen noemt hij nog eens speciaal Henri Desbordes, ‘qui assurement exerce la librairie avec honneur, quoi qu'il se trouve assez souvent parmi ses confrères, (et si je ne me trompe) les Chiens mordans du Caffé Gascon, qui est toûjours rempli d'un tas d'impertinens qui se mêlent de contrôler à outrance les actions des princes, et des particuliers, et coupent sans façon, et tout net, les habits au dos du Roi de France, le mettant en chemise, et le dépouillant entierement, et d'un bande d'ignorans, qui, bien qu'ils sçachent à peine lire s'érigent en juges des ouvrages les plus estimez du public, et qui ont eu le plus de cours et de débit, et les critiquent témerairement. Je veux neanmoins me persuader charitablement, qu'il y en a beaucoup qui fréquentent ce caffé avec discretion, et sagesse, qui fument tranquillement leur pipe, boivent leur tasse de caffé, lisent quelque gazette, et abhorrent dans leur coeur ces impertinences et ces sottises que les autres débitent, au grand déplaisir du maitre même, qui est monsieur Paul Fabri, ou Fabre, tres bonne personne. Je me ressouviens dans ce moment d'un certain pasteur françois de Rotterdam, qui aiant composé un ouvrage de morale tres instructif, et quine pouvoit qu'édifier extrémement toute sorte de fidelles, et aiant présenté son manuscrit à quelques marchands libraires, un d'eux lui fit franchement cette réponse: Les livres de piété, et de morale, ne sont pas nôtre fait, si vous voulez donner un autre titre a vôtre ouvrage, nous l'imprimerons.’
Een volgend voorbeeld geeft hij uit zijn eigen ervaring: ‘Les marchands libraires ne veulent pas même entendre parler de vos vertus, Princes Serenissimes, mais bien de vos vices. Lors que je fis les eloges de la Maison de Brandebourg, et autres Maisons d'Allemagne, il ne me fut pas possible de trouver un seul diable de marchand libraire qui voulût les imprimer (quoi qu'ils eussent acheté bien cher mes autres ouvrages) ils me répondirent presque tous d'un même ton, que les eloges des princes n'étoient pas à la mode, mais bien les satires faites contr'eux, et que pour un exemplaire de panegiriques ils en vendroient mille de libelles diffamatoires; de sorte que je fut contraint de les faire imprimer à mes dépens, et par bonheur j'y trouvai bien mon compte. Les libraires aiment encore certaines louanges extraordinaires, et des revolutions de grand éclat, sur tout la grace de la nouveauté leur plait, et les matieres du temps sont leurs ouvrages favoris. On a veu dans nos jours un Taffilet en Affrique, un Masanello à Naples, et un Cromwel en Angleterre, qui se sont rendus fameux par des entreprises, des actions, et des succez extraordinaires, et qui tiennent du prodige, dont on a fait une infinité d'histoires, et d'historiettes, qui ont été imprimées une infinité de fois: de sorte que les marchands libraires voudroient bien qu'il parût tous les jours sur la scene des Cromwels, des Masanello et des Taffilets, pour fournir aux ecrivains une ample matiere de composer les livres propres à faire rouler leur commerce, et à satisfaire leur avidité insatiable. Mais si l'on s'avise de leur présenter l'histoire d'une vie sainte, et d'actions capables d'édifier extrémement l'eglise, et toute l'Europe même, ils vous la jetteront presque à la tête, et vous renvoieront bien loin, en vous
disant, que les vertus des princes ne sont pas à la mode.’
| |
| |
Ook de schrijvers krijgen een veeg uit de pan: hun winstbejag doet het aantal opdrachten steeds toenemen. Hij zelf heeft zich trouwens schuldig gemaakt aan deze ‘belle lotterie de dedicaces’ en verdeelt de opdrachten van 64 van zijn werken, die hij in de loop der jaren heeft gedaan, in verschillende categorieën, eindigt echter met deze opdrachten niet alleen te verontschuldigen, maar zelfs goed te praten.
Ricotier heeft in zijn Considerations sur la critique des lotteries (p. 103-107) niet getracht de bovengenoemde feiten te weerleggen, maar wel op zijn beurt de geldzucht van Leti aan de kaak gesteld en hem daarmee afgeschilderd als een vos, die de passie predikt.
Leti heeft in zijn Raguagli of Kort begrip der heldendeugden II, 9-13 nogmaals dit onderwerp ter sprake gebracht. Als voorbeelden van Hollandse boekhandel, gedreven over de gehele wereld, noemt hij Elsevier en Blaeu om dan te verzuchten: ‘En 't was te wenschen, dat het God behaagt, dat dese zo voortreffelijk een handel, op den selfden voet, in de wereld, was blijven duren, sodanig, alse door d'opregtigheid der Hollanders (ik moet het zo noemen) is geleert en aangewezen; sonder dat deselve, door zo veel krukken, en breeke-beenen, die ‘er sig nu, als beunaarsen, mee bemoeijen, zo schandelijk wierd ontheiligt. De Hollanders spannen nog alle hare kragten in, om, niet alleen den roem, en den luister der drukkerijen, maar ook den groten handel der boeken van hare medeburgers en voorsaten, over den ganschen aardboodem verstroid, te handhaven.’ Als gelukkige voorbeelden noemt hij ditmaal Reinier Leers te Rotterdam en de gebroeders Huguetan te Amsterdam (deel III). Over deze laatsten deelt hij het volgende mee: ‘'t Is ontrent twaalf jaren geleden dat de messieurs Hugetan, ter sake van den Godsdienst in Hollant zijnd’ gekomen, haren boekhandel van Lions hebben overgevoert; alwaar de vader deselve met veel aansien, lange jaren, wijd, en breed had gedreven; hebbende na zijn dood vele goederen nagelaten; waar mede de gebroeders Hugetan zijne zonen, naar Amsterdam zijnde overgekomen, en sig aldaar hebbende ter neder-geset, desen edelen koophandel, (buiten en behalve den opbouw van een seer deftige drukkerij, en oneindige pakhuisen der uitgelesenste boeken) sonder oit winkel te openen, tot meer en meer voordeel der stad, zo algemeen door de gansche wereld hebben gemaakt, dat sekerlijk niemand (bij geheugen van menschen) tot die hoogte is gekomen; of desen handel oit zo wijd heeft weten uit-te-setten:
en hier ontrent toonen se waarlijk, dat se waaragtige burgers, en reghte zonen van zo groot een moeder zijn: te wete, dat se dese maxime, in het oeffenen der Liefde tot dit haar nieuw Vaderland, in agt nemen [non sibi soli vivere, sed etiam aliis proficere] dat men niet voor sig selfs alleen moet leven, maar ook om andere voordeel te doen. Daar en is geen stad, geen kasteel, geen heerlijkheid, nog vorstendom in gansch Europa, en wel bysonderlijk in Spanjen, Italien, Vrankrijk, de Nederlanden, Engeland, en Duitzland, als mede in Constantinopolen, Alexandria, Smirna, Aleppo, en andere plaatsen, waar dese broeders Hugetan hare pak-huisen, commisen, en facteors niet en hebben, om alle menschen, alderhande slag van boeken te kunnen verschaffen; 't welk een sigbaar teken van een groot beleid, en een uitstekende voorsigtigheid is; en ons klaar doed bespeuren, dat se geen gevaar althoos en ontsien, om den luister van haar vaderland, meer en meer, te doen toenemen. 't Is seker dat veel duisende menschen (boven het algemeen voordeel) ik seg duisende en duisende van personen, in Amsterdam, gansch Holland, en geheel Europa, uit de commercie van dese heeren, haar voordeel trekken. De jongste broeder, genaamt Pieter Hugetan de Monferran, op wie de boek-nego- | |
| |
tie 't meest rust, vertoont, in den ouderdom van 25 jaren, of daar ontrent, meer ervarentheid, gauwigheid, en practijk in dese negotie, als men van de rijpste jaren soude kunnen verwagten. Deser dagen geliefde Sr. Posuel, seer aansienlijk koopman in boeken, en compagnon van Sr. Anisson tot Lions, zijnde aan mijn huis, mij te seggen, dat hij niet en geloofde, dat ontrent het stuk der boeknegotie, oit imand van die jaren, of selfs van hooger ouderdom, was gevonden, die 't beleid, d'ondervinding, en de natuur van dien beter wijs was, als Sr. de Monferran.’
Vergelijkt men de opgaaf van de oorspronkelijke uitgaven in de catalogus van de Bibliothèque Nationale, die een - zij het wat oppervlakkige - indruk kan geven van de uitgevers en drukkers van Leti's werken, met het bovengenoemde, dan blijkt dat Leti speciaal zijn eigen uitgevers als gunstige uitzonderingen heeft opgesomd. Wij vinden in die catalogus namelijk genoemd de Janssonius van Waesbergens, Henri Desbordes, de Blaeu's en tenslotte de Huguetan's in de persoon van George Gallet, meesterknecht op hun drukkerij. Abraham Wolfgang en Anthony Schelte, die ook in de catalogus worden vermeld, waren reeds dood, toen de Raguagli in 1699 het licht zagen. Dirk Boeteman, Robert Roger, Willem de Jonge en Dirk en Hendrik Bruyn waren allen drukkers en vielen als zodanig buiten de beschouwingen van Leti. Alleen Pieter en Abraham van Someren, die in 1686 zijn Historia Genevrina uitgaven, worden niet door Leti genoemd. De uitgever François Du Bois, sur le Dam à l'enseigne du Zéphir, op wiens naam een aan Leti toegeschreven Franse uitgaaf, l'Idée du conclave présent, staat, is stellig gefingeerd.
| |
42 Les oeuvres de monsieur de Bensserade. Premiere Partie. Suivant la copie à Paris, chez Charles de Sercy, au Palais, au sixième pilier de la Grand'Sale, vis-à-vis la montrée de la Cour des Aydes à la Bonne Foy Couronnée. 1698. 38 + 276 p. 12o.
Idem. Seconde Partie. 6 + 366 p. 12o.
's Gravenhage Meermanno-Westrenianum, Maastricht Sem. S.J. Prov. Neerl. 3252 E 24.
[Titelpagina's zwart. Sfeer als vignetten. Titelplaten gesigneerd P.D. Schoonebeek, in deel II met onderschrift: ‘à Paris chez Charles de Sercy au Palais dans la Grande Salle à la Bonnefoy couronnée’. Opschrift titelplaat deel I: ‘Les oeuvres de monsieur de Bensserade’ deel II: ‘Les oeuvres de monsieur de Bensserade tome II. Fidem fortuna coronat.’ De titelpagina van de Seconde partie heeft ‘Coruonnée’.]
17-1-1697: ‘A. Braakman et J.L. de Lorme libraires à Amsterdam impriment suivant la copie de Paris... et les Oeuvres de Mr. de Benserade de l'Academie Françoise.’ (Gaz.).
1721 Du Villard biedt dit werk 8o 2 vol. 1698 te koop aan (cat. Boursault).
De Bibl. Nat. bezit de oorspronkelijke Franse uitgaaf: Les oeuvres de monsieur de Bensserade. Premiere Partie. A Paris, chez Charles de Sercy, au Palais, au sixième pilier de la Grand'Sale, vis-à-vis la montée de la Cour des Aydes, à la Bonne Foy Couronnée. 1697. Avec privilege du Roy. 56 + 424 + 4 p. 12o. Seconde Partie. 10 + 428 p. 12o (priv. van 17-5-1696 voor Charles de Sercy voor de werken van feu sieur de Bensserade voor 8 jaar, gereg. 23-5-1696, ach. d'impr. 15-12-1696. ‘Le prix de ce livre est de 4 livres, les deux volumes reliez en veau’.
| |
| |
De verschillende titelplaten in beide delen gesigneerd: ‘Le Doyen fe.’ Onderschrift op beide platen: ‘A Paris chez Charles de Sercy au Palais dans la Grande Salle a la Bonne Foy Couronnée.’ Opschrift titelplaat deel I: ‘Les oeuvres de monsieur de Bensserade’, deel II: Les oeuvres de monsieur de Bensserade Tome II. Fidem fortuna coronat.’)
De Oeuvres van Isaac de Benserade (1612-1691), een bekend dichter, bestonden in verzen, chansons en sonnetten. De tekst van de Hollandse nadruk is geheel hetzelfde als die van de oorspronkelijke Franse uitgaaf. Slechts nu en dan is de volgorde enigszins afwijkend. Of de Amsterdamse druk uiteindelijk verzorgd werd door Braakman en de Lorme samen of door een van hen beiden alleen blijkt niet. Ook is mogelijk, dat de uitgaaf tenslotte bij een andere Amsterdamse boekverkoper verscheen. De Amsterdamse kunstenaar Pieter Damiaan Schoonebeek (st. 18, begr. 22-11-1726 Nieuwe Kerk te Amsterdam, was R.K.), die de beide titelplaten vrij slordig nagraveerde, werkte voor zover na te gaan verder niet voor de Lorme. Hij was echter de broer van Adriaan Schoonebeek, de stiefvader van Pieter Picart, die wel voor de Lorme tekenden en graveerden, en verkeerde dus in een kring die relaties met hem had.
Het volgende nummer, dat zij tezamen in dezelfde advertentie aankondigden, verscheen waarschijnlijk alleen bij de Lorme.
| |
43 Les hommes illustres qui ont paru en France pendant ce siecle. Augmentée des eloges de messieurs Arnauld et Pascal. Par Mr. Perrault, de l'Academie Françoise. Suivant la copie imprimée a Paris. Chez Antoine Dezallier ruë Saint Jacques, 1698. 12 + 240 (waarvan 1-24 ontbreken) + 5 p. 8o.
U.B.A. 563 G 33.
[Titelpagina zwart. Engelenhoofd met vleugels als vignet.]
| |
Les hommes illustres qui ont paru en France pendant le XVII. siecle, par Mr. Perrault, de l'Academie Françoise. Tome Premier. Troisième édition reveuë, corrigée et augmentée d'un second tome. A Paris, chez Antoine Dezallier, ruë S. Jaques. 1701. 14 + 220 + 4 p. 8o.
Les hommes illustres qui ont paru en France pendant le XVII. siecle, par Mr. Perrault, de l'Academie Françoise.
Tome Second. A Paris, chez Antoine Dezalllier, ruë Saint Jaques. 1701. 224 + 2 p. 8o.
U.B.L. 673 F 43, Bibl. Nat., U.B.A. (deel II).
[Titelpagina deel I rood-zwart, deel II zwart. Figuur met druiventros als vignetten.]
17-1-1697: ‘A. Braakman et J.L. de Lorme libraires d'Amsterdam impriment suivant la copie de Paris les Hommes illustres de ce siecle par Mr. Perrault de l'Academie Françoise.’ (Gaz.).
Juli 1699 bespreking van dit werk in de Acta eruditorum (p. 323).
30-8-1700: ‘Jean Louis de Lorme libraire à Amsterdam a sous presse... et les Hommes illustres qui ont paru en France pendant ce siecle par Mr. Perrault 8o 2 vol. Le 2e vol. de ce livre se vendra séparément.’ (Gaz.).
| |
| |
Aug. 1700 mededeling dat de Lorme het 2e deel, dat in Parijs is verschenen, herdrukt, in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 228).
7-9-1700: ‘Jean Louis de Lorme libraire à Amsterdam sur le Rockin près la Bourse... a sous presse les Hommes illustres qui ont paru en France pendant le 17. siecle par Mr. Perrault 8o 2 v.’ (A.C.).
19-11-1700 verkocht aan de la Feuille deel I voor 8 st., deel II voor 7 st.
Maart 1701 bespreking van dit werk (3e edition de Paris 1701 in 8o et se trouve à Amsterdam chez de Lorme) in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 339): ‘Il y a quatre editions du premier volume de cet ouvrage. La premiere fut faite à Paris, et peu de tems après il s'en fit deux en Hollande tout à la fois, l'une à la Haye et l'autre à Amsterdam. On croyoit qu'il seroit difficile de debiter ces deux editions faites en même tems; cependant ce livre a été si recherché, qu'elles n'ont pas sufi pour contenter le public: on vient d'en faire une quatrième, qui porte le nom de troisième edition, peut-être parce qu'on ne compte que pour une les deux qui se sont faites en Hollande tout à la fois. On a joint à cette quatrième edition du premier tome, une seconde edition du second, sur celle qui a paru en France il y a quelques mois.
Le but que Mr. Perrault s'est proposé est de donner l'eloge et le portrait de cent personnes illustres qui ont paru en France, pendant le dix-septième siècle, en deux volumes, dont châcun en devoit contenir cinquante. Cependant il y en a cinquante deux dans le premier et cinquante dans le second: il est bon de dévéloper ce mystère, et nous n'aurons besoin pour cela que de raporter un article du second volume des Mélanges d'histoire et de littérature de Mr. Vigneul-Marville. On a suprimé, dit-il, d'entre les portraits des hommes illustres que M. Perrault a mis au jour les portraits et les éloges de mess. Arnauld et Pascal. Mais le public s'est récrié, et il a fallu, pour avoir le débit de ce livre, donner ces deux portraits, les autres ne paroissent pas assez, sans la compagnie de ceux-là.’
Juni 1701 bespreking van dit werk ‘Parisiis apud Ant. Dezallier, 1700 in folio et Amstelod. 1701 in 8 plag. 14 sine iconibus’ in de Acta eruditorum (p. 241).
1721 Du Villard biedt dit werk te koop aan 8o 2 vol. (cat. Boursault).
De Bibl. Nat. bezit een aantal exemplaren van de oorspronkelijke Franse uitgaaf: Les hommes illustres qui ont paru en France pendant ce siecle: Avec leurs portraits au naturel. Par. Mr. Perrault, de l'Academie Françoise. A Paris, chez Antoine Dezallier, ruë Saint Jacques, à la Couronne d'Or. 1696. Avec privilege du Roy. Folio (priv. van 12-2-1696 voor Charles Perrault voor dit werk voor 15 jaar, door hem afgestaan aan Antoine Dezallier volgens accoord tussen hen beiden, gereg. 16-2-1696, ach. d'impr. 28-9-1696). Idem Tome II. 1700. Folio. (ach. d'impr. 30-5-1700).
Febr. 1698 bespreking van dit werk in de Hist. des ouvr. des savants (p. 124).
De K.B. bezit een exemplaar van een andere nadruk: Les hommes illustres qui ont paru en France pendant ce siecle, par Mr. Perrault de l'Academie Françoise. Suivant la copie de Paris. A la Haye. Chez Matthieu Rogguet, imprimeur, dans le Pooten, à l'enseigne du Dôme de Munster. 1698. 20 + 275 p. 8o. (Titelpagina rood-zwart. Geen portretten).
Maart-april en juli-aug. 1698 aankondiging en bespreking van dit werk door Neocorus (p. 283 en 526).
De verzamelaar Michel Bégon (1638-1710) maakte het plan voor deze uitgaaf en liet op zijn kosten door graveurs als Edelinck, Jaq. Lubin, P. van Schuppen en Lud. Simonneau de portretten van 50 bekende Fransen uit de 17de eeuw graveren. De beroemde schrijver Charles Perrault (1628-1703) schreef daarbij telkens een korte tekst. Naar aanleiding van de opname van Arnauld en Pascal rezen er echter moeilijkheden. Het best worden die weergegeven door de twee volgende passages uit brieven van Du Bos aan Bayle. Op 25-6-1696 schreef hij: ‘Ses éloges des illustres François sont imprimez et vont paroistre. Ceux qui aiment l'honneur de la nation apréhendent bien que l'on n'en oste Mr. Arnaud et Mr. Pascal, sur ce qu'un misérable docteur de Sorbone nommé Précellés a esté remontrer à Mr. le chancelier. Ce magistrat a conseillé à Mr. Perrault de le faire, en lui disant bien néanmoints qu'il l'en laissoit le maistre. Mais le plus grand danger vient de ce que Mr. Bégon, homme de faveur qui fait faire ce recueil, apréhendera par là de blesser la délicatesse des Jésuites. Ce n'est pas que ces derniers n'aient pris la chose en galants hommes. Le p. Bouhours, lorsque
| |
| |
Mr. Perrault lui fit montrer ces deux éloges par Mr. l'abbé Dumaz, les aprouva autant qu'un Jésuite peut aprouver l'éloge de l'autheur des provinciales et de la fréquente comunion, soupconé d'avoir part encore à la morale pratique. Mais, come il dit: Mr. Perrault ne prétend point donner, par une place dans son livre, un titre d'orthodoxie. Je lui ai conseillé, moy, pour faire passer Mr. Arnaud et Mr. Pascal, d'emploier aussi feu Mr. Claude, homme de mérite, illustre en son genre.’ Op 19-11-1696 bestond er blijkbaar nog enige hoop voor Pascal: ‘La supression de l'éloge de Mr. Arnaud est arestée, mais on espère d'i conserver celui du monsieur Pascal.’ (Gigas I 267 en 278). Uiteindelijk werden echter beide gesupprimeerd en vervangen door Thomassin en Ducange. Van de grote Parijse folio-uitgaaf van 1696 bestaan exemplaren met alle mogelijke varianten: zonder de portretten, met alleen de portretten en soms met de later toegevoegde tekst van Arnauld en Pascal. Want al vrij gauw kwam men terug op zijn besluit. In de latere exemplaren met een ach. d'impr. van 30-5-1700 zijn Thomassin en Ducange dan ook weer vervangen door Arnauld en Pascal.
Zoals te begrijpen sloegen de Hollandse boekverkopers onmiddellijk hun slag, in dit geval Braakman en de Lorme. Waarschijnlijk heeft de Lorme tenslotte het boek, zonder portretten wel te verstaan, met 52 levensbeschrijvingen, alleen uitgegeven, gezien het feit dat hij in de herfst van 1700 ook alleen met een nadruk van deel II (met 50 nieuwe levens) kwam. Zijn deel I had, zoals te verwachten was, een groot succes gehad en was geheel uitverkocht. Hij herdrukte in de herfst van 1700 daarom ook deel I en stelde de beide delen afzonderlijk verkrijgbaar. Vandaar dat sommige bibliotheken exemplaren van dit werk van 1698 en 1701 (verschenen 1700), andere van 1701 alleen bezitten. Hoe de Lorme aan de tekst van de levens van Arnauld en Pascal kwam, blijkt niet. Het feit, dat de pagina's 1-24 ontbreken, terwijl de tekst wel volledig is, wijst erop, dat het hem enige moeite heeft gekost de copie in handen te krijgen. Waarschijnlijk had hij deze beide levens voorop willen zetten, maar kreeg ze daarvoor te laat. Dit zal ook de verklaring zijn voor het feit, dat het boek pas in 1698 (of herfst 1697) verscheen, terwijl het al in januari 1697 werd aangekondigd. Uit de latere correspondentie blijkt, dat tussen de Lorme en Dezallier een goede verstandhouding bestond, en het is dus niet onmogelijk, dat Dezallier zelf de copie aan de Lorme heeft doen toekomen.
Quérard noemt een editie van 1698 van den Haag, zonder naam van drukker. Stellig op grond daarvan schrijft de catalogus van het Br. M. de druk van 1698 van de Lorme, die met het oorspronkelijke Franse adres verscheen, aan een Haagse pers toe. Quérard heeft ongetwijfeld de bovengenoemde uitgaaf van Rogguet bedoeld, evenals de B.U., die meedeelt dat men wel het leven van Arnauld, maar niet van Pascal vindt. Dat is inderdaad het geval. Hier zijn de 50 levens van de Parijse uitgaaf met dat van Arnauld afgedrukt; dat van Pascal ontbreekt.
| |
44 La rhetorique d'Aristote traduite en François par feu M. Cassandre. Nouvelle Edition. Suivant la copie de Paris. A Amsterdam, chez J. Louis de Lorme, marchand libraire sur le Rockin proche la Bourse. 1698. 8 + 489 + 27 p. 8o.
Bibl. Nat. X 16695.
[Titelpagina rood-zwart. Ineengestrengelde figuur als vignet. Titelplaat gesigneerd ‘B. Picart
| |
| |
Paris, fecit’, met opschrift ‘Rhetorique d'Aristote’ en onderschrift ‘a Amsterdam chés J.L. Delorme’. Achterin staat: ‘A Amsterdam, de l'imprimerie de Daniel Boulesteys de la Contie, sur le Prince graft proche la Brasserie de l'Elephant Blanc. 1698.’]
7-10-1697: ‘J. Louis de Lorme libraire à Amsterdam... imprime suivant la copie de Paris la Rhétorique d'Aristote traduite par feu Mr. Cassandre 12o.’ (Gaz.).
2-11-1697 verkocht aan de la Feuille dit werk voor 18 st.
De Bibl. Nat. bezit de oorspronkelijke Franse uitgaven: La rhetorique d'Aristote en François. A Paris, chez Louis Chamhoudry, au Palais, à l'Image Saint Loüis, vis à vis la Sainte Chapelle. 1654. Avec privilege du Roy. 4o (priv. van 27-4-1654 voor Fr. Casandre voor dit werk voor 9 jaar, gereg. 29-4-1654, ach. d'impr. 30-4-1654). La rhetorique d'Aristote en Francois. Traduction nouvelle. A Paris, chez Denys Thierry, ruë S. Jacques à l'enseigne de la Ville de Paris. 1675. Avec privilege du Roy. 16 + 476 + 42 p. 8o (priv. van 14-3-1675 voor Denis Thierry voor dit werk voor 10 jaar, gereg. 16-3-1675, ach. d'impr. 13-4-1675).
De Gesamtkatalog noemt ook een uitgaaf van Lyon van 1691.
François Cassandre (st. 1695) was zelf weinig tevreden over de vertaling, die hij gaf van Aristoteles, en werkte 20 jaar aan de verbetering ervan, die in 1675 verscheen. De Lorme kwam ditmaal dus met een nadruk van een werk, waarvoor het privilege reeds was afgelopen. De uitgaaf van de Lorme volgt precies de tekst van 1675, zij het met kleine omissies, stellig echter alleen uit slordigheid. Wel zijn weggelaten de opdracht aan Colbert en de ‘Lettre de feu Mr. d'Ablancourt au traducteur, sur la premiere edition de cet ouvrage’, die beide in de uitgaaf van 1675 voorkomen. Dit is voor zover na te gaan de eerste maal, dat Bernard Picart officiëel meewerkte aan een uitgaaf van de Lorme (vergel. echter ook no. 41).
| |
45 Relation des voyages et des découvertes que les Espagnols ont fait dans les Indes Occidentales; ecrite par Dom B. de las-Casas, evêque de Chiapa. Avec la relation curieuse des voyages du sieur de Montauban, capitaine des filbustiers, en Guinée l'an 1695. A Amsterdam, chez J. Louis de Lorme libraire sur le Rockin, à l'enseigne de la Liberté. 1698. 10 + 402 + 2 p. 8o.
U.B.A. 242 F 38, K.B. 238 K 4, Bibl. Nat. 8o Ol. 495 (1).
[Titelpagina rood-zwart. Ineengestrengelde figuur als vignet. Titelplaat gesigneerd: ‘B. Picart in. et fe.’. Titelpagina (p. 357) van het tweede verhaal zwart, met volgende titel: ‘Relation du voyage du sieur de Montauban capitain des filbustiers en Guinée, en l'année 1695. Avec une description du roïaume du cap de Lopez, des moeurs, des coûtumes, de la et religion du pais. A Amsterdam chez J. Louis de Lorme libraire sur le Rockin. 1698.’ Achterin: ‘Catalogue de livres nouveaux qui se trouvent chez J.L. de Lorme, libraire à Amsterdam sur le Rockin près de la Bourse, à l'enseigne de la Liberté’, met op eind daarvan: ‘On trouve chez le même libraire, toutes sortes des livres François imprimés en ce païs, et plusieurs autres des païs étrangers, le tout à juste prix.’ Achter beide verhalen staat: ‘A Amsterdam, de l'imprimerie de Daniel Boulesteys de la Contie, dans l'Elandstraat. 1698.’]
| |
| |
18-4-1697: ‘J.L. de Lorme, libraire a Amsterdam,... imprime suivant la copie de Paris un nouveau voïage de l'Amerique septentrionale; avec un relation de Mr. de Montauban, capitaine de filbustiers. 12. fig.’ (A.C.).
9-12-1697: ‘On imprime chez J. Louis de Lorme libraire sur le Rockin prés de la Bourse suivant la copie de Paris la Découverte des Indes Occidentales par dom Balthazar de las Casas, evêque de Chiapa. Dedié à monseigneur le conte de Toulouse.’ (Gaz.).
Maart-april 1698 aankondiging van dit werk door Neocorus (p. 281).
3-4-1698: ‘J. Louis de Lorme libraire à Amsterdam à la Liberté a imprimé et vend la Relation des voyages et des decouvertes que les Espagnols ont fait dans les Indes Occidentales écrite par Dom B. de Las Cassas evêque de Chiapa; la Relation de voyage de Sr. de Montauban capitaine des flibustiers en Guinée, l'an 1695. Avec une description du royaume du Cap de Lopez, des moeurs, coûtumes et de la religion du païs; et l'Art de voyager utilement in 12.’ (Gaz. idem 7-4-1698).
7-4-1698 verkocht aan de la Feuille dit werk voor f 2.9.8.
Jun. 1698 aankondiging van dit werk in de Hist. des ouvr. des savants (p. 276).
1721 Du Villard biedt dit werk 12o 1698 te koop aan (cat. Boursault).
1734 Changuion biedt dit werk 12o te koop aan (cat. Longus).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de Franse uitgaaf: La découverte des Indes Occidentales par les Espagnols, écrite par Dom Balthazar de Las-Casas, évêque de Chiapa. Dedié à monseigneur le comte de Toulouse. A Paris, chez André Pralard, ruë Saint Jacques, à l'Occasion. 1697. Avec privilege du roi. 10 + 382 + 2 p. 8o (priv. van 30-6-1697 voor... voor dit werk voor 10 jaar, gereg. 10-7-1697, ach. d'impr. 10-8-1697. Titelplaat gesigneerd ‘P. Giffart filius fec.’).
De Bibl. Nat. bezit ook een exemplaar van een nieuwe titeluitgaaf van dit werk van 1701 van Pierre et Imbert Debats, waarin het voorwerk en de titelplaat ontbreken. Palau 2o ed. III 245 noemt ook nog als uitgevers in 1701 Florentin et Pierre Delaulne, P. de Bats, Denys Mariette en Pepie.
Van de oorspronkelijke Franse uitgaaf van Montauban vond ik geen exemplaar, slechts een vermelding in een bespreking in de Journal des sçavans van 26-5-1698 (p. 359), waaruit blijkt, dat het in 12o te Bordeaux in 1697 het licht zag.
Barthélemy de las Casas (1474-1566) kwam in zijn ‘Brevissima relación de la destruyción de las Indias’ (1552) op tegen de wreedheden, die de Spanjaarden begingen tegen de inboorlingen in Mexico. Het werk werd vertaald in verschillende talen en vooral in Holland gedurende de 80-jarige oorlog vaak gedrukt en veel gelezen. Over deze nieuwe vertaling van Jean Baptiste Morvan de Bellegarde (1648-1734), die door de historici weinig werd gewaardeerd wegens de vele toevoegingen, schrijft D. Clément in zijn Bibliothèque curieuse historique et critique ou catalogue raisonné de livres difficiles a trouver (VI, Leipsig 1756, p. 348): ‘Cette edition de 1698 ne contient qu'une traduction libre de la premiere et dernière pièce du recueil Espagnol, que l'on y a réunies sans aucune distinction; et que l'on a accompagnées, tout de suite, de quelques fragmens des autres pièces de ce recueil, en sorte que l'on en a fait une histoire suivie, qui se lit avec plaisir, mais où l'on ne reconnoit pas l'original.’
De Lorme prees het in zijn ‘Le libraire de Hollande aux lecteurs’ als volgt aan: ‘Quoi que ce livre ne soit pas nouveau, et qu'il ait été composé en Espagnol dés le commencement du règne de Charles-Quint, on peut dire néanmoins qu'il meritoit d'être renouvellé, soit à cause de la matière dont il traite, soit à cause de la qualité de son auteur. Il y a soixante dîx-huit ans qu'il parut en ces provinces. Il s'en trouve même encore quelques exemplaires; mais le langage en est si mechant, qu'il n'est presque pas intelligible. On vient de lui donner un habit neuf à Paris. Il paroit avec tous les ornemens de la nouveauté, et on l'a trouvé assès propre pour être presenté à monsieur le comte de Thoulouse. Les pays connus de l'Amerique y sont si bien décrits, qu'on ne doute pas qu'il ne se fasse lire avec
| |
| |
plaisir. Il paroîtra assés singulier, qu'en France où l'on persecute depuis si long-tems, on ait imprimé avec privilege un livre qui condamne si hautement la violence en matiere de religion, et qui prouve aussi fortement qu'on le puisse, que la maniere de convertir les gens doit être conforme à celle dont Jesus-Christ s'est servi pour établir sa religion dans le monde; c'est-à-dire qu'elle doit être douce, pacifique, pleine de charité etc.’ Na een opsomming van de inhoud vervolgt hij: ‘Au reste on a ajouté à cette relation, celle du voyage de monsieur de Montauban, tant à cause qu'elle regarde les pays de l'Amerique, qu'à cause que cet capitaine des filbustiers a fait du bruit dans les nouvelles publiques, et que plusieurs personnes de bon goût ont demandé cette relation avec empressement. On la donne telle qu'on la reçue de Bordeaux à quelques petites negligences près qu'on a cru devoir corriger.’ Geheel in overeenstemming met dit voorwoord heeft Picart op de titelplaat de Spanjaarden veel bloeddorstiger en wreder voorgesteld dan Giffart dat deed op zijn prent.
Montauban (st. 1700) heeft, zoals vaker gebeurde, niet zelf zijn reisverhaal geschreven. De abbé Jules Bellet (1672-1752), middelpunt van het letterkundig leven te Bordeaux, was zeer geamuseerd door het wilde optreden van de matrozen van Montauban, die hun aandeel van de buit in vier Engelse koopvaardijvaarders in Bordeaux kwamen verbrassen. Hij liet zich door Montauban het gehele verhaal vertellen en schreef het daarna op en publiceerde het, waarschijnlijk in een zeer kleine oplaag, in 1697 te Bordeaux. (Vergel. Paul Courteault, ‘Un académicien de Province au dix-huitième siècle’ in de Revue hebdomadaire 23 nov. 1912, 474-495). Om zijn uitgaaf van las Casas nog wat aantrekkelijker te maken, voegde de Lorme er dit reisverhaal (p. 359-402) achter. Ook als toevoeging verscheen het in Engelse vertaling in uitgaven van 1698 en 1699 en langs deze omweg in Nederlandse vertaling in 1700.
| |
46 L'art de voyager utilement. Suivant la copie de Paris. A Amsterdam. Chez J. Louis de Lorme libraire sur le Rockin, à l'enseigne de la Liberté. 1698. 4 + 51 p. 12o.
K.B. 238 K 4, Bibl. Nat. Ol. 495.
[Titelpagina zwart. Ineengestrengelde figuur als vignet. Achterin: ‘A Amsterdam, de l'imprimerie de Daniel Boulesteys de la Contie, dans l'Eland-straat. 1598.’]
3-4-1698: advertentie zie vorig nummer.
15-4-1701 In beslag genomen als nadruk 1 exemplaar in vellen (ff 21743, 54vo).
Van de oorspronkelijke Franse uitgaaf, de 8e lettre van la Connoissance du monde, vond ik geen exemplaar, wel een bespreking in de Journal des sçavans van 28-3-1695, die duidelijk maakt dat deze twee uitgaven dezelfde tekst hebben (vergel. no. 9).
Van deze publicatie van de abbé J.B. de Chevremont had de Lorme de eerste twee of drie brieven nagedrukt, maar moet er daarna mee zijn opgehouden. Twee jaar na het verschijnen drukte hij de achtste en laatste brief echter na als afzonderlijke uitgaaf. In zijn ‘Avertissement’ die het boekje opent, zegt hij niet zeer waarheidsgetrouw, dat hij naast reisbeschrijvingen nu ook ‘des maximes pour voyager avec fruit’ gaat geven, die juist in Parijs zijn verschenen. Indien hij deze eerder had
| |
| |
ontvangen, zouden zij tezamen met de Relation des découvertes (vergel. no. 45) zijn gedrukt. Nu heeft men ze apart gedrukt, wat de moeite loonde, in hetzelfde formaat, opdat ze er gemakkelijk bijgevoegd konden worden. Hij vervolgt: ‘Si l'auteur suit son projet, et qu'il écrive comme il le promet, sur la politique de toutes les cours de l'Europe, on communiquera volontiers ce qu'il donnera sur une matiere si riche, persuadé qu'il ne sçauroit rien venir que de bon d'un homme si sçavant, et qui a de si bons memoires, pourvû qu'il ne s'éloigne pas de la moderation avec laquelle il faut toûjours parler des puissances, ce qu'on espere de sa sagesse.’
Inderdaad zijn de beide exemplaren van dit werkje, zoals in het bovengenoemde Avertissement wordt aangeraden, tezamen met het werk van las Casas gebonden. Het exemplaar van de U.B.A. van las Casas en Montauban heeft daarentegen dit werkje niet als toevoeging.
| |
47 La religion ancienne et moderne des Moscovites. Enrichie de figures. A Amsterdam, chez J. Louis de Lorme libraire sur le Rockin, à l'enseigne de la Liberté. 1698. 4 + 154 p. 8o.
U.B.A. 437 G 16, Bibl. Nat. M. 32640.
[Titelpagina zwart. Ineengestrengelde figuur als vignet. Zeven platen gesigneerd B. Picart.]
| |
La religion ancienne et moderne des Moscovites. Enrichie de figures. A Cologne, chez Pierre Marteau. 1698. 4 + 154 p. 8o.
U.B.A. 2779 D 3, Bibl. Nat. M 17706.
[Titelpagina zwart. Mand met bloemen als vignet (andere als vorige). Zeven platen gesigneerd B. Picart.]
| |
La religion ancienne et moderne des Moscovites. Enrichie de figures. A Cologne, chez Pierre Marteau. 1705. 4 + 154 p. 8o.
Bibl. Nat. M 17707.
7-4-1698 verkocht aan de la Feuille dit werk voor 8 st.
1698 in beslag genomen 138 exemplaren in baal uit Holland ‘venus par nouveauté’ en op 23-5-1698 2 exemplaren 8o ‘pour faire examiner’. De 138 zullen worden teruggegeven, indien het boek niet wordt toegelaten (ff 21743, 24 en 21930, 1).
1698 verbod van verkoop en in beslag genomen 1 exemplaar (ff 21743, 27 en 33vo).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de oorspronkelijke Duitse uitgaaf: ‘Universa religio ruthenica sive moscovitica. Freystad, gedr. bey J. Pieterssen. 1698. 12o.’
De U.B.A. bezit exemplaren van de uitgaaf in het Hollands: Religie der Muscoviters, oud tijds en hedensdaeghs met der selver wonderlijcke ceremonien, gewoonten, levens-wijs, etc. Nauwkeurigh ondersogt van een geleerd Hoogduytsch heer, en van hem uytgegeven. Nu vertaeld, en vermeerderd met veelerley seldsaeme sonderlingheden van Muscovien, en de Muscoviters. Vercierd met curieuse figuren. Tot Thiel, bij Jan van Leeuwen, boekverkooper. 1698. (aangekondigd 17-4-1698 in de Amsterdamse courant, besproken Boekzaal 1698 maart-april) en van een nieuwe titeluitgaaf van 1699.
| |
| |
De toeschrijvingen aan een auteur lopen zeer uiteen. Het pseudoniem Theophilus Wahrmund, dat gebruikt is, lost de Bibl. Nat. op als G.A. Schleissing (Schleussing of Schleusing), die in 1688 als G.A.S. een boekje over Rusland had uitgegeven. Jöcher daarentegen neemt aan, dat de schrijver Gottlieb Hosmann is, die echter grotendeels zou hebben geput uit een werkje van Michel von Oppenbusch (st. 1686), dat in 1667 was verschenen. Een uitvoerige beschouwing over het auteurschap is met 18de eeuwse hand voorin het exemplaar van de Hollandse uitgaaf van 1698 op de U.B.A. geschreven.
Wie de Franse vertaling voor de Lorme maakte, blijkt niet. Vergelijking van de staat van de prenten in de verschillende exemplaren leert, dat eerst de platen zijn afgedrukt voor de uitgaaf van Pierre Marteau van 1698, toen voor die van de Lorme van 1698 en daarna voor de editie in het Hollands, die tegelijk met de Franse verscheen. Uit dit laatste blijkt, dat de Lorme in goede verhouding stond tot Jan van Leeuwen. Die voegde in zijn uitgaaf nog enige platen toe en breidde de tekst nogal aanzienlijk uit. Zijn ‘Tweeden Druck’ van 1699 is een nieuwe titeluitgaaf, waaraan de reisbeschrijving van Adam Brand (vergel. no. 52) werd toegevoegd.
De drie verschillende uitgaven van de Lorme, twee op naam van Pierre Marteau (1698 en 1705) en een op zijn eigen naam, verschillen eveneens alleen in titel. De uitgaaf van 1705 was stellig om een oude voorraad beter op te ruimen. Waarvoor de verschillende exemplaren van 1698 bestemd waren, kan ik niet zeggen.
| |
48 Vergelijk voor een herdruk van de Memoires van madame la Comtesse D. van, 1698 (er staat 1598) no. 37.
49 Deze uitgaaf is waarschijnlijk tenslotte niet bij de Lorme uitgekomen.
17-4-1698: ‘J.L. de Lorme libraire à Amsterdam à la Liberté... imprime aussi la Relation du voiage de Mr. de Gennes cap. d'escadre des vaiss. du R.T.C. fait en 1695, 1696, et 1697 aux côtes d'Afrique, Détroit de Magellan, Brezil, Cayenne et Isles Antilles. Enrichie d'un grand nombre de figures dessinées sur les lieux. 12.’ (Gaz.).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de oorspronkelijke Franse uitgaaf: Relation d'un voyage fait en 1695. 1696. et 1697. aux côtes d'Afrique, Détroit de Magellan, Brezil, Cayenne et Isles Antilles, par une escadre des vaisseaux du Roy, commandée par M. de Gennes. Faite par le sieur Froger ingenieur volontaire sur le vaisseau le Faucon Anglois. Enrichie de grand nombre de figures dessinées sur les lieux. Imprimée par les soins et aux frais du sieur de Fer, geographe de monseigneur le Dauphin. A Paris, dans l'Isle du Palais, sur le Quay de l'Horloge, à la Sphere Royale, et chez Michel Brunet, dans la Grande Salle du Palais, au Mercure Galant. 1698. Avec privilege du Roy. 12 + 219 + 1 p. 12o (priv. van 15-10-1697 voor de Fer voor dit werk voor 8 jaar, gereg. 21-10-1697, ach. d'impr. 9-1-1698. Achterin: ‘de l'imprimerie de Gilles Paulus-du-Mesnil. 1698.’ Platen en kaarten ongesigneerd of ‘C. Inselin sculps.’).
Het Br. M. bezit een blijkbaar zelfde uitgaaf met adres G. Saugrain Paris 1698.
De Bibl. Nat. en het Br. M. bezitten exemplaren van de tweede druk met dezelfde platen, met adres: A Paris, chez Nicolas le Gras, au troisième pilier de la Grande Salle du Palais, à l'L Couronnée. 1699. Avec privilege du Roy. 12 + 219 + 1 p. (aan het bovengenoemde priv. is hier toegevoegd, dat het door de Fer aan Nicolas le Gras is afgestaan volgens accoord tussen hen beiden, ach. d'impr. 18-3-1699).
De U.B.L. en het Br. M. bezitten exemplaren van de Amsterdamse uitgaaf, met titel die geheel gelijkluidend is
| |
| |
aan die van de Parijse uitgaaf en adres: ‘A Amsterdam, chez les héritiers, d'Antoine Schelte. 1699.’ 12 + 227 p. 12o (Titelpagina zwart. Vignet ‘quaerendo’. Titelplaat gesigneerd ‘J. Lamsvelt fe.’, andere platen niet gesigneerd).
Nov.-dec. 1698 aankondiging van dit werk in de Boekzaal (p. 551).
Maart 1699 bespreking van dit werk in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 328).
De Bibl. Nat. en het Br. M. bezitten een tweede Amsterdamse uitgaaf, met iets gewijzigde titel en adres: ‘A Amsterdam, chez l'Honoré et Chatelain. 1715.’ 8 + 227 p. 12o.
François Froger (geb. 1676), de jeugdige reisgenoot van de Gennes, kwam vrij kort na de bovengenoemde reis met zijn verhaal. Zodra het in zijn bezit kwam heeft de Lorme geadverteerd dit te zullen drukken om zich zo de rechten te verwerven. Uiteindelijk is het aan het einde van dat jaar bij de erven van Anthony Schelte uitgekomen. Of de Lorme in die uitgaaf nog deel had, blijkt niet. Wel is zeker, dat er enig contact tussen hem en de erven van Anthony Schelte bestond (vergel. daarvoor no. 55).
| |
50 Abregé de la nouvelle methode presentée au Roy pour apprendre facilement la langue Latine contenant les rudiments reduits en un nouvel ordre avec de petites regles pour bien decliner et conjuger et les regles des genres, des declinaisons, des preterits de la syntaxe, de la quantité et des accens Latins mises en François dans un ordre tres-clair et tres-abregé. Nouvelle edition. Enrichie d'un traité des particules Françoises, très utile aux enfans pour leur apprendre à composer en Latin et d'un recueil de quelques mots plus communs traduit en Latin. Par messieurs de Port-Royal. Suivant la copie imprimée à Paris. A Amsterdam chez J.L. de Lorme, sur le Rockin à la Liberté. 1698. 10 + 350 p. 12o.
Br. M. 827. c. 17. (1.).
[Titelpagina rood-zwart. Gestyleerd bladfiguurtje als vignet.]
17-4-1698: ‘J.L. de Lorme libraire à Amsterdam à la Liberté avertit les libraires qu'il imprime l'Abrégé de la nouvelle methode Latine de mrs. de Port Royal; le Sr. Eug. Henri Fricx libraire à Bruxelles lui aiant cedé son droit de copie suivant l'accord fait entre-eux. 12.’ (Gaz.).
24-9-1698 verkocht aan de la Feuille dit werk voor 18 st.
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de Franse uitgaaf van 1696: Abregé de la nouvelle methode presentée au Roy, pour apprendre facilement la langue Latine: contenant les rudimens reduits en un nouvel ordre; et les regles des genres, des declinaisons, des preterits, de la syntaxe, de la quantité, et des accens Latins, mises en François dans un ordre trés-clair et trés-abregé. Nouvelle edition, reveuë et corrigée de nouveau. A Paris, chez Denys Mariette, rue Saint Jacques, prés les Mathurins, à Saint Augustin. 1696. Avec privilege du Roy. 408 p. (eerste priv. van 28-1-1655 voor Antoine Vitré voor 20 jaar, door hem afgestaan aan Pierre le Petit volgens accoord tussen hen beiden, 22-6-1673 voor 10 jaar verlengd, 3-8-1675 verlengd voor Pierre le Petit o.a. dit privilege voor 50 jaar wegens het verbranden van zijn magazijn op 21-3-1675, welke 50 jaar zullen ingaan 28-1-1686).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de Brusselse uitgaaf van 1677: Abregé de la nouvelle methode presentée au Roy, pour apprendre facilement la langue Latine: contenant les rudimens, reduits en un nouvel ordre. Avec de petites regles pour bien decliner et conjuguer et les regles des genres, des declinaisons, des preterits, de la syntaxe, de la quantité, et des accens Latins. Mises en François dans un ordre tres-clair et tres-abregé. Nouvelle edition. Enrichie d'un traité des particules Françoises, tres-utile aux enfans pour leur apprendre à composer en
| |
| |
Latin, et d'un recueil de quelques mots les plus communs traduits en Latin. Suivant la copie imprimée a Paris, a Bruxelles chez Eug. Henry Fricx, à l'Enseigne de l'Imprimerie. 1677. 10 + 70 + 256 + 94 p. 8o (octrooi van 27-11-1675 voor E.H. Fricx van de koning van Spanje voor dit werk voor 6 jaar).
Het Br. M. bezit een exemplaar van de Amsterdamse uitgaaf van Estienne Roger van 1709, welke een afwijkend zetsel heeft van de bovengenoemde uitgaaf van de Lorme.
Dom Claude Lancelot (1615-1695), de leider van de school van Port-Royal, verwierf grote bekendheid door zijn nieuwe systeem van taalonderricht. Zijn werken op dit gebied zijn alle vele malen herdrukt en nagedrukt, ook in vertaling. Zijn nieuwe systeem voor het Latijn verscheen de eerste maal in 1644, in 1656 ook in verkorte vorm (Nicéron XXXV). Bij wijze van schadeloosstelling bij een brand kreeg de toenmalige bezitter van het privilege in 1675 verlenging voor een zeer lange periode en wel van 50 jaar. Uiteraard belette dit de bekende uitgever van Port-Royal, E.H. Fricx te Brussel, niet in hetzelfde jaar octrooi voor dit werk van de koning van Spanje te vragen. Zijn uitgaaf is, zoals uit de titel blijkt, uitgebreid met een geheel nieuw gedeelte, dat 94 pagina's beslaat. De Franse uitgaven, die van later dateren, namen deze toevoeging niet over.
De Lorme heeft de uitgaaf van Fricx herdrukt en wel met diens toestemming, zoals de advertentie in de Amsterdamse Franse courant ons leert.
| |
51 Conference de monsieur le Brun premier peintre du Roy de France, chancelier et directeur de l'Academie de Peinture et Sculpture. Sur l'expression generale et particuliere. Enrichie de figures gravées par B. Picart. A Amsterdam, chez J.L. de Lorme, sur le Rokin. Et a Paris, chez E. Picart le Rom. rue S. Jacques, au Buste de Monseigneur. 1698. 4 + 24 + 61 p. 12o.
Bibl. Nat. V 23892, Br. M. 1043. d. 13.
[Titelpagina zwart. Gestyleerd figuurtje als vignet. 41 platen.]
| |
Conference de monsieur le Breun, premier peintre du Roy de France, chancelier et directeur de l'Academie de Peinture et Sculpture, sur l'expression generale et particuliere. Enrichie de figures. A Amsterdam. Chez J.L. de Lorme sur le Rokin. 1718. 4 + 24 + 61 p. 12o.
Bibl. Nat. V 23893 en V 29363.
[Titelpagina zwart. Ineengestrengelde figuur als vignet. 41 platen.]
April 1698 in de catalogus in no. 45 wordt dit werk aangeboden. Het moet dus vóór april 1698 zijn verschenen.
27-4-1699 bespreking van dit werk in 12o à Amsterdam 1698 in de Journal des sçavans (p. 307).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van een Amsterdamse nadruk: Méthode pour apprendre à deviner les passions, proposée dans une conférence sur l'expression génèrale et particulière, par M. le Brun. Amsterdam François van der Plaats. 1702. 4 + 16 + 47 p. 12o, 42 platen (23-5-1702 aankondiging van verschijnen in de A.C., sept.-oct. 1702 aankondiging in de Boekzaal, p. 372).
| |
| |
De U.B.A. bezit een exemplaar van een vertaling van deze nadruk: Afbeelding der hertstogten, of middelen om dezelve volkomen te leeren afteekenen, door de heer le Brun, eerste schilder des Konings van Vrankrijk, kanzelier en bestierder der koninklijke oeffenschool in de schilder en beeldhouwkonst. In Nederduits vertaalt door F. de Kaarsgieter. Verrijkt met een groot getal zeer fraay getekende konstplaaten. Tot Amsterdam, bij François van der Plaats, boekverkooper in de Gaapersteeg. 1703. 14 + 55 + 1 p. 8o, 43 platen (Titelpagina zwart. Vignet van een zaaier met opschrift: ‘Labor hic tibi proderit olim.’ Titelplaat gesigneerd: ‘J. Goeree delin. P. Sluyter sculp.’).
Het Rijksmuseum Amsterdam bezit een exemplaar van een tweede druk van deze vertaling in het Hollands: ‘Tot Amsterdam bij Zacharias Verbeek, boekverkooper op de Zeedijk, over de Molesteeg, in de Lutherse Nieuwe Bijbel. 1728.’ Deze heeft dezelfde 43 platen.
De U.B.A. bezit een exemplaar van een nieuwe titeluitgaaf van de oorspronkelijke druk van 1698: ‘Conference de monsieur le Brun, premier peintre du Roi de France, chancelier et directeur de l'Academie de Peinture et Sculpture, sur l'expression generale et particuliere des passions. Enrichie de figures gravées par B. Picart. A Amsterdam, chez Prosper Marchand, libraire, dans le Nes, à l'Enseigne de l'Etoile. 1711. 4 + 24 + 61 p. 12o (Titelpagina zwart. Berglandschap met ster als vignet en opschrift ‘Inter omnes’, gesigneerd ‘B. Picart delin. 1711’. 50 platen).
De K.B. bezit een exemplaar van een andere nieuwe titeluitgaaf van de oorspronkelijke druk van 1698: ‘Conference de monsieur le Brun, premier peintre du Roi de France, chancelier et directeur de l'Academie de Peinture et Sculpture, sur l'expression generale et particuliere des passions. Enrichie de figures gravées par B. Picart. Seconde edition augmentée de plusieurs testes. A Amsterdam, chez Bernard Picart, sur le Singel, vis à vis le marché aux pommes à l'Etoile. 1713. 4 + 24 + 61 p. (Titelpagina zwart. Vignet als in vorige uitgaaf. 38 platen, waarvan 5 uitslaande met 19 voorstellingen en 33 met 1 voorstelling).
In het begin van 1678 hield de beroemde schilder Charles le Brun (1619-1690) de bovengenoemde voordracht voor de Academie te Parijs. Op 9-2-1678 werden aan Colbert, die toen de Academie bezocht, de daarbij behorende tekeningen getoond. Hij moedigde le Brun aan deze te laten graveren. (H. Jouin, Charles le Brun et les arts sous Louis XIV. Paris 1889, 300-304). Tijdens het leven van le Brun is dit waarschijnlijk echter niet meer geschied. Het Rijksmuseum te Amsterdam bezit een uitgaaf in oblong ‘Caracteres des passions gravés sur les desseins de l'illustre monsr le Brun. Par S. le Clerc. A Paris chez Jeaurat au bas des fossez S. Victor. Avec privilege du Roy’, dat 19 platen met telkens drie hoofden bevat, maar geen tekst. Waarschijnlijk is dit een 18de eeuwse uitgaaf: Edme Jeaurat, een graveur, trouwde in 1722 Marie le Clerc, de dochter van de bovengenoemde Sébastien le Clerc, C.A. Jombert vermeldt echter in zijn Catalogue raisonné de l'oeuvre de Sebastien le Clerc, chevalier romain (Paris 1774), II 109, een andere uitgaaf, die volgens hem van 1696 moet dateren: ‘A Paris, chez N. Langlois, rue Saint-Jacques, à la Victoire.’ Het was waarschijnlijk deze uitgaaf, die werd nagedrukt te Amsterdam door P. Schenck als Effigies et repraesentatio affectionum animi juxta delineationes! D. le Brun a D. Clerico aeri incisae (tevens met Hollandse en Duitse titel), waarvan het Rijksmuseum en het Prentenkabinet te Leiden ieder een exemplaar bezitten.
Bernard Picart was een leerling van Sebastien le Clerc (1637-1714) en het is daarom begrijpelijk, dat hij, toen hij kort daarna de beroemde tekeningen van le Brun in gravure overbracht, deze niet als een gewone uitgaaf in Frankrijk kon laten verschijnen. Eind september van het jaar 1696 maakte hij een reis naar Antwerpen en vandaar kwam hij in het voorjaar 1697 naar Amsterdam. Pas in december 1698, na de dood van zijn moeder, keerde hij terug naar Parijs. Dit leest men in zijn levensbeschrijving achterin de uitgaaf van zijn Impostures innocentes, die in 1734 bij zijn weduwe het licht zagen.
| |
| |
In Amsterdam werkte hij o.a. voor Pierre Mortier, zoals wij reeds zagen en zoals ook de bovengenoemde beschrijving speciaal meedeelt. Over de uitgaaf van het werk van le Brun leest men er het volgende: ‘Après quoi, il y fit imprimer le discours et les figures d'une conférence de Charles le Brun sur les passions, qui lui étoient tombez entre les mains avant son départ de Paris, et dont il avoit commencé d'y graver les figures; et en ayant encore recouvré depuis 12 nouvelles, il les y ajouta en 1712. C'est un ouvrage des plus utiles pour ceux qui s'appliquent au dessein, à la peinture, et à la gravure, et qui répond très bien à la belle réputation de son auteur.’
Deze Amsterdamse uitgaaf vertoont een zeer uitzonderlijke titelpagina, met een Amsterdams en een Parijs adres naast elkaar. Gemeenschappelijke uitgaven van boekverkopers uit verschillende landen kwamen toen reeds voor, maar daarbij werden de exemplaren verdeeld en zette ieder van de deelnemers zijn naam en adres op zijn eigen exemplaren. Het is mogelijk, dat in dit geval ook exemplaren met een titel, die alleen het adres van de Lorme gaf, zijn verschenen. Enschedé maakt melding van een dergelijk exemplaar en ook de Journal des sçavans noemt in de bespreking uitsluitend Amsterdam en niet Parijs. Deze exemplaren zullen dan misschien speciaal voor Frankrijk bestemd zijn geweest; het boek was immers niet voorzien van het voor Frankrijk vereiste privilege.
In ‘Le libraire au lecteur’ leest men, dat le Brun zelf tot een publicatie zou zijn overgegaan, wanneer de dood hem niet voor was geweest. Verschillende manuscripten doen de ronde, maar met veel fouten en zonder platen. De tekeningen van le Brun worden gedeeltelijk elders bewaard. De gravures voor deze uitgaaf maakte Picart naar de originelen of naar goede copieën. Vele gravures zijn niet voltooid, omdat hij er niets aan heeft willen toevoegen. Tenslotte deelt de libraire nog mee, dat hij van een andere voordracht van le Brun, over de phisionomie, geen goed exemplaar heeft kunnen bemachtigen, zodat hij er alleen een verkorte weergaaf van opneemt, in de hoop op den duur nog eens de oorspronkelijk uitgesproken tekst met de platen uit te kunnen geven.
Pierre Marcel neemt aan, dat Bernard Picart zelf deze verkorte weergaaf maakte. Het origineel is niet meer voor den dag gekomen. (Pierre Marcel, Charles le Brun, p. 124). Daartegenover staat, dat thans nog het oorspronkelijke exemplaar van de Expression générale bewaard is, dat echter de titel draagt Traité des passions.
Vermoedelijk werden de exemplaren verdeeld tussen de beide uitgevers, Jean Louis de Lorme te Amsterdam en Estienne Picart te Parijs, de vader van Bernard. Snel uitverkocht zijn zij stellig niet, zoals uit het volgende blijkt.
In 1718 verscheen een nieuwe geheel ongewijzigde titeluitgaaf van een aantal overgebleven exemplaren met het adres van de Lorme te Amsterdam, die al zeven jaar eerder die stad had verlaten. Wie deze nieuwe titeluitgaaf verzorgde kan ik niet zeggen.
Bernard Picart kwam in het begin van het jaar 1710 met Prosper Marchand van Parijs naar Holland en vestigde zich al spoedig tezamen met hem als boek- en prentverkoper te Amsterdam. Ook hij moet nog hebben beschikt over een aantal vellen van de uitgaaf van 1698 en over de oude koperplaten. Daarvan bereidde hij een nieuwe uitgaaf voor. Directe vergelijking van deze nieuwe uitgaaf met de oude was mij niet mogelijk. Ik meen echter uit zetfouten (bijv. op pag. 55 momsieur) te mogen concluderen, dat het zetsel van 1698 - dat wil stellig zeggen vroeger afgedrukte vellen - werden gebruikt. De platen daarentegen werden niet ongewijzigd overgenomen. In de oeuvre- | |
| |
catalogus van Picart leest men het volgende: ‘Les caracteres des passions in 12 en 53 têtes d'après le Brun, avec une conference ou discours academique du même; les 41 premieres gravées en 1696 et 1697 et les 12 dernieres en 1710 et 1711.’ Niet alleen voegde Picart twaalf nieuwe gravures toe, maar ook bracht hij enkele kleine wijzigingen aan op de reeds bestaande koperplaten, vooral in de letters. Op de nieuwe titelpagina vermeldde hij ‘Seconde edition augmentée de plusieurs testes’.
Prosper Marchand, die lid van het gilde was en het hoofd van de zaak, zodat waarschijnlijk daarom het boek op zijn naam verscheen, heeft dit kennelijk niet goedgekeurd. Men ziet, hoe de titelpagina afgeknipt is juist boven de mededeling ‘Seconde edition’ etc. Een later opgeplakt stuk papier geeft het vignet en adres van prosper Marchand met jaartal 1711, zonder enige vermelding over een editie. Tegen die nieuwe titeluitgaven werd van wetenschappelijke zijde voortdurend geijverd, zoals wij o.a. bij no. 66 zullen zien. Prosper Marchand was het daarmee geheel eens en in de Journal literaire, die hij redigeerde, fulmineerde hij daar dan ook hevig tegen (1713, I 325). Naar aanleiding van de bespreking van de Description du royaume de Siam par M. de la Loubere. Nouvelle Edition, revûë et corrigée. A Amsterdam, chez Gerard Onder de Linden, 1713, waarvan hem te laat was gebleken, dat het een nieuwe titeluitgaaf van een product van Wolfgang van 1691 was, beloofde hij zijn lezers van tijd tot tijd een lijst van nieuwe titeluitgaven en ook van drukken, waarin in strijd met de titel niets was vermeerderd of verbeterd. Of deze belofte te moeilijk was om gestand te doen of dat hij de boekverkopers achteraf niet te zeer in het harnas wilde jagen, kan ik niet zeggen. Een feit is echter, dat ik in de volgende jaargangen van de Journal literaire geen dergelijke lijst aantrof. Hij had daarop immers ook zijn grote vriend Picart moeten vermelden. Want juist in 1713 kwam die met de ditmaal niet weggeknipte ‘Seconde edition augmentée de plusieurs testes’ van het werk van le Brun, voorzien van zijn adres. Marchand was toen opgehouden met zijn boek- en prenthandel en Picart was gildelid geworden en dreef voortaan alleen zijn zaak.
Vergelijking van de exemplaren van 1711 en 1713 was mij wel mogelijk. Er zijn in deze laatste nog meer letters en cijfers op de platen toegevoegd en enkele hoofden zijn nog meer uitgewerkt. Picart moet er dus ook in deze jaren nog aan hebben verbeterd. Dat de uitgaaf van 1711 50 afbeeldingen heeft en die van 1713 52 is waarschijnlijk van geen betekenis. Volgens de oeuvre-catalogus moesten beide drukken 53 platen hebben; waarschijnlijk zijn de ontbrekende dan ook bij het binden vergeten. Het exemplaar van de uitgaaf van 1713 van de K.B., het enige dat ik in handen had, vertoont daarenboven nog de kenmerken van slordigheid in de werkplaats van de drukker. De platen zijn op elkaar gelegd, toen de inkt nog niet droog was, en telkens vindt men lijnen van de ene plaat op de andere terug. Ook dit zal echter waarschijnlijk niet bij alle exemplaren het geval zijn. Bij beide uitgaven vindt men op de p. 21-24 in hetzelfde handschrift in margine van de tekst verwijzingen naar de platen. Deze verbetering van het boek was niet gesproten uit een bedenksel van Picart of Marchand, maar overgenomen uit een soortgelijke uitgaaf, die intussen het licht had gezien.
De Amsterdamse boekverkoper François van der Plaats was in 1702 ook met een uitgaaf van le Brun's werk gekomen. Wat de tekst betreft was dit stellig een nadruk van de uitgaaf van 1698. De koperplaten hiervoor werden echter opnieuw gegraveerd, meest in omgekeerde richting. Waarschijnlijk geschiedde dit door Pieter Sluyter, wiens naam op de titelplaat van de Hollandse
| |
| |
uitgaaf vermeld staat. In 1703 kwam François van der Plaats namelijk met een vertaling in het Hollands, door François de Kaarsgieter. Deze uitgaaf - de Franse uitgaaf van van der Plaats had ik zelf niet in handen - geeft enige toevoegingen op de uitgaaf van 1698. Dat zijn behalve een opdracht door de Kaarsgieter aan Jonas Witsen van 20-9-1702, een wat gewijzigde ‘Aan den Lezer’ en een vers van Daniel Willink een ‘Korte levensbeschrijving van de heer Karel le Brun’ en achteraan een ‘Bericht voor den boekbinder om de plaatsen op zijn plaats te stellen’, die tevens dienst doet als opgaaf van illustraties. Tenslotte zijn hier nog in margine van de tekst verwijzingen naar de platen gedrukt, welke zoals wij zagen Marchand en Picart in hun latere uitgaven met inkt overnamen. Het geheel is door dit alles overzichtelijker geworden dan in de oorspronkelijke uitgaaf.
De platen van de uitgaven van Picart of de Lorme en die van van der Plaats vertonen veel overeenkomsten, maar ook veel verschillen. Van Picart weten wij, dat hij naar copieën, waarschijnlijk van le Clerc, werkte en naar originelen. Le Clerc had niet alleen de oorspronkelijke tekeningen van le Brun overgenomen, maar ook profielen getekend ‘de têtes d'expression, pour les passions de l'ame’ naar schilderijen van le Brun, waarvan er volgens mededeling van Jombert 24 later in bezit waren van een zekere Mr. Paignon. Waarschijnlijk dunkt mij, dat de Hollandse kunstenaar Sluyter gewerkt heeft naar de gravures van le Clerc en van Picart. De tekeningen van le Clerc zal hij wel niet onder ogen hebben gekregen. Zoals te begrijpen vermeed van der Plaats angstvallig de naam Picart te noemen. Het nadrukken van een boek van een college uit eigen stad werd uiteraard niet toegejuicht.
Tenslotte nog iets over een Engelse vertaling. Deze Conference upon expression, die David Mortier tezamen met John Smith en Edward Cooper in 1701 in Londen het licht deed zien, wordt genoemd in H.R. Plomer, A dictionary of the printers and booksellers who were at work in England, Scotland and Ireland from 1668 to 1725. Ik vond geen exemplaar hiervan en kan daarom niet zeggen, of deze uitgaaf in samenwerking met de Lorme en Picart verscheen of niet. Onmogelijk is het eerste volstrekt niet, want sedert 1707 werkten de Lorme te Amsterdam en Mortier te Londen geregeld tezamen.
| |
52 Relation du voyage de Mr. Evert Isbrand envoyé de sa majesté czarienne a l'empereur de la Chine, en 1692, 93 et 94. Par le sieur Adam Brand. Avec une lettre de monsieur ***, sur l'etat présent de la Moscovie. A Amsterdam, chez Jean Louis de Lorme, libraire sur le Rockin, à la Liberté. 1699. 4 + 249 + 1 p. 8o.
U.B.A. 437 G 16 (1), Amsterdam Artis, Bibl. Nat. O2 n. 33.
[Titelpagina zwart. Ineengestrengelde figuur als vignet. Ongesigneerde titelplaat. Kaart met opschrift: ‘Tabula haec consensu amplissimi consulis D. Nic. Witsen ex ejus authenticis tabulis extracta’. Achterin: ‘Livres nouveaux, qui se trouvent chez J.L. de Lorme libraire à Amsterdam, à la Liberté.’]
| |
| |
14-8-1698: ‘J. Louis de Lorme, libraire à Amsterdam, imprime le Voiage fait en 1693, 1694 et 1695 de Moscou à la Chine par terre et par eau par le Sr. Ysbrand envoié, par le czar qui regne aujourd'hui en ambassade à la Chine; ce voiage contient plusieurs choses très curieuses et très remarquables qui ne se trouvent point dans aucune autre relation. in 8o.’ (Gaz.).
21-12-1698 verkocht aan de la Feuille dit werk voor 11 st.
Febr. 1699 bespreking van dit werk in de Nouv. de la rep. des Lettres (p. 212) en 24-8-1699 (er staat 1700, echter ten onrechte) in de Journal des sçavans (p. 634) met vermelding ‘se trouve à Paris chez Jean Boudot’.
1734 Changuion biedt dit werk 8o te koop aan (cat. Longus).
Van de oorspronkelijke uitgaaf in het Duits ken ik geen exemplaar: ‘Adam Brand. Beschreibung seiner grossen chinesischen Reise, welche er anno 1692, in der Suite des Herrn Eberhard Isbrandes Ides, von Moscau aus über Grosustiga, Siberien, Daurien und durch die grosse Tartarey, bis in China gethan. Frankfurt 1697. 8.’ (Aangehaald door Stuck I 45, die ook vermeerderde uitgaven te Berlijn 1712, Lübeck 1723 en Lübeck 1734 noemt). Het Br. M. bezit een exemplaar van een andere uitgaaf in het Duits: Beschreibung der Chinesischen Reise. Welche vermittelst einer Zaaris Gesandschaf durch dero Ambassadeur Herrn Isbrand ao. 1693, 94 und 1695 von Moscau über Grosz-Ustiga, Siberien, Dauren und durch die Mongolische Tartarey verrichtet worden: Und wes sich dabey begeben aus selbst erfahrner Nachricht mitgetheilet von Adam Brand. Hamburg. Bey Benjamin Schillern Buchhandlern im Dohm. 1698. Gedruckt bey Fried. Conr. Greflingen. 215 + 8 p. 12o. Voor de titels van de Engelse en Hollandse vertalingen vergelijke men Cordier IV 2466-2469. (De laatste vindt men besproken in de Boekzaal sept.-oct. 1698).
Eberhard Isbrandes Ides (st. ± 1700), geboortig van Glückstadt, reisde in de jaren 1692-1694 naar China in opdracht van de czaar en keerde in 1695 terug. Als gids op zijn reis diende hem de beroemde kaart, die door de Amsterdamse burgemeester Nicolaas Witsen was vervaardigd en in 1687 en opnieuw in 1692 als onderdeel van een boek over Tartarije was verschenen. Ides publiceerde zijn reisverslag niet, maar zond het aan Witsen, die het pas in 1704 bij François Halma in Hollandse vertaling het licht deed zien. Naar men zegt, was het de czaar niet aangenaam dat dergelijke zaken werden gepubliceerd. Witsen had dan ook zijn eigen uitgaven alleen aan vrienden gegeven en dan nog met de opdracht deze als strikt vertrouwelijk te beschouwen.
Een vrij onbelangrijke reisgenoot van Ides, de Duitse, aanvankelijk in Moskou gevestigde koopman Adam Brand, ging echter wel al spoedig tot publicatie van een verslag van deze reis over. Hij zond een excerpt aan Leibniz, die dit in Latijnse vertaling in zijn Novissima Sinica van 1697 opnam, hoewel hij in zijn brieven spreekt over de ‘stérilité de la relation du voyage de M. Isbrand’, welk oordeel door Witsen in een brief van 22-1-1699 werd onderstreept. (Müller 22). Een volledige uitgaaf in het Duits zag in 1697 in Frankfurt het licht. Zoals ik reeds zei, is daarvan voor zover na te gaan geen exemplaar bewaard, daar de oplaag blijkbaar zeer klein was. Het volgend jaar, in 1698, verscheen de boven aangehaalde Hamburgse druk, vermoedelijk een nadruk van de Frankfurtse uitgaaf. Noemde de eerste uitgaaf terecht 1692 als beginjaar van de ambassade, de Hamburgse druk spreekt van 1693. Die fout werd overgenomen bij alle vertalingen behalve bij de Franse van de Lorme. Aanvankelijk veronderstelde ik daarom, dat de Lorme zijn vertaling naar de Frankfurtse druk had gemaakt, maar zowel de bovenaangehaalde advertentie als de tijd van verschijnen maken het toch waarschijnlijker, dat dit naar de Hamburgse druk is gebeurd. De vertaler van de Lorme had blijkbaar een kritische geest en verbeterde de titel.
Het is te begrijpen, dat de Lorme, die enkele maanden eerder een werk over een enigszins verwant onderwerp had uitgegeven (vergel. no. 47), zich haastte dit werk ter perse te leggen. Wie het voor hem vertaalde blijkt niet en evenmin, wie de in de titel genoemde brief, gedateerd ‘A Amsterdam
| |
| |
le 30 octobre 1698’ (p. 193-249), schreef. Deze bevat een korte geschiedenis van Rusland, te beginnen met 1645 en eindigend met het jaar van verschijnen; vooral aan het bezoek van de czaar aan Holland en Amsterdam wordt veel aandacht geschonken. Een dergelijke toevoeging aan een vertaling of aan een gewone nadruk verhoogde uiteraard de verkoopbaarheid van het boek. Hetzelfde geldt voor de kaart, die in deze uitgaaf toegevoegd is bij pagina 183. Om de betrekkelijk kleine kaart niet te overbelasten zijn er geen namen op ingevuld, maar alleen cijfers, welke verwijzen naar de ‘Table a laquelle se rapportent les chiffres de la carte’, die afgedrukt is op p. 183-192. Daar deze ook data etc. opgeeft, dient zij tegelijkertijd als inhoudsopgaaf. In de Preface wordt zeer de lof gezongen van de tweede editie (dus van 1692) van de kaart van Witsen, die als voorbeeld heeft gediend. Op de kaart zelf ziet men, dat dit geschiedde met toestemming van Witsen, die zoals reeds werd gezegd, zeer terughoudend was met het verstrekken van zijn publicaties.
De titelplaat is, hoewel niet gesigneerd, waarschijnlijk toch het werk van Picart. Op zijn oeuvre-catalogus vindt men ‘le titre d'un voyage de Moscou à la Chine, in douze. 1697’, onder de werken ‘inventé, dessiné et gravé door hemzelf. Deze moet wel identiek zijn met de hier boven genoemde. Beckmann (II 463-471), die een uitvoerige beschouwing wijdt aan deze reisbeschrijving, wijst erop, dat de Franse vertaling niet letterlijk is, maar toevoegingen geeft, bijvoorbeeld op p. 115 een stuk over de Chinese muur.
De Engelse vertaling, die in 1698 gedrukt werd door D. Brown en T. Goodwin te Londen, heeft een geheel andere toevoeging, namelijk ‘With some curious observations concerning the products of Russia by H.W. Ludolf’. De Hollandse vertaling, die in de herfst van 1698 (vergel. bespreking Boekzaal) met het jaartal 1699 in Tiel bij Jan van Leeuwen verscheen, waarschijnlijk nog iets eerder dan de Franse vertaling, is gemaakt van de Engelse en heeft dan ook dezelfde toevoeging als deze. Werkten de Lorme en Jan van Leeuwen in 1698 samen wat de uitgaaf van de Religion ancienne et moderne des Moscovites betreft (vergel. no. 47), thans was dit dus natuurlijk niet het geval. Wel blijkt uit het feit, dat Jan van Leeuwen in 1699 een nieuwe titeluitgaaf van dat werk gaf, waaraan hij de reisbeschrijving van Brand toevoegde, dat ook hij een nauwe samenhang tussen beide zag. Ook de Lorme's beide drukken, die van één formaat zijn, vindt men dikwijs te zamen gebonden, zoals o.a. het exemplaar op de U.B.A.
Verwarringen van de reisbeschrijvingen van Brand en van Ides, verwarringen van de titels van de verschillende uitgaven van Brand en verkeerde aanhalingen daarvan maken dat men dikwijls onjuistheden in de litteratuur over de reisbeschrijving van Brand vindt. Ik ben daarop echter nooit nader ingegaan en heb deze zelfs niet vermeld, aangezien deze hier weinig ter zake doen.
Hier wil ik er alleen nog op wijzen, dat in tegenstelling tot de Duitse uitgaaf de Engelse, Franse en Hollandse blijkbaar nooit meer zijn herdrukt of nagedrukt. Waarschijnlijk was dat het gevolg van het verschijnen van het reisverslag van Ides zelf, dat veel beter was en ook in al die talen te krijgen. Zelfs geeft deel VIII van het Recueil des voyages au Nord (Amsterdam 1727), waarin een Franse vertaling van Ides' reisverslag te vinden is, daarbij in noten alle onjuistheden van de reis van Adam Brand.
| |
| |
| |
53 Mercurius Amstelaedams. no. 1. Amstelaedami. Apud Joannem Ludovicum de Lorme. Typrographum in fossa vulgo dicta het Rockin, juxta portam quae Petro sacra est. Exstant quoque venales in praecipuis Hollandiae urbibus. 1699.
Mercur. Amstel. no. 2. etc. (zie boven, hier echter typographum).
Mercurius Amstelaed. no. 3. etc (zie boven).
Gem. Arch. Amsterdam.
[Elk nummer heeft 4 pagina's, 4o. De afbeelding van de Mercurius bovenaan elk nummer vindt men precies hetzelfde op de volgende zeven nummers, no. 4-10, ook dezelfde letters zijn gebruikt. Het adres is dan: ‘Amstelaedami, apud Nicolaum ten Hoorn, typographum (no. 5-10 bibliopolam) in fossa ex transverso 't Heere Logement. Extant quoque venales in praecipuis Hollandiae urbibus.’]
11-2-1699: ‘Men siet hier een jonge Latijnse Mercurius Amstelaedamensis, die de roe al ontwassen is, wat sijne studien aengaet. Ik sie van 't borsje wat goeds tegemoet, hij verdiend dat men werk van hem maecke, voornamentlijk op universiteiten, want in de coffihuysen, etc. verstaet men gemeenlijk al zo weinig Latijn als te hoof, en daerom sal desen moedigen en geschikten jongen held daer sijn element niet vinden. De seldsaemheid verhoogd de waerdij der saeken: maer met de Mercurius schijnt het anders gelegen; hoe men ‘er meer koopt, hoe 't die patroon der negotianten beter in sijn kraem diend. De wijste en geleerdste boeken trekt men 't minst. Een weerlegging der gevoelens van Dominé Bekker werd tienmaal verkogt tegens de meditatien van Descartes niet eens. De eerste Latijnse Mercurius Hagiensis was ook geleerdelijk en opmerkelijk geschreven, maar hij vond geen ingang als bij goed Latinisten - en die zij der zo raer als de vroomen. Dese laatste is te bekomen compleet als mede de naïve Fransse; sonder te vergeten de drie volkome half jaeren van de Duytse Haegse Mercurius, wiens auteur onlangs wat op sijn paardetje geweest is; la colere est inseparable de l'innocence. Ik zie te gemoet, dat dese nieuwe Mercurius minder aenstoot van de Kabbens sal lijden als de Duytse, om dat de slecht-hoofden hem niet verstaen kunnen; de selve is maar voor de geleerden van de hooge vlugt. Nihil est ab omni parte beatum. Schrijft men wat gereleveerd en met eruditie, zo werd het werk minder getrocken; en maekt men een opstel voor de bagatellisten, die om slechte zaeken en loopjes wel 't hartelijkst met genoegen lachen, zo doed men te kort aan de glory, die sou kunnen verkregen werden, als men maar alleen componeerde voor Apollo en de negen musen, de welke in zaeken van wijsheid onfeilbaar zijn, gelijk de
paus in 't kerkelijke.’ (Haegse Mercurius no. 55).
Over dit genre Mercurius, een weekblad, dat politiek, actualiteiten, litteratuur, etc. half-spottend, half-ernstig behandelde, is voor zover ons land betreft slechts heel weinig gepubliceerd. Om een indruk ervan te geven, nam ik de bovengaande passage in zijn geheel op. In 's Gravenhage heeft dit soort geschrift het meeste succes gehad. Vandaar de gebruikelijke benaming Haagse Mercurius, die bleef bestaan, ook toen de Mercurius sedert mei 1699 werd gedrukt bij Frederik Helm te Amsterdam. De Hollandse Haegse Mercurius, die destijds werd geschreven door H. Doudijns, had in die jaren kennelijk nogal succes, o.a. blijkens het feit, dat in het nummer van 31-1-1699 het derde halfjaar van de Mercurius compleet te koop werd aangeboden. De Franse en Latijnse hadden slechts een korte levensduur, zoals, uit dezelfde advertentie blijkt: ‘ook de gesamentlijke 18 Fransse Mercures compleet; item de 10 Latijnse, mede voor een civile prijs.’
Wie de schrijver was van deze Mercurius Amstelaedamensis, waarvan de Lorme 3 nummers en Nicolaas ten Hoorn 7 nummers uitgaf, kan ik niet zeggen. Meende ik aanvankelijk, dat dit Gregorio Leti zou zijn geweest, thans ben ik daarvan geheel teruggekomen. Niet alleen, omdat Leti altijd
| |
| |
in het Italiaans schreef, maar ook omdat in nummer 9 een woordspeling op zijn naam en de dodenrivier de Lethe wordt gemaakt naar aanleiding van een zijner werken. Een vraag van C. & A., die de vier eerste nummers van dit blaadje bezaten, naar de schrijver van dit ‘literarisch-spectatoriaal tijdschrift’ in de Navorscher van 1852 (p. 252) bleef onbeantwoord.
In no. 7 wordt melding gemaakt van de dood van Joseph Ferdinand van Beieren, de Spaanse troonopvolger, die op 6-2-1699 stierf. Dit zelfde bericht vindt men in de Haegse Mercurius van 18-2-1699. Ik neem daarom aan, dat deze Mercurius van donderdag 19-2-1699 dateert (onder elk exemplaar staat: ‘Singulis Jovis diebus hi Mercurii hebdomadatim eduntur’). Dit zou dan meebrengen, dat op 8-1-1699 het eerste en op 12-3-1699 het laatste nummer is verschenen. De schrijver van de Haegse Mercurius, ervaren in deze zaken, had z'n concurrent, die in het Latijn schreef en dus alleen ‘voor de geleerden van de hooge vlugt’, niet veel succes voorspeld. Wij mogen aannemen, dat hij gelijk kreeg en dat de Mercurius in het Latijn net als zijn Haagse voorganger na 10 nummers werd stopgezet.
De druk was slordig of de zetters waren het Latijn niet goed machtig. Zo vindt men in het eerste nummer van typrographum gesproken, in het vijfde adres van biliopolam.
| |
54 Deze uitgaaf is waarschijnlijk tenslotte niet bij de Lorme uitgekomen.
9-7-1699: ‘J.L. de Lorme libraire à Amsterdam... fait traduire de l'Anglois les Lettres du chevalier Temple écrites pendant son ambassade à la Haye au conte d'Arlington et au chevalier Trevor secretaires d'etat, sous le regne de Charles II, où sont découvertes plusieurs choses qui avoient été cachées jusqu'à présent; tirées des originaux écrits de la propre main de feu M. Temple.’ (Gaz.).
9-7-1699: idem. (A.C.).
7-9-1699: ‘George Gallet imprime les Lettres de feu M. le chevalier Temple, certifiées de la propre main, traduites de l'Anglois, in 12.’ (Gaz.).
14-7-1710: ‘On trouve a la Haie chez Guillaume de Voys marchand libraire dans le Poten les Lettres de Mr. le chevalier Temple, écrites durant son ambassade à la Haie, au comte d'Arlington, et à Mr. le chevalier Jean Trevor sécretaire d'etat sous le règne de Charles II, dans lesquels sont découverts plusieurs secrets, qui avoient été cachés jusqu'à présent, publiés sur les originaux écrits de la propre main de l'auteur.’ (Gaz. en wel exemplaar van de Journal historique de Rotterdam).
Het Br. M. bezit een exemplaar van de oorspronkelijke uitgaaf in het Engels: Letters written by sir William Temple during his being ambassador at the Hague, to the earl of Arlington, and sir J. Trevor, secretaries of state to K. Charles II. Publish'd... by D. Jones. London 1699. 8o.
Juli en okt. 1699 aankondiging van verschijning en bespreking van dit werk in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 118-402).
De K.B. bezit een exemplaar van een Haagse uitgaaf van de Franse vertaling: Lettres de monsieur le chevalier Temple, ecrites durant son ambassade à la Haye, au conte d'Arlington, et à M. le chevalier Jean Trévor secretaires d'etat sous le régne de Charles II. Par M.D. Jones. Traduites de l'Anglois par ***. A la Haye, chez Meyndert Uytwerf, et Engelbrecht Boucquet, marchands libraires. 1700. 16 + 320 p. 12o.
Het is begrijpelijk, dat de Lorme belangstelling had voor de uitgaaf van brieven van Temple, van wie hij al eerder een boek had laten vertalen. Of hij zijn plan liet varen, omdat George Gallet, de meesterknecht van de Huguetans, hem voor was, of omdat hij lucht had gekregen van een dergelijke onderneming in 's Gravenhage, blijkt niet. Het boek verscheen in ieder geval bij de zwagers
| |
| |
Uytwerf en Boucquet aldaar. In hoeverre de Lorme en de Huguetans daar nog enig deel in hadden, kan ik niet zeggen. Men doet goed dit boek niet te verwarren met een uitgaaf, die in 1700 in Londen verscheen onder leiding van Jonathan Swift: Letters written bij sir W. Temple, baronet and other ministers of state, both at home and abroad. Een vertaling van dit boek van de hand van P.A. Samson verscheen nog in hetzelfde jaar bij Hendrik van Bulderen te 's Gravenhage.
| |
55 Histoire de la decouverte et de la conquete du Perou. Traduite de l'Espagnol d'Augustin de Zarate, par S.D.C. Tome Premier. A Amsterdam, chez J. Louis de Lorme, libraire sur le Rockin, à la Liberté. 1700. 38 + 307 p. 12o.
Idem. Tome Second. 6 + 408 p. 12o.
U.B.A. 706 E 25-26 en Bibl. Nat. 12o Ol. 765.
[Titelpagina's rood-zwart. Wolf met bijen bij boom en opschrift ‘quaerendo’ als vignet van deel I, ineengestrengelde figuur als vignet van deel II. Ongesigneerde titelplaat, 13 platen en kaart in deel I, alleen titelplaat in deel II.]
| |
Histoire de la découverte et de la conqueste du Perou. Traduite de l'Espagnol d'Augustin de Zarate, par S.D.C. Tome Premier. Seconde edition revuë et corrigée. A Amsterdam, chez J. Louis de Lorme, libraire sur le Rockin, à la Liberté. 1717. 38 + 307 p. 12o.
Idem. Tome Second. 6 + 408 p. 12o.
U.B.L. 395 F 24.
[Titelpagina's rood-zwart. Boeket bloemen als vignet van deel I, mand als vignet van deel II. Platen als boven.]
| |
Histoire de la découverte et de la conqueste du Perou. Traduite de l'Espagnol d'Augustin de Zarate, par S.D.C. Tome Premier. Seconde edition revuë et corrigée. A Amsterdam, chez Duvillard et Changuion. 1719. 38 + 307 p. 12o.
Idem. Tome Second. 6 + 408 p. 12o.
U.B.A. 1925 F 36-37.
[Titelpagina's rood-zwart. Gestyleerde figuurtjes als vignetten. Platen als boven, de kaart ontbreekt echter.]
16-4-1699: ‘J.L. de Lorme libraire à Amsterdam imprime actuellement... Histoire de la conquête et decouverte du Perou, traduite de l'Espagnol de Zarate. 12. 2 vol. fig.’ (Gaz.).
27-4 en 1-6-1699: Idem. (Gaz.).
9-7-1699: ‘J.L. de Lorme libraire à Amsterdam donnera incessament au public... l'Histoire de la découverte et de la conquête du Perou, 12. 2 vol. fig.’ (Gaz.).
9-7-1699: Idem. (A.C.).
| |
| |
Sept.-okt. 1699 bespreking van dit werk door Neocorus (p. 662).
2-10-1699 verkocht aan de la Feuille dit werk voor f 1.19.-.
Mei 1699 en jan. 1700 aankondiging, dat dit ter perse is bij de Lorme, en bespreking in de Nouv. de la Rep. des Lettres (p. 599 en 45).
8 en 15-2-1700 bespreking van dit werk ‘à Amsterdam et se trouvent à Paris chez Jean Boudot’ in de Journal des sçavans (p. 110 en 120).
17-3-1719: ‘Du Villard et Changuion, libraires dans le Kalverstraat à Amsterdam, ont imprimé et débitent actuellement... Histoire de la découverte et de la conquête du Perou, traduite de l'Espagnol d'Augustin de Zarate, 12o. 2 vol. fig.’ (Gaz.).
1721 Du Villard biedt dit werk 12 2 vol. fig. 1719 te koop aan (cat. Boursault).
1734 Changuion biedt dit werk 2 vol. fig. te koop aan (cat. Longus).
Brunet biedt dit werk in 12o 2 vol. te koop aan voor 5 l. (ff 21739, 52).
De Bibl. Nat. en het Br. M. bezitten exemplaren van de oorspronkelijke uitgaaf in het Spaans: Historia del descubrimiento y conquista del Peru... La qual escrivia Augustin de Çarate. En Anvers, Martin Nucio. 1555. 8o. De Bibl. Nat. bezit drie verschillende exemplaren van de Parijse uitgaaf van 1706: Histoire de la decouverte et de la conquête du Perou, traduite de l'Espagnol d'Augustin de Zarate. Par S.D.C. Tome Premier. A Paris, chez Michel Clousier, quay Malaquais, à la Charité. 1706. Avec privilege du Roy. 40 + 360 + 3 p. 12o. Tome Second. 6 + 519 p. 12o (appr. van 24-3-1703 (sic!), priv. van 21-12-1705 voor Charles Osmont voor dit werk voor 6 jaar, gereg. 30-12-1705).
Het tweede exemplaar heeft als adres: ‘A Paris, chez Jean et Michel Guignard, ruë S. Jacques, vis-à-vis la ruë du Plâtre, à l'Image S. Jean. 1706’. Een derde exemplaar heeft als adres: ‘A Paris par la compagnie des libraires. 1706.’ Palau 1e ed. III 250 noemt ook nog Chevalier als uitgever in 1706.
De Bibl. Nat. en de K.B. bezitten exemplaren van een herdruk van 1716: ‘A Paris, par la compagnie des libraires. 1716. Avec privilege du Roy.’ ‘A Paris chez Guillaume Cavelier, Grand'Salle du Palais, à l'Ecu de France. Henry Charpentier, Grand'Salle du Palais, au bon Charpentier. Michel Guignard, et Claude Robustel, ruë S. Jacques, à l'Image S. Jean. Hilaire Foucault, ruë S. Jacques, dans la Vieille Poste. Michel David, quay des Augustins, à la Providence. Charles Osmont, ruë S. Jacques, à l'Ecu de France. Michel Clouzier, quay de Conty, à la Charité. Jean Geoffrey Nion, quay de Conty, au nom de Jesus. Pierre Ribou, quay des Augustins, à l'image S. Louis. Michel Estienne David, quay des Augustins, au Prophete Royal. I 40 + 360 p. 12o. II 8 + 479 p. 12o (met appr. van 14-3-1703 en priv. van 7-4-1712 voor Henry Charpentier, gereg. 4-5-1712).
15-3-1705 dit werk Amsterdam 1700 aangeboden door Osmont te Parijs voor priv. gen., 19-3-1705 ter beoordeling aan de Vertot, 24-3-1705 approbation simple, 2-4-1705 priv. gen. voor Osmont voor 6 jaar toegestaan (ff 21940, 352).
Aug. 1711 bespreking van dit werk Paris 1706 in de Journal de Trevoux (p. 1436).
In 1555 verscheen een werk van Augustin de Zarate, een Spaanse historicus, over Peru. Het werd o.a. in 1581 in het Engels uitgegeven, maar voor zover na te gaan niet in het Frans vertaald. Toen Du Bos in 1699 in Amsterdam was en naar een exemplaar van Zarate zocht, hoorde hij daar dat een herdruk in het Frans zou verschijnen. De vertaler was geen refugié, maar een werkelijke Fransman, S. de Broë seigneur de Citry et de la Guette, die tussen 1679 en 1699 een aantal werken bij Parijse uitgevers in het licht had gegeven. Hoe hij aan de Lorme of omgekeerd kwam, kan ik niet zeggen. In de Préface vertelt hij, dat wegens het succes van een vertaling van een werk van Antonio de Solis (ook van zijn hand en voor het eerst verschenen te Parijs in 1691) over Mexico hij nu overgegaan is tot de vertaling van dit werk. Zij is bedoeld voor lezers, die geen Spaans kennen; de taak van een vertaler ziet hij van zeer wetenschappelijk oogpunt uit.
Het merkwaardige van de uitgaaf van de Lorme is, dat hij voor deel I een drukkersmerk van een andere uitgever gebruikte. De bekende boekverkoper Abraham Wolfgang had in latere jaren vaak dit merk van een wolf, omzwermd door bijen en honing snoepend bij een boom, met het opschrift
| |
| |
‘quaerendo’, gebruikt. Na zijn dood in 1694 was het overgenomen door de zoons van zijn vrouws zuster, genaamd Schelte. Ik noemde het reeds bij een druk van 1699 op naam van de erven Anthony Schelte (vergel. no. 49). Het drukkersmerk, dat de Lorme bezigde, was afgedrukt van een stempel, die nog in 1699 door de erven Schelte was gebruikt. Dat blijkt o.a. uit les Promenades de Mr. le Noble, een nadruk van een Parijse uitgaaf van de ‘Héritiers d'Antoine Schelte’ van 1699-1700. De 2de-6de Promenade, die het jaartal 1699 dragen (de eerste Promenade staat op naam van George Gallet), hebben het drukkersmerk, dat de Lorme voor deel I van de Zarate nam, de 7de-12de Promenade, die het jaartal 1700 dragen, hebben dezelfde voorstelling, echter afgedrukt van een ander stempel. Achterin vindt men een catalogus van nieuwe boeken, onmiskenbaar alle uit het fonds van de erven Schelte.
Waarschijnlijk heeft de Lorme dus voor deze druk op de een of andere wijze met de erven Schelte samengewerkt. Minder aannemelijk lijkt het mij namelijk, dat hij toevallig in het bezit van een oude stempel zou zijn gekomen en deze bij wijze van mystificatie hebben gebruikt.
De net als de andere platen ongesigneerde titelplaat is stellig gemaakt naar een ontwerp van Picart. Op zijn oeuvre-catalogus lezen wij bij de ontwerpen, die hij niet zelf heeft gegraveerd: ‘Le titre de l'histoire de la conquete du Perou à Paris 1700.’ Daar de Parijse uitgaaf pas in 1706 verscheen, moet dit ‘à Paris’ een vergissing zijn.
In 1717 verscheen een nieuwe titeluitgaaf van deze druk, zoals dat ook het geval was met enkele andere uitgaven van de Lorme. Wie toen in het bezit was van vellen van de oude oplaag en de nieuwe titeluitgaaf verzorgde, blijkt niet. In 1719 kwamen Du Villard en Changuion met een herdruk, die echter zoals vaak voorkwam, waarschijnlijk met het oog op de platen, precies dezelfde bladindeling had. De gravures werden gedrukt van dezelfde koperplaten als de gravures van de uitgaaf van 1700.
De Parijse nadruk had niet alleen een andere bladindeling, maar ook nagegraveerde platen, in omgekeerde richting.
| |
56 La femme poussée a bout. Comedie, traduite de la piece Angloise intitulée ‘The provok'd wife’. Sur l'imprimé de Londres, chez Jan Wite. 1700. 4 + 212 p. 12o.
Bibl. Nat. 8o Yth 6815.
2-11-1699 verkocht aan de la Feuille 2 exemplaren van dit werk voor 5 st. per stuk.
1716 Du Villard biedt dit werk 12o te koop aan (cat. La Placete).
De Easter Term Catalogue van 1697 noemt: ‘The provok'd wife. A comedy’.
Dit werk wordt toegeschreven aan de Engelse militair, architect en toneelschrijver John Vanbrugh (1672-1726), die van 1-2-1692 tot 12-11-1692 wegens spionnage in de Bastille gevangen zat. De catalogus van de Bibl. Nat. zet de vertaling op naam van de Saint-Evremond.
| |
| |
De Lorme verkocht deze druk, die onmiskenbaar Hollands is, blijkbaar direct bij het verschijnen aan de la Feuille, tegelijk met enkele uitgaven van hemzelf. Op de lijst van boeken, die hij aan de la Feuille verkocht, komen echter ook wel eens drukken van anderen voor. Zekerheid, dat dit een uitgaaf van hemzelf is, bestaat dus niet.
| |
57 Historia cultus Sinensium seu varia scripta de cultibus Sinarum, inter vicarios apostolicos Gallos aliosque missionarios, et patres societatis Jesu controversis, oblata Innocentio XII. pontifici maximo et sacrae congregationi eminentissimorum cardinalium dirimendae huic causae praepositorum: adjuncta appendice scriptorum patrum societatis Jesu de eadam controversia. Dominum Deum tuum adorabis, et illi soli servies. Matth. IV 10. Coloniae, 1700. 8 + 676 + 10 p. 8o.
U.B.A. 463 G 5, Bibl. Nat. O2 n. 389.
[Titelpagina zwart. Vaas met bloemen als vignet. Franse titel heeft in plaats van ‘Historia cultus Sinensium’: ‘Causa Sinensis’.]
9-7-1699: ‘J.L. de Lorme libraire à Amsterdam donnera incessament au public... Historia cultus Sinensium etc. 8.’ (Gaz.).
9-7-1699: Idem (A.C.).
Sept. 1699: ‘On trouvera bientôt chez le Sr. de Lorme à Amsterdam Historia cultus Sinensium. A Cologne. 8.’ (Nouv. de la rep. des lettres p. 357).
2-11-1699 verkocht aan de la Feuille dit werk voor 11 st.
Sept. en dec. 1699 aankondiging van dit werk in de Hist. des ouvr. des savants (p. 422 en 548).
Dec. 1699 bespreking van dit werk in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 661).
± 1700 in Reims bij Godard een ongesigneerde brief gevonden, waarin 10 exemplaren van dit boek worden besteld (ff 21745, 34).
± 1704 in beslag genomen 2 exemplaren (ff 21743, 71vo).
30-8-1708 bij Couturier garçon-imprimeur Historia cultus Sinensium à Paris 1700, in 12o gevonden volgens een lijst van ‘Livres imprimés sans approbation’ (ff 21743, 92).
De kwestie van de voorvaderenverering van de Chinezen, die reeds ter sprake kwam bij het boek van le Comte (vergel. no. 35), zou nog jaren lang de gemoederen in opwinding brengen. Charles Maigrot, vicaris-apostolicus in China, had in 1693 bij mandement een aantal ceremoniën, die de Jesuieten toelieten, verboden. Het felle verzet van deze laatsten leidde er toe, dat de zaak te Rome werd uitgevochten. In 1704 dolven de Jesuieten daar het onderspit, waardoor de missie een gevoelige slag werd toegebracht. In China zelf bleef de zaak nog vele jaren actueel. Sommervogel XI 1256-1293 geeft een lange lijst van geschriften, die naar aanleiding hiervan werden gepubliceerd. De belangstelling voor China was, zoals wij meermalen zagen, groot en niet alleen belangstellenden in de missie, maar ook anderen wensten van de geschillen op de hoogte te blijven. Gaarne hebben dan ook boekverkopers in allerlei landen zich aan uitgaven op dit gebied gewaagd. De Lorme heeft dat tot tweemaal toe gedaan, zoals men hierboven en in het volgende nummer kan zien.
| |
| |
In de allereerste plaats een practische mededeling over deze uitgaaf: de Franse titel met het afwijkende ‘Causa Sinensis’ heeft gemaakt, dat enkele schrijvers het werk als zodanig citeren. Bedoeld is uiteraard het zelfde werk als de Historia cultus Sinensium.
Een opgaaf van de preciese inhoud van deze Historia cultus Sinensium vindt men bij Cordier II 881 en 882 en bij Streit VII 2075, waar de titels van de 18 stukken, die dateren van 1693 tot 1698 worden genoemd. Het zijn alle stukken, die gediend hebben voor de instructie van het proces in Rome. Zij zijn in het Latijn met uitzondering van een Italiaans stuk, dat echter ook in Latijnse vertaling is opgenomen. Blijkbaar kreeg de Lorme, toen hij al begonnen was met het drukken, nog nieuwe stukken toegestuurd. Het boek werd daarom veel dikker dan aanvankelijk bedoeld was. Om hierin de lezer wat tegemoet te komen voegde hij een titelpagina met het opschrift ‘Pars Secunda’ in tussen pag. 338 en 339 en gaf daarbij het volgende ‘Avis au relieurs: Comme ce livre est devenu plus gros qu'on n'avoit crû au commencement, nous étant venu quelques pieces pour y inserer, on donne ici un second titre pour ceux qui voudront le faire relier en deux petits volumes, lequel se pourra placer entre le page 338 et 339’. Dat telkens weer inkomen van meer stukken blijkt ook uit de inhoudsopgaaf achterin. Daar geeft men namelijk de mogelijkheid de stukken in een andere, meer logische volgorde dan die der paginering te plaatsen.
De Lorme deelt in zijn ‘Typographus lectori’ mede: ‘Non sine aliqua verò providentia factum arbitrator ut vir literatus mihi amicus unum aliquod ejusmodi exemplar nactus fuerit in quo omnes ferè scripturae procuratoris generalis vicariorum apostolicorum, aliorumque missionariorum Gallorum Asiae Orientalis continentur, mihique illud, pro sua benignitate ac rei literariae juvandae studio, in manum tradiderit.’ Ik kan niet uit maken, wie hij hier bedoelt. Wel maakt de keuze van de stukken duidelijk, dat de redactie van het werk in handen was van een tegenstander van de Jesuieten. De meningen over die redacteur lopen uiteen. Melzi (Dizionario di opere anonime e pseudonime di scrittori Italiani o come che sia aventi relazione all'Italia, Milano 1852) noemt Giovanni Giacomo Fatinelli, een Italiaans jurist, toen aan het pauselijk hof verbonden, die enige jaren later naar China zou gaan in verband met deze zaken. De catalogus van de Bibl. Nat. zet het werk dan ook op deze naam. Streit daarentegen zegt minder definitief: ‘Als Herausgeber gilt Nic. Charmot S.P.’. Sommervogel XI 1266 tenslotte noemt geen naam. Nic. Charmot werd door Maigrot uit China naar Rome gezonden om daar zijn belangen in het proces te behartigen.
De bovengenoemde vermelding van een beslaglegging in 1708 maakt het waarschijnlijk, dat ook exemplaren verspreid zijn met het adres Parijs, misschien speciaal voor de verkoop in Frankrijk. Een dergelijk exemplaar vond ik echter niet.
Op het eind van zijn ‘Typographus lectori’ komt nog eens duidelijk de gezindheid van dit boek tot uiting: ‘Id etiam de scripturis patrum Jesuitarum praestiturus, si mihi in manus incidissent; quamquam hac minime necessariae videantur, cum earum summa hic referatur, totiusque causae status satis ex istis, quae in lucem damus, scriptis percipiatur.’
De Jesuieten hebben echter zoals te begrijpen een andere weg gekozen en kwamen eerst met een geschreven brief, later met gedrukte brieven (vergel. Nouv. de la rep. des lettres juni en aug. 1700 p. 687 en 225) en tenslotte met een eigen uitgaaf ter bestrijding van dit werk: De ritibus Sinensium erga Confucium philosophum et progenitores mortuos, Alexandri papae VII decreto permissis,
| |
| |
adversùs librum inscriptum Historia cultus Sinensium. Dit werk verscheen in 1700 in twee uitgaven met adressen van Luik en van Luik en Venetië.
| |
58 Continuatio historiae cultus Sinensium seu varia scripta de cultibus Sinarum, inter vicarios apostolicos Gallos aliosque missionarios, et patres Societatis Jesu controversis, oblata Innocentio XII. pontifici maximo et sacrae congregationi eminentissimorum cardinalium dirimendae huic causae praepositorium. Coloniae, 1700. 4 + 150 + 2 p. 12o.
Bibl. Nat. O2 n. 390 en ander ex.
[Titelpagina zwart. Vaas met bloemen als vignet (echter andere als in no. 57.)]
4-2-1700: ‘On trouve chez J.L. de Lorme libraire à Amsterdam un livre intitulé, Continuatio historiae cultus Sinensium, contenant divers ecrits touchant les cultes Chinois, qui sont en controverse entre les vicaires apostoliques François et autres missionaires, et les peres Jésuites: Présentez au Pape, Innocent XII, et à la congrégation des cardinaux préposez pour la décision de cette affaire.’ (Gaz.).
Maart en april 1700 aankondiging en bespreking van dit werk ‘à Cologne 1700 in 8 pag. 152 et se trouve à Amsterdam chez J. Louis de Lorme’ in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 358 en 460).
6-5-1700 verkocht aan de la Feuille dit werk voor 11 st.
Hoewel hier niet wordt gezegd, dat dit vervolg op het vorige boek ook een uitgaaf van de Lorme was, is dit toch stellig het geval. Dat leest men o.a. in de ‘Typographus Lectoribus: Cum in lucem prodiisset Historia cultus Sinensium, et mox undique avidissimè foret distracta, traditae sunt mihi hae ultimae scripturae, quas si typis subjicerem, ipsi Historiae adnectendas, me lectoribus gratificaturum existimavi. Post has frustrà, ut confido, alias expectabitis’. Hoewel de vignetten boven de hoofdstukken etc. niet hetzelfde zijn als in de vorige uitgaaf, is de lettersoort wel geheel identiek in beide drukken. Deze Continuatio bevat uitsluitend stukken van 1699.
Merkwaardig is, dat de Lorme deze veel dunnere druk voor dezelfde prijs aan de la Feuille verkocht als de vorige.
| |
59 S. Caecilii Cypriani opera recognita et illustrata a Joanne Fello, Oxoniensi episcopo. Accedunt annales S. Cyprianici, sive tredecim annorum, quibus S. Cyprianus inter Christianos versatus est, brevis historia chronologicò delineata a Joanne Pearsonio, Cestriensi episcopo. Editio tertia cui additae sunt dissertationes Cyprianicae Hernici Dodwelli. Amstelodami, apud Joannem Ludovicum de Lorme. 1700. 8 + 20 + 48 + 334 + 222 + 2 + 177 p. folio.
U.B.A. 290 A 14, Bibl. Nat. C 330.
[Titelpagina rood-zwart. Gravure met Minerva en achtergrond van oude gebouwen, gesigneerd
| |
| |
‘G. van der Gouwen sculp.’ als vignet. Titelplaat gesigneerd ‘Sonmans delin. G. van der Gouwen sculp.’]
Een ander exemplaar, dat geheel hetzelfde is, heeft als adres: Oxonii e Theatro Sheldoniano. 1700. Bibl. Nat. C 888.
16-4-1699 en 1-6-1699: ‘Jean Louis de Lorme libraire à Amsterdam imprime actuellement Sancti Caecilii Cypriani opera...’. (Gaz.).
Mei 1699: ‘Le Sr. de Lorme... a aussi sous la presse les Oeuvres de St. Cyprien sur la dernière edition d'Oxfort, on y joindra les dissertations Cyprianiques de M. Dodwel.’ (Nouv. de la rep. des lettres 599).
9-7-1699: ‘J.L. de Lorme libraire à Amsterdam donnera incessamment au public les Oeuvres de St. Ciprien en Latin fol.’ (Gaz.).
9-7-1699: Idem. (A.C.).
Dec. 1699 aankondiging van dit werk in de Hist. des ouvr. des savants (p. 548).
26-1-1700 verklaring voor not. Tixerandet van Jean de Lorme, dat hij in december 1699 via François Serstevens te Brussel aan Jean Boudot te Parijs 250 exemplaren en via François Foppens te Brussel aan François Godard te Reims insgelijks 250 exemplaren heeft verzonden, de laatste ten prijze van 9 pond Frans geld het stuk, terwijl de onkosten van vracht etc. op Parijs en Reims ten laste van de kopers kwamen. (N.A. 3729, 193, afgedrukt (met fouten) (KS 1375).
28-1-1700 procuratie idem voor... om te eisen 2000 livres voor 250 exemplaren van dit werk van..., die zijn gezonden op hun order en hun rekening. (N.A. 3729, 196vo).
Jan. 1700 bespreking van dit werk à Amsterdam in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 102).
April 1700 bespreking van dit werk ‘Oxonii et se trouvent à Paris chez Louis Guerin et Jean Boudot. 1700.’ in de Journal des sçavans (p. 278).
23 en 24-5-1700 in beslag genomen als ‘contrefait’ 2 exemplaren (ff 21743, 55).
Nov.-dec. 1701 aankondiging van dit werk druk Oxford in de Boekzaal (p. 1117).
1716 Du Villard biedt dit werk Amstelodami 1700 te koop aan (cat. la Placete).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de oorspronkelijke Engelse uitgaaf: S. Caecilii Cypriani opera recognita et illustrata per Joannem, Oxoniensem episcopum. Accedunt annales Cyprianici, sive... Brevis historia chronolice delineata per Joannem Cestriensem. Oxonii, e Theatro Sheldoniano. 1682. 8 + 18 + 38 + 2 + 72 + 244 + 240 + 16 + 40 + 110 + 72 + 4 + 118 + 37 p. folio (Titelplaat gesigneerd: ‘Sonmans delineavit. Burghers sculp.’ Ongesigneerd vignet.).
Jan. 1686 bespreking van dit werk in folio ‘Oxoniae 1685’ in de Journal des sçavans (p. 7).
1-7-1686 werd het op de pauselijke index geplaatst.
De U.B.A. bezit een exemplaar van een Duitse uitgaaf met de oorspronkelijke Engelse titel, waaraan later met inkt is toegevoegd: ‘Accedunt M. Henrici Dodwelli dissertationes Cyprianicae’. Deze heeft het adres: ‘Bremae, sumptibus Hermanni Braueri, ibidem illustris gymnasii typographi. Anno 1690.’ 8 + 74 + 244 + 240 + 40 + 110 + 72 + 4 + 118 + 37 p. folio.
1689 bespreking van dit werk in de Bibl. univ. et hist. (XII 207).
Het Br. M. bezit een exemplaar van een andere Hollandse uitgaaf met dezelfde inhoud en adres: ‘Juxta exemplar Oxonii e Theatro Sheldoniano. Amstelodami apud Abraham van Someren. 1691’. Deze uitgaaf is blijkens de paginering weer een andere dan alle hier bovengenoemde.
De werken van Thascius Caecilius Cyprianus, de bekende heilige uit de derde eeuw, die te Carthago woonde, zijn vele malen uitgegeven, o.a. ook door Erasmus. De uitgaaf van 1682 te Oxford door de Anglicaanse bisschoppen John Fell en John Pearson was zeer gezocht, wat o.a. ook blijkt uit de verschillende nadrukken. De prijzen van Engelse boeken waren, zoals reeds vermeld, uitzonderlijk hoog, zodat de nadrukkers hier een goede kans op winst hadden. Als extra attractie werden de
| |
| |
Dissertationes Cyprianicae van Dodwell, in in 1684 te Oxford waren verschenen, toegevoegd. De Lorme drukte een aantal exemplaren op eigen naam en een aantal met het oorspronkelijke adres. De laatste waren waarschijnlijk voor Frankrijk bedoeld, daar de Journal des sçavans een dergelijk exemplaar besprak. Minstens 500 exemplaren gingen naar Frankrijk, waar Godard te Reims 9 pond (livres) en Boudot waarschijnlijk 8 livres per stuk betaalde. Merkwaardig is, dat zelfs in Frankrijk exemplaren als nadruk in beslag werden genomen. Misschien is dit te verklaren, doordat een Franse boekverkoper een privilege voor de invoer had gekregen. Van een nadruk in Frankrijk van het Engelse origineel vond ik geen spoor.
De Lorme volgde de Engelse druk precies. De titelplaat en zelfs het vignet liet hij nagraveren. Op de titel vermeldde hij nog eens speciaal, dat ook de Dissertationes Cyprianicae van Henry Dodwell (1641-1711) waren opgenomen. Waarom de Lorme van een Editio tertia sprak, blijkt niet. Misschien was dit, omdat hij de Hollandse nadruk van 1691 als Editio Secunda rekende.
Hier wil ik nog vermelden, hoe juist in de tijd dat het werk ter perse lag, de Huguetan's bezig waren over een nieuwe uitgaaf. Op 18-5-1699 en 17-8-1699 schreef Et. Baluze te Parijs aan resp. Mrs. Huguetan en Pierre Huguetan te Amsterdam, die hem voorgesteld hadden een nieuwe uitgaaf te verzorgen, dat hijzelf geen aantekeningen daarover had, maar wel een collega en dat in 10 manuscripten, die echter nog niet gereed waren (U.B.L.). Pas in 1726, na de dood van Baluze, verscheen tenslotte zijn uitgaaf van Cyprianus werken te Parijs, maar reeds 2-2-1702 vroeg hij om privilege (ff. 21939, 670).
| |
60 Instructions sur la grace selon l'ecriture et les peres: par feu monsieur Arnauld docteur de Sorbonne. Avec l'exposition de la foi dell'eglise Romaine touchant la grace et la predestination par monsieur Barcos et plusieurs autres pieces sur ce sujet. A Cologne, chez P. Marteau. 1700. 88 + 440 p. 8o.
Bibl. Nat. D 12239.
[Titelpagina zwart. Vaas met bloemen als vignet. Omvang 33 vel.]
Dec. 1699 uitvoerige aankondiging van het ter perse zijn, ‘On imprime à Cologne in 8’, in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 699).
Pierre Regis corrigeert 33 vel Doctrine sur la grace voor 15 st. per vel, tezamen f 24.15.-.
13-5-1700: ‘On trouve chez Jean Louis de Lorme libraire à Amsterdam Instructions sur la grace, selon l'Ecriture et les Peres: par feu Mr. Arnauld docteur de Sorbonne. Avec l'exposition de la foy de l'eglise Romaine touchant la grace et la prédestination: par Mr. Barcos. Et plusieurs autres pieces sur ce sujet, 8.’ (Gaz.).
20-5-1700: Idem. (A.C.).
Juni en sept. 1700 aankondiging en bespreking van dit werk in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 694 en 313).
18-7-1700 verkocht aan de la Feuille dit werk voor 15 st.
11-3-1704 werd dit werk op de pauselijke index geplaatst.
1718 en 1721 Du Villard biedt dit werk te koop aan (cat. Huet en Boursault).
In 1696 zag het tweede in de titel genoemde werkje over de predestinatie van Martin de Barcos,
| |
| |
abbé van St. Cyran (1600-1678), het licht met het gefingeerde uitgeversadres ‘à Mons chez Gaspard Migeot’. L.A. de Noailles veroordeelde dit als aartsbisschop van Parijs in een ordonnantie van 20-8-1696, geredigeerd door Bossuet. Als bisschop van Châlons-sur-Marne had de Noailles in 1695 een geheel andere houding aangenomen tegenover de partij van Port-Royal. Uiteraard gaf deze houding van de aartsbisschop van Parijs veel opschudding en allerwege trok de zaak sterk de aandacht. Tot de vele geschriften, die naar aanleiding hiervan verschenen, behoort het bovengenoemde. Hoewel de Lorme het in zijn advertenties niet zegt, is het stellig door hem ter perse gelegd. Een doorslaggevend bewijs daarvan is de schuld, die hij aan Regis voor het corrigeren van de drukproeven had. Het hoeft ons niet te verwonderen, dat de volgelingen van Port-Royal bij hem kwamen. Reeds eerder waren er contacten, zoals ik bij vorige nummers aantoonde. Algemeen neemt men thans aan, dat Pasquier Quesnel, die toen te Brussel vertoefde, de redactie van deze bundel heeft gehad. Vroeger werd ook Gerberon genoemd.
Uit de ‘Le libraire au lecteur’ blijkt de opzet van deze bundel: ‘L'Exposition de la foi de l'eglise Romaine touchant la grace et la predestination que je donne au public, fût imprimée a Mons chez Gaspart Migeot en 1697. Mais elle n'eut pas plûtôt veu le jour, que Mr. l'archevêque de Paris en fit saisir toute l'édition. Cette piece a fait grand bruit, sur tout depuis l'ordonnance de ce prelat, portant condamnation de l'Exposition etc. On a veu des remarques sur cette ordonnance qui ont paru sous le titre d'Abregé de l'histoire du Jansenisme, et qui ont été fort approuvées: puis qu'il s'en est fait trois éditions dans moins de trois mois. Comme cet ouvrage vient d'être beaucoup augmenté, je ne doute point qu'il n'aît le même succez. Les passages de l'ecriture et des peres ont été mis en François dans le corps du livre; et pour faire voir qu'ils sont rapportez fidellement, on a mis le Latin à la marge. On y trouvera aussi un recueil d'anciennes prieres de l'eglise, l'ordonnance de M. de Paris, des remarques sur cette ordonnance, et des instructions sur la grace, qui n'ont jamais été imprimées, et qui sont du fameux Antoine Arnauld. Quelques-uns s'aviseront peut-être de dire que cette derniere piece est supposée; mais les gens de bon goût qui la liront sans partialité, y reconnoitront facilement l'auteur. Le public est redevable de cette édition à M.T.D.P. qui a bien voulu me procurer toutes les pieces qu'elle contient.’
Deze bundel, gewijd aan een onderwerp waarover reeds veel was gepubliceerd, wilde men door de toevoeging van een tot dusverre niet uitgekomen geschrift aantrekkelijker maken. In hoeverre deze toevoeging nieuw was, zullen deskundigen uit moeten maken. Zeker is, dat er in die jaren een aantal geschriften van ongeveer dezelfde inhoud met een telkens afwijkende titel verscheen, die over de predestinatie handelden. De Dictionnaire des livres Jansénistes noemt er twee (I 507): ‘Doctrine de l'eglise sur la grace etc. a Cologne, chez Pierre Marteau, 1700. Item. Instruction sur la doctrine de la grace. Ces deux livres ne disent que la même chose. Ils contiennent, presque dans les mêmes termes, les mêmes erreurs sur la grace. C'est-là un des artifices des novateurs: pour multiplier leurs livres à l'infini, ils ne font que changer les titres. Ces deux ouvrages ont été foudroyés trois fois par le S. Siège, et M. le cardinal de Noailles les a condamné tous deux en condamnant l'Exposition de la Foi.’ Een exemplaar van de ‘Instruction sur la doctrine catholique sur la grace in 12o Bruxelles 1698’ werd hog op 12-12-1713 gesupprimeerd (ff 21931, 117); waarschijnlijk was dit gedrukt bij Fricx, daar een uitgaaf van 1719 ook zijn adres draagt (cat. Bibl. Nat. onder Barcos).
| |
| |
Dit werk was namelijk zo nauw verwant aan de bovengenoemde Exposition, dat men de twee vaak voor hetzelfde houdt. Verwarrend is ook nog, dat Quérard, Willaert en Jaumart de Brouillant de hier genoemde uitgaaf van de Lorme aanhalen als Instruction, terwijl de titel in werkelijkheid Instructions geeft (ex. Bibl. Nat.). Geheel uitgesloten is het niet, dat er twee soorten exemplaren in omloop zijn geweest. Waarschijnlijker is echter, dat het een misvatting is, die teruggaat op een oude bron, zoals de Dictionnaire des livres Jansénistes, die ook van Instruction spreekt en over dit boek zegt (II 330): ‘Les matières de la grace, maniées par Arnauld, au gré du P. Gerberon qui a fait imprimer ce livre posthume, ne pouvoient manquer d'être imbuës de Jansénisme et d'avoir même une teinture de Calvinisme. Aussi est-ce le jugement que l'on doit porter de cet ouvrage, qui a été condamné à Rome le 11 mars 1704.’ De bespreking in de Nouv. de la rep. des lettres van sept. 1700 zegt ongeveer hetzelfde, grotendeels overgenomen uit de Préface van het boek zelf, maar met hier en daar een toevoeging: ‘On vit peu de temps après des remarques sur cette ordonnance, qui parurent sous le titre d'Abrégé de l'Histoire du Jansénisme, qui ne leur convenoit pas bien, mais qu'on leur donna ou pour les faire passer plus facilement en France, ou pour les mieux débiter. Si l'on eut ce dernier but, on n'y réussit pas mal; puisqu'il s'en est fait trois editions différentes en moins de trois mois. On les trouvera ici beaucoup augmentées. On a mis aussi dans ce volume l'ordonnance et instruction de M. l'archevêque de Paris; et un recueil d'anciennes prières de l'eglise, qui enseignent ou qui supposent les dogmes qui distinguent ceux qu'on nomme Jansénistes de leurs adversaires. Un lecteur
équitable conclurra de tout cela et de tant d'autres pièces qu'on ne se lasse de publier, que les Jansénistes ont mauvaise grace de prétendre que sur la plûpart des articles controversez les réformez soient dans des sentimens différens des leurs. Il ne faut pas leur imputer des opinions qu'ils n'ont point, pour trouver cette prétenduë différence.’
Tenslotte nog een woord over deze meermalen aangehaalde Abrégé de l'histoire du Jansénisme, kennelijk een verschrijving voor ‘Histoire abregée du Jansenisme, et remarques sur l'ordonnance de M. l'archevêque de Paris. A Cologne. Chez Jean Druckerus. 1697.’ De Bibl. Nat. (cat. onder J. Fouillou) bezit de drie verschillende exemplaren, die boven worden genoemd. Twee exemplaren zijn geheel identiek; slechts is bij één op de titelpagina, in oorspronkelijke druk, een I toegevoegd, zodat het jaartal in plaats van 1697 wordt tot 1698. Hebben deze exemplaren 64 + 176 pagina's, het derde exemplaar, dat geheel gelijkluidende titel met het jaartal 1698 heeft, bestaat uit 31 + 67 (genummerd VIII-LXXIV) + 294 (genummerd 3-296) + 2 pagina's en geeft in tegenstelling tot de andere een inhoudsopgaaf. Dit laatste is kennelijk een nadruk en vertoont veel minder dan de vorige kenmerken van een Hollandse druk. Zoals men zal begrepen hebben, is Jean Druckerus een gefingeerde drukkersnaam.
Een ogenblik heb ik gedacht, dat ook dit een uitgaaf van de Lorme zou kunnen zijn, daar in de aangehaalde advertentie van dec. 1699 wordt gezegd: ‘On trouvera ce livre à Amsterdam, chez le sieur de Lorme’. Tenslotte ben ik echter tot de overtuiging gekomen, dat dit niet het geval zal zijn. En wel, omdat deze drie uitgaven moeten verschenen zijn in de laatste maanden van 1697 en het bijzonder onwaarschijnlijk zou zijn, dat de Lorme deze niet eerder zou hebben geadverteerd, wanneer hij bij de druk was betrokken. Ook het fout weergeven van de titel, wijst niet erop, dat hij de uitgever is geweest.
| |
| |
| |
61 Histoire generale du Jansenisme, contenant ce qui s'est passé en France, en Espagne, en Italie, dans les Pais-Bas etc. au sujet du livre, intitulé, Augustinus Cornelii Jansenii. Par monsieur l'abbé *******. Enrichie de portraits en taille-douce. Tome Premier. A Amsterdam, chez J. Louis de Lorme. 1700. 14 + 549 p. 8o.
Idem. Tome Second. 517 p. 8o.
Idem. Tome Troisieme. 2 + 475 p. 8o.
U.B.A. 242 H 11-13, K.B. 1175 G 18, Bibl. Nat. 8o Ld3. 57.
[Titelpagina's rood-zwart. Ineengestrengelde figuur als vignet in deel I en II, mand met bloemen als vignet in deel III. Met vele ongesigneerde portretten.]
De Dict. des livres Jansénistes noemt ook een uitgaaf à Lyon, 1701 5 vol. in 12. Dit is blijkbaar dezelfde uitgaaf, die Enschedé als volgt citeert: 5 vol. in 12o à Amsterdam 1701 chez Louis de Lorme. Van deze uitgaaf, stellig een nadruk, vond ik geen exemplaar.
30-8-1700: ‘Jean Louis de Lorme libraire à Amsterdam a imprimé et vend l'Histoire generale du Jansenisme, etc. 8o 3 vol.’ (Gaz.).
Sept. en okt. 1700 aankondiging en bespreking in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 356 en 428).
2-10-1700 verkocht aan de la Feuille dit werk voor f 3.5.-.
Aug. 1701 bespreking in de Hist. des ouvrages des savants (p. 370).
11-7-1702 in beslag genomen op ‘Mr. le Prince Labé un petit paquet en toile: un Histoire du Jansenisme 3 vol. Hollande.’ (ff 21930, 29).
± 1703 idem bij veuve Horthemels (ff 21930, 34).
11-3-1704 werd dit werk op de pauselijke index geplaatst.
10-9-1709 in beslag genomen dit werk, komend van Dyon 3 vol. (ff 21931, 92).
1721 Du Villard biedt dit werk te koop aan 8o 3 vol. fig. (cat. Boursault).
Bestond bij de andere twee uitgaven van volgelingen van Port-Royal (no. 40 en 60) enige twijfel, wie de schrijver of redacteur was, hier is dit niet het geval. Bij Tassin (p. 340) leest men: ‘Environ le même tems, dit D. Gerberon, je fis en François un abrégé de mes annales Latines de l'histoire du Jansenisme. Il fut imprimé à Amsterdam en 3 vol. en faveur de mademoiselle de Steenpuis, très-éclairée, à la charité de laquelle j'étois très-obligé. Après avoir donné une idée succinte du livre de Jansénius, l'auteur commence l'histoire du Jansénisme à l'an 1640, et la continue jusqu'à la paix de Clément IX. Il donne une histoire abrégée de cette paix; une relation de ce qui s'est passé en la censure que les inquisiteurs d'Espagne firent en 1650 de vingt-deux propositions que quelques théologiens Jésuites et Jean Schinkelius docteur de Louvain avoient avancées contre S. Augustin; trois mémoriaux, et quelques lettres de Barthelemi de Los Rios, premier définiteur de la province de Castille de l'ordre de S. Augustin et prédicateur du Roi, en faveur de la doctrine de S. Augustin. Ces pieces de Los Rios sont traduites de l'Espagnol en François.’ De twee bovengenoemde werken (no. 40 en 60) schrijft Tassin ook aan Gerberon toe (p. 346 en 347) en wel op zijn lijst van ‘Ouvrages, dont le pere Gerberon ne parle point dans l'abrégé de sa vie et qui néanmoins lui appartiennent’. De bovengenoemde ‘annales Latines’ beschrijft Tassin (p. 339) als volgt: ‘Histoire du Jansénisme
| |
| |
avec les pieces justificatives. C'est un gros volume in-folio en latin. Dom Gerberon marque dans l'Abrégé de sa vie, qu'il acheva cet ouvrage étant à Bruxelles. Il n'a point été imprimé, à l'exception de la plupart des pieces justificatives, qu'on trouve en divers recueils.’ Het avertissement voorin de uitgaaf van de Lorme doelt ook waarschijnlijk op deze ‘annales Latines’ in de volgende passage: ‘Loin donc que l'on craigne qu'on ne juge de la verité de cette Histoire par l'examen des pieces * que les deux parties ont fournies, et d'où l'auteur a pris ce qu'il raconte dans cette Histoire, où il n'a pas crû devoir les rapporter ni les marquer pour n'en pas charger les pages, qu'il en auroit dû remplir, on conjure ceux qui les ont, de les relire et de les confronter avec ce qu'en dit nôtre historien, et avec ce qu'il en rapporte...’ (* Le libraire aiant recouvré toutes ces pieces, dans leurs langues originales, s'il voit que le public reçoive bien cette Histoire, il pourra lui en faire part).’ Het bleef bij een oproep. Het werk van Gerberon, dat 21 jaar later nog werd aangeboden, was blijkbaar commercieel geen succes en het zou de laatste van de Jansenistische uitgaven van de Lorme zijn. Het is mogelijk, dat de Lorme met deze ongepubliceerde stukken doelt op het zogenaamde ‘Grand Recueil’, waarvan men in mei 1699 al het eerste deel verwachtte, maar dat nooit is verschenen. Daarover schrijft J.A.G. Tans in zijn artikel ‘Een uitdagende Utrechtse collectie, de val des Pausdoms’ (Het boek XXXIV 196-207).
Of het geringe succes van het werk van Gerberon mede te wijten is aan de nadruk, die in 1701 het licht zag, kan ik niet zeggen. Over die nadruk, waarvan ik geen exemplaar in handen kreeg, kan ik alleen nog meedelen, dat Antoine Maurry te Rouen in 1700 ervan werd verdacht dit werk te drukken ‘sur la copie imprimée en Hollande’. Bevel werd gegeven alles in beslag te nemen, indien dit juist bleek te zijn. (Lepreux III, le partie 322, 2e partie 247).
Peignot (II 111) weet te vertellen, dat vrijwel alle werken van Gerberon zijn verboden.
| |
62 Joannis Clerici quaestiones Hieronymianae, in quibus expenditur Hieronymi nupera editio Parisina, multaque ad criticam sacram et profanam pertinentia agitantur. Amstelodami, apud J. Lud. de Lorme, 1700. 8 + 517 p. 8o.
U.B.A. 410 F 13, Bibl. Nat. C 2938.
[Titelpagina zwart. Gestyleerde figuur met bladen en bloemen als vignet.]
Mei en juli 1700 aankondiging van het ter perse zijn en bespreking in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 597 en 86).
3-6-1700: ‘Jean Louis de Lorme libraire à Amsterdam a imprimé et vend Joannis Clerici quaestiones Hieronymianae 8o.’ (Gaz.).
Jan. 1701 bespreking van dit werk in de Acta eruditorum (p. 31).
17-5-1734 werd de uitgaaf van 1719 op de pauselijke index geplaatst.
Paquot noemt deze nieuwe titeluitgaaf van 1719 met adres Amsterdam R. et G. Wetstenios, waarvan ik geen exemplaar vond.
Dit is de eerste uitgaaf van de bekende Amsterdamse professor Jean le Clerc, die bij de Lorme verscheen. Over de uitgaven van zijn vele werken zal men het een en ander vinden onder no. 89. Op 6-4-1700 schreef le Clerc aan Locke: ‘J'espère de vous envoier dans peu de semaines mes Quaes- | |
| |
tiones Hieronymianae, qui est une critique du S. Jérôme des Bénédictins de Paris. Le P. Martianay, qui est le principal directeur de cette édition, aiant parlé mal de moi dans divers endroits de ses notes sur S. Jérôme, j'ai entrepris de le censurer à mon tour, non tant à cause de ce qu'il dit que parce que S. Jérôme étant un livre de bibliothèque, on gardera ses impertinences en le gardant. J'attaque en même temps l'érudition de S. Jérôme, que vous verrez avoir été très petite. On criera chez vous, que je maltraite les SS. Pères, mais je ne m'en mets guère en peine et je ne crois pas désormais que je doive garder plus de mesure avec ceux qui feignent de les admirer, qu'ils n'en gardent avec moi. Après cela, je ne me querelle plus. Le troisième tome de ma Critique et ces Questions feront taire les censeurs, ou me mettront au moins en droit de mépriser leurs censures.’ (Bonno 116-117). Bonno voegt hieraan in een noot toe: ‘Dans cet ouvrage le Clerc s'attaque à Jean Martianay, le savant bénédictin de la congrégation de Saint Maur, qui dirigeait alors la publication d'une édition des oeuvres de Saint Jérôme (Sancti Eusebii Hieronymi opera, Paris, L. Roulland, 1693-1706, 5 vol. in-fol.). Il lui reproche de laisser voir dans ses notes qu'il est peu versé dans la connaissance de l'antiquité hébraique.’
In zijn autobiografie (vergel. no. 89) ging le Clerc er nog dieper op in. Om het de lezer wat te vergemakkelijken citeer ik hier uit de Engelse vertaling, niet uit de oorspronkelijke Latijnse tekst: ‘John Martianaeus, a Benedictine monk, began in the year 1693, to publish St. Jerom, and in 1699, publish 'd a second volume; in which he severely inveighs against our Le Clerc and his uncle, whom we have spoke of before; because they had the boldness to differ from St. Jerom, and affirm that he was mistaken in some things, which relate to the Hebrew tongue. Mr. Le Clerc had took no notice of a great affront which was offer'd to himself, in his notes on Deuteronomy; but when, seven years after, nothing would serve him, but he must express his rage and rancour against his uncle, in the second volume of St. Jerom, tho' the Fathers are usually publish'd by the Benedictines, without injury to any one; yet he thought that this fretful monk ought to be taken down; which he did 1700, in no very large volume, called Quaestiones Hieronymianae. He always held St. Jerom in as high esteem as he deserv'd; but the thought himself not oblig'd to pay respect to the faults of the person, or have such an opinion of his learning, as to think him not subject to the danger of being mistaken, or that he ought never to depart from his sentiments. Therefore when his palpable slips and failings were defended by a factious and angry monk, and all the moderns set at nought in comparison of him; Mr. Le Clerc prov'd this furious Benedictine unqualify'd to publish St. Jerom, which ascetic of Bethlem was not so great a man as he took him to be. He could endure to hear him prais'd for some useful things in his writings; but to despise men of larger qualifications, and defend his manifest errors, and propose what is worse in him for our example; this he can by no means endure, but will be always ready to oppose it, while he can speak with a tongue, or handle a pen.’ Daarna volgt een
even lange passage, die het belangrijkste van zijn betoog in de Quaestiones weergeeft, en tenslotte een verslag van de afloop van de zaak: ‘If Martianaeus had made any account of truth or modesty, or had a greater portion of prudence, he had said nothing further; but with silence heard what was truly objected to St. Jerom, and himself. But this fellow, who neither knows himself nor his adversary, and throws truth and modesty behind him, (for I cannot dissemble things so self-evident) again exposes himself in a third volume of St. Jerom,
| |
| |
being stirr'd up even to rage and madness, and arm'd with those terrible weapons, obloquy and folly. Which made our friend give him a short reply in the 17th tome of his Bibliotheque choisie; where, notwithstanding, he industriously omitted several things, which might be spoken against St. Jerom, and the monk's invincible impudence. But he was now weary of a quarrel, which he is never fond of, but in vindication of himself, and his writings.’ (Account 36-38).
Uit het feit, dat in 1719 een nieuwe titeluitgaaf bij de gebroeders Wetstein het licht zag, zou men kunnen afleiden, dat deze uitgaaf van 1700 niet door de Lorme zelf werd ondernomen, maar op risico van le Clerc geschiedde. Le Clerc heeft in de loop van de jaren met vele boekverkopers contacten gehad. Sedert 1714 gaven de gebroeders Wetstein zijn Bibliothèque ancienne et moderne pour servir de suite aux bibliothèques universelles et choisies uit en wij zullen nog zien, hoe zij in 1722 de vijfde druk van zijn Opera philosophica verzorgden. Ik zou daarom willen veronderstellen, dat le Clerc zelf de beschikking over de exemplaren van dit werk had gehouden en door middel van zijn nieuwe uitgevers de resterende oplaag trachtte kwijt te raken.
| |
63 Vergelijk voor een herdruk van les Hommes illustres van Perrault van 1698 en voor de uitgaaf van een tweede deel no. 43.
64 Lettres choisies de M. Simon, ou l'on trouve un grand nombre de faits anecdotes de literature. A Amsterdam, chez Louis de Lorme, marchand libraire prez de la Bourse. 1700. 8 + 244 p. 12o.
U.B.A. 1498 E 6, Bibl. Nat. Z 15112.
[Titelpagina zwart. Gestyleerd zesdelig figuurtje als vignet.]
Juni 1700: ‘On trouvera bientôt chez De Lorme traduction d'Epictete et les Lettres savantes et choisies de M. Richard Simon.’ (Nouv. de la rep. des lettres 694).
29-12-1700 verkocht aan de la Feuille dit werk voor 10 st.
30-12-1700: ‘On trouve chez J.L. de Lorme libraire à Amsterdam Lettres choisies de Mr. Simon, où l'on trouve un grand nombre de faits anecdotes de literature 12o et Caracteres d'Epictete, avec l'explication du tableau de Cebes, par Mr. l'abbé de Bellegarde 12o.’ (Gaz.).
Dec. 1700 bespreking van dit werk in de Hist. des ouvr. des savants (p. 537).
Febr. en mei 1701 bespreking van dit werk en brief van Mr. Simon hierover in de Nouv. de la republ. des lettres (p. 182 en 505).
Maart 1701 bespreking van dit werk in de Acta eruditorum (p. 116).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de tweede druk: Lettres choisies de M. Simon où l'on trouve un grand nombre de faits anecdotes de literature. Seconde édition corrigée sur les originaux de l'auteur, et augmentée de plusieurs lettres et de remarques. A Rotterdam, chès Reinier Leers 1702. Tome II 1704. Tome III 1705. (bespreking van deel I in de Journal des sçavans 1702).
Onder no. 19 vertelde ik, dat Jean Boudot in 1695 te Parijs een werk van Richard Simon liet drukken. In 1700 legde hij het bovengenoemde boek ter perse, ditmaal te Trevoux. Dat ging daar
| |
| |
stellig gemakkelijker dan te Parijs met een werk, waarvoor men geen privilege kon vragen. Het werkelijke adres wilde men er niet op zetten en het is te begrijpen, dat de Lorme, de Hollandse zakenrelatie van Boudot, er graag zijn naam voor leende. Het werd niet Jean Louis, maar alleen Louis de Lorme, de voornaam waarmee hij blijkbaar werd aangesproken, maar die hij nooit zonder J(ean) ervóór op een van zijn eigen uitgaven vermeldde.
Bernus noemt Trevoux als plaats van ontstaan. Dit baseert hij stellig op de Nouv. de la rep. des lettres van mei 1701. Daarin is een brief van Simon van 27 jan. 1701 afgedrukt met o.a. een klacht over de vele drukfouten in deze uitgaaf. In een noot heeft de redactie toegevoegd: ‘Le tître porte qu'elles ont été imprimées à Amsterdam, chez Louis de Lorme; mais la vérité est qu'elles l'ont été à Trevoux capitale de la principauté des Dombes’. Met een dergelijke mededeling moet men voorzichtig zijn. Ik vond echter een andere aanwijzing, die voor Trevoux pleit. In de advertentie van 30-12-1700 wordt nog een tweede boek genoemd; de officiële titel daarvan is: Les caracteres d'Epictete, avec l'explication du tableau de Cebes. Par M. l'abbé de Bellegarde. A Trevoux, chez Estienne Ganeau directeur de l'imprimerie de S.A.S. monseigneur prince souverain de Dombes. Avec approbation et privilege. 1701. (met appr. van 1-1-1700). De Bibl. Nat. bezit behalve dit exemplaar ook nog een exemplaar van een geheel ander zetsel en met andere paginering van 1701. Aan het adres is toegevoegd: ‘Et se vend à Liege chez J.F. Broncart’. De K.B., die ook een exemplaar van deze uitgaaf bezit, heeft daarnaast nog een herdruk van 1704 met geheel gelijke titel. Tenslotte heeft de U.B.A. een exemplaar van een nadruk van 1709 bij H. Schelte te Amsterdam. Deze uitgaaf had dus wel succes!
Het is duidelijk, dat de Lorme toen een grote zending van twee nieuwe uitgaven uit Trevoux, dat vlak bij Lyon lag, had gekregen, de ene op zijn eigen naam, de andere, die met approbation en privilege kon verschijnen, met het juiste adres. Wel wordt daarmee de ‘Avis de l'imprimeur de Trevoux’, opgenomen in de Journal de Trevoux juni 1703 (p. 406), gelogenstraft: Naar aanleiding van een onduidelijkheid in een bespreking in de Journal des sçavans zou men kunnen menen, dat te Trevoux een verboden boek is gedrukt. Daarom verklaart hij, dat wel voortdurend te Lyon boeken en libellen zonder permissie worden gedrukt met het adres Trevoux, maar dat hij zelf niets drukt zonder approbatie. Hij geeft dan een opsomming van alle voorzorgsmaatregelen, genomen door zijn souverein, opdat hij niets zal drukken, wat verboden is. In een particuliere overeenkomst is daarenboven nog bepaald, dat de commissarissen minstens tweemaal per week de drukkerij zullen bezoeken en ieder de sleutel zullen hebben om ook 's nachts binnen te kunnen komen. ‘Avec ces precautions on jugera aisément que l'imprimeur de Trevoux n'est pas assujetti à une police moins reguliere que celle qui s'observe à Paris, et que son Altesse Serenissime n'ayant nommé pour approbateurs que des docteurs de Sorbonne, et des sçavans en diverses sciences qui sont tous domiciliez à Paris, on ne doit regarder comme venant de Trevoux que les livres qui porteront le privilege de son Altesse Serenissime et l'approbation des personnes commies non suspectes. Au reste on ne pretend pas occuper cette imprimerie à de simples livrets, l'intention du prince est qu'on y imprime des livres solides et utiles, tels que sont...’.
De naam van de auteur werd wel genoemd, stellig als attractie voor de lezers. Om zijn deelname aan de uitgaaf te kunnen ontkennen, liet Simon echter het volgende ‘Avertissement de l'impri- | |
| |
meur’ opnemen: ‘Ces lettres ont été la plûpart imprimées sur les originaux de monsieur Simon qui étoient entre les mains d'un de ses amis. Et ainsi on ne croit pas qu'il s'avise de nier qu'elles soient veritablement de lui. On leur a donné le nom de Lettres choisies, parcequ'elles ont été en effet choisies entre beaucoup d'autres. Les faits qui y sont rapportez étant sur des matieres peu connuës et une bonne partie même ayant été tirée d'actes manuscrits, on leur a donné le nom d'anecdotes. On prie le lecteur de vouloir bien corriger les fautes d'impression, parceque la copie sur laquelle on a imprimé l'ouvrage, étant dificile à lire a cause des mots qui sont presque tous écrits en abregé, il n'étoit pas possible qu'on ne tombât dans quelques unes. Mais en y faisant un peu d'attention il sera facile de les redresser. On nous fait esperer un grand nombre d'autres lettres semblables, que nous ne manquerons pas de donner au public aussi-tôt que nous les aurons.’
De tweede druk met meer brieven verscheen in 1702, volgens Bernus te Rouen; 6 brieven en noten waren aan de 34 van de eerste uitgaaf toegevoegd. De uitgever was stellig Vaultier, bij wie de Lorme later exemplaren bestelde. De naam van Reinier Leers te Rotterdam, die al eerder werken van Simon had gedrukt, kwam op de titelpagina, ook op die van de twee volgende delen, die in 1704 en 1705 het licht zagen. Weer werd in een ‘Avertissement de l'imprimeur’ de schijn gewekt, alsof Simon zelf niets met de uitgaaf had uit te staan: ‘Ces lettres dont on donne une seconde édition augmentée et corrigée sur les veritables originaux, ont été si bien reçûës du public, qu'il n'en reste aucun exemplaire de la premiere édition. Les remarques qu'on y a ajoûtées sont la pluspart écrites de la main du neveu de M. Simon.’
Deze neef heeft men, waarschijnlijk ten onrechte, soms geïdentificeerd met Antoine Augustin Bruzen de la Martinière (1662-1746), die echter pas in 1730, lang na de dood van zijn oom, een uitgaaf van diens brieven in 4 delen bij Pierre Mortier te Amsterdam bezorgde, waarover Bernus veel bijzonderheden geeft.
Stellig ten onrechte houdt Peignot (II 50) deze Bruzen de la Martinière ook voor de uitgever van een deel met brieven van Simon, dat in 1699 het licht zag. Daar deze Lettres critiques soms verward worden met de hier besproken lettres choisies wil ik er ook nog iets over zeggen. De titelpagina geeft het volgende: Lettres critiques où l'on voit les sentimens de monsieur Simon sur plusieurs ouvrages nouveaux, publiées par un gentilhomme Alleman. Sur l'imprimé a Basle, pour Christian Wackerman, à l'enseigne d'Erasme. 1699. In een ‘Avertissement’ voorin leest men, dat zij afkomstig zijn van een ‘neveu de Mr. Simon, qui est mort depuis peu à la campagne où il avoit un benefice. Elles étoient entre les mains d'un ecclesiastique de ses amis, qui esperant en tirer de l'argent les a envoyées à un libraire de Hollande de qui je les ay acheptées. L'auteur ne sçachant point que son neveu les avoit copiées pendant son absence, avoit cru qu'elles avoient été brulées avec ses livres dans l'incendie de Dieppe. Il y en a quelques unes écrites au nom du neveu sur les memoires de l'oncle, et ce sont celles où l'on voit cette souscription I.S.C.D.B., c'est à dire Jaques Simon curé de Bolleville. Mais l'uniformité de stile qui se fait sentir également dans toutes, est une preuve évidente, qu'elles viennent d'une même main.’
Dit werk bevat 11 brieven van 1693, 1694 en 1699, gericht tegen de onder no. 62 genoemde uitgaaf van Martianay van de werken van S. Hieronymus, waartegen le Clerc ook stelling zou nemen en wel in 1700. Deze uitgaaf van 1699 verscheen uiteraard iets eerder en le Clerc kon zich daardoor gedeel- | |
| |
telijk hierbij aansluiten om herhalingen te vermijden (vergel. de besprekingen in de Hist. des ouvr. des savants van maart 1700, p. 126, en in de Nouv. de la rep. des lettres juli 1700, p. 77 en 86). In de Lettres choisies, die met adres van de Lorme verschenen, waren slechts twee brieven, die in de Lettres critiques niet voorkomen, aan dit onderwerp gewijd.
Wat het adres betreft van de Bazelse uitgever, dat hier nagedrukt zou zijn, kon ik zelfs niet te weten komen, of het hier een gefingeerde of een werkelijke naam geldt. Een bekende uitgever was het stellig niet en zeer waarschijnlijk hebben wij met een schuilnaam te doen. Bernus weet mede te delen, zonder echter redenen te geven, dat dit een Rouense druk is. Waarschijnlijk zal, indien dit juist is, Vaultier de uitgaaf voor Simon hebben verzorgd. Merkwaardig is, dat kort tevoren, volgens opgaaf van Bernus in februari 1699, de eerste brief van deze bundel als afzondelijke uitgaaf ‘A Cologne chez Pierre Marteau’ of liever volgens Bernus te Rotterdam verscheen. Beide werken zijn bewaard op de Bibl. Nat., in één band, en duidelijk ziet men dat het geheel verschillende drukken zijn. Weer vindt men in deze uitgaaf van de eerste brief het ‘Avertissement du libraire’, ditmaal dus Pierre Marteau: ‘Nous sommes redevables de cette critique au neveu de M. Simon, qui l'a écrite sur les memoires Latins de son oncle. Etant mort depuis peu, on nous fait esperer que nous recouvrerons un grand nombre de lettres critiques qui ont été brûlées dans l'incendie de Dieppe. Le neveu les avoit presque toutes copiées sans en parler à son oncle, et il les a données à un de ses amis avant que de mourir. Nous publions celle-ci, en attendant que nous puissions les recouvrer toutes. On nous mande qu'elles feront un volume assez considerable.’ etc.
Zonder het bovenstaande precies te kunnen verklaren, krijgt men toch een indruk, hoe ingewikkeld de problemen zijn om de uitgaven van de boeken van deze bekende Franse schrijver. Met minstens drie uitgevers stond hij zelf in contact, met Jean Boudot (ofwel Etienne Ganeau te Trevoux), met Vaultier te Rouen en met Reinier Leers te Rotterdam. In deze jaren verschool hij zich echter steeds achter een vriend of een neef, die buiten zijn medeweten zijn brieven zou hebben gecopieerd, welke bij de brand van Dieppe na het bombardement van 1694 verloren zouden zijn gegaan.
| |
65 Deze uitgaaf is stellig niet verschenen.
30-8-1700: ‘Jean Louis de Lorme libraire à Amsterdam a sous presse l'Histoire des Incas, etc. 12o, 3 vol. fig.’. (Gaz.).
7-9-1700: Idem. (Gaz. en A.C.).
De U.B.A. en Bibl. Nat. bezitten exemplaren van de uitgaaf van vier jaar later: Histoire des Yncas, rois du Perou; contenant leur origine, depuis le premier Ynca Manco Capac, leur etablissement, leur idolatrie, leurs sacrifices, leurs loix, leurs conquêtes; les merveilles du temple du soleil; et tout l'etat de ce grand empire, avant que les Espagnols s'en rendissent maîtres. Avec une description des animaux, des fruits, des mineraux, des plantes, etc. Traduite de l'Espagnol de l'Ynca Garcillasso de la Vega, par J. Baudoin. Tome Premier. A Amsterdam, chez Gerard Kuyper. 1704. 4 + 512 p. 8o. Tome Second. 6 + 492 + 36 p. 8o.
26-4-1704: ‘Bij Gerrit Kuyper, boekverkoper bezuyden 't stadhuys word gedrukt, en sal binnen weinig tijd uitgegeeven werden l'Histoire des Incas, rois du Perou, traduite de l'Espagnol de Garcilasse de la Vega, alsmede l'Histoire des guerres civiles des Espagnols dans les Indes, par le même autheur.’ (A.C.).
15-7-1704: ‘Bij Gerrit Kuyper... werd mede gedrukt en staet in 5 a 6 weken uyt te komen, l'Histoire des Yncas rois de Perou traduit de l'Espagnol de Garcilasso de la Vego, in 12o 2 vol.’ (A.C.).
17-2-1705: Idem ‘is gedrukt en te bekomen.’ (A.C.).
1705 bespreking van dit werk in de Bibl. choisie (V 374).
| |
| |
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de oorspronkelijke Spaanse uitgaaf van P. Crasbeeck, Lissabon 1609 en van de oorspronkelijke uitgaaf in het Frans, vertaald door J. Baudoin, van A. Courbé Parijs 1633.
Garcilaso de la Vega (1530-1568), geboren uit een Spaanse vader en Ynca-moeder, verdeelde zijn werk over Peru in twee delen, die in 1609 in Lissabon en 1616 te Cordova in het Spaans het licht zagen. De bekende vertaler Jean Baudoin (st. 1650) vertaalde de beide delen in het Frans. Het eerste verscheen in 1633, het tweede in 1650. In 1700 liep de Lorme blijkbaar met het plan rond om tot een herdruk over te gaan, stellig van het eerste deel, misschien ook van het tweede deel, daar hij spreekt van 3 volumes. Het plan is echter kennelijk niet door gegaan. Een Amsterdamse collega, Gerrit Kuyper, bracht het in 1704 ten uitvoer. Met het tweede deel wachtte hij echter nog even, want voorin de uitgaaf schreef hij: ‘L'on ne doute pas au reste que le prompt débit de ce premier volume n'engage le libraire à donner au plûtôt le second, qui est intitulé Histoire des guerres civiles des Espagnols dans les Indes, et qui est fort curieux.’ Dit werk verscheen dan ook pas in 1706. Verder vertelt hij, hoe hij het ouderwetse Frans heeft laten moderniseren en bekorten en in de bespreking in de Bibl. choisie wordt gezegd: ‘Le libraire, qui avoit dessein d'imprimer ce livre, averti de ce défaut, l'a fait retoucher; ce que l'on a fait sans changer quoi que ce soit dans le sens, et sans retrancher aucun fait, à moins qu'il ne fût redit dans la même page.’
| |
66 Matthiae Martinii lexicon philologicum, in quo Latinae et a Latinis auctoribus usurpatae, cum purae, tum barbarae voces, ex originibus declarantur, comparatione linguarum subinde illustrantur, multaeque in divinis et humanis litteris difficultates ex fontibus, veterumque et recentium scriptorum auctoritate enodantur, nec pauca in vulgatis dictionariis admissa errata emaculantur. Accedit ejusdem Cadmus Graeco-Phoenix, in quo explicantur et ad orientales fontes reducuntur principes Graecae voces, et eae, quae cum alibi tum maxime apud LXX interpretes et in novo testamento videntur obscuriores; ac multae dictiones a lexicographis praetermissae, et in glossariis alibique latentes vertuntur atque illustrantur. Praeterea additur glossarium Isidori cum emendationibus et notis Joannis Georgii Graevii quibus auctarium subjecit Theod. Janssonius ab Almeloveen. Praefixa est operi Joannis Clerici dissertatio etymologica. Editio nova prioribus emendatior, et auctoris vita auctior. Tomus Primus. Amstelodami apud Joannem Ludovicum de Lorme. 1701. 24 + 592 + 405 p. folio.
Tomus Secundus. 2 + 872 + 6 + 156 + 4 + 56 + 2 + 13 p. folio.
K.B. 650 B 2, Bibl. Nat. X 1064-1065.
[Titelpagina's rood-zwart. Landschap met beesten als vignetten. Ongesigneerde titelplaat met onderschrift: ‘Matthiae Martinii lexicon philologicum praecipue etymologicum. Ejusdem etymologicum Graecum, et Isidori glosarium Ultrajecti apud Antonium Schouten. 1697.’ en portret van Martinius gesigneerd: ‘J. v. Vianen del. et fecit’.]
| |
| |
Maart 1701 bespreking van dit werk in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 321).
1-8-1701: Mr. le Clerc ‘a publié depuis peu une dissertation etimologique pour mettre au devant du lexicon de l'édition d'Utrecht 1695, qu'un libraire de cette ville a acheté (9-6-1701 lettre d'Amsterdam in Journal des sçavans, p. 576).
De U.B.A. bezit de uitgaaf van 1697-1698 van Utrecht ‘Editio tertia prioribus multo emendatior, et auctoris vita auctior’, met adres ‘Trajecti ad Rhenum, apud Antonium Schouten, Bibliopol.’
17-1-1696: ‘Tot Utregt bij Antony Schouten boekverkoper werd gedrukt, Mattheae Martinii lexicon philosophicum (sic!) praecipuae etymologicum et sacrum, tertia vice emendatum et auctum a Johanne Georgio Graevio, met het Cadmus Graeco Phoenix van den selven Matthias Martinus, neffens Isidori glossarium, t'samen in 2 stukken in folio, en sal dit voorsz. werk werden uytgegeven volgens de conditien, welke te vinden zijn tot Utregt bij den voorn. Antony Schouten, Amsterdam Waesbergens, Boom, van Someren, Borstius en Wolters, Leyden Haring, Haerlem van Kessel, 's Gravenhage Troyel, Geselle en Backer, Delft Krooneveld, Rotterdam Leers, Bos, Doesburg en van der Slaert, Leeuwarden Nauta, Koopman en Hoogslag, Franeker Strik en Gijselaer, Arnhem Orskamp, Deventer Fronten, Nimmegen van Oosten, en in andere steden bij de boekverkopers, alwaer de conditien te vinden zijn, en de intekening kan gedaen werden. Imant genegen zijnde om in te tekenen, gelieft 't selve spoedig te laten bekent maken, also reeds een getal voor 't selve hebben ingeschreven.’ (A.C., idem 19-1-1696).
Okt.-dec. 1697 bespreking van dit werk door Neocorus (p. 484).
Jan.-febr. 1698 bespreking van dit werk in de Boekzaal (p. 5), Aug. idem in de Acta eruditorum (p. 350).
De U.B.A. bezit de uitgaaf van 1711 van Utrecht ‘Praefixa operi inedita hactenus Joannis Clerici dissertatio etymologica et vita scriptoris. Editio prioribus emendatior atque auctior’, met adres ‘Trajecti Batavorum, apud Gulielmum Broedelet’.
Het belangrijkste werk van Mathias Martini (1572-1630), theoloog en philoloog en rector te Bremen, was zijn lexicon, die in 1623 te Bremen het licht zag en vele malen werd herdrukt. De Utrechtse hoogleraar J.G. Graevius (1632-1703) verzorgde een nieuwe uitgaaf, waarvan de twee delen de jaartallen 1697 en 1698 dragen. Ondanks een systeem van intekening was deze uitgaaf geen succes. De Lorme kocht het restant op. Voor de verdere geschiedenis van dit werk geef ik le Clerc het woord: ‘This same year, 1701, a bookseller of Amsterdam had bought an impression of Matthias Martinius' lexicon philologicum et Cadmus Syrophoenix, with a glossary of Isidorus, illustrated with Graevius's notes, in two volumes in folio, publish'd four years before at Utrecht, but which lay upon his hands, and would not move; he therefore requested the favour of le Clerc to help him to a new preface, which might, as it were, revive this work, and recommend it to the public. Wherefore for the sake of the bookseller, he wrote a short etymological dissertation, which is set before the two volumes; and by which means the book went off much easier afterward, which otherwise had been condemn'd to oblivion. There was some merit in the work it self; and, being beautified by Graevius's addition, was well worth the buying; but many, who knew not the use of etymologies, might be set to rights by the preface. I cannot sufficiently wonder that Ger. J. Vossius, a man of infinite learning and candor, should take the pains to write out Martinius, and not advertise his readers from whence he had taken what he had written. I am perfectly persuaded of what Mr. le Clerc says in his preface, that if Ger. J. Vossius had liv'd longer, he would have publish'd his own Etymologicon, and confess'd that he ow'd many things to Martinius, who was by no means comparable to him for learning. And I have found by chance several places taken out of him.’ (Account 39). Op 8-2-1701 schreef le Clerc aan Locke:
‘Pour moi, l'Ecriture Sainte m'occupe entièrement, à quelques petites distractions près, que je ne puis éviter. J'ai fait une préface au Lexicon
| |
| |
philologicum de Martinius qui est imprimé il y a quelques années à Utrecht, mais qui a été acheté depuis peu par un libraire de cette ville. Si vous avez cette édition et que vous souhaitiez avoir la préface, je pourroi l'avoir du libraire.’ (Bonno 120).
Al liep de verkoop van deze nieuwe titeluitgaaf van 1701 door de toevoeging van de dissertatio etymologica van 7 pagina's van le Clerc beter, toch raakte de Lorme het overgenomen restant niet kwijt. Op zijn beurt deed hij de bij hem overgebleven exemplaren over aan een Utrechtse boekverkoper. Deze Willem Broedelet kwam in 1711 weer met een nieuwe titeluitgaaf, die ditmaal geheel gelijk was aan de vorige, die de Lorme in 1701 het licht had doen zien. Alleen de titelpagina en het vignet daarop, dat de Lorme ongewijzigd had overgenomen van Schouten, waren in deze uitgaaf nieuw.
Tegen dergelijke nieuwe titeluitgaven, vooral wanneer zij de schijn wekten een vermeerderde of verbeterde druk te zijn, fulmineerde men hevig. Dat zagen wij reeds bij no. 51 en gebeurde mede naar aanleiding van dit werk in een artikel van november 1703 in de Nouv. de la rep. des lettres, getiteld ‘Remarques de l'auteur de ces nouvelles sur les différentes éditions de livres’: ‘Enfin il est encore bon d'avertir, que souvent les libraires se vendent les uns aux autres ou une edition toute entière, ou le reste d'une edition. Alors l'acheteur ne manque presque jamais de déchirer le tître où étoit le nom de celui de qui il a acheté, et d'en faire imprimer un nouveau où il met son nom, et souvent l'année non de l'édition, mais celle à laquelle il a commencé d'en être le maître. C'est par exemple ce qui est arrivé à l'excellent Dictionaire de Martinius. Il fut imprimé à Utrecht en 1698. Environ trois ans après il fut acheté par le Sr. de Lorme. Il ôta le premier tître, pour y mettre le nom de la ville d'Amsterdam et le sien, et l'année 1701 au lieu de l'année 1698. Un lecteur peu circonspect croira que ce sont deux editions différentes; surtout s'il voit que dans les exemplaires d'Amsterdam il y a une excellente préface, qui ne se trouve point dans ceux d'Utrecht, et il lui sera presque impossible de se desabuser, s'il n'en juge que sur les citations de quelques auteurs, dont les uns citeront l'édition d'Utrecht, et les autres celle d'Amsterdam.’ (p. 519). Bernard, redacteur van de Nouvelles en schrijver van dit stuk, die vroeger had meegewerkt aan de uitgaven van de Lorme's zwager Jordan, stond echter ook kennelijk met de Lorme in goede relatie. Hij voegde daarom achter diens naam een noot toe: ‘On n'a point dessein de blamer ce libraire,
qui n'a point voulu tromper le public, et qui est d'ailleurs très-honnête homme et très fidelle dans le négoce.’
| |
67 Histoire de l'isle de Ceylan, ecrite par le capitaine J. Ribeyro, et présentée au roi de Portugal en 1685. Traduite du Portugais par monsr. l'abbé Le Grand. Enrichie de figures en taille-douce. Suivant la copie de Trevoux, a Amsterdam, chez J.L. de Lorme, libraire. 1701. 24 + 352 (+ 4) p. 12o.
U.B.A. 607 J 11, Bibl. Nat. 8o O2 k. 1745.
[Titelpagina rood-zwart. Ineengestrengelde figuur als vignet. De 7 platen, behalve één, gesigneerd ‘Bercy fecit’, de kaart ‘par le Sr. de l'Isle geographe. 1700. Gravé par Bercy.’]
| |
| |
| |
Histoire de l'isle de Ceylan, ecrite par le capitaine J. Ribeyro, et présentée au roi de Portugal en 1685. Traduite du Portugais par monsr. l'abbé Le Grand. Enrichie de figures en taille-douce. Suivant la copie de Trevoux, a Amsterdam, chez Duvillard et Changuion. 1719. 24 + 352 (+ 4) p. 12o.
Parijs Bibl. Ste Genevieve 8o Q 512.
[Titelpagina rood-zwart. Gestyleerde figuur met letters EDV als vignet. Platen en kaart als boven.] Enschedé en Jöcher noemen ook een uitgaaf van Amsterdam 1750, waarvan ik geen exemplaar vond.
April 1701: ‘Le Sr. de Lorme imprime aussi à Amsterdam l'Histoire de l'isle de Ceylan, traduite du Portugais de Ribeiro, avec des remarques et des additions de Mr. l'abbé le Grand. in 12o.’ Juli 1701 bespreking van dit werk (Nouv. de la rep. des lettres 478 en 54).
30-5-1701 verkocht aan de la Feuille dit werk voor f 1.4.-.
1716 Du Villard biedt dit werk 1701 te koop aan (cat. la Placete).
1719 Du Villard biedt dit werk gedrukt bij hem te koop aan (cat. Piganiol de la Force).
Brunet biedt dit werk te koop aan voor 2 l. 5 s. (ff 21739, 52).
1734 Changuion biedt dit werk te koop een (cat. Longus).
De Bibl. Nat. bezit de oorspronkelijke Franse uitgaaf: Histoire de l'isle de Ceylan. Ecrite par le capitaine Jean Ribeyro, et presentée au roy de Portugal en 1685. Traduite du Portugais en François. A Trevoux, chez Estienne Ganeau directeur de l'imprimerie de S.A.S. monseigneur prince souverain de Dombes. Avec approbation et privilege. 1701. 24 + 352 (+ 4) + 12 p. 12o (met Franse titel: ‘Histoire de l'isle de Ceylan’, platen als boven, priv. van 26-6-1699 voor Jean Boudot, 11-8-1699 afgestaan door hem aan Estienne Ganeau, approbation van 14-8-1700 te Parijs van abbé Gallois en l'abbé Bosquillon, permission van 27-9-1700 te Trevoux). Ook bezit de Bibl. Nat. een exemplaar van dezelfde uitgaaf met op de titelpagina het adres: ‘A Trevoux, et se vend, a Paris, chez Jean Boudot, libraire de l'Academie Royale des Sciences, ruë S. Jacques, au Soleil d'Or. 1701. Avec approbation et privilege.’
Maart-april 1701 bespreking in de Journal de Trevoux (p. 151, met toevoeging ‘et rimprimée à Amsterdam chez Jean Louis de Lorme’), 39-5-1701 in de Journal des sçavans (p. 389).
Maart en juni 1701 mededeling over dit werk in de Hist. des ouvr. des savants (p. 133 en 276).
Aan het werk van de Portugese scheepskapitein over Ceylon wijdde D.W. Ferguson in 1888 een studie: ‘Captain Joâo Ribeiro; his work on Ceylon, and the French translation thereof by the abbé le Grand’. Joachim le Grand (1653-1733), lid van de Congrégation de l'Oratoire, historicus en staatsman, vertoefde sedert 1692 enige jaren in Portugal als ambassadesecretaris en verzamelde toen veel gegevens betreffende de Portugese ondernemingen in Indië. Daardoor kon hij bij zijn vertaling van het werk van Ribeiro veel toevoegingen geven. Dit boek werd te Trevoux gedrukt met privilege, waarmee men daar niet een speciaal, maar het algemene privilege van 1699 voor de drukkerij voor Jean Boudot bedoelde, en met approbatie van twee abbés. Het was in dit geval dus niet nodig het op naam van een buitenlandse uitgever te doen uitkomen. Het kwam waarschijnlijk begin 1701 van de pers. Al spoedig daarna gaf de Lorme een nadruk ervan, stellig met instemming van zijn collega's te Trevoux, want de illustraties in zijn uitgaaf zijn identiek met die van de Franse uitgaaf. Of men hem daarvoor de koperplaten zond, of de afgedrukte gravures, blijkt niet. Evenmin kan ik zeggen, wat de bedoeling van deze nadruk was, die het origineel op de voet volgde, zodat zelfs de dubbel afgedrukte paginering 187-190 werd overgenomen. Waarschijnlijk geschiedde
| |
| |
dit ter wille van de verwijzingen boven de illustraties naar de pagina's van het boek. De errata van de Franse uitgaaf werden in de Amsterdamse alle verbeterd.
Het werk was blijkbaar geen groot succes of de oplaag was te groot: In 1716 bood Du Villard nog exemplaren te koop aan en in 1719 kwam hij met een nieuwe titeluitgaaf.
| |
68 Memoires pour l'histoire des sciences et des beaux arts, recueillis par l'ordre de S.A.S. Mr. le duc du Maine. Mois de janvier et de fevrier de l'an 1701. Seconde edition augmentée de diverses remarques et de plusieurs articles nouveaux. Tome Premier. A Amsterdam, chez Jean Louis de Lorme. 1701. Avec privilege des Etats de Hollande et de West-Frise. etc. per 2 maanden, sedert maart 1702 per maand, sedert januari 1704 tot juni 1705 per 6 maanden. Tome I 16 + 454 + 2 p. Achter Tome I: Supplémens des memoires pour l'histoire des sciences et des beaux arts. Tome I. A Amsterdam, chez Jean Louis de Lorme, 1702. Avec privilege des Etats de Hollande et de West-Frise. 127 p. 12o.
Tome II, 1701. 494 + 2 + 6 p. 12o. Tome III, 1702. 484 + 2 p. 12o. Tome IV, 1702. 475 + 2 p. 12o. Tome V, 1703. 480 p. 12o. Tome VI, 1703. 412 + 68 p. 12o. Tome VII, 1704. 437 + 27 p. 12o. Tome VIII, 1704. 448 + 24 p. 12o. Tome IX, 1705. 453 + 21 p. 12o.
U.B.L. 658 E 1-9.
[Titelpagina's zwart. Mand met bloemen als vignetten.]
8-2-1701 octrooi van de Staten van Holland en West-Friesland voor J.L. de Lorme voor zeker boek, genaamd l'Etat present de la literature dans toute l'Europe, suivant la copie imprimée a Trevoux, dat elke maand zal uitkomen, voor 15 jaar.
30-5-1701 verkocht aan de la Feuille dit werk voor 2 st. per maand.
Aug. 1701: aankondiging van deze uitgaaf: ‘Cette nouvelle edition est augmentée de diverses remarques et d'articles nouveaux. Le libraire y donne le champ libre à tous ceux, qui trouveront à propos de répondre à quelques uns des articles de ce journal. Quelques auteurs ont déjà profité de ces offres, et ont reponssé vigoureusement les attaques des journalistes de Trevoux, qui l'ont pris sur un ton un peu trop mordant, au jugement du public.’ (Nouv. de la rep. des lettres p. 237).
18-1-1702 verkocht aan de la Feuille het supplement voor 5 st.
1703 Pierre Regis corrigeert voor dit jaar 2 vol., samen 60 vel, voor 15 st. per vel, tezamen f 45.-,-.
3-11-1705: ‘Jean Louis de Lorme libraire à Amsterdam sur le Rockin près la Bourse, à l'enseigne de la Liberté, a imprimé et vend les 6 premiers mois de l'année 1704 des Memoires pour l'histoire des sciences et des beaux arts, ou le Journal de Trevoux. Il donnera incessament les six derniers mois de ce journal, de la même année, et continuera à la donner ainsi par volume, jusqu'à-ce qu'il ait ratrapé l'édition de Trevoux. (Gaz. idem 13-11-1705).
16-11-1705: idem, met toevoeging: ‘Le même libraire prie ceux qui voudront bien lui fournir des mémoires et des remarques, pour augmenter et joindre aux mémoires, d'être court, que la matière vienne au sujet, et d'afranchir leurs lettres autant que faire se pourra.’ (Gaz. idem 19-11-1705).
4-11-1705 verkocht aan de la Feuille deel VII voor 18 st.
| |
| |
19-2-1706 verkocht aan de la Feuille deel VIII en IX voor 18 st. per stuk. (IX is later eronder gevoegd).
5-10-1706: ‘J.L. de Lorme libraire à Amsterdam a imprimé et vend le 9e volume des Memoires pour l'histoire des sciences et des beaux arts, contenant le 6 premiers mois de l'année 1705.’ (Gaz. idem 12-10 en 16-11-1706.)
14-10-1706: ‘Bij Jan Louis de Lorme boekverkooper op 't Rockin bij de Beurs tot Amsterdam is gedrukt en word uytgegeven het negende deel van de Memoires pour l'histoire des sciences et des beaux arts, begrijpende de 6 eerste maanden van het jaer 1705.’ (A.C.).
De U.B.L. bezit ook de oorspronkelijke uitgaaf: Memoires pour l'histoire des sciences et des beaux arts. Recueillis par l'ordre de son altesse serenissime monseigneur prince souverain de Dombes. A Trevoux, de l'imprimerie de S.A.S. Et se vendent à Paris, chez Jean Boudot libraire imprimeur ordinaire du Roy, et de l'Academie Royalle des Sciences, ruë S. Jacques au Soleil d'or près S. Severin. Avec privilege et approbation. 1701-1705 (etc.) (met priv. van 26-6-1699 voor Jean Boudot, door hem afgestaan 11-8-1699 aan Estienne Ganeau, approbation niet afgedrukt. Voorin Franse titel: ‘Memoires pour l'histoire des sciences et des beaux arts’).
Okt. 1699 aankondiging van plannen voor deze uitgaaf in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 471).
Naast enkele algemene bronnen en ook Hatin bestaat een speciale dissertatie over dit onderwerp van G. Dumas, Histoire du Journal de Trévoux depuis 1701 jusqu'en 1762 (Paris 1936), die vele interessante bijzonderheden geeft, zowel over de Franse als over de Hollandse druk. Waarschijnlijk op initiatief van de Jesuieten besloot de duc du Maine tot deze uitgaaf om daardoor de antitraditionele doctrines te bestrijden, of zoals Hatin citeert uit januari 1712: ‘Ce fut le grand cours des journaux hérétiques qui fit naître à M. le duc du Maine l'idée d'un journal où l'on eût principalement en vue la défense de la religion.’ De leiding van deze uitgaaf kregen de Jesuieten van het Collège Louis-le-Grand te Parijs en met het oog daarop werd Tournemine, die de eerste 18 jaren de redactie zou hebben, naar Parijs geroepen. Uit de latere correspondentie van de Lorme blijkt, dat hij alle nieuwe uitgaven met het oog hierop naar de duc du Maine stuurde, die ze weer doorgaf aan Tournemine.
De grote afstand tussen parijs en Trevoux veroorzaakte uiteraard moeilijkheden. In de allereerste plaats gaf die veel vertraging, zoals uit berichten van januari 1708 en 1712 blijkt: ‘Nous imprimons à cent lieues de Paris, et nous envoyons la copie de nos mémoires deux mois avant qu'elle paraisse.’ Maar ook leidde die kennelijk af en toe tot eigenmachtig optreden van de drukker, zoals blijkt uit een ‘Avis’ vòòr maart-april 1701: ‘Ceux qui donnent des memoires au public, sont obligez de l'avertir, que la lettre qu'on trouve icy à la page 99, y a été mise par l'imprimeur, sans leur participation. Si c'étoit eux qui l'y eussent fait mettre, ils auroient eu soin d'en oster auparavant quelques termes trop forts.’
In 1731 verlengde de duc du Maine het privilege niet. Het tijdschrift werd toen drie jaren lang te Lyon gedrukt, daarna te Parijs. Na de verdrijving van de Jesuieten in 1762 leidde het nog korte tijd een wat moeizaam bestaan.
Hoezeer ook de Hollandse uitgaaf in overleg met althans de drukkers van de Franse geschiedde, blijkt wel uit het feit, dat de Lorme al op 8 februari 1701 zijn privilege kreeg, terwijl naar Dumas mededeelt het eerste nummer van de Franse uitgaaf pas in maart het licht zag. Le Clerc, die sedert enige tijd in nauw contact met de Lorme stond, had in 1693 de uitgaaf van zijn tijdschrift Bibliothèque universelle et historique stopgezet. Hij moet door de Lorme op de hoogte zijn gekomen van deze nieuwe uitgaaf en tezamen zullen zij het plan hebben gemaakt deze na te drukken met de nodige toevoegingen van Protestantse zijde. In Trevoux had men daartegen kennelijk geen be- | |
| |
zwaar; misschien juichte men het initiatief van de Amsterdamse collega wel toe. De goede verstandhouding tussen de Lorme en Boudot-Ganeau bleef althans bestaan.
In een uitvoerig ‘Avertissement’, dat voorin het eerste nummer werd opgenomen, zet le Clerc de bedoeling van de Amsterdamse uitgaaf uiteen, namelijk de auteurs, die in de Franse uitgaaf aangevallen worden, de gelegenheid te geven zich te verdedigen. Hij zegt daarbij te vertrouwen, dat ze zich gematigder zullen tonen dan hun tegenstanders, wat op zijn beurt de tegenstanders op den duur misschien zal beïnvloeden. Ook zal de uitgever extracten van alle boeken, die men hem toezendt, opnemen. Veel duidelijker taal spreekt le Clerc in een brief van 30-5-1701 aan Locke: ‘On a publié depuis peu le commencement d'un journal à Trevoux, capitale de la principauté de Dombes, qui est au duc du Maine, où l'on m'a très mal traité, et où l'on ne vous a pas non plus épargné. Ce sont des prêtres passionnés et ignorants qui le font, et qui n'observent aucune règle de justice ou d'honêteté. Je les ai un peu relancés dans un article que j'ai fait mettre à la fin dans l'édition qui s'en est faite ici, et il y aura moyen de le faire davantage dans la suite, s'ils continuent. Je vous l'envoierois, si je n'apprenois que Mr. de la Mothe l'envoie à Mr. Coste, car c'est un livre qui ne mérite pas qu'on le garde.’ (Bonno 121).
Die medewerking van le Clerc werd al spoedig bekend. In een ‘Avertissement’ voorin het nummer van mei-juni 1701 van de Franse uitgaaf leest men: ‘On r'imprime ces memoires à Amsterdam, et on dit que c'est Mr. le Clerc qui prend soin de cette edition. Il a ajoûté à nôtre premier tome un avertissement, avec des reflexions sur l'extrait que nous avons donné de son Harmonie evangelique: et il se plaint très-amerement de nous dans l'un et l'autre article.’ Daarop kwam weer een antwoord in de Amsterdamse uitgaaf van mei-juni 1701 (p. 441) en ook in die van januari 1703 (p. 221): ‘Ils sont mal-informez, car M. le Clerc ne la lit, ni ne la corrige. Il a bien autre chose à faire qu'à prendre soin de l'édition d'un ouvrage comme celui-là, que l'on sait bien qu'il ne sauroit approuver. Il est assez occupé aux siens, pour ne pas se mêler de ceux d'autrui, quand il en auroit même une toute autre idée. Il n'a fait que parcourir légerement ce journal, et n'en a lû que très-peu d'articles.’ Geheel onoprecht is de Lorme hier stellig niet, want inderdaad corrigeerde de bovengenoemde Pierre Regis, doctor in de medicijnen, de proeven. Vooral in de exacte wetenschappen was deze doctor, die zelf ook publiceerde en met Bayle correspondeerde (Labrousse 392), goed thuis. Het is dan ook zeer denkbaar, dat hij de redactie had en dat de medewerking van le Clerc zich beperkte tot het adviseren en het schrijven van een aantal artikelen. Ook van anderen werden stukken opgenomen, zo bijvoorbeeld zeven brieven van Bayle (Labrousse 405, die de laatste brief ten onrechte in 1706 plaatst; bedoeld is de jaargang 1705, die in 1706 verscheen). Algemeen bleef men echter le Clerc als de stuwende kracht achter de Hollandse uitgaaf zien. Toen deze stop werd gezet - Paquot wijdt dit aan de Bibliothèque choisie, die le Clerc van 1703
tot 1713 uitgaf -, werd dit algemeen betreurd, ook in Frankrijk. In 1708 blijkt uit de brieven van Cuper, dat Bignon zelf graag de voortzetting had gezien. Op 23-11-1708 schreef Cuper hem: ‘Je ferai tout ce que je pourrai, afin que les Memoires de Trevoux soient, comme auparavant, mis sous la presse à Amsterdam. Il y a de bonnes choses, qu'on ne trouve pas ailleurs, et je ne puis comprendre la raison pourquoi les libraires ne les continuent pas.’ Om deze belofte in te lossen wendde Cuper zich tot le Clerc. In een brief van 15-11-1709 betreurt hij het stopzetten van de uitgaaf van Amsterdam: ‘J'en suis
| |
| |
certainement fâché; il y avoit de belles choses, qu'on ne trouvoit point ailleurs, et vous étiez aussi à Symbolis, ce qui étoit un grand ornement à cet ouvrage.’ (Cuper p. 97, 210, 211 en 367). Men ziet uit dit alles wel, dat de naam van le Clerc onverbrekelijk verbonden was aan de Amsterdamse editie van de Journal de Trevoux.
Voor bijdragen van anderen hield de Lorme zich echter steeds aanbevolen en zo zien wij o.a. Quesnel in een brief van 20-7-1701 aan de advocaat Brunet te Brussel daarvoor propaganda maken: ‘Je ne sais si je ne vous avais pas déjà mandé qu'on réimprime à Amsterdam les Mémoires de Trévoux et qu'on y ajoute ce qu'on juge à propos d'y ajouter. J'ai vu les deux premiers volumes, ou quatre mois. Ainsi, quand de vos quartiers, on voudra y faire insérer quelque chose qui le mérite, on n'aura qu'à me l'envoyer.’ (Quesnel II 143).
Tot zover de redactie om nu zeer in het algemeen iets over de inhoud te vertellen. Dumas maakte daarvan een studie en kwam tot de conclusie, dat gemiddeld één op de acht artikelen beantwoord werd. Dat waren dan uiteraard steeds artikelen, die de religie behandelden. Andere artikelen werden vaak ongewijzigd overgenomen. Een enkel maal gaf men ook onder aan de pagina een korte repliek van Protestants standpunt uit. Het was voor Dumas niet moeilijk die toevoegingen te vinden, want, zoals de Lorme vóórin het nummer van maart-april 1701 zegt, zij waren gemerkt met een sterretje. Niet altijd zijn het theologische weerleggingen. Zo wordt een bericht over Holland van maart 1703: ‘Au reste on imprime en ce pais-cy moins que jamais, messieurs Huguetan qui faisoient rouler cinq ou six presses, n'en font plus rouler qu'une pour achever les livres du P. Petau de Doctrine Temporum. Il faut se consoler qu'on imprime moins à Amsterdam, c'est tout le contraire à Utrecht...’, weerlegd met het volgende ‘Avertissement’: ‘Cet article a été fabriqué à Paris, par quelcun qui n'a aucun commerce en Hollande. 1. On n'imprime presque rien à Utrecht, et tout se fait à Amsterdam, ou a Leide...’ (mei 1703, p. 379).
Telkens weer vinden wij aanmaningen van de uitgever aan de inzenders om maat te betrachten, zowel in de omvang als in de inhoud, bijvoorbeeld in september 1702: ‘C'est pour cette derniere raison principalement que je n'ai pas trouvé à propos de mettre dans les derniers mois, quelques ecrits que j'avois reçûs, les ayant trouvez trop satiriques.’ (p. 240). Hetzelfde zegt hij weer vóórin jan.-juni 1704.
In sept.-oct. 1701 (p. 162) plaatste hij het volgende bericht: ‘On a dessein, à l'avenir, de mettre à la fin de chaque memoire, un catalogue des livres nouveaux qui paroissent en Europe. On prie les libraires de ces provinces, d'envoier un titre de leurs nouveautés, la forme des livres, et le nombre des pages qu'ils ont, on ne manquera pas à marquer la ville où ils sont imprimez, et chez qu'ils se trouvent.’ Achter nov.-dec. 1701 vindt men de eerste dergelijke catalogus en sedertdien worden die achterin vrijwel elk nieuw nummer afgedrukt. In de editie van Amsterdam, het middelpunt van de Europese boekhandel, kon zo'n catalogus zeer actueel zijn, wat voor de oorspronkelijke editie van het afgelegen Trevoux uitgesloten was.
Achterin deel VI kwam de Lorme voor het eerst met een inhoudsopgaaf en wel over elk der drie eerste jaren. Daarna gaf hij deze telkens per half jaar.
Uiteraard gebruikte de Lorme zijn tijdschrift ook om voor zichzelf wat reclame te maken, in de allereerste plaats voor zijn eigen uitgaven. Aankondigingen daarover zal ik echter niet hier, maar bij de
| |
| |
behandeling van die uitgaven noemen. Verschillende malen gaf hij een lijst van nieuwe boeken, die hij uit Frankrijk had ontvangen, bijvoorbeeld achter juni en december 1704. In augustus 1702 (p. 154) kwam hij met een korte opgaaf van boeken, die hij uit Engeland had gekregen. Tenslotte vergeet hij vrijwel nooit om bij de ter sprake komende buitenlandse uitgaven te zeggen ‘et se trouve chez (J.L.) de Lorme libraire à Amsterdam’ of soms ‘et se vend...’.
Een enkel maal vindt men haast particuliere mededelingen. Zo leest men achter juni 1704 (p. 347) het volgende ‘Avis du libraire de Hollande: Il y a quelques années qu'une personne que je ne connois pas, m'écrivit pour me faire imprimer une certaine histoire en forme de lettres; et quoi que j'ai répondu fort exactement et fidellement à ses intentions, j'ai pourtant lieu de me plaindre d'Elle, de ce que m'aïant envoié une partie de cette Histoire, et m'étant mis en quelques dépense qu'Elle ignore pas, elle a si inopinement changé à mon inçu et à mon désavantage. J'espere de son équité qu'Elle cherchera quelque moien de m'en dédommager. Si cette personne ne m'entend pas, qu'elle prenne la peine de lire les nouvelles literaires de may 1703 de mon édition.’ Het wat duistere bericht van mei 1703 (p. 377) luidt als volgt: ‘On écrit de Bâle que l'on y a reçu le Tome I d'un ouvrage sur quelques matieres du tems; mais que le libraire ne le commencera à imprimer, que lorsqu'il aura tout reçu, et qu'il souhaite que ce soit bien-tôt. On l'attribue à un M. le Bret.’
Aanvankelijk volgde de Amsterdamse editie de Franse vrij precies. Omdat er meer plaats nodig was voor de toevoegingen bleef er nogal wat over en dat bracht de Lorme er toe om aan het eind van het eerste half jaar een supplement te geven. Vóórin het nummer van sept.-oct. 1701 kondigde hij dit aan: ‘Comme il nous reste plusieurs pieces qui n'ont pû être inserées dans les memoires qui ont paru jusques à présent, nous avons jugé à propos d'accompagner ceux-ci, d'un supplement qui sera composé de pieces curieuses, la plûpart contre le Journal de Trevoux, ou d'extraits de livres, que des savans nous ont envoiez. Nous en donnerons un semblable de tems en tems, afin de contenter tout le monde, et ne pas donner sujet de plainte à ceux qui nous font l'honneur de nous envoier ces pieces, par le retardement de leur impression.’ Het oorspronkelijke idee was om telkens 4 supplementen te binden, zoals hij vóórin het eerste aankondigde: ‘Ceux qui acheteront ces supplémens n'ont qu'à les garder, sans les faire relier, jusqu'à ce qu'ils en aient assez, pour en faire un volume de trente feuilles, ou environ, tel qu'a été le premier volume des mémoires de l'edition de Hollande.’ Het zou echter bij één supplement blijven. Achter december 1701 kondigde de Lorme nog wel weer een supplement aan, maar dit kwam niet. Het ene supplement vindt men dan ook in alle exemplaren gebonden achter deel I of juni 1701.
Te beginnen met 1702 volgde men de Franse editie niet meer precies. De uitgever motiveerde dit als volgt vóórin zijn deel III: ‘On avertit le public que le Journal de Trevoux, ayant été divisé en divers petits tomes inégaux, dans l'édition de France; on a trouvé plus à propos de le partager également, dans celle-ci. Comme il n'importe à quel mois on rapporte les matieres, desormais on donnera toûjours dix feuïlles de deux en deux mois; renvoyant aux suivans ce qu'il y aura de trop dans l'edition de Trevoux. Ceux qui achettent ces memoires l'ont souhaité ainsi, étant accoûtumez à payer également chaque tome; et l'on n'a pas eu de raison de ne les pas satisfaire. Bien loin néanmoins de retrancher rien à ce qui vient de France, on y ajoûtera toûjours quelque chose, comme on a fait jusqu'à présent.’
| |
| |
Die verschillen werden steeds groter. De Franse uitgever maakte daarvan gebruik door in mei 1703 nog weer eens te waarschuwen tegen deze uitgaaf: ‘A propos de l'édition de nos Mémoires qui se fait à Amsterdam, le public doit être averti que cette édition est très imparfaite, que l'on met en plusieurs mois ce que nous renfermons dans un seul; et que l'on y insère des choses que nous n'aurions garde de mettre dans nos Mémoires.’
In brieven van 4-1-1711 aan Bignon en van 20-12-1712 aan La Croze spreekt Cuper er zijn verwondering over uit, dat het eerste half jaar van 1705 van de Franse en Hollandse editie niets op elkaar lijken, ‘toto caelo differens’ (Cuper p. 271 en 116).
Wel gaf de Lorme sedert maart 1702 in navolging van de Franse, die daarmee in januari was begonnen, elke maand een aflevering. Lang hield hij dit niet vol - de Franse editie viel ook wel weer eens terug op tweemaandelijkse nummers - en tenslotte verschenen in de Hollandse editie 1704 en 1705 jan.-juni in 3 delen, telkens van 6 nummers. Wij zagen reeds, dat deel VII in november 1705 en deel VIII en IX respectievelijk in februari en oktober 1706 het licht zagen. In tegenstelling tot andere uitgaven, die altijd de laatst mogelijke datering kregen, werden deze voorzien van de bijbehorende jaartallen 1704 en 1705.
De oorlogsjaren zaten de Lorme zeer in de weg. Vóórin juli 1703 is hij nog optimistisch. Ondanks het verbod van alle handel met Frankrijk, dat kort tevoren in de Republiek is afgekondigd, hoopt hij voort te gaan met zijn uitgaaf. Voorlopig heeft hij nog stof genoeg in de vorm van toevoegingen en van de inhoudsopgaaf, die hij achterin deel VI zal opnemen. In een ‘Avis’ achter november 1703 laat hij een somberder geluid horen. Hij ontvangt de editie van Trevoux niet en heeft bovendien uit Genève gehoord, dat men die bij gebrek aan stof zal stopzetten, zodat hij alleen nog maar de maand december zal laten verschijnen. Maar in zijn ‘Avis’ in deel VII laat hij weer een nieuw geluid horen. Wij zijn dan in de herfst van 1705 en het verkeer met Trevoux gaat blijkbaar veel beter: ‘L'impossibilité ou j'etois de recevoir de France la suite de ces Memoires, par l'interruption des lettres, a été cause que je n'ai pas continué à les donner. Je vais en faire paroître 6. mois à la fois en un volume, jusques à ce que j'aye rejoint l'edition de Trevoux, après quoi je les donnerai par mois, comme j'ai fait dans les premieres années.’ Dit plan bracht hij ten uitvoer, maar in november 1706 zette hij het stop met deel IX. Paquot nam aan, dat men het staken van de Hollandse editie van Trevoux moet toeschrijven aan de oprichting door le Clerc van een eigen tijdschrift, de Bibliothèque choisie, uitgegeven bij H. Desbordes. De verschijning van het eerste deel hiervan werd echter al in de Franse editie van juni 1703 (p. 1098) aangekondigd. Drie à vier jaar zouden nog verstrijken, voordat de Lorme zijn onderneming staakte. Ik neem daarom aan, dat dit eerder gebeurde, omdat de uitgave te weinig of misschien zelfs in het geheel geen winst gaf, daar de onkosten ook buiten het drukken groot waren. Steeds weer herhaalt de Lorme zijn aanmaning:
‘Les savans qui auront des memoires propres à être inserez dans cet ouvrage, sont priez de les luy envoyer, et de faire en sorte que les paquets soient affranchis, sur tout lorsqu'ils seront gros. C'est fort peu de chose pour un particulier, et le tout ensemble est beaucoup pour un libraire.’ Hetzelfde lezen wij in advertenties in de Gazettes van 16 en 19-11-1705.
Tenslotte nog iets over het drukken en over het graveren van de platen. Onderaan het nummer
| |
| |
van juni 1704 (p. 346) leest men: ‘Imprimé chez la veuve Chayer, demeurant dans le Slijkstraat.’ Stellig heeft zij de gehele uitgaaf gedrukt.
De Franse editie heeft een enkele maal platen, eenvoudige lijntekeningen. In deel II (p. 255) vindt men een microscoop van Jean Marshal, die gesigneerd is ‘Bercy f.’. Dit plaatje is overgenomen in deel II (p. 304) van de Amsterdamse editie en daar ook gesigneerd en wel ‘J. Deur fecit’. Met hem komen wij bij een geslacht van plaatsnijders of zeekaartengraveurs, dat weinig bekend is, daar het geen artisten, maar ambachtslieden, die eenvoudiger werk verrichtten, betreft. Abram Jansen (Deur) werd 1639/40 geboren, trouwde 1664 en werd 6-9-1719 op het Karthuizer Kerkhof begraven. Op 3-12-1674 werd hij lid van het boekverkopersgilde als lettersnijder in koperen platen. Uit het notulenboek van het gilde blijkt, dat in oktober 1677 heel wat te doen was over dit lidmaatschap. Het Sint Lucasgilde meende namelijk, dat Abraham daar lid had moeten worden. Tenslotte werd besloten, dat hij bij het boekverkopersgilde zou blijven, maar dat voortaan alle lettersnijders in koperen platen tot het Sint Lucasgilde zouden toetreden. Veel nadeel zal het boekverkopersgilde daarbij niet hebben gehad. Deze lettersnijders waren geen kapitaalkrachtige leden. In het contributieboek, dat in 1700 begint, staat dat Abraham Deur 1699 niet had betaald. Wel voldeed hij de jaren 1700 en 1701, maar daarna bleef hij zijn contributie schuldig en werd in het boek aangetekend ‘is arm’.
Zijn zoon Johannes Deur werd 1667/68 geboren, gaf bij zijn ondertrouw in 1720 op land- en zeekaartenmaker te zijn, en werd 17-10-1734 op het Leidse Kerkhof begraven. Een andere zoon Jacobus, geboren 1673/74, trouwde 1717 en werd op 20-12-1733 op het Karthuizer Kerkhof begraven. Wie van de beide broers, Johannes of Jacobus, voor de Lorme werkte, blijkt niet. Zeker is echter, dat de Lorme in dit geval niet, zoals bij no. 67, de platen uit Trevoux kreeg, maar ze moest laten nagraveren. Dit was echter de enige concessie, die hij deed, om de schijn hoog te houden, dat zijn uitgaaf een door de oorspronkelijke drukker niet gewenste nadruk was. Ik hoef niet te zeggen, dat de verstandhouding tussen hem en niet alleen de drukker, maar ook de journalisten van Trevoux goed bleef. Toen hij zijn uitgaaf stop zette, bleef hij de belangrijkste leverancier in ons land voor de redacteuren van de Franse editie. En na zijn vertrek was het zijn verlaten huisvrouw, die op 10-8-1713 blijkens een begeleidend schrijven Cuper van dit tijdschrift voorzag (K.B. 72 H 25).
| |
69 Memoires de monsieur d'Ablancourt, envoyé de sa majesté très-chrétienne Louis XIV. en Portugal; contenant l'histoire de Portugal, depuis le traité des Pyrenées de 1659. jusqu'à 1668. Avec les révolutions arrivées pendant ce tems-là à la cour de Lisbonne, et un détail des batailles données, et des sieges formés sous les ordres et le commandement du duc de Schomberg, avec le traité de paix, fait entre les rois d'Espagne et de Portugal, et celui de la ligue offensive et défensive conclu entre sa majesté trés-chrétienne et cette couronne. A Amsterdam, chez J. Louis de Lorme. 1701. 382 p. 12o.
Bibl. Nat. 8o Lg 4 25.
[Titelpagina rood-zwart. Klein gestyleerd figuurtje als vignet.]
| |
| |
Nov. 1700 bespreking van dit werk zonder vermelding van adres in de Hist. des ouvr. des savants (p. 501).
15-4-1701 in beslag genomen bij een der poorten van Parijs 2 exemplaren van dit werk (ff 21743, 48vo).
Juli 1701 bespreking van dit werk ‘Parisiis apud haeredes viduae de Marbre Cramoisi, 1701’ in de Acta eruditorum (p. 314).
Sept.-okt. 1701 bespreking van de editie van Amsterdam in de Journal de Trevoux (F. p. 33, H. p. 180).
± 1703 in beslag genomen dit werk bij de Veuve Horthemels (ff 21930, 34).
26-9-1710 in beslag genomen dit werk Amsterdam 1701, ‘rendu suivant l'ordre du chancelier’ (ff 21931, 99).
De Bibl. Nat. bezit ook twee exemplaren van een andere uitgaaf van dit werk van 1701 met geheel dezelfde titel (waar alleen de accenten soms iets afwijken van de bovengenoemde). De eerste (zwart) met adres: ‘A Paris, chez les heritiers de la veuve de Marbré Cramoisi, ruë St. Jaques. 1701.’ De tweede (rood-zwart) met adres: ‘A la Haye, chez Abraham de Hondt, marchand libraire, près de la Porte de la Prison. 1701.’ 382 p. 12o.
J.J. Frémont d'Ablancourt (1625-1693) week na de herroeping van het edict van Nantes uit en vestigde zich tenslotte in 's Gravenhage, waar hij o.a. historiograaf van de prins van Oranje werd. De meeste schrijvers nemen aan, dat van de hier vermelde drukken de Franse de oorspronkelijke en de Amsterdamse de nadruk is. Vergelijking van de drie exemplaren op de Bibl. Nat. leert ons echter, dat er geen sprake is van een Franse druk. Françoise Loir, sedert 1687 weduwe van de bekende drukker Sébastien Mabre-Cramoisy, had zich al in 1691, waarschijnlijk omdat de zaken niet meer goed gingen, teruggetrokken, ofschoon zij nog tot 1717 bleef leven. De familie Cramoisy was een zeer gezien uitgeversgeslacht (vergel. H.J. Martin, Un grand éditeur Parisien au 17e siècle, Sébastien Cramoisy, Gutenberg Jahrbuch 1957, 179-188) en de naam werd vaak misbruikt voor nadrukken (vergel. Rahir). Niet alleen werd de naam op het titelblad verkeerd gespeld, maar ook ontbreekt elk spoor van een privilege, dat nodig was voor een Franse uitgaaf. Duidelijk is dan ook, dat de Haagse uitgever Abraham de Hondt, voor zijn uitgaaf om commerciële redenen twee verschillende titelpagina's liet drukken. De uitgaaf van de Lorme heeft hetzelfde aantal pagina's, maar een ander zetsel.
Welke van de beide uitgaven de oorspronkelijke is, kan ik niet zeggen en evenmin of de ene werkelijk een uitgaaf van de Lorme is. De schrijver was reeds acht jaren dood, toen zijn werk het licht zag, zodat men er geen rekening mee hoeft te houden, dat een drukker in eigen woonplaats verkieselijk was. In 1686 was bovendien een werk van hem bij Wolfgang te Amsterdam uitgekomen (Bayle Lettres 1714, II 461). Het ontbreken van de gazette d'Amsterdam maakt, dat ook advertenties geen oplossing kunnen brengen. De eerste bespreking, in de Histoire des ouvrages des savants, geeft ongelukkigerwijze geen adres. De bespreking van juli in de Acta eruditorum handelt over de Haagse uitgaaf, de bespreking van sept.-okt. in de Journal de Trevoux over de Amsterdamse. Op grond daarvan zou ik echter nog niet durven zeggen, dat de eerste de oorspronkelijke uitgaaf moet zijn. Marchand, die in zijn bovengenoemde uitgaaf van Lettres van Bayle van 1714 een noot aan Frémont d'Ablancourt wijdt, spreekt helaas alleen van de druk van de Lorme.
| |
| |
| |
70 La Sainte Bible qui contient le vieux et le nouveau testament, c'est a dire l'ancienne et la nouvelle alliance. Le tout reveu et conféré sur les textes Hebreux et Grecs par les pasteurs et les professeurs de Geneve. Avec les indices necessaires pour l'instruction du lecteur. On a ajouté en cette derniere edition les pseaumes de David; mis en rime Françoise par Clement Marot, et Theodore de Beze. A Amsterdam, aux dêpens de la compagnie, et se vend chez Pierre Mortier et J. Louis de Lome libraires. 1702. 18 + 177 + 580 p. folio.
Bibl. Nat. A 340, Br. M. 3035. cc. 5.
[Titelpagina rood-zwart. Vrouw met wetsrollen als vignet. Ongesigneerde titelplaat met opschrift ‘La Sainte Bible’ en onderschrift ‘A Amsterdam, aux depens de la Compagnie. 1702. Avec privilege’. Franse titel ‘La Sainte Bible’.]
14-10-1700: ‘On donne avis que plusieurs libraires d'Amsterdam, reimpriment la Bible de Geneve in fol. sur de très-beau papier et gros caracteres; qu'elle sera plus exactement corrigée que toutes celles qui ont paru jusques à present, et à juste prix. Les libraires qui en voudrons prendre nombre, en auront bon composition.’ (Gaz.).
Nov.-dec. 1701 aankondiging verkoop in de Journal de Trevoux (H. achterin), april 1702 aankondiging van drukken (F. 180, overgenomen in juni H. 474), april 1702 aankondiging verkoop (H. 250).
1731 en 1734 Changuion biedt dit werk in folio 1702 Amsterdam te koop aan (cat. la Placete en Longus).
De collectie van het Br. M. van bijbels van de editie van Genève is uiteraard vollediger dan die van de Bibl. Nat. Het Br. M. bezit de uitgaaf van 1693 van J.A. Cramer et P. Perachon te Genève in folio en ook een uitgaaf van Genève van 1705 in 4o.
De eerste Protestantse Franse bijbelvertaling, van de hand van P.R. Olivetan, verscheen in 1535 te Serrière bij Neufchâtel. De vertaling was grotendeels overgenomen van de kort tevoren te Antwerpen uitgekomen vertaling van Lefèvre d'Etaples en er was dan ook veel aan te verbeteren. Calvijn zelf o.a. heeft zich daarmee beziggehouden. In 1588 zag tenslotte in Genève een versie het licht, die te vergelijken is met onze Statenbijbel, namelijk ‘Le tout reveu et conferé sur les textes Hebreux et Grecs par les pasteurs et professeurs de l'eglise de Geneve’. Deze bijbel heeft talrijke herdrukken en nadrukken opgeleverd. Van de verbeterde herdrukken was de bovengenoemde uitgaaf van 1693 een van de belangrijkste. Blijkens de catalogus van het Br. M. kwam Pierre Mortier in 1699 met een nadruk in 12o. Voor een nadruk in folioformaat, dat het oorspronkelijk ook had, combineerde hij zich met de Lorme in 1700, dus juist drie jaar nadat zij tezamen Leti's Critique hadden uitgegeven. Het privilege, dat op de titelplaat wordt vermeld, is niet afgedrukt. Dit was in tegenstelling tot Frankrijk in de Republiek ook niet nodig. Hier heeft het echter ook nog een speciale reden, namelijk dat er geen privilege was. Tevergeefs zocht ik daar althans naar in de registers van de Staten van Holland en West-Friesland. De uitgaaf van 1693 werd op de voet gevolgd en ook werden daaruit de berijmde psalmen met muzieknoten, formulieren voor kerkelijke gebeden, geloofsbelijdenis etc. overgenomen.
Blijkens de catalogus van het Br. M. verscheen in Genève in 1705 een druk van deze bijbelvertaling, die gevolgd was van de Amsterdamse editie van 1702. Deze laatste werd nog jaren lang te koop aangeboden en was dus blijkbaar geen groot succes geweest. Waarschijnlijk was daar de verschijning in 1707 van de versie van de bijbel van Genève, speciaal bewerkt door David Martin in opdracht van de Waalse synode in de Republiek, debet aan. In deze uitgaaf nam Pierre Mortier zelf ook deel, zoals blijkt uit een acte van 1721 (KS 289).
| |
| |
| |
71 Secreta monita Societatis Jesu. (p. 41-115 Supplémens des memoires pour l'histoire des sciences et des beaux arts. Tome I. A Amsterdam, chez Jean Louis de Lorme. 1702).
U.B.L. 658 E 1.
[Titelpagina zwart. Geen vignet.]
| |
Secreta monita Societatis Jesu. A Amsterdam chez Jean Louis de Lorme. 1702. 90 p. 8o.
U.B.A. 1100 H 28 (1), Bibl. Nat. H. 19664.
[Titelpagina zwart. Geen vignet.]
18-1-1702 verkocht aan de la Feuille dit supplement voor 5 st.
Nov. 1703 mededeling, dat de Secreta monita in het bovengenoemd supplement overgenomen zijn uit een werk, dat in 1632 in Bazel is gedrukt, en dat zij reeds in 1615 gedrukt zijn (Nouv. de la rep. des lettres 596).
Dit werkje, dat uitkwam in Krakau in 1614 met titel en adres ‘Monita privata Soc. Jesu, Notobrigae 1612’, wordt toegeschreven aan de voormalige Jesuiet Hieronymus Zahorowski. Het bevat de zogenaamde geheime voorschriften van de generaal der orde. Ook tegenstanders van de Jesuieten hebben ze voor vals verklaard. (L. Koch, Jesuiten Lexikon 1934 Paderborn, 1225-1227). Deze Monita privata of Monita secreta zijn èn in het Latijn èn in vertalingen vele malen herdrukt en kwamen uiteraard al spoedig op de pauselijke index. Sommervogel (XI 342-356) geeft daarvan een lange opsomming. Deze uitgaven deden de Jesuieten veel kwaad en het is dan ook te begrijpen, dat zij ze niet graag zagen. De redactie van de Amsterdamse uitgaaf van de Journal de Trevoux vond het blijkbaar goede copie, die zij naar eigen zeggen toevallig in handen kreeg: ‘Les Mémoires pour les arts et les sciences ayant été entrepris, par une fameuse Societé, ou au moins par quelques uns de ses membres, pour conserver la mémoire des nouvelles découvertes, on a crû devoir mettre, dans ces suppléments, la piece suivante, qui est un chef d'oeuvre de la politique religieuse, et qui peut servir à en instruire ceux à qui elle est inconnue. On l'avoit déjà publiée, il y a plusieurs années, en Latin, en François et en Flamand; mais en comparant l'édition, qu'on a suivie, avec les autres, on a trouvé qu'elle étoit beaucoup plus nette et mieux rangée, et par consequent plus digne de la curiosité du public. Un libraire d'Amsterdam, nommé Jean Schipper, acheta un exemplaire de ces “Instructions secretes” à Anvers, avec d'autres livres, et le reimprima ensuite en cette ville. Les RRPP ayant été avertis qu'il l'avoit acheté, le lui redemanderent; mais il l'avoit déja envoyé en Hollande. Un
des leurs, qui demeuroit à Amsterdam, ayant ensuite oui dire à un libraire Catholique, nommé van Eyk, que Schipper imprimoit un livre qui les concernoit, lui dit que si ce n'étoit que les regles de la Société, il ne s'en mettoit guere en peine, et le pria de s'informer de ce que c'étoit. L'autre lui apprit que c'étoient aussi les “Instructions secretes”, et le bon pere, en levant les épaules et en fronçant le sourcil, répondit qu'il n'y voyoit point de remede, que de nier que cette piece fût de la Société. Cependant les RRPP trouverent plus à propos d'acheter toute l'edition, comme ils se firent peu de temps après. Mais le libraire en sauva quelque peu d'exemplaires, dont celui sur lequel on a fait cette édition, en étoit un. C'est là une histoire que l'on apprise de deux personnes Catholiques et dignes de foi.’
| |
| |
Het verhaal prikkelt de nieuwsgierigheid van de lezer, maar al te veel geloof moet men er niet aan hechten. Philippus van Eyck was inderdaad een vrij bekende R.K. boekverkoper te Amsterdam (Leuven 61), maar Jan Schippers was al in 1669 gestorven, zijn weduwe Susanna Veselaer, die R.K. was geworden, in 1699, zodat het een schoonzoon was, die in 1702 de zaak dreef. Een exemplaar van een uitgaaf als de hier bedoelde, geeft Sommervogel niet. Wel moet men daarbij in het oog houden, dat er vele ongedateerde drukken door hem worden genoemd.
Zeker is intussen, dat de mededeling van Barbier, dat deze uitgaaf van de Lorme vrijwel letterlijk gevolgd is van een uitgaaf ‘Secreta monita ou advis secrets de la Société de Jésus. A Paderborn, 1661, 12o’ juist is. Die druk van 1661 gaf Latijnen Frans naast elkaar. Dit deed ook de Lorme, met weglating echter van de dubbele inhoudsopgaaf.
Er was ongetwijfeld vraag naar dit werkje. Zo schreef le Clerc op 17-4-1702 aan niemand minder dan Locke: ‘J'avois donné ordre à un libraire d'ici, qui a imprimé les Secreta monita Jesuitarum, d'écrire à Londres pour vous en envoier un exemplaire, mais comme j'apprends un peu tard qu'il ne l'a pas fait, j'en ai chargé Mr. Daranda, qui m'a promis de vous le faire rendre.’ (Bonno 123-124). De Lorme was kennelijk nalatig geweest en zo kreeg de Londense boekverkoper Daranda de opdracht tot levering.
De uitgaaf van de Lorme is zoals te begrijpen op zijn beurt weer nagedrukt. Barbier noemt: ‘Les intrigues secrètes des Jésuites, traduites du Monita secreta. Turin, 1718.’ Ook de hier bovengenoemde uitgaaf, die op naam van de Lorme is gezet, is stellig een nadruk, die enige jaren later het licht moet hebben gezien, en wel na 1705. Dit blijkt uit de stukken over de Jesuieten, die achteraan zijn toegevoegd, namelijk een ‘Extrait des lettres et ambassade de messire Philippes Canaye, seigneur de Fresne, conseiller du Roy en son conseil d'état. à Paris chez Estienne Richeu, 1636. Tome 3. Livre 5. Lettre au Roi (Henry IV) du 28 juin 1600. Lettre au Roy du 24 janvier 1607.’ en ‘Extrait des annales d'Irlande par Jacques Varaeus: reimprimées a Dublin en 1705. page 162. C'est une prophetie que George Broune archevêque de Dublin prêcha vers l'an 1558.’
De antidatering op 1702, die men bij actuele uitgaven niet graag toepaste, leverde hier kennelijk geen bezwaar op. Men volgde daarmee de werkelijke uitgaaf van de Lorme in de Journal de Trevoux. Voor hem was het stellig niet aangenaam om ook deze aparte uitgaaf op zijn naam te zien verschijnen. De druk was namelijk bijzonder slecht, soms haast onleesbaar.
| |
72 Deze uitgaaf is stellig nooit verschenen.
Begin 1702: ‘le Nouveau Testament de Notre Seigneur Jesus-Christ. Traduit sur l'ancienne édition Latine. Avec des remarques literales et critiques sur les principales difficultez, par Richard Simon a Trevoux. 8o. 3 vol. Le même se rimprime à Amsterdam chez J.L. de Lorme.’ (Suppl. Journal de Trevoux 122, verschenen januari).
De U.B.A. en Bibl. Nat. bezitten de oorspronkelijke Franse uitgaaf: Le Nouveau Testament de Nôtre Seigneur Jesus-Christ. Traduit sur l'ancienne edition latine. Avec des remarques literales et critiques sur les principales difficultez. Tome Premier. A Trevoux. De l'imprimerie de S.A.S. Et par les soins d'Estienne Ganeau directeur de ladite imprimerie. 1702. Avec privilege et approbation. 76 + 409 p. 8o. Tome II 2 + 300 p. 8o. Tome III 2 + 332 p. 8o. Tome IV 2 + 298 + 12 p. 8o (met voorin deel I Franse titel: ‘Le Nouveau Testament de Nôtre Seigneur Jesus-Christ.’ Met ongesigneerde titelplaat en boven de opdracht van Ganeau aan de prince de Dombes
| |
| |
een vignet, gesigneerd ‘B. Picart in. P. Giffart sculp.’ Voorin deel I approbation van 22-1-1701 van G. Bourret en Sorbonne, permission van 13-2-1701, privilege van 26-6-1699 voor Jean Boudot, 11-8-1699 door hem afgestaan aan Estienne Ganeau, en approbation van 31-1-1702 van R. Pocquelin te Parijs. Achterin deel IV approbation van 19-3-1702 van G. Bourret voor de kanselier, privilege van 28-3-1702 van de koning voor Jean Boudot voor 12 jaar voor een herdruk van dit werk, zowel met noten als zonder noten, gereg. 4-4-1702, door hem afgestaan volgens accoord tussen hen beiden aan F. Leonard).
11-3-1704 werd dit werk op de pauselijke index geplaatst.
De bekroning op het werk van Richard Simon was zijn vertaling van het nieuwe Testament. Ditmaal waagde Jean Boudot een officiële uitgaaf met werkelijk adres van Trevoux. Dat het drukken daar wel enige bezwaren gaf, blijkt uit de aanhef van de 14 pagina's ‘Corrections et remarques’, die voorin deel I werden opgenomen: ‘Comme cet ouvrage n'a point esté imprimé sur l'original de l'auteur, ni sous ses yeux, il étoit difficile qu'il ne s'y glissât quelques fautes. L'on estoit â la fin de l'impression quand on a eu communication de l'original.’
Op het eind van het jaar 1701 kwam het werk van de pers. Boudot wilde zich geheel zeker stellen en haastte zich daarom privilege, zogenaamd voor een herdruk te vragen. Deze kreeg hij en gebruikte hij om achter de in Trevoux gedrukte exemplaren te voegen. Hoe hiertegen en tegen andere dergelijke manipulaties van Boudot van de kant van zijn Parijse collega's fel verzet ontstond en tenslotte onder meer dit privilege op 22-1-1703 werd ingetrokken, vertelde ik al (I 66-67). Intussen was ook van geheel andere zijde, namelijk door Bossuet, de strijd aangebonden tegen deze anonyme vertaling, waarvan ieder wist, dat zij uit de pen van de beruchte Simon kwam. Van 15-9-1702 dateert de officiële veroordeling door de Noailles, de aartsbisschop van Parijs. Op 11-3-1704 werd de vertaling eveneens te Rome veroordeeld en kwam zij op de index te staan. Over dit alles geeft Bernus (p. 24-26) uitvoerige gegevens, ook over besprekingen etc., zodat ik hier daarop niet nader in ga.
Wel wil ik even stilstaan bij de rol, die de Lorme in deze zaak speelde. In het supplement op deel I van de Journal de Trevoux, dat hij in januari 1702 verkocht, kondigde hij de verkoop van dit werk aan, met de toevoeging dat hij het herdrukte. In het april-nummer van 1702, waar hij het ook nog eens te koop aanbood, sprak hij niet meer van een herdruk. Ook verder vond ik daar nergens melding van gemaakt en het is weinig waarschijnlijk, dat die zoals in het geval van no. 67 toch verschenen is. Wel moet ik erop wijzen, dat Bernus een nadruk van 1703 noemt, die te Rouen het licht zou hebben gezien. Ik vond daarvan geen exemplaar.
| |
| |
| |
73 Le Nouveau Testament de Notre Seigneur Jesus-Christ, traduit sur l'original Grec. Avec des remarques, où l'on explique le texte, et où l'on rend raison de la version par Jean le Clerc. Tome Premier, qui contient les quatre évangiles. A Amsterdam, chez Jean Louis de Lorme. 1703. 14 + 334 p. 4o.
Idem. Tome Second, qui contient les actes, les epîtres des apotres et l'apocalypse. A Amsterdam chez Jean Louis de Lorme. 1703. 369 + 7 p. 4o.
U.B.A. 402 D 18, Bibl. Nat. A 2589.
[Titelpagina's rood-zwart. Bijbelse figuren in gesprek als vignetten, gesigneerd ‘B. Picart inven. G. v. Gouwen schulp.’ Titelplaat deel I gesigneerd ‘B. Picart inventor. G. v. Gouwen schulpsit.’
Titelplaat deel II ongesigneerd. Kaart in deel I en II gesigneerd ‘Gerard de Broen fecit Amstelodami.’ Vignet boven tekst deel I ongesigneerd, deel II gesigneerd ‘B. Picart inv. G. v. Gouwen sc. Amst.’.]
Pierre Regis corrigeert 89 vel van dit werk voor f 89.
Juni en aug. 1700: ‘De Lorme a aussi fait imprimer la première feuille d'une nouvelle traduction du Nouveau Testament avec des remarques où l'on explique le texte, et où l'on rend raison de la version. Elle paroit fort intelligible; mais elle est un peu différente de toutes celles qu'on a vû jusques ici. Ainsi au lieu de dire que les mages vinrent pour adorer Jesus-Christ, il est dit qu'ils vinrent se prosterner, et la raison qu'on rend de cette traduction, c'est qu'il n'y a nulle apparence que les mages sussent alors, que celui à qu'ils venoient rendre hommage, dût être servi d'un culte religieux. On demande le jugement du public sur cette version.’ In aug. werd een afkeurend commentaar geplaatst: ‘Si toute sa version est de cette nature, je crains qu'il n'aît pas tout le succès qu'il en espère.’ (Nouv. de la rep. des lettres 694 en 232).
1-8-1701: ‘Mr. le Clerc fait imprimer une traduction du Nouveau Testament avec des notes. Les evangiles de S. Mathieu, et de Saint Marc sont déjà imprimez, et contiennent six feuilles. L'edition est in 4, et tres belle.’ (Journal des sçavans 576, lettre d'Amsterdam 9-6-1701).
Sept. 1702 aankondiging dat dit werk weldra zal verschijnen (Journal de Trevoux F. 179).
Febr. 1703: ‘L'édition que le même libraire (de Lorme) fait du Nouveau Testament de Nôtre Seigneur Jesus-Christ, traduit sur l'original Grec, avec des remarques où l'on explique le texte et où l'on rend raison de la version par Jean le Clerc, 4. 2 vol. paroîtra bientôt (Vers le mois de mars prochain. Il sera en 2 petits volumes qui pouront facilement être reliez en un, le libraire ayant separé l'ouvrage en deux tomes, pour la commodité de ceux qui aiment les petits volumes.) Le premier volume contient 42 feuilles pour les quatre evangelistes sans la préface. Le texte d'un gros caractere et les nôtes d'un plus petit. Elles sont en grand nombre, et l'edition est très-belle.’ (Journal de Trevoux 148).
26-5-1703: ‘Jan Louis de Lorme, boekverkoper tot Amsterdam op 't Rokin bij de Beurs, heeft gedrukt en geeft uyt le Nouveau Testament de Nôtre Seigneur Jesus Christ, traduit sur l'original Grec, avec des remarques, ou l'on explique le texte et ou l'on rend raison de la version. Par Jean le Clerc, in 4to 2 vol.’ (A.C.).
21-6-1703: Idem. ‘Ce Testament se trouve à la Haye chez les freres van Doole, libraires.’ (Gaz.).
Juni 1703 aankondiging verkoop (Journal de Trevoux F. 1098).
Juli 1703 bespreking. ‘C'est ici l'ouvrage que nous annoncâmes dans nos Nouvelles il y a plus de trois ans, sur la première feuille que le libraire nous en avoit envoyée, et qu'il imprima alors pour avoir le jugement du public. Il n'a rien oublié pour rendre belle cette edition, et les personnes curieuses de livres bien imprimez ne seront pas fâchez, sans doute, d'acheter celui-ci un peu plus cher, qu'ils n'auroient fait, s'il en avoit moins couté au libraire.’ (Nouv. de la rep. des lettres 45).
6-8-1703 bespreking in de Journal des sçavans (p. 804).
Okt. 1703: ‘d'Hollande. Les Etats ont condamné par un placard la version nouvelle du Nouveau Testament par Jean le Clerc, comme un ouvrage très-dangereux; il faut qu'il le soit beaucoup, pour être traité avec rigueur dans un païs où tant de mauvais livres trouvent un asile assûré.’ (Journal de Trevoux F. 1892).
1718 Du Villard biedt dit werk te koop aan (cat. Huet).
1719 Du Villard biedt dit werk, gedrukt bij hem en Changuion, te koop aan (cat. Piganiol de la Force en Steele).
1721 Du Villard biedt dit werk 4o 2 vol. 1705 (sic!) te koop aan (cat. Boursault).
1734 Changuion biedt dit werk 4o 2 vol. te koop aan (cat. Longus).
In dezelfde tijd, waarin de Franse relaties van de Lorme bezig waren met de uitgaaf van het Franse Nieuwe Testament van Simon, was de Lorme dit met de Protestantse tegenhanger van le Clerc, de tegenstander van de Franse geleerde. Net als Simon beschouwde le Clerc dit als een van zijn
| |
| |
belangrijkste, zo niet zijn belangrijkste werk en zijn brieven aan Locke maken er herhaaldelijk melding van. Op 10-2-1702 schreef hij: ‘Mon Nouveau Testament s'avance peu à peu, et les evangiles seront faits en peu de jours. C'est à mon avis la partie la plus difficile, à tout prendre.’ Op 15-5-1703 bericht hij: ‘Je me donnerai l'honneur de vous envoyer par le premier convoi mon Nouveau Testament, qui est à présent entièrement achevé.’ De Londense boekverkoper Cailloué heeft volgens zijn schrijven van 20-7-1703 het tweede deel van de Bibliothèque choisie en zijn collega de Varennes een exemplaar van het Nouveau Testament voor Locke. (Bonno 122, 125 en 127). Blijkbaar was Cailloué de relatie van H. Schelte, die de Bibliothèque choisie uitgaf, en de Varennes die van de Lorme.
Evenveel opschudding als de vertaling van Simon in de Rooms-Katholieke wereld gaf, evenveel gaf deze in de Frans-Protestantse. Net als Simon werd le Clerc beschuldigd van Sociniaanse gevoelens. Voortdurend deden geruchten de ronde, dat het werk verboden zou zijn door de Staten van Holland, o.a. in de Journal de Trevoux. Peignot (II 153) vertelt dan ook, dat het direct na de verschijning is gesupprimeerd wegend de Sociniaanse opvattingen van de vertaler. Dit is echter onjuist. Bayle schreef op 16-2-1703 aan Minutoli over deze kwestie: ‘Son Nouveau Testament n'a point été défendu en ce pais-ci; je ne sai point s'il le sera. Il y a eu des ministres de l'eglise d'Amsterdam, qui se sont remuez contre cet ouvrage.’ (O.D. IV 835). Ook le Clerc zelf schreef er uiteraard over: ‘In the same year 1703, came out the New Testament translated into French, and illustrated with notes by Mr. le Clerc, which was intended for them only who understood French, and was receiv'd by them accordingly. But some persons, who think themselves alone licens'd to treat of matters concerning religion, when they perceiv'd in several things that this work was approv'd of, and were afraid least the auditors should understand, that some doctrines were not to be found in the writings of the apostles, which the people are told are there; they began to indict Mr. le Clerc, not only of Arminianism, but as being guilty of Socinianism also, in the fore-mention'd work; and they palm'd upon some, who, having never seen the book, were apt without any more examination to pin their belief on the accusations in it. But whoever has read it with more than ordinary attention, must have observ'd that this is nothing but calumny, which began to be made use of, to the famation of honest men, ever since the accusation of Arminianism has had any prevalence, and which will, by the frequent und unadvis'd use of it, in a little time grow out of date. For nothing now is relish'd,
where any learned man goes out of the common path; neither have some men that Christian compassion, and pious caution of condemning those whom the tables of the New Testament do not condemn; and on whom some infix a shameful character of Socinianism, which character, if the apostles were now alive, they could not avoid the imputation of. But of this edition of the New Testament, as also of the reproaches of certain divines, he has himself treated in his Bibliotheque choisie, vol. II art. 7, vol. III art. 9, vol. XVIII art. 13, which will satisfie any one, who has a mind to know farther of this matter, and which are worth reading. In the year 1700, he publish'd a short Epistle in French, in which he explain'd and defended some places, which his adversaries had been very free with.’ (Account 42-43). Men begrijpt, dat het jaartal 1700 een vergissing is; het was in 1704, dat le Clerc zijn Eclaircissements de quelques endroits des remarques de M. le Clercq sur le Nouveau Testament publiceerde. De schrijver van le Clerc's levensbericht in
| |
| |
het BWPGN vertelt, hoe le Clerc door al deze verhelderingen, gedeeltelijk een soort apologie, en ook door de druk van een half vel errata en misstellingen uit wist te werken, dat zijn tegenstanders de Amsterdamse magistraat niet konden bewegen om de uitgaaf te verbieden. In Pruisen werd deze echter wel verboden, maar later toch openlijk verkocht.
Tenslotte wil ik hier nog de aandacht erop vestigen, dat dit een van de weinige uitgaven van le Clerc is geweest, die niet door de pauselijke index is getroffen. Stellig was dit echter uitsluitend, omdat uiteraard alle bijbelvertalingen van niet Katholieken tot verboden lectuur behoorden.
De bovengenoemde errata werden in de Bibliothèque choisie (III 394) aangekondigd met de mededeling, dat de kopers ze gratis bij de Lorme konden krijgen. In de meeste exemplaren zijn deze ‘Remarques et corrections’ dan ook achter het tweede deel gebonden. Le Clerc geeft ervoor een korte uiteenzetting, hoe zijn vrienden hem deze errata gedeeltelijk hebben aangegeven: ‘J'ai compris par-là, que j'avois mal fait de ne pas relire moi-même les premieres epreuves, avec la copie; pour prévenir diverses fautes et quelques omissions, qui s'y sont glissées, sans que j'y aye pris garde, en relisant les troisièmes, parce que je ne les ai pas comparées avec mon manuscrit.’ Zoals wij weten, had inderdaad Pierre Regis de correctie verricht en had dus le Clerc blijkbaar alleen de derde en laatste proef doorgenomen.
In de oeuvre-catalogus van Picart vindt men onder de werken, die hij heeft getekend, maar niet zelf gegraveerd, o.a. voor dit werk een titel en drie vignetten genoemd, gegraveerd door van der Gouwen. Dat wil dus zeggen, dat het niet gesigneerd vignet bij het begin van de tekst van deel I ook van hem en van der Gouwen afkomstig en alleen de titelplaat van deel II van een onbekende meester is. De Lorme kon dit werk op royale wijze uitvoeren, doordat dit werd uitgegeven op kosten van de compagnie, die door van der Marck werd gefinancierd, zoals ik in deel I vertelde. Deze uitgaaf van de compagnie is geen succes geworden. Op 6 april 1710 nam de Lorme de 1003 resterende exemplaren voor f3150. - over. Nog in 1734 wordt de uitgaaf te koop aangeboden. Ik neem althans aan, dat de herdruk, waarvan de catalogi van 1719 spreken, op een al of niet opzettelijke vergissing berust.
In tegenstelling tot de uitgaaf van de Quaestiones Hieronymianae, waarvan le Clerc zelf exemplaren tot zijn beschikking moet hebben gehad, is hier waarschijnlijk alles van de kant van de uitgever gefinancierd. Dat de vertaling geen commercieel succes werd, is duidelijk. De gevolgen daarvan hebben de drie deelhebbers in de compagnie in de eerste plaats gevoeld. De redenen van de slechte verkoop van deze vertaling waren stellig dezelfde, die ik noemde bij de Bible de Genève (no. 70). In dit geval kwam nog de actie van de Waalse synode erbij. Zo'n actie kon voor een willekeurig theologisch boek soms stimulerend op de verkoop werken, bij een bijbelvertaling was zij echter steeds van ongunstige invloed.
| |
| |
| |
74 La Sainte Bible, contenant l'Ancien et le Nouveau Testament, traduite en François sur la vulgate, par monsieur le Maistre de Saci: divisée en huit tomes. Tome Premier, qui comprend les cinq livres de Moyse. A Mons, chez Gaspart Migeot 1703. Avec approbations et privilege du Roy. 14 + 521 p. 18o. Idem. Tome Second, qui comprend Josué, les Juges, Ruth, les quatre livres des Rois. 467 p. 18o.
Idem. Tome Troisième, qui comprend les II livres des Paralipomenes, les II livres d'Esdras, Tobie, Judith, Esther, Job. 413 p. 18o.
Idem. Tome Quatrième, qui comprend les Pseaumes de David, les Proverbes de Salomon, l'Ecclesiaste, le Cantique des Cantiques, le Sagesse, l'Ecclesiastique. 491 p. 18o.
Idem. Tome Cinquième, qui comprend Isaie, Jeremie, Baruch, Ezechiel. 490 p. 18o.
Idem. Tome Sixième qui comprend Daniel, Osée, Joel, Amos, Abdias, Jonas, Michél, Nahum, Habacuc, Sophonie, Aggée, Zacharie, Malachie, Machabées I et II. 424 p. 18o.
Idem. Tome Septième, qui comprend les quatre Evangelistes, et les Actes des Apôtres. 417 p. 18o.
Idem. Tome Huitième, qui comprend les Epîtres des Apôtres, et l'Apocalypse de Saint Jean. 370 p. 18o.
Bibl. Nat. A 5890.
[Titelpagina's zwart. Figuur van het geloof met spreuk ‘Ardet amans spe nixa fides’ als vignet, in I-VI van een ander stempel dan VII-VIII. Titelplaat met opschrift ‘La Sainte Bible à Mons’, gesigneerd ‘G. van der Gouwen sculp.’ Deel II-VIII hebben op de titel approbation. Met permission van 13-3-1701 van de aartsbisschop van Parijs en approbations van 6-3-1701 en 7-3-1701.]
| |
La Sainte Bible, contenant l'Ancien et le Nouveau Testament, traduite en François sur la vulgate, par monsieur le Maistre de Saci. Divisée en huit tomes. Tome Premier, qui comprend les cinq livres de Moise. A Paris, chez Guillaume Desprez, impr. et libr. ord. du Roi, rue S. Jacques, à S. Prosper, et aux Trois Vertus, vis-à-vis les Mathurins. 1707. Avec approbations et privilege du Roi. Etc. II-VIII (vergel. hiervoor).
Bibl. Nat. A 5982, Br. M. C 66. a.
[Titelpagina's zwart. Figuur van het geloof met spreuk ‘Ardet amans spe nixa fides’ als vignetten van een ander stempel dan hiervoor. Titelplaat met opschrift ‘La Sainte Bible de la Traduction de M. le Maistre de Saci’, van zelfde koperplaat als hiervoor, met wijziging van het opschrift en verwijdering van het signatuur van van der Gouwen. Met permission en approbations als hiervoor en met privilege van 27-12-1705 voor Guillaume Desprez voor l'Ancien et le Nouveau Testament de la traduction du sieur le Maistre de Saci, ‘telle quelle a été imprimée in quarto en mil sept cent deux, avec des explications et même des notes courtes, telles qu'elles ont aussi été imprimées en differentes années’... ‘à la charge que les impressions desdits livres seront faites dans notre royaume et non ailleurs, sur de bon papier et en beaux caracteres, suivant les reglemens de la librairie’ voor 20 jaar, op zijn remonstrantie ‘que non seulement il est chargé d'un grand nombre d'exemplaires
| |
| |
de ce livre qu'il a imprimé en trois grandeurs differentes, et est sur le point de l'imprimer dans une autre forme: de plus qu'il est chargé de tout le papier necessaire pour cette nouvelle impression; mais encore qu'il est de notorieté qu'il a donné une somme très-considérable pour le manuscrit de cet ouvrage, et qu'on l'a obligé par le traité qu'il a fait avec le sieur Issaly, ancien avocat au Parlement de Paris, en qualité d'executeur testamentaire et de legataire universel dudit feu sieur de Saci, à de grosses charges, qui égalent au moins la somme qu'il a donnée; ce qui le ruineroit entierement s'il ne nous plaisoit de lui accorder de nouvelles lettres et privileges pour l'impression, vente et debit dudit livre.’]
Sept. 1702 aankondiging van het ter perse zijn bij Delorme van dit werk (Journal de Trevoux F. 179).
Dec. 1702: ‘On travaille fortement à une nouvelle édition de la Sainte Bible, contenant l'Ancien et le Nouveau Testament, traduite en François sur la vulgate, par mr. le Maitre de Saci. Elle sera en 8 petits vol. de la forme et du caractère des Oeuvres de Clement Marot imprimées à la Haye en 1700. L'on peut dire avec verité, qu'il ne s'est point fait de plus belle édition depuis celles des Elzevirs, que sera l'édition de cette bible. A Mons chez Gaspard Migeot.’ (Journal de Trevoux achterin).
Febr. 1703: ‘J. Louis de Lorme libraire à Amsterdam a fait une edition de la même bible (hieraan vooraf gaat een aankondiging, dat F. Halma de Bible de Port-Royal in het Frans in 2 delen folio met 150 platen drukt) in 18. Il n'a mis que le texte, ou plûtot la traduction seule en 8 vol. qui pourront cependant se relier en autant de volumes qu'on le jugera à propos; car chaque livre tant du Vieux que du Nouveau Testament commence par une nouvelle page (on a imprimé quelques exemplaires du Nouveau Testament de plus, pour le vendre separement de la Bible). Cette edition est faite pour la forme et pour le caractere sur le model du Ciceron d'Elzevir en 10 vol. in 12 excepté que celle de la Bible est en deux colonnes. Le libraire assûre qu'elle est une des plus belles editions qui ait paru depuis ce fameux imprimeur.’ (Journal de Trevoux 148).
Maart 1703: ‘Le Bible de Mons, in 18, 8 vol. a Mons chez Gaspard Migeot, et se trouve à Amsterdam chez J. Louis de Lorme’ (Journal de Trevoux 237).
Juni 1703: ‘Le Nouveau Testament de Mons. A Mons 1703. In 18, 2 vol. et se trouve à Amsterdam chez J.L. de Lorme.’ (Journal de Trevoux 400).
12-1-1704 in beslag genomen bij Ch. Bessin dit werk Mons 1703 8 vol. (ff 21743, 79 en 21931, 4 en 41).
15-4-1707 in beslag genomen bible de Sacy (ff 21931, 59).
10-6-1712 in beslag genomen 1 bible de Sacy 16. 8 vol. Mons 1703 (ff 21931, 107).
1721 Du Villard biedt dit werk 18o 8 vol. te koop aan (cat. Boursault).
In 1667 verscheen de beroemde vertaling van het Nieuwe Testament in het Frans, die Louis Isaac le Maistre de Saci (1613-1684) geholpen door enkele andere vrienden van Port-Royal had gemaakt naar de vulgaat, ‘à Mons, chez Gaspard Migeot, en la rue de la Chaussée, à l'enseigne des Trois Vertus’. Willems (p. 355-357) en Brunet (onder het hoofd Bible) geven uitvoerige bijzonderheden over deze druk. Charles Savreux, de Parijse leermeester van Migeot en drukker van vele geschriften van Port-Royal, durfde de uitgaaf blijkbaar niet aan. Het werk werd gedrukt bij Elsevier te Amsterdam en verscheen met Zuid-Nederlands privilege, permissie en approbatie met het bovengenoemd drukkersadres. Het uithangteken van de Trois Vertus had Migeot aan Savreux ontleend. Zoals te verwachten was, werd de vertaling in Frankrijk door vele verboden getroffen. Rome volgde op 20 april 1668.
Le Maistre de Saci werkte tot zijn dood toe rustig verder aan de vertaling van het Oude Testament. De storm was intussen geluwd en in 1672 werd een begin gemaakt met de publicatie van de gehele bijbel, in 1682 met de tweede editie, bewerkt door Thomas la Fosse, die in 1700 voltooid zou zijn.
| |
| |
In het vorig deel vertelde ik reeds, dat Guillaume Desprez in 1684 van de erven van de Saci voor een hoog bedrag en bovendien zware verplichtingen voor de toekomst de auteursrechten kocht. Nog tot diep in de 18de eeuw bleef de familie Desprez in het bezit hiervan.
De vertaling was zeer geliefd en het is dan ook niet te verwonderen, dat na afloop van het privilege voor Migeot in Zuid-Nederland een nieuwe gegadigde zich opdeed. Het was Eugène Henri Fricx in Brussel, reeds herhaalde malen in verband met de uitgaven van Port-Royal genoemd, die in 1673 voor 6 jaar privilege wist te verkrijgen. Ook hij bleef tot ver in de 18de eeuw in het bezit daarvan. Zelfs in Holland waren er gegadigden voor een privilege en wel de gebroeders Huguetan, die grote aantallen kerkboeken in Frankrijk binnensmokkelden en gaarne daaraan de Bible de Saci of de Bible de Port-Royal, zoals deze vertaling meestal wordt genoemd, hadden toegevoegd. Hun pogingen dit te verkrijgen strandden echter in 1700, daar de overlieden van het Amsterdamse gilde betoogden, dat voor zulke werken privileges niet wenselijk waren, temeer nog omdat dit werk lang voor de komst van de Huguetan's voor het grootste deel te Amsterdam was gedrukt en herdrukt en daarna in overleg met de geinteresseerde (waarmee dus Elsevier bedoeld moet zijn) door een voornaam boekverkoper te Brussel, tot wie de Hollandse boekverkopers in nauwe relatie stonden. (KS 287). De Huguetan's kregen dus geen privilege, maar wel namen zij deel in de uitgaaf, die de Lorme in compagnieschap met van der Marck en t'Serstevens ter perse legde. Misschien hadden zij het aandeel van deze laatste overgenomen, die in de correspondentie van 1707 en 1708 niet wordt genoemd in verband met de bijbels. Hoe de zaken in deze compagnie precies geregeld werden, kwam ik niet te weten. Wel is duidelijk, dat ieder van de deelgenoten eigen exemplaren had en het recht daarmee te doen, wat hij wilde. Ik zal hier niet nog eens de vele kleine bijzonderheden uit de correspondentie herhalen. Men vindt ze onder Desprez en onder de uitgaaf van de bijbel in de indices, die in deel IV zullen worden opgenomen, gemakkelijk genoeg terug.
Hier wil ik alleen de belangrijkste feiten nog even memoreren. Op 20-9-1706, bij zijn tweede Parijse reis, sloot de Lorme met Desprez een contract over de verkoop van een gedeelte van de oplaag tegen 6 l. per stuk, te betalen in termijnen. Bij zijn reis in 1707 trachtte hij deze betaling op termijn te wijzigen in een geringere, maar contante betaling. Stellig is hem dit niet gelukt. Desprez bleef in termijnen betalen. Of van der Marck en de Huguetan's hun aandeel uiteindelijk ook tegen betaling op termijn hebben verkocht of in het geheel niet, zou ik niet kunnen zeggen. Op 15 november 1707 schreef de Lorme nog aan Sellius, dat zijn exemplaren van het losse Nieuwe Testament uitverkocht waren (hij had daarvan, zoals hij adverteerde, exemplaren overgedrukt) en zijn aandeel in de gehele bijbel in Parijs was verkocht, dat de Huguetan's er echter nog een groot aantal hadden. Wel kregen de Huguetan's en van der Marck een gedeelte van de betalingen, die Desprez in termijnen deed, maar dit kan ook in verband hebben gestaan met andere afrekeningen tussen hen en de Lorme.
Welke vroegere uitgaaf de Lorme volgde, is moeilijk vast te stellen. Misschien was het de druk van Brussel van 1701 van zijn relatie Eugene Henry Fricx, die op 25-4-1698 voor 9 jaar privilege had gekregen van de koning van Spanje en zijn collega François Foppens daarvan voor de helft deelgenoot had gemaakt. Van deze uitgaaf, die in tegenstelling tot die van de Lorme van noten is voorzien, bezit de Bibl. Nat. een exemplaar. Brunet noemt echter nog verschillende andere uit- | |
| |
gaven uit dezelfde tijd. De permissie en approbations moest hij in ieder geval uit een Franse druk overnemen.
Door de financiële steun van van der Marck kon de Lorme, zoals hij in zijn advertenties aankondigde, met een mooie uitgaaf komen. Brunet bevestigt dit en spreekt bij deze uitgaaf van een ‘jolie edition, dont les amateurs recherchent les beaux exemplaires’. De titelplaat werd gegraveerd door van der Gouwen, misschien naar het ontwerp van Picart, wiens naam niet wordt genoemd. Op zijn geschreven oeuvre-catalogus vindt men echter onder no. 588 ‘Titre d'un bible Hollandoise Janséniste’. Desprez bracht in de door hem overgenomen exemplaren enige wijzigingen aan. Zoals wij reeds zagen in de beschrijving van zijn uitgaaf kreeg deze een nieuwe titelpagina met zijn adres en het jaartal 1707. De titelplaat werd enigszins gewijzigd, maar van de zelfde koperplaat afgedrukt, en tenslotte werd het privilege toegevoegd, dat Desprez op 27 december 1705 was verleend ‘à la charge que les impressions desdits livres seront faites dans notre royaume, et non d'ailleurs’!
| |
75 Historica disquisitio de re vestiaria hominis sacri, vitam communem more civili traducentis. Amstelodami, typis Joannis-Ludovici Delorme, bibliopolae. 1704. Cum permissu superiorum. 8 + 163 + 17 p. 12o.
U.B.A. 1525 B 40 (3), Bibl. Nat. D 12893.
[Titelpagina rood-zwart. Gestyleerde bloem als vignet.]
6-8-1702 dit boek aangeboden door Anisson voor een permission simple, 10-8-1702 ter beoordeling aan.., 1-3-1703 teruggenomen door auteur (ff 21939, 835), 4-11-1704 aangeboden door Guiltat voor beoordeling, geen afloop vermeld (ff 21939, 1672).
Mei 1703: ‘Avis au lecteur. On a vû dans ces memoires tom. de septembre 1702. p. 182 parmi les nouvelles litteraires, l'article que voicy: “Monsieur Thiers prépare une réfutation de l'Histoire des flagellans. M. l'abbé Boileau chanoine de la Ste Chapelle et docteur du Sorbonne, travaille depuis long-temps à la justification de cette Histoire; et comme il est heureux en titres et desseins de livres, il en fait un sur l'habit court des ecclesiastiques. Il entreprend de prouver que l'habit court est non seulement beaucoup plus commode, comme on en convient assez, mais aussi incomparablement plus modeste et plus honneste; et que la mode des habits longs, n'a été introduite que par le luxe et la vanité des gens d'eglise.” Monsieur l'abbé Boileau s'est plaint de cet article. Il est vray que la reflexion qu'on y fait sur ce qu'il est heureux en titres et en desseins de livres n'etoit pas necessaire. Au regard de ce qu'on dit, que M. Boileau faisoit un livre sur l'habit court des ecclesiastiques, plusieurs docteurs et d'autres personnes de lettres avoient assuré qu'il travailloit effectivement à cet ouvrage, et qu'il le leur avoit même montré; il nous seroit pardonnable de nous être mépris en pareil cas. Mais enfin puisque monsieur Boileau vient de porter ses plaintes à la Faculté dans sons assemblée generale du mois de may, où il a protesté publiquement qu'il n'a jamais pensé à faire le livre dont il s'agit, et a demandé acte de sa protestation; nous croyons en devoir avertir icy le public, afin qu'on luy rende là-dessus toute la justice qui luy est dûe.’ (Journal de Trevoux F. vóórin).
Juni 1704: De Lorme heeft ontvangen bij de nieuwe boeken uit Frankrijk Boileau de re vestiaria (Journal de Trevoux achteraan).
8-12-1704 bespreking van dit werk in de Journal des sçavans (p. 1020).
Januari 1705 bespreking van dit werk in de Hist. des ouvrages des savants (p. 34) en in de Nouvelles de la rep. des lettres (p. 80), waar over de uitgaaf het volgende wordt gezegd: ‘Quoique le titre de ce livre porte qu'il a été imprimé à Amsterdam chez le sieur de Lorme, on nous écrit pourtant de Paris qu'il est sûr que Rouën est le véritable lieu de cette edition. Aussi le libraire d'Amsterdam que nous venons de nommer le desavoüe-t-il, de
| |
| |
même que quelques autres livres qu'on lui donne libéralement, et qu'il soutient avoir été imprimez en France. On le fait parler magnifiquement Latin dans la Préface, et on le fait finir par un beau passage Grec, qu'il auroit, peut-être, bien de la peine à lire. Il est tiré du livre VI des réflexions morales de Marc Antonin. Num. 21. En voici la traduction du stile de madame Dacier. Il est assez beau, pour mériter d'avoir place ici. On fait dire à Mr. de Lorme, que c'est la devise de son auteur: Si quelcun peut me reprendre, et me faire voir que je prens mal une chose, ou que je la fais mal, je me corrigerai avec plaisir: car je cherche la Vérité, qui n'a jamais blessé personne; au lieu qu'on se trouve toujours mal de persister dans son ignorance et dans son erreur.’
1705-1706 in beslag genomen bij Witte dit werk Amsterdam 1704 4 exemplaren in 12o in vellen en een half raam vellen van dit zelfde boek (ff 21931, 43 en 21743, 84vo).
12-7-1707: ‘Estienne Roger boekverkoper tot Amsterdam heeft... onlangs van Parijs ontfangen... Boileau de re vestiaria hominis sacri in 12o.’ (A.C.).
Jaques Boileau (1635-1716), de broer van de bekende Nicolas Boileau-Despréaux, groot geleerde en erudiet, schreef een aantal verhandelingen over merkwaardige kerkelijke kwesties. Voltaire vertelt in zijn Siècle de Louis XIV, dat Boileau, toen iemand hem vroeg, waarom hij altijd in het Latijn schreef, antwoordde: ‘C'est de peur que les évêques ne me lisent, ils me persécuteraient.’ Zijn beroemde broer getuigde van hem: ‘S'il n'avait été docteur de Sorbonne, il se serait fait docteur de la comédie Italienne.’
Tevergeefs trachtte hij voor het hier besproken werkje permissie in Frankrijk te krijgen, zelfs nog, toen het al gedrukt was. Zo verscheen het boekje zonder privilege en met buitenlands adres en wel van de Lorme, met voorin de volgende ‘Typographus lectori’; ‘Cum in Galliam venissem anno Christi 1704 et Lutetiam Parisiorum appulissem pridie Nonas Julii, undique venari caepi scripta virorum litteratorum et lucubrationes doctorum hominum, quas ibi semper existere praelis nostris et typis maturas et opportunas ex nostratibus intellexeram. Enimverò solum Gallicum tot rei litterairae fructibus ferax est, ut rerum copia facilè verborum copiam gignat, tantàque est honestas in rebus de quibus a viris doctis et piis hominibus dicitur, ut ex natura rei splendorem in verbis existere et erumpere necesse sit. Utcumque res sint, non incassùm mihi persuadere visus sum, in amplissimâ litterarum civitate faciliter adeptum iri a curioso exploratore quod lectorem eruditorum animos jucundussimâ voluptate expleret et ingenia sine satietate delectaret. Igitur mihi tam negotioso in otio meditanti, incidit in manus haec, quam spero fore tibi gratam, et prae oculis habes Disquisitionem historicam de re vestiariâ hominis sacri vitam communem more civili traducentis. De quâ, quippe singulari et a nemine homine tentatâ, cum omni labore et industriâ essem perscrutatus auctorem et nominis ejus amplitudinem ediscere neutiquam possem: hoc rescire solum fas fuit, sinceram et sublemem auctoris humilitatem flagrantémque veritatis amorem cum specie quadam morosae et laboriosae eruditionis contendere, et solere virum bonum de se ipso dicere quod Marcus Antoninus Imperator ad seipsum ait libro VI numero 21. Si quis convincere me poterit, palámque mihi facere, quod in re ullâ minus rectè vel sentiam,
vel me geram, laeto luhentique animo mutabo. Sector enim veritatem, a quâ nemo unquam laesus est. Laeditur verò qui in errore suo et ignorantiâ persistit.’
Aanvankelijk heb ik gemeend, dat dit boekje identiek was met de Disquisitio historica, een druk van de Lorme waarover het correspondentieboek van 1707 en 1708 voortdurend spreekt, en heb dan ook niet geaarzeld om de officiële tegenwerpingen van de Lorme voor de gebruikelijke onoprechte boekverkoperstaal van die tijd te houden. Een diepgaander beschouwing van de schrijver en zijn werken deed mij echter plotseling met een schok realiseren, dat daarmee een geheel
| |
| |
ander werkje bedoeld moest zijn. Men zal dat besproken vinden onder no. 82. En hier moet ik opnieuw de vraag opwerpen, of deze uitgaaf van 1704 een druk van de Lorme is of niet. Richard Simon bracht in zijn Bibliothèque critique van 1708, in de uitgaaf waarvan de Lorme ook weer enig aandeel had, de zaak nogmaals ter sprake (III 322). Hij vertelt het boek van Boileau in Rouen te hebben gevonden, waar het is gedrukt en niet te Amsterdam bij de Lorme, zoals het titelblad vermeldt: ‘On trouve à la tête un avertissement sous le nom de l'imprimeur d'Amsterdam, qui étoit alors à Paris, et qu'on feint avoir emporté avec lui en Hollande le manuscrit pour l'imprimer: mais c'est une fiction de l'auteur qui a fabriqué cet avertissement.’ Hoewel hij het in grote lijnen geheel eens is met Boileau, kan hij toch niet nalaten hem af en toe een veeg uit de pan te geven: ‘Votre ami, qui craignant apparemment que la matiere ne lui manquât trop tôt, commence son ouvrage par les tuniques de peau que Dieu fit à Adam et à Eve.’
Men ziet, de verklaring van Simon van 1708 is geheel gelijkluidend met die van Bernard in de Nouvelles de la republique des lettres van 1705. Zij waren echter beiden goede relaties van de Lorme en zullen graag gezegd hebben, wat hem welgevallig was.
Uit de hierboven vermelde feiten meen ik intussen toch te mogen afleiden, dat dit boekje inderdaad in Frankrijk is gedrukt, en wel voornamelijk omdat Roger, die niet het minste belang bij de zaak had, het nog in 1707 adverteert als een Franse uitgaaf en ook omdat de Lorme zijn naam nooit als Delorme op een titel drukte. Waar de Lorme drie jaar later een ander boek van Boileau ter perse legt, lijkt het mij echter zeer onaannemelijk, dat de uitgaaf van 1704 geheel buiten zijn voorkennis op zijn naam is gezet. Ik zou dan ook willen veronderstellen, dat dit geschiedde door een bevriende relatie in Frankrijk en met goedvinden van de Lorme zelf, zoals wij bij andere eerdere uitgaven ook al zagen. De vermelding van Rouen in de twee bovengenoemde stukken, zou dan echter misschien als afleidende manoeuvre dienen. Misschien, dat Witte, bij wie men enkele exemplaren en een half riem vellen van dit werk vond, er meer mee te maken had. Witte, die behoorde tot de boekverkopers die vaak in overtreding waren, stond overigens in nauwe relatie met zijn Rouense collega's, die stuk voor stuk van dezelfde kracht waren. Van 29-10-1710 tot 31-3-1711 zat hij tegelijk met Robert Belay libraire te Rouen in de Bastille wegens een onbekend ‘délit de librairie’. Witte werd uiteindelijk veroordeeld tot 3 maanden winkelsluiting en een boete van 50 livres. (Funck-Brentano 2099-2100). Ook in later jaren had Witte contacten met Rouen (vergel. no. 107).
| |
76 Les interets de l'Angleterre malentendus dans la guerre presente. Traduits du livre Anglois, intitulé, Englands interest mistaken in the present war. Qui mare teneat eum necesse rerum potiri. Cic. ad Atticum libro decimo epistola sexta. Sixième edition, reveuë, corrigée, et augmentée de notes historiques. A Amsterdam chez J. Louis de Lorme, libraire près la Bourse, au Lion d'Or. 1704. 9 + 317 + 1 p. 8o.
Bibl. Nat. 8o. Nc. 1728 J.
[Titelpagina zwart. Sfeer als vignet. Lombard vermeldt, dat dit citaat van Grotius bij enkele exemplaren ontbreekt.]
| |
| |
Maart 1704 bespreking van de druk ‘a Amsterdam, chez George Gallet 1703, in 12. pages 191’ in de Journal de Trevoux F. (p. 471).
Oktober 1704 bespreking van de ‘Sixième édition revûë, corrigée et augmentée de notes historiques. A Amsterdam chez Louis de Lorme 1704. in 12. pages 317’ in de Journal de Trevoux F (p. 1682): ‘Nous avons parlé de cet excellent livre dans les memoires du mois de mars de cette année avec toute l'étenduë qu'il mérite. Mr. l'abbé Du Bos, qui en est le traducteur, vient d'ajoûter à cette derniere édition des notres très curieuses, nous en mettrons trois dans cet extrait... On juge assez que des notes semblables donnent un nouveau prix à cet ouvrage déja si estimé.’
Maart 1705 bij de plaatsing van de bespreking van maart 1704 van de uitgaaf van George Gallet van 1703 zijn in de Hollandse editie de volgende noten geplaatst (p. 173): ‘Il y a plusieurs editions de ce livre, celle ci est de Bruxelles et non d'Amsterdam, et la première de toutes’ en ‘Ce livre n'est point en Anglois, et c'est Mr. l'abbé Du Bos qui en est l'auteur. Voyez ce qu'en dit Mr. le Clerc dans sa Bibliothèque choisie Tom. VI pag 315’ en tenslotte nog als noot bij de passage in de bespreking over de redenen om dit boek in Holland te drukken: ‘Il n'y a jamais été imprimé, il n'y a aucun libraire en Hollande assez fou pour imprimer un tel livre, et y mettre son nom’.
1705: In de Bibliothèque choisie (VI 314) schreef le Clerc in een afbrekende bespreking van de zesde vermeerderde editie van 1704 o.a.: ‘Cette satire est trop ridicule... pour le réfuter’ en: ‘Avant toutes choses, il faut avertir le lecteur, que ce livre est imprimé à Paris, et nullement à Amsterdam chez le Sr. de Lorme. C'est une piece, qu'on lui a voulu faire. Son enseigne n'est même pas le Lion d'Or, mais la Liberté. On a aussi mis son nom depuis peu, sur un petit livre Latin imprimé à Rouen, touchant les habits des ecclesiastiques. Ainsi il ne faut pas se fier aux titres de ces livres. A l'egard du premier, qui est une satire violente contre l'Angleterre et la Hollande, on peut bien croire qu'un libraire, établi ici, n'est pas assez mal-honête homme, ni assez fou, pour l'imprimer et pour y mettre son nom. On a vû une autre édition, où il y a, chez George Gallet, ci-devant directeur de l'imprimerie de Mrs. Huguetan, mais qui n'a jamais fait imprimer de livre a ses frais, et n'en negocie point.’
17-5-1707 in beslag genomen dit werk Gallet 1704, teruggegeven aan particulier op order van Bignon (ff 21931, 62).
1716 Du Villard biedt dit werk 12o 1704 te koop aan (cat. la Placete).
De Bibl. Nat. bezit behalve de zogenaamde zesde druk met adres van de Lorme van 1704 twee drukken van 1703, een van 1704 en vier tweede drukken van 1704, de U.B.A. een afwijkende druk van 1703, alle met adres van George Gallet te Amsterdam.
De bekende abbé Jean Baptiste Du Bos (1670-1742), staatsman en letterkundige, bezocht in de eerste jaren van de 18de eeuw Engeland en de Republiek om over het sluiten van vrede te onderhandelen. Naar aanleiding daarvan publiceerde hij in 1703, zonder echter zijn naam te noemen, het bovengenoemde boekje. Zogenaamd was dit de vertaling van een niet gedrukt Engels werk van J.Ch. Lombard wijdt er uitvoerige beschouwingen aan (p. 102-109). De bedoeling van de schrijver was verdeling te zaaien tussen Engeland en zijn bondgenoten en daardoor de vrede te bespoedigen. Naast veel voorspellingen, die onjuist zouden blijken, vindt men hier ook al de opstand van de Amerikaanse koloniën tegen het moederland genoemd. Uiteindelijk deed dit werkje de zaak van Frankrijk veel kwaad.
Uit de ‘Imprimeur au lecteur’ voorin het boek neem ik een stuk over, dat merkwaardig is voor de boekhandel van die dagen: ‘Avant d'en publier la traduction, j'avois dessein d'imprimer l'original Anglois; mais un peu de reflexion m'a fait changer d'avis. Peu de gens entendent l'Anglois en deça de la mer, et je n'aurois pû débiter mon livre qu'en Angleterre. Quoique cette nation se pique si fort aujourd'hui de cultiver les lettres, elle a mis sur les livres étrangers des impôts jusques-là inoüies, et ces impôts sont tels qu'il n'y a point de profit à faire dans l'édition d'un livre qui ne seroit bon que pour ce pays. Si quelque libraire de Londres veut imprimer cet original, je suis prêt
| |
| |
de m'en accommoder avec lui. Il ne sera point inutile à mes compatriotes, d'apprendre par la lecture de ce livre, en quelle consideration ils sont auprès des Anglois, et quel fonds ils doivent faire sur l'amitié et sur le secours de ces voisins. Dès long-temps je suis revenu des idées que j'avois autrefois de la magnanimité Angloise, et je fus encore témoin il y a quatre ans, que le premier prélat du Royaume fit tenir pour tout present dix-huit guinées à un illustre de ce pays-ci qui lui avoit dedié un Harmonie des Evangiles, dont il lui avoit envoyé un exemplaire superbement relié. Comme ce ne pouvoit point être par mépris pour l'autheur, dont la réputation est trop bien établie dans toute l'Europe, on ne peut excuser la mediocrité du présent de ce prélat, à moins de dire qu'il ne fut si chetif que par le peu de cas qu'il faisoit du livre.’ Men bedenke wel, dat hier dus zogenaamd George Gallet aan het woord is en in de zesde druk van 1704 Jean Louis de Lorme. Zij verklapten een verhaal, dat zij moesten gehoord hebben van Jean le Clerc, van wie zij beiden verschillende werken ter perse hadden gelegd. Want voor wie het nog niet had begrepen, werd het in de zesde druk met een noot toegevoegd, de door de Engelse prelaat zo slecht beloonde auteur was le Clerc en de prelaat de bisschop van Canterbury.
Het is te begrijpen, dat le Clerc in zijn Bibliothèque choisie met een weinig gunstig oordeel kwam. Daar wees hij er ook op, dat de noten, die volgens de Journal de Trevoux door de auteur zelf waren toegevoegd, ten onrechte van de bisschop van Canterbury spraken, daar zijn Harmonia evangelica, gedrukt bij de Huguetan's, was opgedragen aan de bisschop van York. Niet alleen had Du Bos zo twee bisschoppen belasterd, maar ook nog een onjuist bedrag genoemd, dat hij volgens zijn zeggen van Huguetan le Jeune zou hebben gehoord.
Du Bos was hoogst verontwaardigd over de bespreking van le Clerc en beklaagde zich bij Bayle in een brief van 25-7-1705: ‘Quand monsieur le Clerc auroit réfuté les propositions qu'il a extraites du livre des Intérêts d'Angleterre, il n'auroit pas mesme touché au livre. Jamais on ne rendit un auteur plus infidellement qu'il l'a fait. Il n'auroit pas parlé du livre plus fausement, quand il l'auroit eu en manuscrit, et que lui seul auroit pu le lire.’ (Gigas I 306).
Merkwaardig is, dat zowel de Huguetan's, bij wie George Gallet meesterknecht of directeur was, als de Lorme in correspondentie met de abbé Du Bos stonden (Lombard 78 en Lombard C. 52). En het lijkt wel of het niet een plagerij, maar integendeel een zeker eerbewijs was, dat hij, waar hij voor de volvoering van zijn plan een Hollandse uitgeversnaam nodig had, juist hen daarvoor uitkoos. In dit geval is namelijk volkomen zeker, dat zij niets met de uitgaaf te maken hadden. In zijn toevoeging in de Hollandse editie van de Journal de Trevoux noemt de Lorme de editie van 1703 van 191 p. de oorspronkelijke en zegt, dat die te Brussel het licht zag. Inderdaad is het zeer goed mogelijk, dat Du Bos het geschrift, dat gezien de bovengemelde beslaglegging ook in Frankrijk niet toegejuicht werd, in Brussel heeft laten drukken. In de wereld van het boek had hij immers overal zijn contacten.
Ik zou verder niet ingaan op alle edities van dit boek, waarmee de Lorme zelf niets te maken had, ware het niet dat Lombard dit zeer nauwkeurig en uitvoerig, maar mijns inziens niet juist doet (p. 538-539). Hij kent de mededeling van de Lorme over Brussel niet en neemt daarom in navolging van de catalogus van de Bibliothèque Nationale aan, dat de druk van 1703 van 302 p. de oorspronkelijke is, die hetzij te Parijs, hetzij te Rouen het licht moet hebben gezien. Deze druk is namelijk
| |
| |
veel verzorgder en heeft minder fouten dan die van 191 p., die volgens hem een nadruk is. Hetzelfde geldt ook voor de latere drukken en nadrukken.
Ik wil er echter op wijzen, dat de vele fouten op zich zelf volstrekt niet hoeven wijzen op een nadruk. Ik zou eerder geneigd zijn de mededeling van de Lorme te geloven en de bovengenoemde editie van 1703 van 191 p. voor de eerste druk, bezorgd door Du Bos zelf, te houden. Hier vindt men namelijk dezelfde sfeer als vignet als gebruikt is voor de ‘seconde édition, revüe et corrigée’, die het jaartal 1704 draagt en 288 p. beslaat. (Bibl. Nat. 1728A en 1728C), terwijl een andere editie van 191 p. met jaartal 1704 dezelfde sfeer als vignet heeft als de volgens zeggen door de auteur zelf zeer vermeerderde uitgaaf van dit jaar, die het adres van de Lorme draagt (Bibl. Nat. 1728D en 1728J). Blijkbaar bestond er verband tussen deze vier en het is aannemelijk, dat zij alle vier van de uitgever van Du Bos afkomstig zijn. Drie andere drukken, van 302 p., waarvan er twee 1703 en één 1704 gedateerd zijn, vertonen slechts kleine verschillen, o.a. in het vignet, dat eenmaal de sfeer is en tweemaal Jupiter met het bijschrift ‘Cuncta juvant a Jove’, het merk van de 16de eeuwse Lyonse drukker Michel Jove (Bibl. Nat. 1728 en 1728B en U.B.A. 523 H 23). Zij komen stellig uit één drukkerij. In tegenstelling tot Lombard zou ik juist deze voor de nadrukken willen houden. Tenslotte zijn er nog twee drukken met ieder weer een iets andere sfeer als vignet, van 299 p. en 277 p. (hiervan twee iets verschillende exemplaren), van 1704 (Bibl. Nat. 1728E en 1728F en 1728G), die uiteraard nadrukken zijn. Lombard geeft van alle uitvoerige beschrijvingen, o.a. van de verschillen in de titels, van de aanvankelijk ontbrekende letter W, etc.
Waar er ook nog een Italiaanse en een Spaanse vertaling van dit werk het licht zagen, kon Du Bos zich met recht verheugen in het commerciële succes van zijn werk, dat door de Jacobieten zeer gepropageerd en verspreid moet zijn.
| |
| |
| |
77 Joannis Clerici opera philosophica in quator volumina digesta. Editio tertia auctior et emendatior. Amstelodami apud Joan. Ludov. de Lorme. 1704. (Na de praefatio: Joannis Clerici logica sive ars ratiocinandi... neque decipitur ratio, neque decipit umquam. Manilius. Operum philosophicorum Tomus I. Editio tertia auctior et emendatior. Als ondertitels volgen: Dissertatio philosophica de argumento theologico ab invidia ducto. Horatius Sat. Lib. II Sat. 2. Invidiam placare paras, virtute relictâ; contemnere miser. en Ontologia, sive de ente, in genere. 24 + 376 + 1 p. 12o.
Joannis Clerici pneumatologia, cui subjecta est Thomae Stanleii philosophia orientalis. Operum philosophicorum. Tomus II. Editio tertia auctior et emendatior. Amstelodami. Apud Joan. Ludov. de Lorme. 1704. 16 + 372 + 44 p. 12o.
[In het exemplaar van de Library of Congress is dit adres vervangen door: Amstelodami, prostant Londini apud Petrum de Varennes.]
Joannis Clerici physica, sive de rebus corporeis libri III. Priores. In quibus, praemissis potissimis corporearum naturarum phaenomenis et proprietatibus, veterum et recentiorum de eorum causis celeberrimae conjecturae traduntur. Operum philosophicorum Tomus III. Tertia editio auctior et accuratior. Amstelodami, apud Joan. Ludov. de Lorme. 1704. 24 + 265 + 2 p. 12o.
Joannis Clerici physica, sive de rebus corporeis libri II. Posteriores. Operum philosophicorum Tomus IV. Editio tertia auctior et accuratior. Amstelodami, apud Joan. Ludov. de Lorme. 1704. 358 + 2 p. 12o.
Bibl. Nat. R 10661-10664, Br. M., Washington, Library of Congress.
[Titelpagina's rood-zwart. Minerva met boeken en kerk en opschrift ‘Libertas sine scientia licentia est’, gesigneerd ‘G. v. Gouwen fecit’ als vignetten. Met vijf ongesigneerde platen.]
| |
Joannis Clerici opera philosophica in quator volumina digesta. Editio quarta auctior et emendatior. Amstelodami, apud Joan. Ludov. de Lorme. 1710. (Verder als boven).
U.B.A. 410 F 21-24, Bibl. Nat. R 10673-10676.
Nov. 1703: ‘J'imprime actuellement Joannis Clerici opera philosophica. Editio tertia auctior et accurator, 12. 4 vol. cum fig.’ (Journal de Trevoux 400).
Dec. 1703: ‘Le Sr. de Lorme libraire d'Amsterdam fait une nouvelle edition de la philosophie de Mr. le Clerc.’ (Nouv. de la rep. des lettres 686).
Aug. 1704: Na weinig enthousiaste aankondiging van een ander werk: ‘Il n'aura pas plus de vivacité pour la nouvelle edition de la Philosophie de Mr. le Clerc en 4 volumes in 12.’ (Journal de Trevoux F. 1458).
Nov. 1704: ‘Joannis Clerici opera philosophica. Editio tertia auctior et emendatior. A Amsterdam chez Jean Louis de Lorme, et à Londres chez Varenne, 1704’ (Nouv. de la rep. des lettres 527).
1704 bespreking van dit werk in de Bibl. Choisie (IV 140).
3-8-1705 verkocht aan de la Feuille dit werk voor f 3.5.-.
6-6-1707: bespreking van dit werk in de Journal des sçavans (p. 414).
8-2-1709: ‘Jean Louis de Lorme libraire à Amsterdam sur le Rockin près de la Bourse... imprime Joannis Clerici opera philosophica: Editio 4, auctior et emendatior, 12o. 4 vol.’ (Gaz. idem 15-2-1709, 26-2-1709, 26-3-1709 en 14-1-1710 ‘revûë, corrigée et augmentée par l'auteur’).
28-2-1709: Idem. (A.C. idem 21-12-1709 ‘hersien, gecorrigeert en vermeerdert door den auteur’).
18-9-1710: ‘Tot Amsterdam bij Jan Louis de Lorme boekverkoper op 't Rockin bij de Beurs, is gedrukt en word uitgegeven Joan. Clerici opera philosophica 12 4 vol. zijnde de vierde druk, bij dewelke is gevoegd het afbeeldsel van den autheur, gegraveert door den Hr. Picart le Romain.’ (A.C.).
26-9-1710: Idem. (Gaz.).
Sept. 1710: ‘Le sieur Jean Louis de Lorme a fait une nouvelle edition de la philosophie de Mr. le Clerc, 4e edition 1710. L'auteur dit dans la préface, que les II, III, et IV editions, qui se sont faits en ce pays, sont préférables à toutes les autres, à cause des additions et des corrections, qu'il y a faites.’ (Nouv. de la rep. des lettres 358).
1710 bespreking van dit werk in de Bibl. choisie (XXI 215).
Febr. 1711: ‘Delorme vend un 4e édition de la Philosophie de Mr. le Clerc.’ (Journal de Trevoux 361).
Juni 1711 bespreking van de Amsterdamse en de Leipsigse uitgaaf in de Acta eruditorum (p. 275), met speciale bespreking van het leven van le Clerc in deze laatste.
1717 en 1721 Du Villard biedt dit werk 12o 4 vol. te koop aan (cat. Huet en Boursault).
5-7-1728 wordt de druk van 1704 op de pauselijke index geplaatst.
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de tweede editie, die in 1698 verscheen bij George Gallet te Amsterdam. De U.B.A. bezit een exemplaar van dezelfde editie: Joannis Clerici opera philosophica in quator volumina
| |
| |
digesta. Neque decipitur ratio, neque decipit umquam. Manilius. Amstelodami, apud Georgium Gallet. 1700. Tomus I 16 + 428 + 1. p. 12o. Tomus II 16 + 432 + 59 p. 12o. Tomus III 32 + 302 p. 12o. Tomus IV 410 p. 12o. (Ook bezit de U.B.A. nog een exemplaar van deel I en II van deze editie, waar het jaartal 1700 overplakt is met een strookje en veranderd in 1698. Dit exemplaar heeft in deel I een portret van le Clerc, dat in het exemplaar van 1700 niet voorkomt.)
Mei-juni 1698 aankondiging van dit werk door Neocorus (p. 444), juni idem in de Hist. des ouvr. des savants (p. 276).
Okt. 1698 bespreking van dit werk in de Acta eruditorum (p. 486).
1698 verbod tot verkoop en in beslag genomen 2 exemplaren van dit werk Amstelodami 1698 in 8o (ff 21743, 27 en 29).
De U.B.A. en de Bibl. Nat. bezitten ook de vijfde druk, die in 1722 het licht zag bij R. en G. Wetstein te Amsterdam.
Het Br. M. bezit de uitgaaf van deel III en IV: Joannis Clerici physica, sive de rebus corporeis libri quinque. Editio novissima, etc. Cantabrigiae, 1700. En ook van hetzelfde werk: Editio sexta. Cantabrigiae, 1705.
De Bibl. Nat. bezit de uitgaven van deel I-IV met een inleiding over leven en werken van de schrijver van G.F. Jenichen, ‘Editio in Germania prima. Lipsiae, apud T. Georgi, 1710’ en ‘Editio in Germania secunda. Nordhusae, apud J.H. Grossium, 1726.’
Jean le Clerc zelf licht ons zeer nauwkeurig in over het ontstaan van dit werk (Account 20-25), Barnes vertelt er het een en ander over (143-144) en ook de brieven van le Clerc aan Locke handelen telkens weer over de verschillende uitgaven (Bonno 49, 86, 94, 102, 103, 128). Daar le Clerc van mening was, dat er geen goed handboek voor de studenten in de philosophie bestond, besloot hij dit zelf te schrijven. In 1692 kwamen zijn Logica en zijn Ontologia en Pneumatalogia beide bij Joannes Wolters uit, in 1695 (met jaartal 1696) zijn Physica bij George Gallet, de meesterknecht van de Huguetan's. Zoals te begrijpen was de inhoud niet zeer oorspronkelijk. Barnes wijst er echter op, dat naast Descartes, die le Clerc overigens herhaalde malen bestreed, Locke en Newton, die in ons land geheel onbekend waren, als leiddraad dienden.
Reeds spoedig was er sprake van een gezamenlijke druk van de drie delen. Op 23-2-1696 schreef le Clerc aan Locke: ‘On doit bientôt imprimer tous mes ouvrages philosophiques en 3 tomes, et en plus grosses lettres. Si vous aviez le loisir de parcourir la Physicque et de me donner quelque avis, je vous en serois bien obligé. C'est un ouvrage fait au milieu d'occupations fort différentes, et que je n'ai pas pu bien corriger. Comme il faut que les etudians en philosophie aient un cours imprimé, ou qu'ils le copient avec beaucoup de peine et de perte de temps, j'ai mieux aimé l'imprimer tel quel, que de la retenir davantage, dans la pensée qu'une seconde édition me donneroit lieu de le corriger.’ (Bonno 94).
Het zou echter nog geruime tijd duren vóór het zo ver was. Op 6 augustus 1697 schreef hij: ‘Cependant on imprimera toute ma Philosophie, en meilleurs caractères, et corrigée avec exactitude. J'espère que vous en serez plus content que de la première édition; car je change beaucoup, surtout pour le stile, qui sera plus Latin et plus net.’ (Bonno 102). Op 25-8-1697 gaf hij een uitvoerige uiteenzetting over de inhoud, vooral over de toevoegingen. Echter pas op 15-3-1698 kon hij berichten, dat het werk gereed was en naar Engeland zou worden verzonden. Daar werd het boek al gauw nagedrukt, maar waarschijnlijk nooit als geheel. De andere delen waren al eerder verschenen en in 1700 kwamen in Cambridge de Physica uit. Misschien heeft dit de Hollandse uitgever aanleiding gegeven om een nieuw titelblad, ook met het jaartal 1700, te vervaardigen. Later moeten deze
| |
| |
titelbladen gedeeltelijk zijn overplakt met strookjes, die 1700 weer in 1698 veranderden. Deze procedure was andersom zeer gebruikelijk om verouderde boeken recenter te doen schijnen: een dergelijke antidatering lijkt echter weinig zin te hebben. Waarschijnlijk wilde men tenslotte echter liever aan de officiële en juiste datering 1698 vasthouden.
De derde druk, die in 1704 bij de Lorme verscheen, werd op 4 maart van dat jaar aan Locke aangekondigd: On va achever de tirer les planches de ma Philosophie, imprimée ici pour la 3e fois. J'aurai soin de vous l'envoyer par la première occasion. J'y ai corrigé et ajouté quelque petite chose.’ (Bonno 128). Het portret van le Clerc werd weggelaten, maar een vijfde plaat toegevoegd. Blijkbaar was men wel zeker van een goede verkoop, want in de ‘Ad lectorem’ voorin werd ditmaal de herdruk niet overmatig aangeprezen: ‘Quod feceramus, in secunda horum operum editione, ut stylum passim emendaremus, variáque adderemus ad rem ipsam pertinentia, in hac quoque tertia praestitimus; quamvis tantae non sunt mutationes.’
Voor de eerste maal gebruikte de Lorme hier een eigen drukkersmerk, dat hij ongetwijfeld liet ontwerpen door Picart. Want al signeerde alleen de graveur van der Gouwen het, toch zal het stellig een van de nummers 870-904 van de geschreven oeuvre-catalogus (35 devises de libraires et marques de bibliothèques) van Picart zijn.
De Varennes, toen blijkbaar nog de relatie van de Lorme in Londen, verkocht daar de exemplaren en zelfs werd dat blijkens het exemplaar in Washington op een gedeelte van de titels tot uitdrukking gebracht. Of men hoopte daarmee een nieuwe nadruk te voorkomen? Geslaagd is men daarin niet, want een zogenaamde zesde druk van de Physica verscheen in 1705 in Cambridge.
De derde druk van Amsterdam ondervond daarvan weinig hinder en reeds in 1709 begon de Lorme aan een vierde druk, die in september 1710 het licht zag. De inleiding werd door wijziging van een enkel woordje passend voor deze vierde druk gemaakt. Er kwamen wat meer toevoegingen dan in de derde druk, maar toch kon de oude indeling van de paginering worden gehandhaafd. De verwijzingen op de platen, die in 1704 waren overgegraveerd, konden ditmaal dan ook blijven staan. Voorin de uitgaaf werd het portret van le Clerc, dat Picart, sedert kort in Holland woonachtig, van hem had getekend en gegraveerd, opgenomen.
Ditmaal volgde vrijwel direct een nadruk in Leipzig, waartegen le Clerc in de bovengenoemde Bibliothèque choisie protesteerde: ‘Ceux qui la font ont tort d'avoir entrepris une chose comme celle-là, pendant la vie d'un auteur, qui peut et qui a droit de changer ce qu'il trouve à propos dans ses ouvrages: comme je l'ai fait dans cette édition.’
Meer effect dan dit protest zal een andere maatregel hebben gehad. Om tegen de speciale attractie van de Leipziger druk, de inleiding van Jenichen over zijn leven en werken, te concurreren, schreef le Clerc een kleine verhandeling over dit zelfde onderwerp, die hij als aparte publicatie in 1711 bij de Lorme Het verschijnen (vergel. no. 89).
In dit boekje schreef le Clerc het volgende over de laatste editie van zijn Opera philosophica: ‘The fourth edition printed at Holland in 1710, is the best of all, and as for the matter the largest and correctest; tho' there are here and there some typographical errors, which Mr. le Clerc leaves to the censure of the morose and envious, and the candour of impartial readers.’ (Account 24).
Nog tot 1721 boden de opvolgers van de Lorme dit werk te koop aan. Toen was de voorraad
| |
| |
echter blijkbaar uitgeput, want in 1722 kwam le Clerc nog eenmaal met een herdruk van zijn Opera philosophica, bij de gebroeders R. en G. Wetstein, opnieuw met kleine toevoegingen. De vijf platen en het portret van le Clerc, gegraveerd door Picart, dat ook gebruikt was voor zijn Vita van 1711, werden overgenomen uit de vierde druk van 1710.
| |
78 Nouvelles de Michel de Cervantes, auteur de l'histoire de Don Quichotte. Traduction nouvelle. Enrichie de figures en taille douce. A Amsterdam chez Marc Antoine. 1705. 12 + 508 + 4 p. 12o.
U.B.A. 2770 H 39, Br. M. 12491. aa. 14.
[Titelpagina rood-zwart. Ineengestrengelde figuur als vignet. Ongesigneerde titelplaat en 7 platen bij de verhalen. Achterin: ‘Catalogue de livres nouveaux imprimez en 1704 et qui se trouvent chez Jean Louis de Lorme libraire à Amsterdam’.]
| |
Nouvelles de Michel de Cervantes, auteur de l'histoire de Don Quichotte. Traduction nouvelle, seconde edition, augmentée de plusieurs histoires. Tome Premier. A Amsterdam chez Claude Jordan, libraire dans le Wijde-steegh sur le Rockin. 1709. 10 + 451 + 5 p. 12o.
Idem. Tome Second. 456 p. (begint bij 7) 12o.
Bibl. Nat. 8o Oo. 1153-1154, Br. M. 244. b. 40-41.
[Titelpagina's rood-zwart. Mand met bloemen als vignetten. Ongesigneerde titelplaat en 9 platen bij de verhalen. Achterin deel I: ‘Catalogue de livres qui se trouvent chez Claude Jordan.’]
| |
Nouvelles de Michel de Cervantes, auteur de l'histoire de Dom Quichote. Traduction nouvelle, augmentée de plusieurs histoires, retouchée dans cette edition, et enrichie de figures. A Amsterdam, chez Claude Jordan libraire, dans le Wijde-steegh sur le Rockin. 1713. I 10 + 371 p. 12o.
Idem. II 2 + 364 p. 12o.
Parijs, Bibliothèque Mazarine.
[Titelpagina's rood-zwart. Kleine figuurtjes als vignet in deel I overplakt met een voorstelling van Minerva met puttis en onderschrift ‘Sibi constans pluribus intenta’. Platen gedeeltelijk overgenomen van vroegere drukken, gedeeltelijk later ingeplakt, vervaardigd door Jacob Folkema en Harrewijn voor een andere uitgaaf. Franse titel voorin deel I: ‘Nouvelles de Michel de Cervantes, auteur de l'histoire de Don Quichote. Tome Premier.’]
13-12-1704 en 8-2-1706 verkocht aan de la Feuille dit werk voor 15 st.
| |
| |
18-5-1708: ‘Claude Jordan, libraire a Amsterdam dans le Wijde-steegh sur le Rockin, avertit le public et particulierement les libraires, qu'il imprime actuellement les Nouvelles de Michel de Cervantes auteur de l'histoire de Don Quichote, augmentées de plusieurs histoires, le tout traduit de l'Espagnol, ce seront 2 voll. in 12o avec figures.’ (Gaz. idem 29-5-1708).
Juli 1708 aankondiging in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 108).
31-8-1708: ‘Claude Jordan, libraire dans le Wijde-steegh sur le Rockin à Amsterdam, a imprimé et vend les Nouvelles de Michel de Cervantes, auteur de l'histoire de Don Quichotte, 12o. 2 vol. avec fig. Cette édition est augmentée de 4 nouvelles histoires. On trouve chez le même libraire, le Cours d'opérations de chirurgie de Mr. Dionis, 8o avec fig.’ (Gaz. idem 11-9-1708).
Sept. 1708 aankondiging van dit werk in de Journal des sçavans (p. 490).
11-10-1715: ‘Claude Jordan, libraire à Amsterdam... réimprime les Nouvelles de Michel de Cervantes, auteur du fameux Don Quxotte, en 2 voll. in 12. avec fig.’ (Gaz.).
1719 Du Villard biedt dit werk 12o 2 vol. 1709 te koop aan (cat. Piganiol de la Force).
1721 Du Villard biedt dit werk 12o 2 vol. fig. te koop aan (cat. Boursault).
Claude Jombert biedt dit werk te koop aan voor 4 l. 10 s. (ff 21739, 52).
1734 Changuion biedt dit werk 2 vol. fig. 1720 te koop aan (cat. Longus).
De Bibl. Nat. bezit een uitgaaf van 1707-1709 (er staat 1607): Nouvelles de Michel de Cervantes, auteur de l'histoire de Don Quichotte. Traduction nouvelle. Enrichie de figures en taille-douce. Tome Premier. A Amsterdam, chez Marc Antoine. 1607. 14 + 340 p. 12o. Tome Second. 1607. 2 + 310 p. 12o. Tome Troisième. 1709. 319 p. 12o. (Titelpagina zwart. Sfeer als vignet van deel I en II. Gestyleerde figuur als vignet van deel III. Met ongesigneerde titelplaten en 9 platen, gegraveerd naar de drukken van 1705 en 1709).
Palau 2e ed. III vermeldt onder de nummers 53658, 53660, 53690, 53704, 53743, 53757 en 53805 aparte drukken van de 7 nouvelles, die in de druk van 1705 zijn opgenomen. Twee daarvan dragen het adres: ‘A Liege, chez J.F. Broncart 1706’. Vijf andere: A. Amsterdam, chez André Moetjens. 1707.’ Al deze 7 drukken komen gezien de vermelding van de Luikse graveur Guillaume Duvivier stellig uit Luik. Blijkens de opgaaf van de paginering zijn het onafhankelijke drukken en geen losse overdrukken van een van de andere hier gemelde uitgaven. Exemplaren hiervan vond ik zelf niet.
De Bibl. Nat. bezit een Franse uitgaaf van 1713, dezelfde, als de hier boven genoemde die op naam van Claude Jordan staat: Nouvelles de Michel de Cervantes, auteur de l'histoire de Dom Quichote. Traduction nouvelle, augmentée de plusieurs histoires, retouchée dans cette edition, et enrichie de figures. Tome I. Imprimé à Rouen, et se vend a Paris, chez Pierre Witte, au bas de la rue S. Jacques, vis à vis la rue de la Parcheminerie, à l'Ange Gardien. 1713. Avec approbation et permission du Roy. 12 + 371 p. 12o. Tome II. Idem. 4 + 364 p. 12o. (Achterin deel II permission van 20-11-1712 voor Pierre Witte voor 5 jaar, gereg. 29-11-1713 (sic!). Titelpagina's rood-zwart. Kleine figuurtjes als vignet. Met ongesigneerde platen, gegraveerd (omgekeerd) naar de druk van 1709).
11-5-1712 Pierre Witte te Parijs biedt dit werk 12o Amsterdam 1709 aan ter censuur, goedkeuring van 2-9-1712, priv. gen. van 13-10-1712 voor Pierre Witte voor 5 jaar (ff 21942, 653).
De Bibl. Nat. bezit een Franse uitgaaf van 1723 met hetzelfde adres en dezelfde paginering als boven, waarin in tegenspraak met de titel (dus waarschijnlijk in dit exemplaar bij verzuim) geen platen zijn opgenomen (met priv. van 13-7-1722 voor Pierre Witte voor 8 jaar o.a. voor dit werk, met appr. van 2-7-1722 van Blanchard).
Miguel de Cervantes Saavedra (1547-1616) schreef naar men thans algemeen aanneemt naast zijn beroemde Don Quyote ook de Novelas exemplares, die in 1613 in Madrid het licht zagen. Al op 24-11-1614 gaf de koning van Frankrijk privilege voor de Franse vertaling van François de Rosset en Vital d'Audiguier, die ieder zes van de twaalf verhalen vertaalden. Tot en met 1670 zijn vele her- en nadrukken van deze vertaling verschenen. G. Hainsworth, M.A. (Les ‘Novelas Exemplares’ de Cervantes en France au XVIIe siecle. Contribution à l'étude de la nouvelle en France, Paris 1933) toonde aan, dat de latere vertalingen van Cotolendi (Parijs 1678), de anonyme (Amsterdam 1705) en van Saint Martin de Chassonville (Lausanne en Genève 1744) alle gebaseerd waren op de Franse tekst van 1615 en niet op de originele Spaanse tekst. De twee laatste vertalingen hadden op hun
| |
| |
beurt weer veel invloed: ‘Le nouveau Rosset et d'Audiguier de 1705 inspire aussi, à son tour, diverses traductions hollandaises, anglaises et allemandes.’
De Amsterdamse druk van 1705, waarin zeven verhalen zijn opgenomen, was een uitgaaf van de Lorme. Dat bewijst niet alleen het vignet, de ineengestrengelde figuur met zijn initialen, maar ook de achterin afgedrukte lijst van boeken (die volgens opgaaf uit Londen in het exemplaar van het Br. M. niet voorkomt) en tenslotte de latere correspondentie van de Lorme. Er was weinig reden om dit boek niet op eigen naam uit te geven, waar ieder wist dat het van hem kwam. De naam Marc Antoine is geen van elders bekende gefingeerde uitgeversnaam. Ik vroeg mij daarom af, waarom de Lorme deze uitkoos. Een van de nouvelles, Les deux amantes, heeft een hoofdpersoon, die zo heet, en ook de vijftienjarige neef Jordan van de Lorme voerde deze naam. Een aanleiding om een van hen beiden op het titelblad te vernoemen kon ik echter niet vinden. Er was intussen nog een andere Marc Antoine in de kring rondom de Lorme. Dat was de peetvader van de Lorme's neefje, de medicus Marc Antoine Boyer (± 1660-1732), over wie ik reeds uitvoerig sprak in verband met het correctiewerk, dat hij voor de Amsterdamse uitgevers placht te verrichten. Het lijkt mij waarschijnlijk, dat hij de uitgaaf van 1615, die wat taal betreft verouderd was, voor zijn vriend de Lorme heeft bewerkt. Hij zal echter niet gewenst hebben zijn naam te vermelden, temeer waar de Lorme het voor een geheel nieuwe vertaling wilde laten doorgaan. In het uitgeversadres werd zo toch iets van zijn medewerking geopenbaard.
In zijn ‘Avertissement’ zegt de vertaler, dat hij om begrijpelijker te zijn vrijer te werk is gegaan dan zijn voorgangers. Algemeen is men het echter met Rius eens, dat deze vrije en verkorte vertaling op veel lager peil staat dan die van 1615. Dat alles is zeer aannemelijk bij een medicus, die zich verder niet op litterair terrein bewoog.
Wat de illustraties betreft kan ik met meer stelligheid spreken. Op de gedrukte oeuvre-catalogus van Picart vinden wij ‘Le titre et 9 autres sujets, pour les Nouvelles de Miguel de Cervantes, gravés par divers graveurs. 1700.’ Of dit jaartal 1700 een vergissing is, of dat de tekeningen vijf jaar blijven liggen, kan ik niet zeggen. Zeker is wel, dat de Lorme geen bijzonder bekwame graveur voor de titelplaat en 7 andere platen, die hier werden afgedrukt, nam.
Al spoedig werd het werk nagedrukt. De losse verhalen verschenen bij Jean François Broncart te Luik, deels met zijn eigen adres, deels met het gefingeerde adres van André Moetjens te Amsterdam. De uitgever Moetjens, die veel van zich had doen spreken door zijn overgang naar het Katholicisme door tussenkomst van d'Avaux, droeg in werkelijkheid de voornaam Adriaan en woonde in 's Gravenhage. Broncart of Bronckart was blijkens het correspondentieboek een goede relatie van de Lorme en het is dan ook heel goed mogelijk, dat deze nadrukken na overleg tussen beide uitgevers het licht zagen.
Een tweede nadruk, die van alle nouvelles tezamen in twee delen, die in 1707, met jaartal 1607, verscheen, zal stellig buiten medeweten van de Lorme tot stand zijn gekomen. Als vignet hebben beide delen de sfeer, die bij nadrukken meer werd gebruikt, en als uitgeversnaam Marc Antoine. De platen zijn gegraveerd naar de oorspronkelijke van de druk van 1705.
Niettegenstaande deze nadrukken kwam de Lorme goed door zijn oplaag heen. In 1708 ging hij over tot een tweede druk, waarin hij nog vier nieuwe nouvelles opnam. Dat waren er slechts drie
| |
| |
van Cervantes, de vierde, Histoire de Ruis Dias, Espagnol et de Quixiaire princesse des Moluques, was een verhaal van Louis Gedoin, sieur de Bellan, dat aan de uitgaaf van de Rosset en d'Audiguier was toegevoegd (Hainsworth 113-116). Twee nouvelles van Cervantes werden uiteindelijk niet opgenomen. Waarschijnlijk was dat min of meer toevallig, want nog op 2-7-1708 schreef de Lorme aan Picart over 4 of 5 nieuwe nouvelles, die hij wilde opnemen. Zijn reisplannen maakten blijkbaar, dat hij de uitgaaf niet kon vertragen en zich tot 4 beperkte. Picart maakte twee tekeningen, die weer in Holland door een onbekende graveur op koperplaten werden gebracht, maar de twee andere tekeningen, die besteld waren, kwamen niet tijdig gereed, zodat twee nouvelles ongeillustreerd bleven. Dit alles blijkt uit de brieven van de Lorme en kan men in deel I vinden. Ditmaal kwam de uitgaaf op naam van zijn neef Claude Jordan te staan, die sinds kort als zelfstandig boekverkoper was gevestigd.
De onbekende nadrukker, die nog niet alle exemplaren van zijn eerste twee delen kwijt was, drukte ook direct deze vier nieuwe nouvelles na. Zij verschenen met het jaartal 1709 en nogmaals met de uitgeversnaam van Marc Antoine, als deel III. Dat de nadrukker nog een gedeelte van de oplaag van de twee eerste delen had, blijkt uit het exemplaar op de Bibl. Nat.: voorin deel I vindt men een inhoudsopgaaf van de drie delen, waarvan echter de ‘Table des nouvelles du Tome Troisième’ duidelijk naderhand in andere druk is toegevoegd. Weer werden ook de platen nagegraveerd. In 1713 kwam Pierre Witte, een Parijse uitgever, met een nadruk met privilege. Een gedeelte daarvan moet al direct of misschien later voorzien zijn van een andere titelpagina, waarop het adres van Claude Jordan libraire dans le Wijde-steegh sur le Rockin met het jaartal 1713 kwam te staan. Wanneer men weet, dat dit adres alleen op de uitgaaf van Cervantes van 1709 voorkomt en dat op latere uitgaven van Claude Jordan steeds ‘proche le Rockin’ wordt vermeld, is het niet gezocht te veronderstellen, dat Claude Jordan zelf niets met deze nadruk van Witte te maken heeft gehad. Witte moet met het oog op de verkoop een aantal exemplaren van zijn oplaag voor een Hollandse druk hebben willen laten doorgaan en daarvoor de naam van de oorspronkelijke uitgever genomen hebben. In deze exemplaren werd uiteraard ook de permissie van de koning niet afgedrukt. Waarom het vignet van deel I werd overplakt in het exemplaar op de Bibliothèque Mazarine met een vignet, dat ik niet van Jordan zelf ken, kan ik niet zeggen.
Ook Witte heeft succes gehad met deze nadruk. Want voor zover ik kon nagaan - directe vergelijking was niet mogelijk - was zijn uitgaaf van 1723 geen nieuwe titeluitgaaf, maar een herdruk met gelijk aantal pagina's. In het exemplaar van de Bibl. Nat. ontbreken de platen, maar andere exemplaren hebben deze wel, zoals uit de opgaaf van Palau blijkt.
Een Amsterdamse uitgever, N. Etienne Lucas, kwam in 1720 met een ‘Troisième édition’ en in 1731 nogmaals met een ‘Troisième édition’, een nieuwe titeluitgaaf van de druk van 1720, waarvan de titelplaat nagegraveerd is naar de prent van Picart en de verdere platen naar geheel andere tekeningen zijn gemaakt.
Aan de uitgaven van de werken van Cervantes zijn een aantal bibliografieën gewijd. Ik noem hier naast Palau ook nog Leopoldo Rius met zijn Bibliografia critica de las obras de Miguel de Cervantes Saavedra (Barcelona 1895-1905), omdat hij veel bijzonderheden over druk en papier geeft. Daarbij
| |
| |
looft hij speciaal de uitgaven van de Lorme van 1705 en 1709 en dat in tegenstelling tot de andere uitgaven van dezelfde tekst.
Tenslotte wil ik om mogelijke verwarring te voorkomen nog wijzen op een Franse vertaling van drie van de nouvelles, waarvan één niet in de uitgaaf van de Lorme was opgenomen, die in 1707 uitkwam bij Michel Clousier te Parijs. De vertaler daarvan was P. Hessein, die op 25-2-1706 privilege vroeg en na de goedkeuring op 20-4-1706 dit op 29-4-1706 voor 6 jaar kreeg (ff 21940, 828).
| |
79 Joannis Gersonii doctoris theologi et cancellarii Parisiensis opera omnia, novo ordine digesta, et in V tomos distributa; ad manuscriptos codices quamplurimos collata, et innumeris in locis emendata; quaedam etiam nunc primum edita: quibus accessere Henrici de Hassia, Petri de Alliaco, Joannis Brevicoxae, Joannis de Varenis scriptorum coaetaneorum, ac insuper Jacobi Almaini et Joannis Majoris tractatus, partim editi partim inediti; necnon monumenta omnia ad causam Joannis Parvi pertinentia. Opera et studio M. Lud. Ellies du Pin, S. Facultatis Parisiensis doctoris theologi, et philosophiae professoris regii, qui huic novae editioni praefixit Gersoniana, in quibus historia ecclesiastica temporis illius quo Gersonius vixit texitur, hujus et coaevorum vita narratur, scripta recensetur, doctrina exponitur. Tomus Primus. Antwerpiae sumptibus societatis. 1706. 10 + 18 + 195 + 3 p. + 944 kolommen. folio.
Idem. Tomus Secundus. 1 p. + 1164 kolommen. folio.
Idem. Tomus Tertius. 1 p. + 1600 kolommen. folio.
Idem. Tomus Quartus. 1 p. + 868 kolommen + 46 p. folio.
Idem. Tomus Quintus. 10 p. + 1036 kolommen + 4 p. folio.
K.B. 89 A 1-5, Bibl. Nat. D 204.
[Titelpagina's rood-zwart. Pelgrim met opschrift ‘Icon peregrini’, gesigneerd ‘B. Picart del. G. v. Gouwen sculp.’ als vignetten. Voorin ieder deel een verschillende titelplaat, gesigneerd ‘B. Picart inven. G. v. Gouwen sculp.’.]
Mei-juni 1701: ‘On imprime aussi en Hollande les oeuvres du chancelier Gerson, qui commençoient à devenir rares: on y a joint des notes que la voix publique attribue à Mr. du Pin.’ (Journal de Trevoux 416).
Sept. 1702 aankondiging, dat de Lorme 500 vel van dit werk, dat 4 folio's zal beslaan, heeft gedrukt (Journal de Trevoux F. 179).
Febr. 1703: ‘Le même libraire (de Lorme) a 500 feuilles d'imprimé du Gerson, qui sera en quatre volumes in folio. (C'est l'auteur de la Bibliotheque des auteurs ecclesiastiques, qui a soin de l'edition, qui sera plus correcte que toutes celles qui ont paru ci-devant, Mr. Ellies du Pin ayant collationné et corrigé la copie sur laquelle l'imprimeur compose, sur des manuscrits qui sont dans les bibliotheques du Roi de France, du College de Navarre, de Targni, de Colbert, de St. Victor etc. Il l'augmente d'une grande quantité de pieces de Gerson, et de quelques autres auteurs qui ont traité les mêmes matieres, et qui n'ont pas encore été imprimées, et d'un Gersoniana de sa façon, qui contiendra la vie de Gerson, et toute la theologie du tems de cet auteur. Ces augmentations feront plus de volumes de l'ouvrage que ne fait l'ancien Gerson.’ (Journal de Trevoux 148).
| |
| |
Maart 1703: ‘L'edition de Gerson avance fort. Mr. d'Herouval chanoine de Saint Victor y a plus de part que Mr. du Pin.’ (Journal de Trevoux F.), welk bericht wordt overgenomen in de Hollandse editie mei 1703 met de toevoeging: ‘Mr. d'Herouval n'a aucune part à l'edition du Gerson. Il n'a fait que prêter quelque mss. de St. Victor à Mr. du Pin.’ (Journal de Trevoux 378).
1704: In zijn Lettres choisies deel II (Rotterdam 1704) deelt Richard Simon mee, dat de editie van Gerson, waaraan men in Parijs was begonnen, gesupprimeerd werd op koninklijk bevel, als ‘un écrivain qui a des sentimens trop opposés à l'etat monarchique’. In een noot is hieraan toegevoegd: ‘Comme on ne peut pas obtenir un privilege en France pour imprimer de nouveau les ouvrages de Gerson, les Hollandois l'ont mis depuis peu sous la presse avec plusieurs pieces nouvelles qui leur ont été envoyées de Paris.’
Juli 1706 bespreking van dit werk in de Acta eruditorum (p. 289).
1706 bespreking van dit werk in de Bibliothèque choisie (X p. 1).
21-3-1707: bespreking van dit werk ‘et se trouve à Amsterdam chez J. Louis de Lorme’, waarin o.a. de lettersoort en het papier wordt geprezen evenals de compleetheid van de uitgaaf, maar wel wordt gewezen op het feit, dat de correctie te wensen overlaat. (Journal des sçavans 464, 527 en 542).
1721 Du Villard biedt dit werk te koop aan (cat. Boursault).
De Franse theoloog Joannes Gerson of Jean Charlier (1363-1429) is bekend om zijn pogingen tot hervorming van de kerk, waarbij hij het gezag van het concilie boven dat van de paus stelde. Zijn verzamelde werken waren vele malen uitgegeven, voor het eerst in Keulen in 1483-1484 en voor het laatst in Parijs in 1606. D'Hérouval, reguliere kanunnik van de abdij van St. Victor, waar vele handschriften van Gerson berustten, bereidde in het laatst van de 17de eeuw een nieuwe uitgaaf voor. De korting, die men ertegen had gewaarschuwd, verbood dit echter. Alle materiaal werd daarna overgedragen aan de bekende theoloog Louis Ellies Dupin (1657-1719), die uiteraard een uitgever in het buitenland moest zoeken. Hij vond deze in de Lorme, die door zijn compagnieschap met van der Marck in die tijd juist over de nodige geldsommen voor deze uitgaaf beschikte.
Niet alleen waren werken van Dupin in 1688 en 1693 op de pauselijke index gekomen, maar ook in Parijs was zijn Bibliothèque universelle des auteurs ecclésiastiques in 1693 gesupprimeerd en pas later onder een andere titel weer toegelaten. Het is te begrijpen, dat de Lorme, op zoek naar copie, wat in deze uitgaaf zag. Hij liet die verschijnen met het adres Antwerpen, wat gebruikelijk was voor een dergelijke Rooms-Katholieke publicatie.
Heel vlot is de verkoop niet gegaan. Bij de opheffing van de compagnie op 21-6-1710 waren er nog 766 exemplaren op klein papier en 32 op groot papier, die alle aan van der Marck kwamen. Nog in 1721 bood Du Villard exemplaren te koop aan.
Uit de Lorme's brieven weten wij iets over de prijs van dit werk: Foppens en Fritsch betaalden F 30. - (Fritsch verkocht het voor F 36. -) en Jombert in Parijs 70 livres, terwijl de Lorme Leers F 35. - vroeg.
De bespreker in de Journal des sçavans betreurt de vele drukfouten. Inderdaad had het drukken van dergelijke werken in een plaats, die ver verwijderd lag van de woonplaats van de bewerker, grote bezwaren. De Biographie Universelle zegt dan ook: ‘Dupin regrette, pour la correction de cette édition, qu'elle n'ait point été faite sous ses yeux, n'ayant d'ailleurs rien negligé pour sa perfection.’
| |
| |
| |
80 De hieronder genoemde uitgaaf heb ik niet kunnen vinden.
23-11-1706: ‘Saisi chez le Sr. Witte... 1 Academie des sciences et des arts, in 12o 3 vol. avec la fausse adresse a Amsterdam chez J. Louis de Lorme. 1706. Suprimé.’ (ff 21931, 65).
Iets eerder waren bij de Lorme de laatste exemplaren van de Memoires pour l'histoire des sciences et des beaux arts, de nadruk van de uitgaaf van Trevoux, verschenen. De drie laatste delen daarvan droegen echter het jaartal 1704 en het jaartal 1705, zodat zij niet in aanmerking kunnen komen, te meer omdat men daar niet van een ‘fausse adresse’ kan spreken. Aan een nadruk van een uitgaaf van een der grote academieën van Frankrijk hoeft men niet te denken, zoals de heer H.J. Martin, een autoriteit op dit gebied, mij verzekerde. Hij zou geneigd zijn te zoeken in de richting van een of ander verzamelwerk, misschien van min of meer gewaagde aard, dat daarom van deze fraaie titel en een gefingeerd adres werd voorzien, zoals de Memoires van de zogenaamde Academie van Troyes van 1744 (Gay). Wel bestaat er een zeer bekend werk, dat deze titel draagt: Academie des sciences et des arts contenant les vies, et les eloges historiques des hommes illustres, qui ont excellé en ces professions depuis environ quatre siécles parmy diverses nations de l'Europe: avec leurs pourtraits tirez sur des originaux au naturel, et plusieurs inscriptions funebres, exactement recueilies de leurs tombeaux par Isaac Bullart, chevalier de l'ordre de Saint Michel. Imprimé par les soins de l'autheur. A Amsterdam, se vendent chez les heritiers de Daniel Elzevier, 1682. 2 delen in folio (Willems 2164). Het was gedrukt bij François Foppens te Brussel en er bestaan ook exemplaren met zijn adres, evenals met het adres van Louis Billaine te Parijs (Paquot XVIII 369 etc.). De bibliotheek van de Library of Congress te Washington heeft een nieuwe titeluitgaaf van 1695 en Quérard vermeldt een nouvelle édition Bruxelles 1700. Steeds is echter sprake van twee delen in folio, terwijl de uitgaaf van 1706 op naam van de Lorme 3 delen in 12o besloeg. Indien dit een nadruk was van het werk van Bullart in ander formaat zullen uiteraard
de portretten, die, gegraveerd op kosten van Bullart, de grootste attractie van het boek vormden, niet zijn opgenomen. Geheel onmogelijk is dit echter niet. Hetzelfde zagen wij immers gebeuren bij het werk van Perrault, dat de Lorme zonder portretten nadrukte (vergel. no. 43). Wel bedenke men echter, dat Perrault een veel gezochter auteur dan Bullart was.
| |
81 Voyage et avantures de François Leguat, et de ses compagnons, en deux isles desertes des Indes Orientales. Avec la rélation des choses les plus remarquables qu'ils ont observées dans l'isle Maurice, à Batavia, au Cap de Bonne-Esperance, dans l'isle St. Helene, et en d'autres endroits de leur route. Le tout enrichi de cartes et de figures. Tome Premier. A Amsterdam, chez Jean Louis de Lorme, libraire. 1708. 42 + 164 p. 12o.
Idem. Tome Second. 2 + 180 + 29 + 9 p. 12o.
Bibl. Nat. 8o O2 k. 54.
[Titelpagina's rood-zwart. Minerva met boeken en kerk en opschrift ‘Libertas sine scientia licentia
| |
| |
est’ als vignet van deel I, gestyleerde bloemen als vignet van deel II. Ongesigneerde titelplaten en ongesigneerde kaarten en platen. Achterin deel II: ‘Catalogue de livres nouveaux tant Latin que François, d'Angleterre, d'Allemagne, et de Hollande, qui se vendent chez J.L. de Lorme, libraire à Amsterdam, à l'enseigne de la Liberté. Outre ces livres on en trouve chez le même libraire un grand nombre d'autres de tous les pays, et toutes les nouveautez qui paroissent journellement en France, le tout à juste prix. Il donne un catalogue gratis de tous ces livres.’]
De U.B.A., Bibl. Nat. en het Br. M. bezitten exemplaren van deze uitgaaf met het adres ‘A Londres, chez David Mortier, marchand libraire. 1708.’ Deze hebben achterin deel II: ‘Catalogue des livres qui se trouvent dans la boutique de David Mortier tant de ses propres impressions, que de celles des pais etrangers, aussi bien que toute sorte de cartes geographiques de la nouvelle et de l'ancienne geographie.’ (5 p. in plaats van 9). Verder zijn de beide uitgaven geheel hetzelfde.
Oct. 1707 aankondiging van de uitgaaf van David Mortier in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 479).
18-11-1707: ‘On avertit le public et particulierement les libraires, que l'on trouve chez Jean Louis de Lorme, libraire à Amsterdam, et chez tous les libraires de Hollande, un livre nouveau intitulé, Voiage et avantures de François Leguat et de ses compagnons en deux isles désertes des Indes Orientales, etc. 2 vol. in 12o avec des cartes et figures.’ (Gaz.).
Dec. 1707 bespreking van de uitgaaf van David Mortier ‘se trouvent à Amsterdam chez Henri Desbordes dans le Kalverstraat’ in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 603).
18-7-1707 aankondiging van de uitgaaf van Mortier in de Journal des sçavans (p. 85, gedrukt 1708).
30-11-1707 bespreking van de uitgaaf van David Mortier ‘et se trouve à Amsterdam chez les Waesbergen’ in de Journal des sçavans (p. 394, gedrukt 1708).
Febr. 1708 aankondiging van de uitgaaf van de Lorme in de Journal de Trevoux (p. 356).
Sept. 1708 bespreking van de uitgaaf van David Mortier in de Acta eruditorum (p. 430).
1717, 1718 en 1721 Du Villard biedt dit werk 2 vol. fig. 1708 te koop aan (cat. Huet en Boursault).
De Bibl. Nat. bezit exemplaren van uitgaven van 1720 en 1721, beide met adres: ‘A Londres chez David Mortier, marchand libraire’, waarvan het zetsel geheel hetzelfde is, maar de eerste alleen kaarten heeft, de tweede kaarten en platen, nagegraveerd van de platen in de oorspronkelijke uitgaaf. (Aankondiging van de tweede druk in de Suite de la clef dec. 1721, p. 393).
Het Br. M. bezit een exemplaar van de uitgaaf in het Engels: A new voyage to the East-Indies by Francis Leguat and his companions. Containing their adventures in two desart islands, and an account of the most remarkable things in Maurice Island, Batavia, at the Cape of Good Hope, the Island of St. Helena, and other places in their way to and from the desart isles. Adorn'd with maps and figures. London: Printed for R. Bonwicke, W. Freeman, Tim. Goodwin, F. Walthoe, M. Wotton, S. Manship, F. Nicholson, B. Tooke, R. Parker, and R. Smith. 1708. (Aankondiging 29-10-1707 en 13-11-1707 in Daily Courant en 8 tot 11-11-1707 in Post-Boy van het ter perse zijn van dit werk en het spoedig verschijnen).
De U.B.A. en het Scheepvaartmuseum te Amsterdam bezitten exemplaren van de uitgaaf in het Hollands: De gevaarlijke en zeldzame reijzen van den heere François Leguat met zijn bijhebbend gezelschap naar twee onbewoonde Oostindische Eijlanden. Gedaan zedert den jare 1690, tot 1698 toe. Behelzende een naukeurig verhaal van hunne scheepstocht; hun tweejaarig verblijf op het Eijlandt Rodrigue, en hoe wonderlijk zij daar afgekomen zijn: als meede de wreede mishandelingen door den gouverneur van Mauritius; hun driejaarig bannissement op een rots in zee; en hoe zij door ordre der Compagnie t'Amsterdam, buijten verwagting, daar afgehaald en naar Batavia gevoerd wierden. Uyt het Frans in 't Neerduyts overgebragt. En met noodige landkaarten en verdere figuren voorzien. Te Utrecht bij Willem Broedelet, boekverkoper op den Dam. 1708. (Aankondiging van 27-12-1707 van het ter perse zijn en van 12-6-1708 van het verschijnen in de A.C.).
Het Scheepvaartmuseum te Amsterdam bezit een exemplaar van de uitgaaf in het Duits: Hn. Francisci Leguat, eines Frantzosen und seiner Gefehrten Reisen und wunderliche Begebenheiten nach zweyen unbewohnten Ost-Indischen Insuln. Nebst einer Erzehlung der merckwürdigsten Dinge, die sie auf der Insul Mauritii, zu Batavia, an dem Cap der Guten Hoffnung, auf der Insul S. Helena und andern Orthen, worauf sie zukommen, ange- | |
| |
mercket haben. Alles mit Land-Carten und Figuren versehen. Franckfurth und Leipzig, verlegts Michael Rohrlachs seel. Wittib und Erben, in Liegnitz. 1709.
François Leguat (1639-1735), een Franse réfugié uit Bresse, vertrok met een aantal gezellen in 1690 van Texel naar het eiland Rodrigues, waar zij twee jaar bleven. Onderlinge geschillen maakten, dat zij naar Mauricius voeren, waar zij al spoedig gevangen werden gezet. Na enige jaren keerden de overlevenden, waaronder Leguat naar Holland terug, waar zij 28-6-1698 aankwamen.
Bijna tien jaar later, in de herfst van 1707, verscheen het nogal populaire reisverhaal, waarin echter veel aandacht aan flora en fauna van Rodrigues en Mauricius werd besteed. Hoe minder van die fauna overbleef, des te groter werd de belangstelling voor het boek van Leguat, dat men wel met een korreltje zout nam, maar toch in hoofdzaken als waar gebeurd zag. In 1921 publiceerde echter de Amerikaanse cultuurhistoricus G. Atkinson een artikel, dat in 1922 nog eens en sterk omgewerkt en uitgebreid werd opgenomen in zijn boek: ‘The extraordinary voyage in French literature’. Daarin kwam hij tot de merkwaardige conclusie - hij had gemakkelijk beter kunnen weten -, dat Leguat nooit had bestaan of althans nooit deze reis had gemaakt, maar dat het boek een product was van François Maximilien Misson (1650-1722), een bekende in Engeland gevestigde réfugié. Zoals te verwachten keerden velen zich tegen dit artikel van Atkinson, maar ook vond hij geleerden op allerlei terrein, die hem bijvielen. Ik zelf publiceerde in Het Boek XXX 227-246: De reisbeschrijving van François Leguat (een merkwaardige uitgaaf uit het jaar 1708). Daar vindt men gegevens over Leguat en zijn gezellen en vooral ook over hun reis, ontleend aan bronnen uit archieven, en verder bijzonderheden over de uitgaaf en de reacties daarop. Een van de belangrijkste kwam van Prosper Marchand, een goede bekende van de Lorme. Hij wist te vertellen, dat Leguat alleen het materiaal had verschaft en dat Misson zowel de inleiding als het reisverhaal had geschreven. De stroom van publicaties over dit onderwerp bleef voortgaan. Ik wil hier slechts één vrij recent boek vermelden, daar het zeer uitvoerig op alle kwesties, aan de uitgaaf verbonden, ingaat en veel nieuws geeft. Het is van de hand van Dr. Emile Rainer en draagt de titel: ‘L'utopie d'une république Huguenote du marquis Henri du Quesne et le voyage de François Leguat. (Paris 1959). Het
werk heeft echter een sterk emotioneel karakter en lezers zullen daarom goed doen ook mijn bespreking in het Tijdschrift voor geschiedenis 1960, 131-132, te lezen.
Ik leerde intussen veel nieuws uit het werk van Dr. Rainer, wat men in de hier volgende beschouwingen verwerkt zal vinden.
De gebruikelijke vraag naar de verhouding tussen auteur en uitgever is hier niet zo eenvoudig te beantwoorden, daar er twee auteurs (Leguat en Misson) en twee uitgevers (de Lorme te Amsterdam en Mortier te Londen) zijn. Het is niet bekend, wanneer Leguat zich in Engeland heeft gevestigd. In mijn bovengenoemd artikel nam ik zonder meer aan, dat hij daar, toen het boek uitkwam, reeds enige tijd woonde. Rainer geeft echter enkele bronnen, die doen vermoeden, dat dat niet zo heel lang was. In ieder geval was hij daar, toen hij op 1-10-1707 de inleiding van zijn boek dateerde, die als volgt eindigt: ‘Où la charité de ses généreux habitans m'a tendu la main, et a enfin fixé le repos, que je pouvois attendre ici bas.’ Deze laatste passage wijst niet op een komst in Engeland in september 1707, zoals Rainer meent te mogen veronderstellen.
| |
| |
Misson was in deze jaren echter stellig in Engeland en ik acht het daarom nog steeds het waarschijnlijkst, dat David Mortier, de Amsterdamse boekverkoperszoon, die in Londen was gevestigd, met het idee van de uitgaaf aan kwam zetten. Dat hij het boek niet in Londen liet drukken, is niet verwonderlijk. De prijzen van de in Engeland gedrukte boeken waren hoog. Op 12-10-1700 schreef le Clerc aan Locke over een van diens werken: ‘S'il s'imprime en Latin à Londres, il en faudroit faire passer nombre d'exemplaires ici d'abord; autrement il ne manquera pas d'être contrefait. C'est de quoi il faudroit avertir le libraire, qui feroit peut-être encore mieux, s'il le faisoit imprimer ici à ses dépens, pour le donner à meilleur marché.’ (Bonno 119).
De correspondentie van de Lorme maakt zeker, dat het boek in Amsterdam werd gedrukt en wel in drie maanden tijds, zoals hij op 24-10-1707 aan Ballard schreef. Er werden twee titelpagina's gedrukt en verschillende catalogi van nieuwe boeken om achterin deel II te voegen, maar verder waren de drukken geheel gelijk. De titelprent werd gegraveerd naar een tekening van Picart, die de Lorme volgens een schrijven aan Boudot van 8-9-1707 kort tevoren had ontvangen. Die titelplaat werd niet gesigneerd, waarschijnlijk om niet te zeer de aandacht te vestigen op het verschil in kwaliteit van deze en de andere gravures. Die waren namelijk vrij slecht en gedeeltelijk ontleend aan illustraties uit andere boeken. De reisbeschrijving van Leguat zagen de uitgevers namelijk niet als een wetenschappelijk werk, maar als een populair boek, dat in zo aantrekkelijk mogelijke vorm aan het publiek moest worden gebracht.
De Lorme en Mortier hebben hun exemplaren ieder op eigen risico verkocht. Mortier deed dit in Engeland, de Republiek en ook waarschijnlijk in de Zuidelijke Nederlanden. Zijn naam wordt dan ook genoemd in de aankondigingen en besprekingen in de Nederlandse tijdschriften. Thans nog kan men het resultaat daarvan zien in het feit, dat ik hier in het land geen uitgaaf met de naam van de Lorme vond.
Kan ik over de afzet van de exemplaren van Mortier weinig vertellen, des te meer blijkt uit de correspondentie van de Lorme over de lotgevallen van deze uitgaaf in Frankrijk.
Al op 18-8-1707 stuurde hij aan enkele Parijse boekverkopers de titel, wat hij later nog aan vele anderen zou doen. Op 1 september deed hij dit ook aan Bignon met het verzoek om permissie het in Frankrijk in te voeren en bovendien om geen privilege voor een nadruk te geven. Blijkbaar gaf Bignon op 21 oktober een gunstig antwoord, wat de Lorme aanleiding gaf om zo snel mogelijk 500 exemplaren te verschepen. Pas op donderdag 20 oktober stuurde hij echter een exemplaar naar zijn beschermheer. Na ontvangst daarvan berichtte Bignon hem, dat het boek niet kon worden toegelaten. Op 24 november en 1 december schreef de Lorme naar aanleiding van die weigering naar Boudot en naar Bignon. Het eerste schrijven was een droeve jammerklacht, het tweede een aanvaarding in berusting. De Lorme's reactie had succes. Uit een schrijven van hem van 27-4-1708 aan Boudot blijkt, dat Bignon wel officieel opdracht had gegeven de exemplaren terug te zenden naar Lagisse in Rouen om weer naar Holland te sturen, maar dat hij tegelijkertijd goed had gevonden, dat Lagisse ze weer naar Parijs zou sturen aan zijn eigen adres. Dit mislukte echter door de ruzie, die tussen Boudot en de Lorme was ontstaan. Om wraak te nemen waarschuwde Boudot Lagisse niet en zo kreeg de Lorme 298 exemplaren terug. Op 16-7-1708 vroeg hij Bignon permissie ze opnieuw naar Frankrijk te mogen zenden. Blijkens een schrijven van 30 juli waren bij Bignon nog
| |
| |
140 exemplaren en de Lorme vroeg deze alle aan Rigaud te mogen geven. Na de weigering van Bignon had hij namelijk aan vele Parijse boekverkopers bericht, dat hij zijn aanbod van levering niet gestand kon doen, daarentegen aan een enkele, dat hij hen waarschijnlijk wel van een groot aantal exemplaren kon voorzien. De prijs, die hij in Parijs voor het boek berekende, was - althans bij levering van enkele exemplaren - 5 livres, zoals blijkt uit een brief van 10-11-1707 aan Pralard.
Tenslotte is er nog een probleem ten opzichte van de Engelse vertaling. Niet alleen de opdracht aan de duke of Kent, die in het Franse origineel van François Leguat zelf is, hier van de onbekende vertaler, verschillen, maar ook de tekst van de reisbeschrijving wijkt dikwijls af van het Frans.
Er zijn daarom stemmen opgegaan, dat het Engels, waarvoor de censuur minder te vrezen was, de juistere versie zou zijn. Daarover kan ik geen oordeel vellen. Wel is duidelijk, dat de Engelse vertaling in overleg met de uitgevers Mortier en de Lorme of althans in overleg met Leguat en Misson moet zijn ontstaan. Uit de correspondentie van de Lorme blijkt, dat zijn uitgaaf in de eerste helft van oktober gereed kwam. Voordat hij zeker was van de invoer in Frankrijk liet hij het boek echter niet verschijnen, daar hij anders nadruk vreesde. Zo werd pas 18-11-1707 een advertentie in de Gazette geplaatst. Toen stond de Engelse vertaling ook op het punt van verschijnen. Rainer vond drie advertenties in Engelse kranten. Twee daarvan in de Daily Courant noemen vijf uitgevers, die inderdaad met nog vijf anderen uiteindelijk op de titelpagina zouden komen te staan. De andere advertentie in de Post-Boy van 8-11 november noemt als uitgevers van dit boek, dat ‘next week will be publish'd’, Ja. Round and R. Burrough en geeft het volgende N.B.: ‘This is publish'd with the author's approbation (now in England) who has granted them the original plates of four maps, and 30 distinct cutts neatly engraved. Other translations will be looked upon as spurious and without the author's leave.’ Een preciese verklaring voor deze strijd tussen een aantal Londense uitgevers kan ik evenmin als Rainer geven. Uit deze advertentie zou men opmaken, dat de Engelse vertaling, met dezelfde platen als in de Franse editie, maar uiteraard met Engelse opschriften en van andere koperplaten gedrukt, door de auteur tegelijkertijd met de Franse op touw is gezet. Mortier moet hier dan ook enige rol bij hebben gespeeld; ook de door Picart voor de Lorme ontworpen titelpagina is nagegraveerd.
De vertalingen in het Hollands en in het Duits kwamen geheel onafhankelijk uit met platen, die nagegraveerd waren van de oorspronkelijke. Hetzelfde geldt van de drukken van 1720 en 1721, die hoewel ze het adres van David Mortier geven, stellig nadrukken zijn, naar men zegt in Rouen gedrukt.
| |
82 ΔΟΚΙΜΑΣΤΗΣ, sive de librorum circa res theologicas approbatione, disquisitio historica; ex antiquis ecclesiae, augustiss. senatus, et academiae Parisiensis monumentis. Cum cura et fide expressa. Antverpiae, typis Bernardi Salii. 1708. 24 + 144 p. 12o.
U.B.L. 549 g 24 (3), Bibl. Nat. Q 4351.
[Titelpagina zwart. Mand met bloemen als vignet.]
| |
| |
De schrijver van deze verhandeling was de abbé Jacques Boileau, over wie ik reeds bij no. 75 uitvoerig sprak. Daar vertelde ik, hoe ik aanvankelijk deze uitgaaf, die in de correspondentie herhaaldelijk ter sprake komt, verwarde met de onder no. 75 besprokene. Die draagt namelijk het adres van de Lorme, hoewel waarschijnlijk niet door hem uitgegeven, terwijl het onder dit nummer genoemde boek een uitgaaf van de Lorme was, maar met gefingeerd adres.
Het is mogelijk, dat het hier ontbreken van advertenties en aankondigingen in kranten en tijdschriften te wijten is aan het feit, dat ik pas op het allerlaatst besefte met een druk van de Lorme te doen te hebben en daarom geen aantekeningen maakte. Waarschijnlijker is echter, dat deze uitgaaf, waarvan de verschijning zoveel voeten in de aarde had, niet werd geadverteerd en besproken.
Uit de correspondentie van de Lorme wil ik in het kort de gang van zaken verhalen. Op 27-10-1707 was het boek blijkbaar gedrukt, daar de Lorme toen aan Boudot schreef over de mogelijkheden om het Frankrijk binnen te smokkelen. Brieven aan een gefingeerde monsieur Pegasse zouden over de afwikkeling daarvan handelen. Er kwam echter stellig niets van. Boileau, die zijn brieven van de Lorme hierover onder de gefingeerde naam van abbé de St. Loup ontving, deed intussen zijn best permissie voor invoer te krijgen en gaf de Lorme zelfs hoop. Dit had het resultaat, dat de Lorme 21-5-1708 aan Bignon een exemplaar zond en mededeelde het boek te hebben gedrukt in een oplaag van 500 exemplaren. Ditmaal viel de beslissing ongunstig uit, zoals blijkt uit een brief van 18-6-1708 van de Lorme aan Bignon. De kanselier de Pontchartrain was geschokt over dit boekje en van een permissie voor invoer was geen sprake. De Lorme, die zijn gunstige positie in Frankrijk kennelijk wilde behouden, bood nu aan de gehele oplaag naar Bignon te zenden. Aan Boileau zelf, die gevraagd had 24 exemplaren aan een bekende van hem, die in Amsterdam was, af te geven, antwoordde hij, dat reeds alles naar Frankrijk was verzonden. Later kreeg de slag bij Oudenaarden de schuld van het feit, dat de baal met deze boeken onderweg zoek was geraakt. De boeken waren intussen nog steeds in Holland, want voorlopig had Bignon slechts om 6 exemplaren gevraagd. De afloop van deze geschiedenis kan ik niet vertellen. De B.U. schrijft echter, dat het boek zeldzaam is, en hier in Nederland vond ik slechts één exemplaar, zodat ik niet kan aannemen, dat de oplaag van 500 exemplaren in omloop is gebracht. Nicéron (XII 128) deelt het volgende over de inhoud mee: ‘M. Boileau recherche dans ce livre l'origine des approbations des ouvrages de theologie, et fait voir qu'elles ont toujours appartenu à la faculté de theologie, à laquelle le parlement de Paris en a le premier
déféré le droit, droit qui n'a été transporté que depuis quelque tems à des censeurs choisis par ordre du Roi.’ Dat was waarschijnlijk de stelling, die de Pontchartrain zo schokte, dat hij geen toestemming tot invoer gaf.
Slechts één van de boeken, waarbij de Lorme direct of indirect was betrokken, wordt behandeld, namelijk het Nouveau Testament van Richard Simon. Verder komt de Critique de l'histoire des flagellans, door J.B. Thiers in 1703 gepubliceerd, ter sprake. Dat Thiers het ook niet zo gemakkelijk had, blijkt uit de Nouv. de la rep. des lettres van juli 1703 (p. 103). Daar werd een appendix opgenomen, die door Berthe, de approbateur van Thiers werk, en door Bignon niet toegelaten was. Boileau's Historia flagellantium, die in 1700 bij Anisson in Parijs was verschenen, zou als enige van zijn werken op de pauselijke index komen en wel op 4-3-1709. Zover was het echter nog niet, toen Boileau dit werkje schreef, en een dergelijke veroordeling ging trouwens ook buiten het in deze uitgaaf van 1708 behandelde onderwerp.
| |
| |
Naar aanleiding van deze Historia flagellantium was waarschijnlijk al eerder enig direct of indirect contact tussen Boileau en de Lorme geweest. In de Nouv. de la republique des lettres van april en augustus 1701 (p. 468 en 211) wordt meegedeeld, hoe dit werk niettegenstaande de pogingen van de Jesuieten niet is gesupprimeerd en ook hoe Boileau gekant is tegen de uitgaaf van een Franse vertaling door François van der Plaats te Amsterdam: ‘Ce n'étoit pas aparamment l'intention de l'auteur qu'il parût en François, mais les desseins des auteurs ne s'accordent pas toujours avec l'intéret du libraire et le gout du public.’ Nicéron (XX 46) vertelt, hoe Boileau in 1702 bij de veuve Barbin te Parijs zijn Remarques op deze Franse vertaling het licht deed zien en hoe deze daarna herdrukt werden in het supplement van deel I van de Journal de Trevoux, die de Lorme te Amsterdam uitgaf. Daarover deelt Nicéron mede: ‘Dans cette derniere edition on a supprimé deux ou trois petits articles, mais aussi il y a quelques traits curieux qu'on ne trouve pas dans l'édition de Paris.’
| |
83 Sermons sur les evangiles de carême et sur divers sujets de morale, avec trois panégyriques et deux oraisons funèbres. Nouvelle édition, corrigée et augmentée de plusieurs sermons. Et se vend à Amsterdam, chez J.L. de Lorme, 1708. Tome Premier. 16 + 429 p. 12o. II 4 + 431 p. 12o. III 4 + 444 p. 12o. IV 4 + 391 + 7 p. 12o. V 4 + 420 p. 12o.
[Bibliographie des éditions originales d'auteurs Français des XVIe, XVIIe et XVIIIe siécles réunies par M.A. Rochebilière, rédigée avec des notes et des éclaircissements par A. Claudin et revue, corrigée et augmentée par Joseph Place, Paris 1930.]
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van dezelfde uitgaaf: Sermons sur les evangiles du caréme et sur divers sujets de morale, avec trois panegyriques et deux oraisons funebres. Nouvelle edition corrigée et augmentée de plusieurs sermons. Tome Premier. A. Trevoux, chez Etienne Ganeau libraire de Paris, et directeur de l'imprimerie de S.A.S. monseigneur prince souverain de Dombes. 1708. Avec privilege et approbation. (appr. van 1-2-1705 van Pocquelin te Parijs, permissie van 15-2-1705 van Desrioux de Messimy te Trevoux). Idem. II-V.
Jean Baptiste Massillon (1663-1742), lid van de Congrégation de l'Oratoire, beroemd kanselredenaar en sedert 1717 bisschop vah Clermont, heeft zelf niet meegewerkt aan de uitgaven van zijn preken, die in 1705, 1708, 1715 en 1723 bij Ganeau te Trevoux het licht zagen. Integendeel, de B.U. schrijft, dat ze werden ‘désavoués publiquement, comme contenant des pièces tronquées, ou même faussement attribuées à l'auteur: plusieurs, en effet, ont été revendiquées par M. Poncet de la Rivière, et par l'éditeur des Sermons du P. Bretonneau.’ Pas na de dood van Massillon kwam een neef van de overledene in 1745 met een officiële uitgaaf, die sterk afwijkt van die van Trevoux.
Ganeau vermeldde op zijn uitgaaf de naam van Massillon niet in tegenstelling tot de Brusselse nadrukker, die hem op de voet volgde. Waarschijnlijk zijn er nog meer nadrukken geweest; Ganeau spreekt althans in zijn ‘Avis’ voorin de editie van 1708 over vele nadrukken, die hem ertoe hebben gebracht het werk verbeterd en vermeerderd uit te geven.
| |
| |
Uit de correspondentie van de Lorme blijkt, dat hij op 22-9-1707 100 exemplaren bestelde en dat die in maart 1708 werden verzonden. Over een nieuwe titelpagina wordt niet gerept, maar het zullen toch waarschijnlijk deze 100 exemplaren zijn, die de hierboven genoemde titelpagina met adres van de Lorme hebben. Brunet spreekt in zijn supplement op Barbier van een adres ‘Amsterdam J.L. de Lorme’. Stellig zal daarmee de hier aangehaalde titel bedoeld zijn. Ik zelf kreeg geen exemplaar met deze titelpagina in handen.
| |
84 Bibliotheque critique ou recueil de diverses pieces critiques, dont la plûpart ne sont point imprimées, ou ne se trouvent que très-difficilement, publiées par Mr. de Sainjore qui y a ajouté quelques notes. Tome Premier. A Amsterdam chez Jean Louis de Lormes. 1708. 12 + 550 + 1 p. 12o.
Idem. Tome Second. 12 + 537 p. 12o.
Idem. Tome Troisième. 12 + 556 p. 12o.
Idem. Tome Quatrième. A Amsterdam, chez Jean Louis Delorme. 1710. 14 + 554 p. 12o.
Bibl. Nat. Z 39269-39272.
[Titelpagina's rood-zwart. Drie kleine figuurtjes als vignetten. Deel II en III hebben een franse titel: ‘Bibliotheque critique ou recüeil de diverses pieces critiques’. Deel I-III hebben boven de tekst het opschrift: ‘Bibliothèque critique’, deel IV: ‘Lettres choisies’.]
De U.B.A. heeft een exemplaar van deze uitgaaf, waarvan deel IV geheel gelijk is aan het bovengenoemde, terwijl deel I-III als adres op de titelpagina hebben: ‘A Paris. Et se vend a Amsterdam, chez Jean Louis de Lormes. 1708.’
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van deze uitgaaf, waarvan deel I en II als adres op de titelpagina hebben: ‘A Basle, pour Christian Wackerman, à l'enseigne d'Erasme. 1709.’ (Titelpagina zwart. Vignet als boven). Quérard noemt in zijn les Supercheries littéraires devoilées een exemplaar met alle vier delen met dit adres, 1709-1710, onder het hoofd Sainjore.
Jan. en febr. 1709 bespreking van dit werk deel I en II ‘a Paris, et se vend à Amsterdam, chez Jean Louis de Lorme, et chez Pierre Mortier. 1708.’ in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 33).
Nov. 1709 bespreking van dit werk deel I en II in de Clef du cabinet (p. 404).
Dec. 1709 bespreking van dit werk deel I en II ‘a Basle, chez Christian Wackerman, à l'enseigne d'Erasme. 1709.’ in de Journal de Trevoux (p. 2079).
1709 bespreking van dit werk deel I en II ‘a Paris, et se vend à Amsterdam chez de Lorme.’ in de Bibl. choisie XVIII (p. 159).
Juni 1710 en aug. 1711 bespreking van deel I-II ‘apud Jo. Ludov. de Lormes’ en III-IV ‘apud Jo. Lud. de Lorme’ in de Acta eruditorum (p. 279 en 355).
5-8-1710: mise ou pilon par arret du conseil d'etat (ff 21814, 83).
Aug. 1710 bespreking van dit werk deel III ‘a Trevoux, et se vend à Amsterdam chez Jean Lotus de Lorme. 1708.’ in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 161).
Sept. 1710 bespreking van dit werk deel IV ‘à Amsterdam, chez Jean Louis de Lorme, 1710.’ als boven (p. 253).
| |
| |
16-9-1710: ‘On trouve chez J.L. de Lorme, libraire à Amsterdam, la Bibliothèque critique, ou recueil de diverses pieces critiques, dont la plûpart ne sont point imprimées, ou ne se trouvent que trés-difficilement, etc. 4 vol. 12o.’ (Gaz.).
26-9-1710: ‘J.L. de Lorme, libraire sur le Rockin près de la Bourse,... On trouve chez le même libraire, la Bibliothèque critique ou recueil de diverses pieces critiques, dont la plûpart ne sont point imprimées, ou ne se trouvent que difficilement, par Mr. Richard Simon, 12o 4 vol. Les tomes 3 et 4 se vendent séparement.’ (Gaz.).
Nov. 1710: ‘Il paroit depuis peu un nouveau tome de la Bibliotheque critique, qu'on attribue à Mr. Richard Simon. Cet ouvrage, dont les premiers tomes parurent il y a quelques années a été deffendu à Paris et presque en même temps reimprimé à Amsterdam: il y a longtemps qu'on reconnoit que les ouvrages deffendus sont les plus recherchez, et qu'un habille libraire qui prêvoit de loin l'orage qui menasse son edition, prend de si justes mesures, qu'il ne perd jamais rien à la confiscation des exemplaires qu'on trouve chez lui.’ (Clef du cabinet p. 367).
1710 aankondiging van dit werk deel III en IV ‘à Amsterdam chez Henry Schelte’ (de uitgever van de Bibl. choisie) in de Bibl. choisie (p. 230), met toevoeging: ‘On fait que ce prétendu Mr. de Sainjore est Mr. Simon; mais il faut mettre ici, que quoiqu'on ait mis au titre à Amsterdam chez J.L. de Lorme, elles ont été envoyées d'ailleurs à ce libraire.’
Jan. 1711 bespreking van dit werk deel III en IV ‘a Amsterdam chez J.L. Delormes 1708 in 12o.’ in Journal de Trevoux (p. 53).
15-1-1714 wordt dit werk op de pauselijke index geplaatst.
1714 bespreking van deel III en IV, beide ‘à Trevoux ou à Paris’, en van de daaraan aansluitende delen van de Nouvelle bibliotheque choisie: ‘A Amsterdam chez David Mortier. 1714.’ in de Bibl. anc. et moderne (I 133, 150, 164 en 189), met de mededeling, dat de titel gewijzigd is uit angst voor een verbod van verkoop. Aan het slot leest men: ‘Au reste il y a dans cette bibliotheque tant critique, que choisie, un nombre infini de fautes d'impression, dans les noms propres, et dans les mots Hebreux, et Grecs, qui s'y trouvent, parce qu'elle a été imprimée dans l'absence de l'auteur; qui étoit en Normandie, pendant qu'elle s'imprimoit dans la principauté de Dombes: outre que les deux derniers volumes ont été imprimez, après sa mort. Ainsi il ne seroit pas juste de les attribuer à l'auteur.’
Jan.-febr. 1714 aankondiging van de Nouvelle bibliothèque choisie met als adres Amsterdam, maar gedrukt te Parijs, met levensbericht en bibliografie van Simon in de Journal literaire (III, 224).
1716 Du Villard biedt dit werk 4 dln. 1708 te koop aan en 2 dln. Bibliothèque choisie 1714 (cat. la Placete).
1721 Du Villard biedt dit werk 12o 6 vol. te koop aan (cat. Boursault).
De schrijver Richard Simon kwam reeds bij no. 19, 64 en 72 ter sprake, zodat ik hier over hem geen bijzonderheden behoef mede te delen. Ditmaal blijkt uit een mededeling van 12-3-1708 van de Lorme aan Ganeau met stelligheid, dat deze laatste de uitgever was van deel I en II, zodat wij zonder meer mogen aannemen, dat zij in Trevoux waren gedrukt. De Lorme vond goed, dat Ganeau het boek met zijn naam het verschijnen, vroeg echter wel op de 500 of meer exemplaren, die hij bestelde, een Franse plaatsnaam met de mededeling ‘et se vend à Amsterdam chez J.L. de Lorme’ te zetten, omdat hij dit werk vanwege de porto etc. duurder moest verkopen dan Hollandse uitgaven. Dit is de verklaring van de twee soorten exemplaren met de naam van de Lorme. Wat later, gezien het jaartal 1709, heeft Ganeau ook nog een aantal exemplaren met het adres van Christian Wackerman te Basel, die wij al tegenkwamen bij no. 64, in omloop gebracht. Wat de reden daarvan was, kan ik niet zeggen. De verspreiding van de delen leert men enigszins uit de advertenties en aankondigingen kennen.
De beide andere delen kwamen niet eerder gereed dan in de zomer van 1710. In de Correspondance de Bossuet XIII, uitgegeven door Ch. Urbain et E. Levesque (Paris 1920) lezen wij daarover op p. 542 het volgende, ontleend aan een brief van 26-7-1710 van de abbé Renaudot aan de Pontchartrain: ‘Mr. Simon s'est mis en possession de faire imprimer sans permission, sans lieu de l'impression
| |
| |
et sans aucunes formalités divers libelles dans lesquels il déchire qui il lui plaît, et quoique cela ne soit pas tolérable, il va plus loin. Car il attaque la mémoire de feu M. de Meaux, tant sur l'Histoire critique de ce même auteur, qu'il fit supprimer, que sur sa censure de la traduction du Nouveau Testament de Trévoux: il déchire les PP. de l'Oratoire, les bénédictins, ce qu'il y a de plus honnêtes gens, et répand à cette occasion dans le public des histoires fausses, parce que la plupart des témoins qui pourraient le confondre sont morts. L'insulte est à un tel excès qu'il faut ou qu'on se chamaille en écrivant contre lui, ce que plusieurs ne veulent pas faire, ou que la calomnie et la fausseté subsistent. Je crois donc, monseigneur, qu'il serait de votre justice et de l'estime que vous faites des morts et des vivants, d'arrêter cette licence, ce qu'il est très aisé de faire.
Le moyen le plus simple serait que vous fissiez venir à Paris M. Simon de Dieppe, où il est, pour vous rendre raison de sa conduite, et avouer ou désavouer ce qu'il a écrit dans les deux derniers volumes de sa Bibliothèque choisie (sic!), qui viennent de paraître, et dans les précédents; d'écrire à M. l'intendant de Rouen, où ces impressions se font, de faire à l'égard de l'imprimeur ce qui est de droit, et, selon le rapport qu'on vous en fera, flétrir ces sortes de livres.
Je vous supplie très humblement, monsieur, de vouloir bien que ce premier avis soit pour vous seul, jusqu'à ce que je sache votre volonté; car, pour des raisons qui seraient trop longues à vous expliquer dans une lettre je n'ai parlé de ceci à personne. Après cela, selon que vous me l'ordonnerez, j'instruirai M. l'abbé Bignon ou vous même par des mémoires succincts.’
Renaudot's actie had als uiteindelijk gevolg het verbod van de Bibliothèque critique op 5-8-1710. Of zijn mededeling betreffende het drukken van de twee laatste delen in Rouen juist is, kan ik niet zeggen. Daar Simon toen in Dieppe woonde, is het niet geheel ondenkbaar, dat hij dat in Rouen liet doen en dan waarschijnlijk wel bij Vaultier, die al eerder voor hem had gewerkt. Le Clerc zegt echter in zijn bespreking in de Bibliothèque ancienne et moderne uitdrukkelijk, dat alle delen te Trevoux werden gedrukt, en van enige vervolging van een drukker in Rouen wordt bij Lepreux geen melding gemaakt. Ik zou daarom geneigd zijn toch Trevoux als herkomstplaats ook van de delen III en IV te zien. Per slot van rekening was men daar veiliger voor vervolgingen dan in Rouen. De mededeling van Bruzen la Martinière in zijn uitgaaf van 1730 van de Lettres choisies van Simon, dat dit werk in Nancy werd gedrukt (p. 97-98), overgenomen door Bernus, is stellig onjuist. Daar hij in dit verhaal over het leven van Simon nog enkele merkwaardige berichten geeft, neem ik hier iets ervan over: ‘Mr. Simon après quelque sejour dans la province, revint à Paris et logeoit, au college Fortet, où je l'ai vû souvent. Le mauvais succés qu'avoit eu l'edition du Nouveau Testament, le decouragea, et lui fit perdre l'envie de publier l'Ancien. Il prévoioit que les contradictions qu'il auroit à essuyer, empoisonneroient ce qu'il lui restoit de vie. Il se contenta de faire ses delices particulieres de cette étude, et dans ses heures de relâche il mit en ordre sa Bibliotheque critique ou recueil de diverses pièces critiques dont la plûpart ne sont point imprimées, ou ne se trouvent que très difficilement, publiées par Mr. de Sainjore qui y a ajouté quelques notes, in 12. Quoi qu'il y ait dans le titre le nom d'Amsterdam, l'ouvrage fut imprimé à Nanci. Il y a
quatre volumes, deux de l'an 1708 et deux autres de 1710. Ce livre fut supprimé par un arrêt du conseil. Malgré ce contretemps on changea le titre, et il en parut deux nouveaux volumes intitulez: Nouvelle bibliothèque choisie, où l'on fait connoître les bons livres en divers genres de litterature et l'usage qu'on
| |
| |
en doit faire, in 12, 1714. Cet ouvrage est attribué à Mr. Simon et on prétend qu'il y est reconnoissable en plusieurs choses, entre autres par certaines lectures que peu d'autres que lui ont faites, et par sa maniere de ne point menager les benedictins, à qui il ne rendoit pas toujours assez de justice à certains égards. Mr. Barat qui étoit son eleve, et dans le même gout que lui pour l'étude de l'Ebreu, a eu beaucoup de part à cette Bibliothèque et ce que sa reconnoissance et son estime lui avoient dicté à la louange de son ami, a été regardé par quelques-uns comme un encens que Mr. Simon s'étoit impudemment donné par ses propres mains. Quand je dis au reste que Mr. Simon mit en ordre la Bibliothèque critique, je ne le dis que pour m'accommoder à une opinion assez générale, car outre qu'il n'est jamais convenu que cet ouvrage fût de lui, s'il y a dans ce recueil des pièces de sa façon, il y en a qui certainement n'en sont pas.’
Deze lange passage nam ik over, omdat vaak de twee delen van de hier besproken Nouvelle bibliothèque choisie, die in 1714 met het adres van David Mortier te Amsterdam, waar die toen was gevestigd, verschenen, gerekend worden als voortzetting van de Bibliothèque critique en zelfs in één adem worden genoemd, zoals in de bespreking van le Clerc, die Trevoux als plaats van drukken noemt, en in de advertentie van Du Villard van 1721.
Dat ook stukken van anderen in de Bibliothèque critique waren opgenomen vermeldde reeds le Clerc in zijn bespreking in de Bibliothèque choisie van deel II. Over het laatste artikel ‘Apollon charlatan’ zegt hij het volgende: ‘Enfin il y a une critique en vers irréguliers des pieces de Racine, excepté de Phedre, d'Esther et d'Atalie. On attribue cette critique à Mr. Barbier d'Aucourt, de l'Academie Françoise... Je ne sai si c'est, par ordre de Mr. Simon, qu'on a mis ici cette piece d'un caractere tout different des autres. J'ai peine à le croire, et je m'imagine que c'est un tour du libraire, qui a voulu grossir le volume.’ Gezien de wens van Simon om anonym te blijven, lijkt het mij persoonlijk niet onwaarschijnlijk, dat hij wel gekend is in een dergelijke inderdaad uitzonderlijke toevoeging.
Nog een ander onderwerp roert Bruzen la Martinière in de ‘Avertissement’ van zijn Lettres choisies van 1730 aan bij de verklaring van de toevoeging van een vierde deel: ‘Nous y avons ajouté tout le IV volume qui par un interêt de libraire avoit été sottement joint à la Bibliothéque critique par un titre ridicule, mis après coup. Ce qui fait voir combien cela étoit peu raisonnable, c'est que ce volume ne pouvoit être une suite naturelle de cette Bibliotheque qui est divisée par chapitres. Le volume dont il s'agit ne contient que de veritables lettres. Il appartient si bien aux Lettres choisies qu'on ne lit point d'autre titre en haut des pages et ce ne fut qu'après l'impression que l'on y ajouta un titre général qui l'attache à la Bibliothèque.’
Tenslotte wil ik er hier nog op wijzen, dat ik mijn mening (deel I 120), dat men achter de Vienne, een der correspondenten van de Lorme, Richard Simon moest zoeken, in de inleiding van dit deel II heb herroepen.
| |
| |
| |
85 Oeuvres d'Horace en Latin et en François, avec des remarques critiques et historiques. Par monsieur Dacier, garde des livres du cabinet du Roy. Troisième edition, revue, corrigée, et augmentée considerablement par l'auteur. Tome Premier. A Paris, chez J.B. Christophe Ballard, imprimeur libraire, reçu en survivance à la charge de seul imprimeur du Roy pour la musique, près du Puits-Certain. 1709. Avec privilege du Roy. 162 + 494 p. 8o.
Idem. Tome Second. 10 + 436 p. 8o.
Idem. Tome Troisième. 2 + 564 p. 8o.
Idem. Tome Quatrième. 2 + 406 p. 8o.
Idem. Tome Cinquième. 2 + 460 p. 8o.
Idem. Tome Sixième. 52 + 661 p. 8o.
Idem. Tome Septième. 2 + 623 p. 8o.
Idem. Tome Huitième. 12 + 566 p. 8o.
Idem. Tome Neuvième. 2 + 552 p. 8o.
Idem. Tome Dixième. 2 + 506 p. 8o.
Bibl. Nat. Yc. 5997-6006, K.B. 182 E 23.
[Titelpagina's zwart. Vignet van Ballard, gesigneerd ‘B.P.’ Titelplaat gesigneerd ‘B. Picart inv. et sculpsit’. Achterin de 5 eerste delen staat: ‘de l'imprimerie de J. Quillau, rue Galande’. Voorin deel VI staat: ‘Ce volume et les quatre suivants, sont de l'imprimerie de J.B.C. Ballard’. In deel I en VI priv. van 21-12-1700 voor André Dacier en zijn vrouw voor 15 jaar voor al hun werken, voor de reeds gedrukte van de dag af dat het vorig privilege verloopt, voor de nog te verschijnen van de dag af dat men begint met drukken; met verklaring van Dacier van 1-6-1709, dat hij dit voorgaande privilege afstaat aan de veuve Boudot en haar zoon Jean voor zover betreft de werken van Horace naast het privilege van 13-5-1698, door hem aan hen afgestaan bij overeenkomst van 16-6-1707 en gereg. 17-6-1707; met overeenkomst van 1-6-1709, waarbij de Boudots dit privilege voor deze editie afstaan J.B.C. Ballard, gereg. 3-6-1709; met approbation van 5-2-1708 van Fraguier.]
Maart 1708 aankondiging, dat reeds de helft is gedrukt van een nieuwe editie van Dacier's Horatius, in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 356).
31-8-1709 bespreking van dit werk in de Journal des sçavans (p. 351).
1709 bespreking van dit werk in de Bibl. choisie (XVII p. 412): ‘Comme elles ont déjà paru deux fois, l'une à Paris et l'autre ici, et qu'elles sont très-connues ici et en Angleterre, il ne sera pas besoin que je m'y arrête.’ ‘J'ai vû un exemplaire, dans lequel on avoit souligné, dans les deux premiers tomes, tous les endroits, où il y a quelque chose de corrigé et de changé, et j'ai compris par-là, que cette edition méritoit d'être achetée, non seulement par ceux qui n'ont pas encore ce travail de Mr. Dacier; mais encore par ceux, à qui la premiere edition a été utile.’
21-12-1709: ‘Jean Louis de Lorme boekverkoper tot Amsterdam op 't Rockin bij de Beurs, heeft gedrukt en verkoopt...; item les Oeuvres d'Horace en Latin et en François avec des remarques critiques et historiques par Mr. Dacier, troisième edition revuë, corrigée et augmentée considerablement par l'auteur in 12o 10 vol.’ (A.C.).
| |
| |
14-1-1710: Idem. (Gaz.).
Maart 1710 bespreking van dit werk in de Acta eruditorum (p. 117).
April en mei 1710 bespreking van dit werk in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 363 en 527).
1721 Du Villard biedt dit werk ‘par Mad. Dacier (sic!) 12o 10 vol. Paris 1709’ te koop aan (cat. Boursault).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de eerste uitgaaf ‘A Paris, chez Denys Thierry, ruë S. Jacques à la ville de Paris et Claude Barbin, au Palais, sur le Perron de la Sainte Chapelle’. 1681-1689, 10 delen (met priv. van 25-9-1680 voor sieur D.A.E.P. voor 6 jaar, afgestaan door hem aan Denys Thierry en Claude Barbin).
Oct. 1687 en maart 1691 bespreking van de delen VI-X in de Hist. des ouvr. des savants (p. 203 en 310).
Maart 1692 bespreking van de delen VIII-X ‘A Paris et a Amsterdam. Chez les Huguetan. 1691. in 12o’ in de Bibl. univ. et hist. (XXII 176).
De Bibl. Nat. en het Br. M. bezitten exemplaren van een tweede uitgaaf, waarvan deel I hetzelfde adres heeft als boven met jaartal 1697 (met priv. van 2-10-1695 voor Denys Thierry voor 6 jaar, waarvan de helft door hem is afgestaan aan Claude Barbin), deel II etc. met adres ‘chez Denys Thierry, ruë S. Jacques, devant les Mathurins, à la Ville de Paris’ met jaartal 1700, terwijl de laatste delen worden gevormd door exemplaren van de eerste uitgaaf.
Een nadruk in Holland, waarover de Bibl. choisie spreekt, is vermoedelijk door de Huguetan's in 1691 ter perse gelegd en verschenen met het Parijse adres (vergel. Bibl. univ. et hist. en Acta eruditorum 1692, 88). Ik vond daarvan geen exemplaren.
De Bibl. Nat. bezit ook een exemplaar van een nadruk ‘A Lyon, chez Horace Molin, vis-à-vis le Grand College. 1696. Avec permissions.’ (met permissie van 10-10-1695 van Vagimay te Lyon voor herdruk, daar het privilege is afgelopen.)
De Bibl. Nat. bezit ook een exemplaar van de vierde editie, die met vermeerderingen en verbeteringen van Dacier, door sterretjes aangegeven, met privilege van 23-1-1723 van de Staten van Holland voor 15 jaar (wegens de vele onkosten voor de vermeerdering en verbetering van de noten), in 1727 bij de gebroeders Wetstein te Amsterdam verscheen, met een titelplaat gegraveerd door Phil. a Gunst naar de titelplaat van 1709.
Verder bezit de Bibl. Nat. een exemplaar van de vijfde editie, die met de bovengenoemde verbeteringen en stukken van R. Bentley, A. Cunningham en N.E. Sanadon in 1733 verscheen ‘A Hambourg, de l'imprimerie d'A. van den Hoeck, libraire à Londres.’
Tenslotte bezit de Bibl. Nat. een exemplaar van een uitgaaf, waarin nog eenmaal de vertaling van Dacier werd gebracht: Oeuvres d'Horace, en Latin, traduites en François par M. Dacier, et le P. Sanadon. Avec les remarques critiques, historiques et geographiques, de l'un et de l'autre. A Amsterdam, chez J. Wetstein et G. Smith. 1735. (met dezelfde titelplaat als in de uitgaaf van 1727).
Uit het correspondentieboek van de Lorme blijkt, dat hij in juni-juli 1707, mede door de verkoop van de Bible de Mons aan Desprez, in Parijs over veel geld beschikte, dat hij wegens de onvoordelige koers niet wilde overmaken naar Holland. Hij besloot daarom het in Parijs te laten en koos daar als belegging de derde verbeterde druk van een uitgaaf van Horatius in het Latijn en Frans, bewerkt door André Dacier (1651-1722). Niet alleen met de laatste sloot hij een contract, maar ook met de drukkers Ballard en Quillau, die ieder vijf delen zouden drukken, en met de papierkoper Nicolas Pioche (KS 1376). De beide drukkers werden betaald met promesses van Desprez, te betalen in termijnen, Dacier met promesses van Mad. Boudot (I 127). In totaal stak de Lorme 12 000 à 14 000 livres in deze uitgaaf, die naar hij hoopte in september 1708 - dus na ruim een jaar - gereed zou komen, een termijn die vooral belangrijk was met het oog op de verkoop in Engeland, waarvan de Lorme grote verwachtingen had. Het werd echter uiteindelijk juni 1709, dat het werk van de pers kwam (KS 1377). De redenen van die vertraging lagen niet alleen op de beide drukkerijen, hoewel men daar ook niet veel haast maakte, zeggend, dat men maar met papier werd betaald, maar ook bij Dacier, die zelf alle proeven wilde corrigeren en o.a. nog lange tijd nam voor het schrijven van een inleiding (KS 1377).
| |
| |
De drukproeven werden geregeld naar Holland opgezonden, waarvoor tot ergernis van de Boudots Estienne en later ook Girin hun bemiddeling verleenden. Van Holland uit hield de Lorme steeds nauwkeurig toezicht. Zo weten wij, dat Sanluque nieuwe letters voor deze uitgaaf goot en dat Picart voor de titelplaat en vignetten van de titelpagina's aan het werk werd gezet.
Door al dit oponthoud had de Lorme rustig de tijd naar een uitgever te zoeken, noodzakelijk omdat hij zelf als zodanig niet kon optreden. Op 26-3-1708 bood hij de uitgaaf en daarmee het recht op alleenverkoop aan Dezallier aan, die er echter niet op inging. Op 23-7-1708 stelde hij aan de Boudots voor hun de alleenverkoop voor drie maanden te geven. Voorlopig was het privilege al op 16-6-1707 op hun naam gezet. Op 1-6-1709 stonden zij het af aan J.B.C. Ballard, de drukker van de vijf laatste delen, die dus uiteindelijk ook de uitgever van het hele werk werd.
Er waren in deze tijd nog andere Franse vertalingen van Horatius in omloop, maar desondanks was deze uitgaaf toch blijkbaar een succes, gezien de herdrukken en nadrukken na de dood van Dacier.
| |
86 Joannis Harduini e societate Jesu presbyteri opera selecta, tum quae jam pridem Parisiis edita nunc emendatiora et multo auctiora prodeunt, tum quae nunc primum edita. Indicem omnium praefatio exhibebit. Amstelodami, apud Joan. Ludovicum de Lorme. Sub signo Libertatis. 1709. 8 + 946 + 2 p. folio.
U.B.A. 419 A 14, Bibl. Nat. J 1538.
[Titelpagina zwart. Minerva met boeken en kerk en opschrift ‘Libertas sine scientia licentia est’, gesigneerd ‘G. v. Gouwen fecit’, als vignet. Enkele malen een vignet, gesigneerd ‘G. v. Gouwen sculp.’ boven tekst. Met enkele afbeeldingen in de tekst en vier los ingebonden platen van ander formaat.]
Sommervogel noemt ook als nieuwe titeluitgaaf: ‘quelques exemplaires portent: Amstelodami, David Mortier, 1719’.
29-2-1708 aankondiging van dit werk in een lettre d'Amsterdam: ‘C'est le Sr. de Lorme qui imprime cet ouvrage. Il promet qu'il sera achevé à la fin de l'été. Ce sera un grand in fol. d'un beau caractère et de bon papier. Comme la premiere partie intitulée “Nummi antiqui populorum et urbium illustrati” est déja imprimée, le libraire offre de la donner séparément, pourvû qu'on lui paye ou qu'on lui garantisse qu'on prendra la reste.’ (Journal des sçavans 406).
Maart 1708 aankondiging, dat de opera met uitzondering van de notes sur l'histoire naturelle de Pline ter perse zijn en wel als folio van ± 200 vel, in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 359).
13-3-1708: ‘J.L. de Lorme, libraire à Amsterdam sur le Rockin près de la Bourse, imprime actuellement Joannis Harduini è societate Jesu presbyteri opera selecta etc. folio cum figuris aeneis. On trouve présentement chez ledit libraire, un synopsis operum R.P. Joannis Harduini, quae nunc praelo subjacent, qu'il donne gratis; par lequel on verra un catalogue des pieces, tant manuscrites que de celles qui ont déja paru, qui entrent dans cet ouvrage, et les augmentations que l'auteur a faites à celles qui ont déja été imprimées.’ (Gaz. idem 16, 23 en 27-3-1708).
22-3-1708: Idem. (A.C. idem 5-4-1708).
Juni en sept. 1708: ‘Le pere Hardouin a fait annoncer la nouvelle édition qui se fait de ses ouvrages à Amsterdam, in folio. Il y a inseré quelques pieces nouvelles, et entr'autres une dissertation Françoise contre l'Histoire des
| |
| |
juifs de Mr. Basnage, pour repondre à ce que ce dernier a écrit contre lui sur la genealogie des Herodes.’ (Hist. des ouvr. des savants 286 en 430).
Aug. 1708: ‘d'Amsterdam: Le sieur de Lorme imprime les ouvrages du P. Hardouin’. (Journal des sçavans 408).
Aug. en sept. 1708 en aan het eind van dec. 1708 protest van Hardouin, antwoord van de Lorme en declaratie van de provinciaal der Jesuieten te Parijs met onderschrift van Hardouin in de Journal de Trevoux (p. 1660 etc.).
Aug. 1708 mededeling van het protest van Hardouin en aankondiging van de verschijning van de Opera in november in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 232).
10-9-1708 en 26-11-1708 bespreking van de ‘Protestation du pere Hardouin contre l'edition que l'on fait de ses ouvrages à Amsterdam. feuille volante, in 16o. Paris 1708’ en van de ‘Reponse de J.L. de Lorme, libraire d'Amsterdam, à la protestation du R.P. Hardouin, touchant l'impression de ses oeuvres, qui se fait à Amsterdam, in 12 feuille 3’. (Journal des sçavans 436 en 304).
1709 bespreking van dit werk: ‘Les ouvrages du P. Hardouin, dont on vient de lire le titre, sont assez connus dans le monde, au moins en partie, pour faire esperer au libraire qu'il les vendra bien; car on peut juger, par ceux qui ont déja paru, de ce que l'on doit attendre des autres. D'ailleurs ce volume a fait du bruit, avant que de paroître; de sorte que bien des gens ont déja de l'impatience de le voir.’ en ‘On les pourra tous (opgenomen stukken) voir dans la Préface, excepté du dernier, que le libraire a reçu pendant que j'écrivois ceci; ce qui retardera de peu de jours la publication de ce recueil des oeuvres du P. Hardouin.’ (Bibl. choisie XVII 373 en XVIII 250).
Jan. 1709 declaratie van de provinciaal der Jesuieten te Parijs over dit werk met onderschrift van Hardouin in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 95).
8-2-1709: ‘Jean Louis de Lorme, libraire à Amsterdam sur le Rockin près de la Bourse, vient d'imprimer et vend Joannis Harduini e societate Jesu presbyteri opera selecta’ etc. (Gaz.).
28-2-1709: Idem (A.C.).
Febr. 1709 aankondiging van de verschijning van dit werk in de Journal des sçavans (alleen Hollandse editie p. 195).
Maart 1709 bespreking in de Histoire des ouvr. des savants (p. 108).
Aug. en sept. 1709 bespreking in de Nouv. de la rep. des lettres (p. 125 en 275): ‘C'est ici le livre qui a fait tant de bruit à Paris et ailleurs avant que de paroître.’ ‘Je dirai en passant à l'occasion de cet ouvrage, que les libraires qui réimpriment des livres qui ont déjà paru, et sur tout ceux qui en ramassent plusieurs en un même volume feroient bien de marquer quand ces livres ont eté imprimez, s'ils ont été plus d'une fois et de dire en ce cas l'édition, dont ils se servent.’
21-12-1709: ‘Jean Louis de Lorme boekverkoper tot Amsterdam op 't Rockin bij de Beurs, heeft gedrukt en verkoopt J. Harduini opera selecta fol. cum fig.’ (A.C.).
14-1-1710: Idem. (Gaz.).
Febr. 1710 bespreking van dit werk in de Acta eruditorum (p. 49).
1716 Du Villard biedt dit werk fol. 1709 te koop aan (cat. la Placete).
13-4-1739 tezamen met de Opera varia van 1733 wordt dit werk op de pauselijke index geplaatst.
Om niet te veel in herhalingen te vervallen, wil ik hier voornamelijk feiten, die mij van elders zijn bekend, over deze merkwaardige uitgaaf mededelen, slechts af en toe, indien noodzakelijk voor het goede begrip van zaken, iets uit het gepubliceerde in deel I. Daar vindt men heel veel over de moeilijkheden, die het drukken van dit werk veroorzaakten, niet alleen in de brieven aan de schrijver, de Jesuiet Jean Hardouin, zelf, maar ook in brieven aan Bignon, Chamillart, Fraguier, de Laistre en Picart. Daarnaast vindt men bij de onvolprezen Sommervogel een zeer gedetailleerde opgaaf van alle geschriften betreffende deze kwestie. Onder meer geeft hij een preciese opgaaf van de inhoud van deze Opera selecta met verwijzing naar de vroeger gedrukte stukken. Daaruit wil ik slechts vermelden, dat p. 357-370, 669-903, 905-906 en 920-946 van dit werk voor de eerste maal werden gedrukt, de rest overgenomen van vroegere uitgaven, dikwijls echter met toevoegingen.
Men kan vrijwel geen correspondentie op litterair gebied uit deze tijd inzien, of zij handelt ook
| |
| |
over deze uitgaaf en de gewaagde theorieën van de schrijver, die hoewel voor het grootste deel algemeen verworpen toch alom de nieuwsgierigheid prikkelden. De brieven van Gisbert Cuper, die zelf als numismaat direct bij deze zaken betrokken was, geven lange beschouwingen hierover. Die brieven zijn echter grotendeels uitgegeven en daaraan zal ik dan ook slechts af en toe een kleinigheid ontlenen.
Hardouin was terecht op zeer jeugdige leeftijd vermaard geworden door zijn uitgaaf van de Historia naturalis van Plinius, die in 1685 bij François Muguet het licht zag. De roem was hem echter enigszins naar het hoofd gestegen en steeds sterker werd zijn neiging bijzonder te zijn, zoals hij zelf ook zei: ‘Il n'avançait souvent des bizarreries que pour ne pas répéter ce que d'autres avaient dit avant lui.’ In zijn Herodiadum, die in 1693 bij Anisson verscheen, en in zijn werken over de chronologie, die in 1697 bij Jean Boudot uitkwamen en direct werden nagedrukt in Duitsland, verkondigde hij stellingen, die ook de christelijke dogma's in gevaar brachten. Deze werken werden dan ook gedeeltelijk verboden (vergel. o.a. Hist. des ouvr. des savants febr., mei en juni 1693 p. 269, 274, 518 en 551 en aug. 1697, p. 556 en Bibl. univ. et hist. sept. 1693, XXV p. 237).
Op. 5.3.1693 schreef Bayle al aan Minutoli: ‘Vous savez sans doute que l'Historia Herodiadum du P. Hardouin a été défendue à Paris. Si on la réimprimoit ici, avec quelque préface, qui censûrat un peu, mais doucement, l'auteur, on dit qu'il en seroit ravi, afin d'avoir lieu, en répondant à cette censure, de dire ses raisons.’ (Lettres 1714 p. 412-413). Stellig was Bayle toen al op de hoogte van een aanbod uit Parijs aan Leers tot uitgaaf van een werk van Hardouin, waarover Leers op 10.2.1693 (K.B. 72 C 27) Cuper raadpleegde: ‘Ick kan niet nalaeten van Uwe Wel Edelh. een extract te senden van een brief van een R.P. Jesuit uit Parijs vandaeg aen mij gesonden, ick versoecke seer gedienstelijck dat Uwe Weledelheyd mij gelieve te berigten, of dezelve bij het bewuste tractaet van P. Hardouin eenige noten, dissertatie ofte refutatie soude gelieven bij te voegen, als wanneer ic't aenstonts in de courant soude doen stellen dat het bij mij gedruckt wierd.’
Of hier nog iets van is gekomen en of een van de boeken van Hardouin, die met gefingeerd adres zijn verschenen, uit de drukkerij van Leers afkomstig was, kan ik niet zeggen. Zeker is, dat Hardouin met verschillende van zijn uitgaven niet meer bij de Parijse uitgevers terecht kon. Enkele kleinere uitgaven verschenen bij A. Chevalier in Luxemburg, waar Hardouin's vriend, de numismaat George de Ballonffeaux woonde. Een Luxemburgse drukker was echter niet de aangewezen persoon voor het uitgeven van een groot werk en het verwondert ons dan ook niet, dat Hardouin bij de Huguetan's, die veel Rooms-Katholieke werken drukten, terecht kwam. Wanneer dit geschiedde, blijkt niet. Want de brief, waarbij Hardouin de Huguetan's meedeelt op hun aanbod tot uitgaaf van zijn werken in te gaan, draagt alleen de datum 30 mei (U.B.L.). Misschien was de uitgaaf van de Doctrina temporum van Denis Petau met inleiding en toevoeging van Hardouin, die in 1703 of 1705 bij George Gallet, de meesterknecht van de Huguetan's, het licht zag, met de plaatsnaam Antwerpen, een gevolg hiervan. Er kwam echter niets van het drukken van de werken van Hardouin zelf.
Uit een brief aan de Laistre blijkt, dat de Lorme reeds op 28.4.1703 aan Hardouin mededeelde, dat hij diens werken, die hij van een vriend had gekregen, wilde uitgeven. Misschien was dit de bovengenoemde de Ballonffeaux. Het kan echter ook iemand anders geweest zijn, want er waren 1001
| |
| |
relaties, die de Lorme en Hardouin gemeen hadden. In brieven aan Hardouin en aan Bignon zette de Lorme later nog eens uiteen, hoe hij een manuscript, dat Hardouin zelf hem had overhandigd, aan een geleerde te Parijs, waarschijnlijk Fraguier, en aan le Clerc had gegeven ter beoordeling.
Direct na zijn terugkomst uit Parijs in juli 1707 trof de Lorme voorbereidingen voor het drukken, o.a. door het laten gieten van letters. Zijn aanvankelijk plan het werk op twee drukkerijen te geven bleek echter door de moeilijke copie onuitvoerbaar. Over dat drukken blijkt uiteraard uit de brieven weinig. Slechts horen wij steeds, hoever het werk gevorderd is, uit de brieven aan Hardouin, die door bemiddeling van Bignon en Fraguier de drukproeven ontving. De illustraties wilde de Lorme aanvankelijk door Picart laten maken, maar als gevolg van de moeilijkheden, die tussen auteur en uitgever rezen, weigerde Hardouin Picart daarvoor de nodige gegevens te verstrekken. Uiteindelijk werden daarom de illustraties, die weinig in aantal waren, in Holland vervaardigd. Tenslotte was het waarschijnlijk voor deze uitgaaf in folio, dat de Lorme Boudot opdracht gaf een vignet en letters in hout bij Boullemont in Parijs te bestellen. Toen de Parijse boekverkoper David het fonds van Muguet overnam benaderde de Lorme die ook nog voor de koperplaten van Muguet's uitgaven van Hardouin.
In het begin van 1708, toen al een groot deel van het werk was gedrukt, schreef Charles de Laistre, de provinciaal van de Jesuieten te Parijs, aan de Lorme de uitgaaf stop te zetten. De Lorme weigerde dit. Ongetwijfeld gedwongen door zijn superieuren kwam ongeveer tegelijkertijd Hardouin zelf met een aantal wijzigingen, speciaal in de Herodiadum. Ook ditmaal weigerde de Lorme zijn medewerking te verlenen, maar stelde wel voor òf tegen vergoeding van onkosten alles aan een andere drukker over te geven, òf Hardouin een inleiding te laten schrijven, waarin hij zijn mening uiteen kon zetten. Er bleek echter geen bevredigende oplossing te vinden te zijn.
Tenslotte kwam Hardouin met zijn Protestation du P.H. contre l'édition de ses ouvrages que l'on fait à Amsterdam. De Lorme wist blijkens een brief aan Bignon in mei 1708 al, dat deze in de Journal de Trevoux zou verschijnen; het werd echter zomer vóór het protest daar werd opgenomen. Ook de Journal des sçavans plaatste dit en wel in september, in november gevolgd door het antwoord van de Lorme van 1-10-1708: Reponse de J.L. de Lorme, libraire d'Amsterdam, à la protestation du R.P. Hardouin; touchant l'impression de ses oeuvres, que se fait à Amsterdam. De belangstelling voor het geschil was zo groot, dat de Hollandse tijdschriften eveneens de stukken of beschouwingen erover opnamen. Hetzelfde geldt voor de Declaration du pere provincial des Jesuites, et des superieurs de leurs maisons de Paris; touchant une nouvelle édition de quelques ouvrages du pere Jean Hardouin, qui se fait actuellement contre leur volonté, par le sieur de Lorme, libraire à Amsterdam. Deze verscheen met een herroeping door Hardouin zelf van 27-12-1708 achteraan het decembernummer van de Journal de Trevoux.
Het protest van Hardouin had de volgende fraaie aanhef: ‘On dit communément que la chose du monde qui fâche le plus un poète, c'est d'entendre mal réciter ses poésies: mais rien ne doit tant affliger un ecrivain, que de sçavoir qu'on imprime ses ouvrages autrement qu'il ne voudroit, surtout quand on y traite de matieres importantes’. Uit zijn verder relaas blijkt, dat de bestrijding van de kant van een Protestants auteur (bedoeld werd la Croze met zijn Dissertations historiques), die hem verweet het gezag van de ‘péres grecs et latins’ aan te tasten, aanleiding had gegeven tot alle
| |
| |
bovengenoemde moeilijkheden: ‘Car m'étant apperçu que quelques personnes croioient voir dans mes ecrits des choses qui doivent leur faire de la peine, j'avois résolu de les retrancher: et j'avois envoié au libraire en differentes fois des corrections capables de lever les difficultés, que l'on auroit pu former. Le libraire ne veut pas les admettre; quoi que je l'en aye fair solliciter par des personnes de consideration. Ainsi je désavoue dès a présent l'édition in folio de mes ouvrages, qui se fait à Amsterdam: et je la désavoue comme une edition à quoi je ne prens aucune part. Elles est remplie de choses qui n'y seroient pas, si le libraire en usoit avec moi, comme on en use avec les auteurs, qu'on doit laisser maîtres de leurs ouvrages jusqu'à la fin de l'impression. Je désavoue donc celle ci encore une fois, et je la désavoue très-sincerement.’
Het antwoord van de Lorme geeft een uiteenzetting van de kant van de uitgever, voor wie coupures schadelijk zijn: ‘On sait que les editions, qui passent pour tronquées, ne se vendent point, et s'il y a pais au monde, où cela arrive, c'est en Hollande, en Angleterre et en Allemagne. Dès que l'on y soupçonne seulement qu'on a retranché la moindre chose dans une edition, on n'en veut point, et dès qu'on croit que l'on trouve dans une autre ce que a été retranché, on la recherche avec soin. C'est-là la raison pourquoi on a si bien vendu l'édition de Hollande de l'histoire de France de M. de Mezerai, et qu'on n'y a pas voulu acheter les dernieres editions de Paris. On croyoit qu'il y avoit des choses, qui avoient été retranchées, dans les editions de France. C'est pour cela encore qu'un fameux libraire de Hollande ne voulut jamais retrancher un certain article, dans un livre de trois volumes in folio, quoi que l'auteur se fût obligé de l'ôter, dans la seconde edition. Tout ce qu'il fit pour l'auteur fut de lui permettre de réformer cet article, comme il trouva à propos, mais ce même article, tel qu'il étoit au commencement, fut imprimé à la fin du volume.’ Het zijn Leers en Bayle en diens Dictionnaire, die hier als voorbeeld worden aangehaald. De Lorme eindigt zijn betoog: ‘Je ne dois pas entrer en ce qui concerne les contestations, qu'il peut avoir avec les savans; ou les justifications, qu'on peut exiger de lui. Cela ne regarde pas un libraire, et il est libre à un auteur de faire à cet égard ce qu'il trouve à propos, pourvû, comme je l'ai dit, que l'honneur ou l'interêt de son libraire n'en souffre pas.’
Werden het protest en antwoord achterin de Opera afgedrukt, met de declaratie van de provinciaal is dat niet het geval. Dat was stellig, omdat die te laat verscheen om nog toe te voegen aan het boek, dat al in begin februari 1709 werd verkocht.
Ik zal hier niet ingaan op alle punten, die hier stuk voor stuk door de provinciaal worden gedesavoueerd. Wel wil ik enkele voor de boekhandel merkwaardige mededelingen overnemen. Over de reeds meermalen genoemde Herodiadum lezen wij, dat het werk werd gesupprimeerd door de superieuren en alle exemplaren, die te vinden waren, in beslag werden genomen. Over de Chronologia veteri testamenti en over de Numismata saeculi Constantiniani vertelt de provinciaal, dat ze nooit verkocht zijn en niet zouden zijn gedrukt, wanneer de revisoren tijdig de superieuren hadden gewaarschuwd. Verder heeft de Lorme enkele werkjes opgenomen, die in het buitenland zijn gedrukt, zonder ooit door de orde te zijn geexamineerd. Hetzelfde geldt voor de werken, die volgens de verklaring van de Lorme voor het eerst verschijnen. Hij besluit zijn betoog tegen de Lorme: ‘Les superieurs d'ici lui ont écrit aussi fortement qu'ils le pouvoient, pour le détourner d'y mettre ces ouvrages: mais toutes leurs instances ont été inutiles, la situation presente des affaire de l'Europe
| |
| |
n'ayant pas permis qu'on prît aucunes mesures auprès des puissances, ausquelles ce libraire est soûmis.’ De oorlogsjaren, die de boekverkopers zoveel schade bezorgden, betekenden dus in dit geval een voordeel voor de Lorme; van diplomatieke interventie behoefde hij niets te vrezen. Merkwaardig is dat juist de drie zo gewraakte werken met permissie van de provinciaal het licht zagen (p. 356, 512 en 644), welke permissies de Lorme uiteraard ook afdrukte.
Achter deze declaratie van de provinciaal werd de volgende verklaring van Hardouin zelf opgenomen, die dateerde van 27-12-1708: ‘Je souscris sincerement à tout le contenu de la déclaration cydessus: je condamne de bonne foi, dans mes ouvrages, ce qu'elle y condamne, et en particulier ce que j'ai dit d'une faction impie, laquelle auroit fabriqué depuis quelques siecles la pluspart des ouvrages ecclesiastiques ou profanes, qui ont passé jusqu'ici pour anciens. Je suis très-fâché de n'avoir pas plûtôt ouvert les yeux là-dessus. Je me sens très-obligé aux superieurs de la Compagnie, qui m'ont aidé à sortir de mes préventions. Je promets de ne dire jamais, ni de vive voix, ni par écrit, rien qui soit directement ou indirectement contraire à ma présente retractation. Et si dans la suite je voulois révoquer en doute l'antiquité de quelque ouvrage, soit ecclesiastique ou profane, que personne avant moi n'auroit accusé de supposition; je ne le ferai qu'en proposant mes raisons, dans un écrit publié sous mon nom, avec la permission de mes superieurs, et l'approbation des censeurs publics.’
Niet alleen de Lorme was overtuigd, dat Hardouin zich in zijn hart zeer verheugde over de gang van zaken, dat waren ook de geleerden van die tijd, zoals Cuper, die op 19-11-1708 schreef: ‘il est bien rare qu'on visionnaire revienne de ses visions.’ Van Montfaucon horen wij: ‘Il me dit qu'il était persuadé que le P. Hardouin dans le fond du coeur étoit ravi que de l'Orme imprimâ ses ouvrages.’ (Gigas I 2e, 267). Uit de correspondentie weten wij, dat Hardouin steeds toevoegingen aan de Lorme bleef sturen. Maar voor de buitenwereld speelde ieder, ook de tegenpartij, dat het Hardouins eigen wens was de wijzigingen aan te brengen.
De Lorme droeg het werk op aan Bignon en in zijn plechtige Latijnse opdracht van 13-12-1708, stellig weer door le Clerc geschreven, gaf hij nogmaals een uiteenzetting van de twist. Ook vertelde hij daar, hoe een Hollandse boekverkoper, de beroemdste van ons land, waarmee hij de firma der Huguetan's bedoelde, de uitgaaf op zich had genomen, maar had uitgesteld, van welk uitstel tenslotte afstel was gekomen. Daarna was hij zelf aan het werk gegaan. De synopsis, die hij ter aankondiging van het werk had rondgezonden, gaf een preciese opgaaf van de inhoud, welke hij in deze opdracht nog eens herhaalde. Ook die synopsis, die blijkens de correspondentie al in januari 1708 werd verstuurd, was van de hand van le Clerc, zoals de Lorme aan G. Fritsch meedeelde. Trouwens de gehele redactie van de uitgaaf was bij le Clerc, zoals Cuper op 10-2-1708 aan Basnage schreef: ‘Je suis informé depuis long-tems, que les ouvrages publiez par le père Hardouin se réimpriment à Amsterdam. Je les ai vûs entre les mains de Mr. le Clerc, qui en a la direction, et j'y remarqué de terribles changemens, principalement dans celui de Nummis populorum, qui en avoit aussi besoin; je n'y trouvé rien de nouveau, qu'une Histoire des empereurs romains, disposée par leurs médailles.’
De Lorme had dus wel èn door zijn eigen toedoen èn door dat van anderen een goede reclame voor zijn uitgaaf. Die uitgaaf geschiedde kennelijk geheel op zijn risico. Aan de provinciaal deelde hij
| |
| |
in februari 1708 mede er toen reeds f 4000. - in te hebben gestoken. Uit de correspondentie zou men opmaken, dat Hardouin geen honorarium kreeg, maar waarschijnlijk alleen een aantal present-exemplaren. Slechts één spaak kwam in het wiel door de openbaar geworden twist tussen de uitgever en de Jesuieten: dat was het verbod tot invoer in Frankrijk. Uit een schrijven van 9-1-1708 van de Lorme aan Bignon blijkt, dat deze laatste toen nog kort geleden aan de Lorme hoop had gegeven, dat het boek zou mogen worden ingevoerd. Met het ontstaan van de twist veranderde dit echter.
Op 5-4-1709 schreef Fraguier, de promotor van de uitgaaf, aan le Clerc (U.B.A.): ‘On ferme toutes les entrées au livre du P. Hardouin. Il est cependant difficile que les gens de lettres n'en ayent. J'en ferai un long extrait, precisement en historien. Il ne garde pas la loi αϰινητα μη ϰινειν. Je ne suis nullement dans ses sentiments. J'estime ce qu'il y a de bon dans ses livres, je lui sçais gré sur tout de cette prodigieuse quantité de medailles qu'il nous a mise en ordre et dont plusieurs sont bien expliquées. S'il eut tout donné jusqu'à Heraclius, il ne lui en auroit pas couté d'avantage, et nous aurions au moins toutes les descriptions complettes et peut estre qu'il l'auroit fait, s'il eust preveu l'avenir. Peut estre aussi et vraisemblablement se fut il tenu en repos sur le tout, car il est bien dur à un homme comme lui de donner la declaration qu'il a donnée. Celui qui a signé celle des Jesuites comme provincial est presentement confesseur du Roi.’
Toch lukte het de Lorme onder protectie van Bignon een aantal exemplaren Frankrijk in te krijgen, zoals blijkt uit een brief van hem aan le Clerc, geschreven op 10-6-1709 uit Parijs, die afgedrukt is bij KS (1376), maar die ik wegens zijn merkwaardige inhoud hier nog eens laat volgen. Ter goed begrip diene, dat de Lorme van 5-23 april in de Bastille gevangen had gezeten, misschien wel op instigatie van de Jesuieten.
‘Monsieur, J'ay un million de graces à vous rendre pour toutes les bontés que vous avés eües pour moy. J'ay vû la lettre obligeante et en même temps touchante que vous aves pris la peine d'écrire a monsieur l'abé Bignon au sujet de ma detention, laquelle m'a fait en ce pays plus d'honneur que de tort. J'attends monsieur mon retour à Amsterdam pour vous marquer toute la reconnoissance que j'ay des marques de vôtre amitié, et je souhaitterois de tout mon coeur que l'occasion pûst naistre pour vous marquer jusqu'ou j'en suis penetré.
Je ne sçay monsieur si on vous a dit chez nous que monsieur l'abé Bignon m'avoit remis en carton tous les volumes imprimés des conciles du pere Hardouin dont il vous fait present. Il y a plus de deux mois que la balle ou ils sont est a Rouen; on me marque qu'on la doit charger incessamment sur un vaisseau qui partira au plustost.
Monsieur Raymond fait relier un Mabillion de re diplomatica fol. avec le supplement, et d'abord qu'il sera prest il doit me le remettre pour vous le faire tenir en reconnoissance du present que vous luy avés fait. Je ne manqueray pas monsieur de vous l'envoyer dans une de mes balles. On me marque chez moy que vous avés conseillé monsieur de ne point envoyer ce que je demande tant par Bruxelles que par Rouen, et cela de crainte qu'il ne m'arrive encore le même malheur qui m'est arrivé. Je vous prie de croire monsieur que tout ce que j'ai fait n'est que par ordre du seigneur qui me protege, je n'aurois garde de m'exposer encore a de nouveaux malheurs, si je n'estois seur de mon fait. D'ailleurs si je ne recevois pas les marchandises que je demande, je ne pourois pas icy
| |
| |
finir mes affaires avec honneur et proffit et même contenter en aucune maniere le monsieur d'Utrecht. Je vous supplie donc tres humblement monsieur de faire en sorte qu'on m'expedie chez moy incessamment tout ce que j'ay demandé, c'est à dire les soixante Hardouins par Bruxelles de la manière que j'ay marqué, et les autres livres par Rouen. Je trouve icy des gens qui se chargent de toutes ces marchandises et un marchand de papier se chargera des billets a ses risques pour le montant desquels il me fournira du papier a 6 l. 10 s. la rame sans mains cassées. Je pouray vendre chez moy la rame argent comptant au moins cinq florins. Je prens la liberté monsieur de vous faire ce detail affin que vous ayés la bonté de faire entendre chez moy que je scay ce que je fais. C'est la grace que je vous demande et celle de me croire avec un proffond respect. Monsieur, votre tres humble et tres obéissant serviteur de Lorme. Paris ce 10 juin 1709.
Permettés moy monsieur d'asseurer madame le Clerc de mes tres humbles respects, et de luy offrir mes tres humbles services. l'Horace est enfin finy et sera affiché incessamment. Une longue preface que monsieur Dacier a faitte a causé ce retardement.’
Blijkens het ontbreken van een uitleg begreep van Stockum het rechte van deze brief niet. Na het voorgaande zal het echter niet nodig zijn, dat ik daaraan nog een verklaring geef. Duidelijk is, dat de Lorme met toestemming van Bignon een aantal exemplaren invoerde in Frankrijk, 60 over Lille en een onbekend aantal over Rouen. Hoe de verkoop verliep, kan ik niet zeggen. Slechts staat, vast, dat Du Villard het werk in 1716 nog te koop had en dat in 1719 een aantal exemplaren van een nieuwe titel zijn voorzien door David Mortier.
Ook na de dood van Hardouin, die ondanks zijn verklaring zijn leven niet beterde, zijn nog herhaaldelijk werken van hem uitgegeven, o.a. in 1733 bij Henry du Sauzet te Amsterdam en bij Pieter de Hondt te 's Gravenhage Joannis Harduini e societate Jesu opera varia in folio, een uitgaaf onder leiding van de abbé d'Olivet, welke acht werken bevat, die geheel verschillend zijn van de stukken in de Opera selecta. De aandacht werd hierdoor echter ook weer op dit vroegere werk gevestigd en tezamen werden beide folio-uitgaven op 13-4-1739 op de pauselijke index geplaatst. Ook deze uitgaaf gaf de nodige deining, zoals de Chaufepié in zijn Dictionnaire weet te vertellen.
Tenslotte nog iets over een andere uitgaaf van Hardouin, waarover de Lorme in zijn brief aan le Clerc schreef en die toen in Parijs ter perse was. Dit was de Conciliorum collectio regia maxima in 12 delen, die verschenen met de jaartallen 1715 en 1714, maar die gedeeltelijk al jaren eerder ter perse waren gelegd. Al in okt. 1699 en maart 1700 schreef de redacteur van de Nouv. de la rep. des lettres (p. 470 en 354) erover, nog eerder in mei 1693 (p. 518) en in sept, en dec. 1699 die van de Hist. des ouvr. des savants. (p. 419 en 539). Ook deze uitgaaf had heel wat voeten in de aarde en het parlement van Parijs verbood haar wegens anti-gallicaanse theorieën, zodat zij pas in 1725 kon worden verkocht. In de Acta eruditorum van augustus 1715 werd zij echter wel besproken. Sommervogel spreekt hierover uitvoerig. Ook daarbij speelde Bignon van achter de schermen een zekere rol, net als bij de Amsterdamse uitgaaf. Hoe hier de gang van zaken was, zette hij uiteen in een ongedateerde brief aan le Clerc (U.B.A.), die kort na de dood van de koning (1715) werd geschreven: ‘Il est vrai que l'édition des conciles du pere Hardouin a fait icy beaucoup de bruit. Mais je suis moins en état que personne de vous expliquer en particulier ce qui a donné occasion à ces plaintes. J'avois soin de l'imprimerie royale sous M. de Pontchartrain, quand le feu pere de
| |
| |
la Chaise demanda au Roy d'y faire travailler à l'impression de cet ouvrage. Le nom de l'éditeur accusé d'opinions assez extraordinaires fit peur à bien des gens, à la sollicitation desquels M. l'archeveque de Paris, aujourd'huy cardinal de Noailles, s'opposa fortement auprès du Roy à cette entreprise. Après bien des discussions il fut arreté que chaque feuille seroit examinée à mesure quelles seroient imprimées par trois habiles personages, que M. le cardinal nomma comme ayant sa confiance. Les trois examinateurs estoient M. l'abbé Pirot, M. Vitasse, professeurs de Sorbone, et M. le Maire avocat en Parlement grand jurisconsulte, surtout par rapport en droit canon et aux libertés de l'eglise gallicane, et plus instruit sur les matieres de foy que ne le sont nos gens de droit: ayant commencé par estre d'eglise, et par répéter la théologie. A mon egard voyant les choses trop aigries dès l'origine et craignant les suites de l'expedient qu'on avoit pris pour concilier tout, je pris le parti de ne pas voir une seule ligne de l'impression: et tout mon ministere s'est donc réduit à faire remettre jour pour jour chaque feuille aux examinateurs de M. le cardinal de Noailles. Aussi dans le nouvel examen que le parlement a fait faire depuis la mort du Roy, tout le monde m'a rendu justice, sans mesme que j'aie eu la peine de la demander. Il a esté reconnu que je ne pouvois répondre de rien dans un ouvrage, sur lequel à la difference de touts les autres, j'avois eu la précaution de ne rien voir, et de le déclarer d'avance. Cette mesme raison m'a porté à plus de reserve encore depuis le nouvel examen. Je n'en scais donc rien que cequi m'est revenu par hazard des discours publics, que je crois fort incertains sur une matière où il entre trop de l'esprie de
parti, les uns disants d'une facon et les autres tenants un langage diamétralement opposé. Je crois cependant que tout sera bientost terminé: et pour lors nous sçaurons précisement à quoy nous en tenir. Mais quoyqu'il arrive, j'aurai soin de vous faire avoir l'exemplaire le plus complet qu'il sera possible.’ Naar aanleiding van deze uitgaaf van Hardouin schreef Philippe Masson in zijn Histoire critique de la republique des lettres in 1713 (III 307): ‘Il continue de donner des dates bien modernes, malgré la retractation que la société lui a fait faire.’ Aan belangstelling van de buitenwereld zou het Hardouin nooit ontbreken, die boogde op het bezit van een geheim en daarvan volgens de Journal literaire (1715, VII 165) placht te zeggen: ‘On la trouvera après ma mort sur un papier grand comme la main, et il n'y a que Dieu et moi, qui le sâche’.
| |
87 Vergelijk voor de vierde druk van de Opera philosophica van le Clerc no. 77.
88 Deze uitgaaf is stellig niet bij de Lorme uitgekomen.
Okt. 1710: ‘De Hollande. Delorme va bientôt imprimer la traduction des Voyages de Gemelli par Mr. de Saint Gelais; ce n'est pas le premier ouvrage de ce traducteur. Ceux qui ont lû la Philis de Scire du comte Bonarelli, avec la sçavante dissertation de cet auteur, traduite de l'Italien et imprimée à Bruxelles il y a trois ans, avouëront que Mr. de Saint Gelais rend fidellement toutes les beautez des originaux qu'il copie, et qu'il sçait même corriger habilement et sans rien dérober du sens, ce que le stile de l'auteur qu'il traduit a de défectueux. Il étoit à souhaiter qu'il entreprit d'enrichir nôtre langue d'ouvrages plus utiles que la pastorale du comte Bonarelli. Les voyages de
| |
| |
Gemelli sont un présent plus considérable qu'il fait à la France. Mais la délicatesse de son stile conviendroit mieux à quelques précieux restes de la belle antiquité, ou à quelque poëte moderne des plus estimez, Sophocle, Euripide, Virgile, le Tasse.’ (Journal de Trevoux 1831).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de Parijse uitgaaf van dit werk: Voyage du tour: du monde, traduit de l'italien de Gemelli Careri, par M.L.N. Paris, Estienne Ganeau. 1719. 6 vol. in 8o. (Bespreking in Suite de la clef jan. 1720, p. 28, en Bibliotheque anc. et mod. XIII, 1720, p. 197).
De Bibl. Nat. bezit ook een exemplaar van de oorspronkelijke uitgaaf: Giro del mondo, del dottor D. Gio. Francesco Gemelli Careri. In Napoli, nella stamperia di Guiseppe Roselli. 1699-1700. 6 vol. in 8o.
Giovanni Francesco Gemelli Careri (geb. 1651) reisde van 1693 tot 1698 in precies vijf jaar, vijf maanden en twintig dagen rondom de wereld. De beschrijving van die reis verscheen in Napels in 1699 en 1700. Hoezeer een publicatie de bedoeling van Gemelli was geweest, blijkt uit de brief, die Montfaucon uit Rome aan N. Clément schreef op 3-2-1699, op de dag af twee maanden na Gemelli's terugkeer: ‘Mr. Bulifon imprime actuellement le voyage de D. Jean François Gemelli qui a fait tout le tour de l'Orient en 5 ans et demy, il est retour depuis un mois; ce livre sera en 4 tomes in 8o, avec des figures.’ (Gigas II 1e, 297). Antoine Bulifon was een Franse boekverkoper, die zich in Napels had gevestigd. Uiteraard bestond ook in Holland hiervoor belangstelling. In de Nouv. de la rep. des lettres van augustus 1701 (p. 238) lezen wij, dat Lombrail de Franse vertaling hiervan drukte. Het zou echter nog 18 jaren duren voordat die Franse vertaling van de pers kwam.
Evenals tegen Leguat is ook tegen Gemelli Careri in later tijd dikwijls de beschuldiging geuit, dat zijn reis geheel of voor een groot deel gefingeerd zou zijn. Volgens de opgaaf van het titelblad van de editie, die in 1719 bij Ganeau te Parijs verscheen, komt de vertaling in het Frans uit de pen van Eustache le Noble de Tenelière, die ik reeds eerder noemde. Louis François Dubois de St. Gelais (1669-1737) heeft volgens de B.U. slechts de vertaling van le Noble herzien.
Of de Lorme met deze aankondiging in het tijdschrift, dat Ganeau uitgaf, min of meer als stroman optrad voor een publicatie, die Ganeau zelf op het oog had, of dat het inderdaad in zijn voornemen lag met deze publicatie te komen, maar hij die in verband met zijn vertrek uit Amsterdam aan Ganeau overdeed, kan ik niet zeggen.
Zeker is wel, dat Dubois de St. Gelais juist in deze jaren veel met Holland te maken had. Bij het vredescongres te Utrecht, dat 29-1-1712 werd geopend, fungeerde hij als secretaris van de Spaanse ambassadeur en van augustus 1714 af was hij een jaar lang te Amsterdam gevestigd als ‘commissaire de marine’ van Frankrijk.
Stellig was de vertaling in 1709 nog niet gereed. In de Journal literaire van mei-juni 1714 (IV 229) leest men onder de berichten uit Parijs: ‘E. Ganeau, libraire fait traduire il Giro del mondo de Gemelli. Ce voyage est un des meilleurs qui ayent encore paru; ce qu'il a écrit sur la Chine, la Perse et les grandes Indes est excellent: il releve les fautes des plus illustres voyageurs, entre autres de Tavernier. Les Anglois l'ont déja inseré en leur langue dans la collection des voyages qu'ils ont donnée en 4 vol. folio.’
Tenslotte wil ik hier nog wijzen op een advertentie, die David Mortier op 21-11-1719 in de gazette plaatste: ‘David Mortier, libraire à Amsterdam, donne avis au public, qu'il imprime le Voyage autour du monde, traduit de l'Italien de Genielli Caeri, enrichi d'un grand nombre de figures, 6 vol. 12o.’ Men krijgt de indruk uit enkele mededelingen, die wijzen op contact tussen Ganeau en
| |
| |
David Mortier, dat deze laatste na het vertrek van de Lorme al spoedig diens rol als min of meer officiële relatie van de drukkers van Trevoux overnam (vergel. ook no. 84).
| |
89 Joannis Clerici philosophiae et S. linguae, apud Remonstrantes, Amstelodami professoris vita et opera ad annum MDCCXI. Amici ejus opusculum, philosophicis Clerici operibus subjiciendum. Amstelodami, apud Joan. Ludovicum de Lorme. 1711. 264 p. 12o.
U.B.A. 409 F 17, Gem. Archief Amsterdam, Bibl. Nat. M 27981.
[Titelpagina rood-zwart. Minerva met boeken en kerk en als opschrift ‘Libertas sine scientia licentia est’, gesigneerd ‘L. Surugue sc. 1711.’ als vignet. Zelfde portret als in no. 77 Opera philosophica van 1710.]
3-7-1711: ‘J.L. de Lorme, libraire à Amsterdam sur le Rockin près de la Bourse, a imprimé et vend... Idem J. Clerici vita et opera, ad annum 1711. Amici ejus opusculum, in 12o.’ (Gaz.).
9-7-1711: Idem. (A.C.).
Oct. 1711: Aankondiging van dit werk, uitgegeven te Amsterdam, in de Journal des sçavans (p. 453), met mededeling, dat hierin le Clerc wordt genoemd als auteur van de Liberii de sancto amore epistolae theologicae, Irenopoli, 1680, welke uitgaaf sommigen als aanleiding zien, dat Henry Desbordes uit Frankrijk is weggejaagd; wat onjuist is, daar hij pas veel later, na het drukken van de Tombeau de la messe van David Dérodon, tot vertrekken is gedwongen.
Oct. 1711: ‘Le meilleur ami de Mr. le Clerc nous a donné la vie de ce sçavant homme ou plûtot l'histoire de ses ouvrages, c'est un in 12 assez gros. On y apprend des faits curieux. Les adversaires de Mr. le Clerc y sont traitez avec assez de moderation, hors Mr. Baile. L'auteur de la vie de Mr. Baile qui va paroître rendra sûrement la pareille à Mr. le Clerc.’ (Journal de Trevoux 1863).
1718 Du Villard biedt dit werk te koop aan (cat. Huet).
De U.B.A. en het Br. M. bezitten een exemplaar van de Engelse vertaling: An account of the life and writings of Mr. John le Clerc, (Philosophy and Hebrew professor in the college of the Arminians at Amsterdam) to this present year MDCCXI. To which is added, a collection of letters, from J.G. Graevius, and baron Spanheim, to Mr. le Clerc. With a particular account of Dr. Bentley, and his two associates Gronovius and Burman. London: Printed for E. Curll, at the Dial and Bible against St. Dunstan's Church: and E. Sanger, at the Middle Temple Gate in Fleet-street. 1712. Price 1 s. 6 d.
De vriend van le Clerc, die deze beschrijving van zijn leven en werken gaf, was, zoals al spoedig kwam vast te staan, le Clerc zelf. In de ‘Bibliopola lectori s.’, die gedateerd is op 1-6-1711, lezen wij, wat de aanleiding tot deze uitgaaf is geweest. De Lorme deelt daar mede, dat zijn vierde druk van de Opera philosophica van le Clerc slechter werd verkocht dan de druk, die in Leipzig van dit zelfde werk was verschenen, en dat hij meende dit te moeten toeschrijven aan het feit, dat in de Leipziger editie een levensbeschrijving van de auteur was opgenomen. Daarom heeft hij een vriend van le Clerc gevraagd ook voor hem een overzicht van het leven van deze geleerde te geven. Deze heeft dit vooral gedaan, omdat in de Leipziger levensbeschrijving enige onjuistheden voorkwamen. Omdat de Lorme dagelijks gevraagd wordt, welke uitgaven le Clerc in de loop van de tijden heeft gegeven, heeft hij daarvan ook nog een lijst opgenomen.
Daar uit deze authentieke lijst precies te zien is, met welke uitgevers le Clerc in de loop der jaren in contact stond, noem ik deze in chronologische volgorde aan de hand van de gegevens op die
| |
| |
lijst, waarbij men in het oog moet houden dat hier het jaar van verschijnen en niet het jaartal, dat het boek draagt, is gegeven:
H. Wetstein (1684 2 ×, 1687, 1696 en 1709), H. Desbordes (1685, 1686-1690 tijdschrift), P. Savouret (1687, 1688 2 ×, 1689), weduwe Swart (1690), J. Wolters (1692 2 ×), Huguetans (1695, 1696 3 ×, 1697, 1698 2 ×, 1699 3 ×, 1700, 1701, 1703 veelal op de naam van George Gallet, hun meesterknecht), H. Schelte (1699, 1702 2 ×, 1703-1713 tijdschrift, 1708, 1710 2 ×, 1711), J.L. de Lorme (1700, 1701, 1703, 1710 en 1711), P. Mortier (1703, 1705, 1711), F. Halma (1704 2 ×), P. van der Aa te Leiden (1703-1706, pas verkocht in 1706), Thom. Fritsch te Leipzig (1709), F. van der Plaats (1709), P. Humbert (1709), T. Lombrail (1709), W. van de Water te Utrecht (1709), J. Wasssaeus te Cambridge (1711), en P. de Coup (1711).
Als belangrijkste van zijn uitgevers na 1713, toen Schelte stierf, wil ik hier nog noemen de gebroeders R. en G. Wetstein, die sedert 1714 de Bibliothèque ancienne et moderne uitgaven.
Een heel enkel boek gaf hij op eigen kosten uit, zoals de vertaling in het Latijn van de Genesis, en wel bij intekening. Uit de brieven aan Locke blijkt daarover heel wat. Op 20-1-1692 schreef hij: ‘Je le ferois à mes dépens, parce que les libraires sont ici si avares et de si mauvais goût, qu'ils veulent tout avoir pour rien, et méprisent les meilleures choses, lorsqu'on les leur offre.’ En op 21-10-1692: ‘J'ai résolu d'entreprendre d'imprimer cet ouvrage à mes frais, et de le publier par morceaux, pour n'en pas avoir toute la peine et les libraires tout le profit’. (Bonno 49 en 59). Uit latere brieven blijkt, dat het hem heel wat last bezorgde, en waarschijnlijk zal dat de reden zijn, dat hij verder toch weer het uitgeven aan de boekverkopers overliet (Bonno 60, 62, 65, 66, 68 en 69). Het was moeilijk rond te komen van zijn kleine tractement en juist in deze tijd deed hij moeite naar Engeland te komen, wat echter niet lukte.
Ander werk deed hij in opdracht van de boekverkopers, zoals o.a. de bewerking van de Dictionnaire de Moreri, die in verschillende drukken verscheen als uitgaaf van een aantal boekverkopers, waarvan ik nog de Amsterdammers P. Brunel en A. Schelte noem. Blijkens de lijst van zijn werken verscheen de eerste door hem bewerkte uitgaaf al in 1690 (echter met jaartal 1691) en de laatste in 1702. Zelf schreef hij op 17-11-1697 over zijn derde bewerking daarvan: ‘Cela m'a fait beaucoup perdre de temps, mais l'ouvrage va être fait. Jamais méchant livre ne s'est si bien vendu que celui-là, et c'est dommage qu'on n'en ait un bon, car pour celui-là, quelque changement qu'on y fasse, il ne sauroit le devenir, étant essentiellement mauvais. Je suis obligé de perdre mon temps à ces sottises, parce que quelque chose de meilleur ne seroit pas mieux récompensé. C'est là le mal de la Hollande. Mais qu'y faire? Il faut prendre patience, et s'acquiter gayement de son devoir.’ (Bonno 105).
In 1699 is hij bezig met een werk van Pétau voor de Huguetans, met de werken van Augustinus voor Pierre Mortier en met de werken van Erasmus voor van der Aa: ‘Je me suis engagé de ranger en ordre la copie de ces ouvrages, et d'y faire quelques petits ajustemens, qui les fassent rechercher; de sorte que voilà vingt quatre volumes in folio à parcourir ou à feuilleter, dans trois ou quatre ans, pendant lesquels j'aurai encore d'autres choses à faire. J'aurois besoin de jours de 48 heures, s'il étoit possible, pour me dégager de ce fardeau en peu de temps, ou du loisir des chanoines de votre pays.’ (Bonno 109). Over de uitgaaf van Augustinus schreef hij op 18-6-1699 ook nog het volgende: ‘On imprimera St. Augustin tout comme il est imprimé à Paris; mais il y aura un tome de notes à
| |
| |
part, où seront celles d'Erasme, de Vivès, etc. Les libraires, qui le veulent vendre en païs Catholique comme parmi les Protestants, ont cru devoir en user ainsi.’ (Bonno 114).
Niet altijd waren de boekverkopers bereid tot opdrachten of tot aanvaarding van de manuscripten, die le Clerc hun aanbood. Op 24-6-1704 deelt hij aan Locke mede: ‘Je travaille fortement à mes Commentaires sur les livres historiques de la bible, dont je donnerai un volume, dès que la paix approchera. Sans cela, nos libraires n'osent rien entreprendre.’ (Bonno 130). Gelukkig viel dit mee, want zijn Veteris testamenti libri historici verschenen bij Schelte in 1708, dus nog lang vóór het einde van de oorlog.
Tenslotte nog een woord over de Engelse vertaling van deze autobiografie. De druk is veel minder mooi en ook veel zuiniger dan die van de oorspronkelijke Latijnse uitgaaf. Het voorwoord van de uitgever is weggelaten, maar wel is hier opgenomen een lijstje van ‘authors characteriz'd in this work’ en ook de titel is veel uitvoeriger dan de oorspronkelijke. Niet alleen worden hier de brieven van J.G. Graevius en Spanheim, die als bijlage in beide edities zijn afgedrukt, genoemd, maar ook nog is toegevoegd: ‘with a particular account of Dr. Bentley, and his two associates Gronovius and Burman.’ Dit was weer een van de zo vaak gelaakte handigheden van de boekverkopers. Barnes schrijft uitvoerig over de disputen tussen Bentley en le Clerc naar aanleiding van de uitgaaf door deze laatste van de werken van Menander en Philemon en eindigt: ‘Du reste, sa querelle avec Bentley, loin de nuire à le Clerc, lui rendit service en Angleterre, où le terrible Bentley avait de nombreux ennemis. Il est signicatif que la Joannis Clerici vita, publiée en traduction anglaise en 1712, porte ce sous-titre que n'autorise pas le contenu du livre, car la querelle de Ménandre y est traitée très sommairement: “with a particular account of Dr. Bentley...”.’ (p. 223).
De belangstelling voor deze geschillen in Engeland is ook stellig de reden geweest, die de Engelse uitgever er toe bracht een vertaling van dit levensbericht te laten verschijnen.
Tenslotte heeft de Engelse uitgever nog één toevoeging gegeven, ook al weer mede ter bevordering van zijn eigen zaken: in de lijst van werken vindt men een + vóór de uitgaven, die in het Engels zijn vertaald en verkrijgbaar bij de uitgever van de Account, met opgaaf van prijs.
| |
90 Voyages de Mr. le chevalier Chardin, en Perse, et autres lieux de l'Orient. Tome Premier, contenant le voyage de Paris à Ispahan, capitale de l'empire de Perse, Premiere partie, qui comprend le voyage de Paris en Mingrelie, et la relation des Mingreliens, par le P. dom J.M. Zampi, Theatin. Enrichi d'un grand nombre de belles figures en tailledouce, représentant les antiquitez et les choses remarquables du pais. A Amsterdam, chez Jean Louis de Lorme. 1711. 22 + 254 12o.
Idem. Tome Second, contenant le voyage de Paris à Ispahan. Seconde partie, qui comprend le Voyage de Mingrelie à Tauris. Etc. 334 p. 12o.
Idem. Tome Troisième, contenant le voyage de Paris à Ispahan. Troisième partie, qui comprend le voyage de Tamis à Ispahan. Etc. 285 p. 12o.
| |
| |
Idem. Tome Quatrième, contenant me description générale de la Perse. Etc. 280 p. 12o.
Idem. Tome Cinquième, contenant la description des sciences et des arts liberaux des Persans. Etc. 312 p. 12o.
Idem. Tome Sixième, contenant une description du gouvernement politique, militaire, et civil, des Persans. Etc. 328 p. 12o.
Idem. Tome Septième, contenant la description de la religion des Persans. Etc. 448 p. 12o.
Idem. Tome Huitième, contenant une description particuliere de la ville d'Ispahan, capitale de Perse. Etc. 225 p. 12o.
Idem. Tome Neuvième, contenant le premier voyage de l'auteur d'Ispahan à Bander-Abassi, et son retour à Ispahan. 308 p. 12o.
Idem. Tome Dixième, contenant le second voyage de l'auteur d'Ispahan à Bander-Abassi, et son retour à Ispahan. 220 + 82 p. 12o.
K.B. 223 N 63-72, U.B.L. Hotz 745, Bibl. Nat. O2h. 16a.
[Titelpagina's rood-zwart. Minerva met boeken en kerk en als opschrift ‘Libertas sine scientia licentia est’ als vignetten, in de verschillende delen iets afwijkend, deel I, VII en IX hebben ‘Liebertas’, deel II, gesigneerd ‘G. v. Gouwen fecit’, deel X ‘L. Surugue schulp. 1711’. Voorin deel I portret van Chardin met wapen en onderschrift: ‘Johannes Chardin miles natus 6/16 novembris 1643. J. Gole schulpsit’, verder volgens de ‘Avis au reheur pour placer les figures’ 78 genummerde platen, met opgaaf van plaatsing in de 9 eerste delen, meestal uitslaande, in deel I-III ongesigneerd, daarna dikwijls gesigneerd ‘L. Surugue sculp.’, of ‘L. Sur. 1710’ of ‘L.S.’, enkele gesigneerd ‘Q. Fonbonne de Paris 1710’. Kaart in deel I gesigneerd ‘A. de Winter sculp.’]
| |
| |
| |
Voyages de monsieur le chevalier Chardin, en Perse, et autres lieux de l'Orient. Tome Premier, contenant le Voyage de Paris à Ispahan, capitale de l'empire de Perse. Enrichi d'un grand nombre de belles figures en taille-douce, représentant les antiquitez et les choses remarquables du pais. A Amsterdam chez Jean Louis de Lome. 1711. 8 + 279 p. 4o.
Voyages de monsieur le chevalier Chardin en Perse et autres lieux de l'Orient. Tome Second, contenant une description générale de l'empire de Perse; et les descriptions particulieres des sciences et des arts, qui y sont en usage; du gouvernement politique, militaire et civil, qui s'y observe; et de la religion que l'on y exerce. Etc. 454. p. 4o.
Voyages de monsieur le chevalier Chardin, en Perse et autres lieux de l'Orient. Tome Troisième, contenant une description particuliere de la ville d'Ispahan, capitale de Perse, et la relation de deux voyages de l'auteur d'Ispahan à Bandar-Abassi. Etc. 234 + 26 p. 4o.
K.B. 1015 D 13, Bibl. Nat. O2h. 16.
[Titelpagina's rood-zwart. Minerva met boeken en kerk en als opschrift ‘Libertas sine scientia licentia est’, gesigneerd ‘G. v. Gouwen fecit’ als vignetten, deel I en III gelijk, deel II van andere koperplaat. Voorin deel I portret van Chardin, gesigneerd ‘S. Thomassin filius fecit 1710’, met onderschrift ‘A Amsterdam chez J. Louis de Lorme’. Verdere platen als boven.]
Mei 1710: ‘D'Amsterdam. On doit imprimer ici les voyages du chevalier Chardin, dont on a donné un essai en 1686. Ce voyages feront 3 volumes en 4... Ces voyages seront ornez de plusieurs planches de figures en taille-douce, qu'on grave avec soin.’ (Journal des sçavans 587).
Nov. 1710: ‘Enfin, on peut assurer le public que les voyages de Mr. le chevalier Chardin en Perse sont sous la presse. Le premier volume, qui en parut il y a plusieurs années, faisoit en souhaiter la suite avec beaucoup d'empressement; mais divers obstacles, tantot de la part de l'auteur et tantot de la part des libraires, avoient empêché de le satisfaire jusques à présent. On les imprime in 8 et in 4. Il y aura beaucoup de tailles douces gravées par un habile maitre.’ (Nouv. de la rep. des lettres 599).
3-7-1711: ‘J.L. de Lorme, libraire à Amsterdam sur le Rockin près de la Bourse, a imprimé et vend les Voyages de Mr. Chardin en Perse etc. in 4o 3 vol. et in 12o 10 vol., dont les tomes II et III in 4o et les VII derniers in 12o n'avoient point encore vû le jour, et dont le reste est considerablement augmenté.’ (Gaz.).
9-7-1711: Idem. (A.C.).
Sept. 1711: ‘La relation entière des voyages de monsieur Chardin, si longtems attendue et si souhaitée, paroît in 4o et in 8o chez Delorme. On la trouvera à Paris chez Ganeau. Nous n'avons point de relation de Perse si ample et si détaillée, on n'a pas épargni les gravures.’ (Journal de Trevoux 1675).
Sept. en oct. 1711 bespreking van dit werk in de Journal des sçavans (p. 253 en 339).
1711 bespreking van dit werk in de Bibl. choisie (XXIII 348 en 454, XXIV 412).
1713 bespreking van dit werk in de Hist. crit. de la rep. des lettres (III 212 en IV 116).
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van de eerste uitgaaf te Londen in 1686, van de Amsterdamse nadruk van 1686 bij Abraham Wolfgang (met kaart van A. de Winter, in totaal 18 platen, waarvan een enkele gesigneerd ‘I. Mulder fec.’, gegraveerd naar de platen van de Engelse druk) en van de Lyonse nadruk van 1687 (met priv. van 5-12-1686 voor Thomas Amaulry voor 15 jaar voor dit werk, reg. Parijs 10-12-1686; met platen van M. Boulanger, M. Demasso, gegraveerd naar de oorspronkelijke; met voorbericht, dat dit werk in het buitenland slecht is gedrukt en hier in perfectie is herdrukt, en met marginale aantekeningen ter aanwijzing van de merkwaardigste plaatsen).
De druk van A. Wolfgang werd aangekondigd als ter perse in de A.C. van 5-9-1686, met de mededeling, dat hij dit werk in het Hollands en Duits liet vertalen en zou laten drukken. Een advertentie van 17-10-1686 in de A.C. kondigde aan, dat dit werk werd uitgegeven bij Johannes Wolters en IJsbrand Haring. Ook Chardin noemt deze druk; ik vond echter geen exemplaar.
De Bibl. Nat. bezit een exemplaar van een Rouense nadruk bij Charles Ferrand van 1723 in 10 delen in 12o. Van deze zelfde uitgaaf bezit de U.B.L. een exemplaar met adres ‘A Paris, rue S. Jacques, chez Guillaume Cavelier, fils, au Lys d'Or. 1723. Avec approbation et privilege du Roy.’ (met priv. van 3-4-1722 voor Charles Ferrand, libraire te Rouen, met slechts enkele platen, gegraveerd naar de oorspronkelijke van de uitgaaf van 1711).
De Bibl. Nat. en de U.B.L. bezitten exemplaren van een herdruk, ‘Nouvelle édition augmentée du couronnement de Soliman III et d'un grand nombre de passages tirés du manuscrit de l'auteur qui ne se trouvent point dans les éditions précédentes. Amsterdam. Aux depens de la Compagnie, 1735.’ in 4 delen in 4o.
De reiziger Jean Chardin (1643-1713) week in 1681 wegens zijn geloof naar Engeland uit. Zelf vertelt hij voorin de uitgaaf van 1711 de gang van zaken bij zijn eerste publicatie zo duidelijk, dat ik de passage hier overneem: ‘Ces trois premiers volumes contiennent la relation entiere de mon voyage de Paris à Ispahan. Cette relation qui commence au mois d'Août 1671 et finit avec l'année 1673, avoit déja vu le jour. Je la fis imprimer à Londres, chez Moses Pitt, en 1686, in folio, sous ce titre: Journal du voyage du chevalier Chardin en Perse, et aux Index Orientales, par la Mer Noire
| |
| |
et par la Colchide. On la rimprima d'abord à Amsterdam en deux differens endroits, savoir chez Abraham Wolfgang en 1 vol. in 12. et chez Jean Wolters et IJsbrand Haring, aussi en un volume in 12. On la reimprima encora l'année suivante à Lyon, chez Thomas Amaulry en 2 vol. in 12. mais avec quelques changemens. Le plus considerable est qu'on en chargea toutes les marges d'argumens, dans lesquels on me fait parler assez souvent tout autrement que je ne devois naturellement le faire, et où l'on me fait quelque fois contrarier ce que j'avois rapporté dans le corps de l'ouvrage. Enfin la voici pour la cinquieme fois; mais retouchée en tant d'endroits, et si considerablement augmentée, qu'on peut en quelque façon la regarder comme un nouvel ouvrage. Je n'en donnerai point d'autre.... On ne sera peut-être pas faché de savoir que cette premiere partie a été traduite en Anglois, en Flamand, et en Allemand. La traduction Angloise a été imprimée à Londres chez Moses Pitt en 1686 in folio. La Flamande, l'a été à Amsterdam, chez Sander van de Jouwer, en 1687 in 4. Et l'Allemande, à Leipsik chez Thomas Fritsch, en 1687 in 4.... Tel est le plan de mes relations, et c'est pour la premiere fois que j'en publie les sept derniers volumes. Délivré desormais du soin de les faire imprimer, je vais m'appliquer incessamment à la publication de ma géographie Persane, tiré des auteurs Persans, et de mes notes sur divers endroits de l'Ecriture Sainte.’
Een merkwaardige toevoeging hierop geven twee brieven van 1699 van een zekere de Luneville te Parijs aan Leers (U.B.L.). Op 28-2-1699 heropende hij de onderhandelingen, die namens Chardin enige jaren eerder met de Rotterdamse boekverkoper waren gevoerd. Hij vroeg, of deze in geld of in boeken wilde betalen voor de vier delen van de reisbeschrijving, het eerste zeer vermeerderd, het tweede en derde met veel platen, het vierde slechts met weinig platen. In een tweede schrijven, van 4-5-1699, neemt hij een passage over uit een brief, die Chardin hem heeft geschreven: ‘M. Leers est mal informé sur le fait de mes relations. Je n'ay pas pensé a les envoyer a Paris, ni ne suis aucunement en traitté avec personne en France pour les y faire imprimer. Je donneray mon manuscrit avec la liberté de l'impression a ces conditions seulement qu'on l'imprimera in folio ou 4o, beau papier, belle graveure et qu'on me donnera une nombre d'exemplaires. Je ne reduis a cela. Faites remarquer, s'il vous plaist, qu'en insistant sur le volume folio ou quarto, je n'oste pas la liberté de l'imprimer a meme tems ou en suitte in 8o ou 12o. Daarna vervolgt de Luneville zelf: ‘Voyla monsieur naifvement ce que me mande M. Chardin. Il m'ajoutte quelque chose sur les belles figures de Persepolis, qui luy ont tant cousté a faire tirer, et qui sont regardées des sçavants comme le plus beau monuments que nous ayions de la premiere antiquité, et cela avec une reflexion sur le changement du goust et de la mode meme en livres, puisqu'il y a douze ans des libraires vinrent expres de Paris pour luy achetter ses relations et qu'il a encore le traitté fait avec un de Lion, qui l'imprimoit in 4o, lui en donnoit 500 escus du volume. Il y eut alors quelque accroche qui fit echouer le marché. Aujourd'huy il se reduit a des exemplaires. Comme
ce plan icy est fort different de celuy dont l'idée vous est demeurée, et qu'il a aussi peu d'embarras que l'autre en pouvoit avoir beaucoup, que celuy cy pourroit vous plaire autant que l'autre vous deplaisoit autrefois, j'ay cru vous en devoir informer et vous demander monsieur ce que vous en pensez.’
Inderdaad waren er toen geruchten, dat Chardin een uitgever te Parijs aan het zoeken was. In de Hist. des ouvr. des savants van dec. 1698 lezen wij bij de berichten uit Parijs: ‘Le chevalier Chardin a envoyé ici trois manuscrits avec des figures, pour les faire imprimer. Ce sont ses voyages, et les
| |
| |
decouvertes qu'il a faites en Perse.’ (p. 542). Volgens het bovengenoemde schrijven zou het bericht echter onjuist zijn.
De onderhandelingen van de Luneville en Leers zijn tenslotte op niets uitgelopen en Chardin bleef zoeken naar een uitgever, waarschijnlijk juist zoals tevoren niet alleen in Engeland, maar ook in het buitenland. De B.U., waarin het artikel Chardin geschreven is door L. Langlès, die in 1811 een heruitgaaf bezorgde, deelt mede, dat Chardin gezant van de koning van Engeland bij de Staten-Generaal werd en dat hij zo in Holland zijnde daar zijn reisbeschrijving voor de tweede maal liet verschijnen. Dit is stellig onjuist, zowel het een als het ander. Ik neem aan, dat deze mededeling teruggaat op Nicéron (XXVI 44), die echter slechts het volgende schrijft: ‘Charles II l'envoya depuis en Hollande, et il y étoit en 1683 agent des affaires de la compagnie Angloise des Indes Orientales à la Haye. Ce fut le 28 juillet de cette année qu'il y approuva le Trésor de la langue Persane du P. Ange de la Brosse, qu'il avoit vû en plusieurs endroits de l'Asie, et qu'il connossoit particulierement.’ Lang zal dat verblijf in Holland, dat waarschijnlijk in verband stond met de moeilijkheden tussen de Engelse en Hollandse Oost-Indische Compagnieën, die het volgend jaar telkens weer een punt van bespreking in de Staten uitmaakten, niet hebben geduurd. In de uitgaaf van 1711 verklaart Chardin, dat hij dan al meer dan 26 jaar in Londen heeft gewoond.
Op 4-6-1708 schreef de Lorme aan Bignon, dat Chardin hem de reisbeschrijving had aangeboden, maar dat hij alvorens daarop in te gaan wilde weten of de invoer in Frankrijk zou worden toegestaan. Wat Bignon antwoordde blijkt niet, maar op 18-6-1708 schreef de Lorme dat hij van een uitgaaf afzag, daar de moeilijkheden over de reisbeschrijving van Leguat een les voor hem waren geweest. Toch gingen de onderhandelingen tussen Mortier, die officieel de contracten sloot, stellig echter al met het idee om het werk in Holland te laten drukken, door en op 7-9-1708 kwam het contract tussen hem en Chardin tot stand. Een kleine twee jaar later, op 7-4-1710, sloten de Lorme en Mortier een onderlinge overeenkomst, waarbij de Lorme alle rechten en verplichtingen van Mortier ten opzichte van deze uitgaaf overnam. Deze stukken zijn bewaard onder de papieren van de Lorme in het archief van de Waalse diaconie en wegens hun belang laat ik ze hier in hun geheel volgen.
Articles of Agreement made and concluded the 7th day of September 1708 between Sr John Chardin of Turnham Green and David Mortier bookseller of London:
Firstly: Whereas the said Sr John Chardin hath lately finished and perfected a manuscript call'd in the french language by the name of Relation du Chevalier Chardin contenant la Description de la Perse en 3 parties, and intends that the said manuscript shall be printed and made publick is mutually agreed by and between the said parties and these present articles witness that the said Sr John Chardin hath sold and dispos'd off to the said David Mortier the said manuscript so call'd as a foresaid and all his interest therein for and in consideration of the sume of fifty pounds of lawfull money of Great-Britain one moiety or half therof to be paid by the said David Mortier to the said Sr John Chardin or his assignes upon the delivery of the said manuscript to the said David Mortier and the other half the remaining part of the said sume upon publication or sale of the said book. Item: That the said Mortier shall print or cause to be printed the said manuscript in great quarto and fair character and upon good paper and shall procure the said copperplates and especially the authors picture to be engraved by the best masters according to the best of his judgement.
Item: That the said David Mortier shall deliver or cause to be delivered unto to the said Sr John Chardin forty sets of the said book so soon as the same shall be printed in quarto as aforesaid, three setts whereof are to be neatly bound in turkey leather and gilted and the other seven thirty setts of the said book to be bound in calf leather and in case the said Sr John Chardin shall desire more setts of the said book, the said Sr John Chardin is to pay no more for each sett than the booksellers at the same time pay for the same.
| |
| |
Item: That the said David Mortier shall and may at any time or times hereafter print or cause to be printed any number of books of the said manuscript hereby sold after what manner and size as he shall think fitt and convenient.
Item: That the said Sr John Chardin shall be att liberty to dedicate the same book to whom he pleases without the said David Mortier intermedling with the same.
Item: That in case David Mortier should gett the said manuscript to be translated unto English tongue, the said Sr John Chardin doth hereby promise and agree to and with the said David Mortier to revise and peruse the translation thereof and in consideration thereof the said Sr John Chardin is to have thirty setts of the said book soe translated into English neatly bound in calf leather.
Lastly the said Sr John Chardin for himself doth hereby convenant procure and agree to and with David Mortier by these presents in manner following that is to say that the said Sr John Chardin hath not at anytime heretofore granted or otherwise dispos'd off the said manuscript hereby sold as aforesaid or any copy or copys therof to any person or persons upon any account or else whatsoever and further that the said Sr John Chardin executors or administrators or any of them shall not nor will at any time or times hereafter give grant sell or otherwise dispose off the said manuscript or any copy or copyes thereof to any person or persons whatsoever without the consent or assent of the said David Mortier first had and obteined.
In withness whereof the parties to these presents their hands and seales made the day and year abovewritten.
Etoit signé
Whas signed Chardin and David Mortier
Cachetez et lienez en présence de
William Lowder
John Chardin
Nous soubsignez reconnoissent estre convenues de ce qui suit sçavoir:
1 David Mortier libraire de Londre a fourny à Jean Louis de Lorme libraire d'Amsterdam tout le manuscrit du Voyage du Chevalier Chardin avec tous les desseins, David Mortier promettant que si l'auteur venoit à augmenter cet ouvrage, soit en discours pu en figures, de les donner au dit de Lorme gratis comme le contract le porte entre le Chevalier Chardin et ledit Mortier.
2 David Mortier s'engage de donner à de Lorme le droit de copie avec les planches de cuivre dudit voyage qu'il a acheté dans la vente de Mr Henry Desbordes pour la somme de quatre vingt trois florins.
3 Jean Louis de Lorme s'engage d'exécuter le traité dont la copie est cy après, fait entre le Chevalier Chardin et David Mortier, dans toutes ses clauses et conditions et de fournir les quarantes exemplaires franc à Londre à ses risques et les relier à ses depends.
4 Moyennant quoy de Lorme doit payer au dit David Mortier cinquante livres sterling faisant la somme de |
f 550 |
plus pour le droit de copie achetez par Mortier de Henry Desbordes |
f 83 |
|
_____ |
|
f 633 |
5 Pour payement de la dite somme de six cent trente trois florins d'Hollande David Mortier prendra de de Lorme à sa volonté des livres de France rendu franc de tout à Amsterdam et cela sur le pied qu'ils se vendent sur les lieux en blanc, en faisant bon au dit Mortier de vingt cinq pour cent pour la différence des monnoyes, de plus de Lorme faira au dit Mortier quinze pour cent de rabais.
6 Le dit de Lorme promet d'imprimer cet ouvrage suivant le traité fait entre le chevalier Chardin et David Mortier et de le finir tout au plus tard dans dixhuit mois après la datte cy-dessous. De plus le Sr de Lorme promet que le dit Mortier aura la préference du dit livre en Angleterre pour le débit de ce pays là. Fait double à Amsterdam ce 4e Avril 1710.
De Lorme
David Mortier
Nous soubsignez déclarons avoir été satisfaits et resté quitte de part et d'autre du contenu du contract cydessus et de l'autre part et de n'avoir plus rien à prétendre à ce sujet réservant néanmoins le droit de Mr Chardin en cas Monsieur de Lorme trouvat à propos de faire traduire et imprimer ledit livre en Anglois. Fait et signé en double à Amsterdam le 15 Septembre 1712.
Le droit de Mons. Chardin est de luy fournir trente exemplaires dudit livre reliez en vau.
David Mortier
Marie le Bret femme de Delorme
moy présent comme tesmoin, H. de Wilde notaire.’
| |
| |
Binnen de vastgelegde termijn van 18 maanden kwam de uitgaaf gereed, zowel de verplichte mooiere editie in 4o als de blijkbaar gangbaarder en goedkopere editie in 12o. Het zetsel van de beide edities was hetzelfde, maar werd bij de 4o editie in 2 kolommen afgedrukt; ook de platen konden bijna alle voor de 4o en 12o exemplaren dienen, door ze in de laatste zo nodig te vouwen. Alleen een enkele gravure, die als vignet boven een hoofdstuk diende, en de titelplaat werden verschillend. Voor de 4o uitgaaf maakte Picart blijkens zijn oeuvre-catalogus de tekening en de Parijse graveur Simon Thomassin de gravure. Voor de 12o uitgaaf gebruikte de Lorme een portret, dat Jacob Gole indertijd had gegraveerd voor de Amsterdamse nadruk van 1686. Want de Lorme had van Mortier de platen van die uitgaaf, die Mortier met het recht van copie op de veiling van Desbordes in augustus-september 1708 (KS 176) had gekocht, overgenomen. Desbordes zal ze op zijn beurt van Wolfgang of diens erven hebben verworven. Van de uitgaaf van Haring en Wolters, die Chardin ook nog noemt, vond ik wel de advertentie, maar geen exemplaar, zodat ik niet kan zeggen of daar dezelfde platen werden afgedrukt.
Die oude platen werden op een enkele na gebruikt voor de beide edities. Het zijn er minder dan in de oorspronkelijke editie van Moses Pitt. Die platen waren echter alleen al door hun folioformaat ongeschikt voor deze nieuwe uitgaaf.
Voor de latere delen (II en III 4o en IV-X 12o) moest de Lorme de koperplaten laten maken naar de tekeningen, die Chardin had geleverd. Dit gebeurde door de Parijse graveurs Louis Surugue, die toen in Holland werkte bij Picart, en door Quirijn Fonbonne, een Hollander die zich later te Parijs zou vestigen. Of een aantal ongesigneerde platen door anderen zijn gegraveerd of ook door een van hen beiden, kan ik niet zeggen.
Geheel in tegenstelling tot de reisbeschrijving van Leguat waren hier de platen een essentieel onderdeel van de uitgaaf. Beekman (I 473-481) vertelt, dat het verhaal gaat, dat de tekenaar Guillaume Grelot Chardin op zijn reizen vergezelde op diens kosten om overal tekeningen te maken en dat hij na afloop ter beloning de tekeningen van Constantinopel zelf mocht houden, welke hij in 1680 te Parijs bij de veuve de Damien Foucault als Relation nouvelle d'un voyage de Constantinople het licht deed zien. Zeker is, dat een enkele tekening in de oorspronkelijke Londense uitgaaf gesigneerd is ‘Grelot delin. 1673 Pet. Paul Bouche sculpsit’.
Met ziet dus, dat Chardin alle mogelijke moeite deed met authentieke afbeeldingen te komen. Of hem dit lukte? De meningen daarover lopen uiteen. In 1711 zag in Amsterdam niet alleen de tweede druk van zijn werk het licht, maar ook ongeveer tegelijkertijd de Reisen over Moskovie door Persie en Indie, verrijkt met 300 kunstplaten, door den autheur self na 't leven afgetekend, van de Hollandse reiziger en tekenaar Cornelis de Bruyn. Op 19-7-1712 schreef Cuper aan la Croze, dat de Bruyn's werk dezelfde soort platen had als het werk van Chardin, dat hij echter nog niet had gezien, en op 19-10-1712 wist hij mede te delen, dat het eerste niet in het Frans vertaald zou worden, daar men alles ook kon vinden in de reisbeschrijving van Chardin. Cornelis de Bruyn zelf was echter van een andere opinie en in 1714 publiceerde hij enkele losse aanmerkingen... op de tekeningen bij Chardin en de Duitser E. Kaempfer. Allerlei bijzonderheden hierover vindt men in Oud-Holland 1911, 29.
In 1718 kwam er toch een Franse vertaling van zijn werk, die le Clerc besprak in zijn Bibliothèque
| |
| |
ancienne et moderne in 1718 (X 433), met o.a. over Persepolis de volgende mededeling: ‘Il contredit dans des remarques, qui sont à la fin de ce volume, en diverses choses, Mr. Chardin, qui n'y demeura que cinq jours, avec un peintre, qu'il payoit, pour dessiner ces fameuses masures, ce qu'il n'étoit guère possible de faire bien, en si peu de tems; mais Mr. Chardin étoit bon ménager, et d'ailleurs n'avoit aucune teinture de lettres, ni alors de secours de gens, qui les entendissent.’ Het is hier echter niet de plaats om uitvoerig op de mérites en de feilen van de werken van Chardin en van de Bruyn in te gaan.
Ook over de tekst van de reisbeschrijving valt het een en ander te zeggen. In 1735 verscheen te Amsterdam een vermeerderde herdruk van Chardin's werk, en wel onder leiding van Prosper Marchand. In de ‘Avertissement’ daarvan leest men het volgende: ‘Voici la première édition complète des Voyages du chev. Chardin. De Lorme, qui les publia à Amsterdam en 1711, in-quarto et in-douze, auroit pu les donner tels qu'on les donne aujourd'hui; mais les raisons personnelles l'en empêchèrent. Il avoit été mis à la Bastille dans un de ses voyages à Paris; et ayant dessein de retourner en France avec la meilleure partie de son edition, il en retrancha tous les endroits qu'il s'imagina pouvoir lui attirer des affaires. Cela fut fait sans doute avec beaucoup de précipitation: car dans le nombre il en condamna plusieures qui étoient de nulle conséquence, et quelques-unes qui avoient déja été imprimés avec approbation et privilège, dans le premier voyage de Mr. Chardin, publié à Lyon en 1687. Un homme de mérite, connu dans la République des Lettres, fit de vains efforts pour prévenir cette mutilation: tout ce qu'il obtint, fut la communication du manuscrit, et la permission d'en extraire les passages que le libraire avoit résolu de supprimer. Cette copie nous est tombée entre les mains, et nous en avons fait usage. Tous les endroits retranchés ont été remis à leur place et enfermés entre deux crochets [ ] pour les distinguer du reste.’ Een noot vertelt, dat die verdienstelijke man Prosper Marchand was. Langlès, de bewerker van de editie van 1811, schrijft in de B.U. het volgende over deze inlassingen tussen haakjes: ‘Ces passages ont été réintégrés, avec usure peut-être, dans
l'édition de 1735, 4 vol. in 4o; nous ne serions pas même éloignés de croire que les entrepreneurs de cette édition ont mis sur le compte de Chardin plusieurs diatribes virulentes contre les papistes. Ces calvinistes, bien plus occupés des ressentiments de leur secte que de la gloire de Chardin, ont laissé à des protes ignorants le soin de cette édition, dans laquelle on remarque les erreurs typographiques et les omissions les plus graves; malgré ces imperfections, elle était montée, dans ces derniers temps, à un prix énorme.’ Gezien de wetenschappelijke instelling van Marchand is het uitgesloten, dat hij bij de inlassingen eigen toevoegingen zou hebben gegeven. Die inlassingen zijn meestal van vrij onschuldige aard, bijvoorbeeld: ‘J'avois trouvé à mon retour en France, que la religion, où j'ay été élevé, m'éloignoit de toutes sortes d'emplois, et qu'il faloit ou en changer, ou renoncer à tout ce qu'on appelle honneur et avancement.’ Een enkel maal zijn zij direct tegen de Rooms-Katholieke kerk gericht, zoals beschouwingen over de Persische votiefbeeldjes etc. Maar alweer is het onmogelijk hier verder daarop in te gaan.
Ik moet tenslotte nog de afloop, althans voor zover bekend, van de geschiedenis van de Lorme's uitgaaf verhalen. In juli 1711, zodra het werk van de pers kwam, vertrok de Lorme met een groot deel van de oplaag naar Parijs om niet weer terug te keren. Zijn vrouw moest de zaken hier verder
| |
| |
maar zien te regelen. Op 15-9-1712 wikkelde zij met Mortier alles af en op 18-4-1713 moest zij voor notaris de Wilde 700 exemplaren (595 in 8o of liever 12o en 105 in 4o) met het recht van copie en de koperplaten afstaan aan van der Marck als betaling van een schuld van f 5576. -, die haar echtgenoot aan hem had gehouden na afwikkeling van hun compagnieschap.
De Lorme zelf hield zich in die tijd in Frankrijk blijkbaar nog met de boekhandel bezig, zoals blijkt uit een brief van 27-6-1713 van le Clerc aan Turrettini, die hem via de Lorme een boek had doen toekomen (de Budé II 139). Wanneer hij daarmee ophield en in militaire dienst ging, kan ik niet zeggen.
Van een Engelse vertaling, vervaardigd in opdracht van de uitgever van de Franse editie, waarvan in het contract sprake is, is stellig niets gekomen. Pas in 1724 werd een gedeelte van het werk in het Engels gepubliceerd bij A. Bettesworth en J. Batley in Londen.
|
|