over buitenlanders bijeen te brengen en zijn zij in vele gevallen voor verbetering vatbaar. Een aantal personen kon ik in het geheel niet thuis brengen. De meeste gegevens ontleende ik aan de Franse biografische woordenboeken. Over de Franse boekverkopers vond ik veel bijzonderheden in de werken van Lepreux en Lottin en in de staat van de Franse boekhandel van 1701 en in het contributieboek van de Parijse communauté van 1704-1726 (ff N.A. 399, 400 en ff 21871).
Het copieboek, dat het opschrift ‘Livre de copie Lettre 1707, 1708’ draagt, heeft 204 klein beschreven bladzijden. Een volledige uitgaaf daarvan zou in druk vele honderden bladzijden beslaan en was daarom niet gerechtvaardigd. Na lange aarzeling besloot ik alle brieven op te nemen, maar in het algemeen alleen in excerpt, waarbij ik zoveel mogelijk herhalingen, beleefsheidsbetuigingen en ook wel minder belangrijke mededelingen wegliet. Belangrijke passages nam ik daarentegen in originali over. Het is een vorm van publicatie, waartegen veel te zeggen valt, en die mij zelf, eraan bezig dikwijls tegen de borst stuitte. Ik zag echter geen andere mogelijkheid dan deze om de brieven uit het copieboek enigszins tot hun recht te doen komen.
Tussen haakjes vermeldde ik, indien bekend, de datum van de brief, die de Lorme beantwoordde, en identificeerde ik, voor zover mij mogelijk, de in de brieven genoemde personen. Bij de Amsterdamse boekverkopers deed ik dit niet, daar zij allen in deel III zullen worden behandeld. Van een aantal brieven maakte ik geen excerpten, maar liet ze in hun geheel in een Bijlage volgen. In de allereerste plaats zijn dit de brieven aan de abbé Bignon. Jean Louis de Lorme behoorde niet tot de allergrootste boekverkopers van Amsterdam, maar juist in de jaren, waaruit het copieboek dateert, speelde hij een uiterst belangrijke rol. Als opvolger van de befaamde Rotterdamse boekverkoper Reinier Leers was hij degene, die de abbé Jean Paul Bignon, toen de officieuse ‘directeur de la librairie’ in Frankrijk, voorzag van alle uitgaven, die uit of via de Republiek naar Frankrijk kwamen. Uit dank daarvoor genoot hij op alle mogelijke wijzen faciliteiten bij de invoer van boeken in Frankrijk. Ik heb daarom gemeend alle brieven aan Bignon - ofschoon ogenschijnlijk niet steeds even belangrijk - volledig te moeten afdrukken. Ook de brieven van de Lorme aan zijn Hollandse relaties, de boekverkopers Reinier Leers, Thomas Johnson en Gaspar Fritsch en zijn geldschieter Hendrik Adriaen van der Marck, nam ik volledig op, evenals brieven aan Franse auteurs, namelijk de weduwe van de markies de l'Hospital en een zekere de Vienne (voor zover na