De Amsterdamse boekhandel 1680-1725. Deel 1. Jean Louis de Lorme en zijn copieboek
(1960)–Isabella Henriëtte van Eeghen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |
Ter introductie [errata en addenda voor deel 1]De verschijning van deel I van ‘De Amsterdamse Boekhandel 1680-1725’ van de hand van mijn hooggeschatte naaste medewerkster gedurende mijn archivariaat, mej. dr. I.H. van Eeghen, als eerste nummer van de serie ‘Publicaties van de Gemeentelijke Archiefdienst van Amsterdam’ geeft mij de gelegenheid om degenen die de verwezenlijking hebben mogelijk gemaakt van het door mij gedurende vele jaren nagestreefde ideaal, namelijk een eigen fonds voor de Archiefdienst ter bestrijding van de kosten van wetenschappelijke historische publicaties geput uit het archief der gemeente, hier openlijk de hulde en dank te kunnen overbrengen van de vele wetenschappelijke werkers in het zo bijzonder rijke archief der hoofdstad. Het was in het najaar van 1959 dat burgemeester mr. G. van Hall mij tijdens een onderhoud mededeelde, dat een stadgenoot, die aanvankelijk onbekend wenste te blijven, hem een geschenk voor de ambtswoning wilde aanbieden, maar dat Z.E.A. geen geschikt object kunnende bedenken van plan was om de milde gever voor te stellen dat bedrag ter beschikking van de Archiefdienst te stellen als een fonds voor Amsterdamse archiefpublicaties. Dit voorstel werd door de gever met enthousiasme ontvangen. Na enige gedachtenwisseling werd als beheersvorm een stichting, genaamd ‘Stichting H.J. Duyvis Fonds’, gekozen, waarvan het bestuur wordt gevormd door de Burgemeester, de Gemeentesecretaris en de Gemeentearchivaris, die zich bovendien enkele leden kunnen assumeren. Tot nu toe konden de wetenschappelijke archiefambtenaren de vruchten van hun studies alleen in de vorm van artikelen in wetenschappelijke tijdschriften of jaarboeken van historische verenigingen publiceren. Weliswaar zijn reeds in de jaren 1958 en 1959 een drietal publicaties van de Archiefdienst verschenen, welke uit de begrotingspost bestemd voor het drukken van inventarissen zijn bekostigd. Vooreerst ‘An Amsterdam Burgomaster's daughter by Rembrandt in Buckingham Palace’ door mej. dr. I.H. van Eeghen, waarvan het eerste exemplaar door de heer Burgemeester werd aangeboden aan H.M. de Koningin van Engeland ter gelegenheid van Haar bezoek aan de hoofdstad op 25 maart 1958. Vervolgens ‘De oudste lastgeldrekeningen van Directeuren van de Levantse handel (1625-1631)’ door mijzelf en ten slotte ‘The prehistory of the New | |
[pagina 7]
| |
Netherland Company’ door dr. S. Hart gepubliceerd ter gelegenheid van de Henry Hudsonherdenking in 1959. Maar alleen de geringe omvang dezer studies heeft de uitgave op bovengenoemde wijze mogelijk gemaakt. Voor een veel groter werk ‘Het dagboek van broeder Wouter Jacobsz (Amsterdam 1572-1578)’ door mej. dr. I.H. van Eeghen moest een beroep worden gedaan op talloze al dan niet Amsterdamse Fondsen en particulieren om een bijdrage te verlenen, zodat dit werk in twee delen ten slotte door de grote medewerking van het Historisch Genootschap te Utrecht verdeeld over twee jaren kon worden uitgegeven. Aan dergelijke voor de hoofdstad toch eigenlijk enigszins pijnlijke inzamelingen is thans gelukkig voor goed een einde gekomen, zodat naast het reeds sedert enige jaren erkende practisch nut voor de gemeenteadministratie thans ook het wetenschappelijk belang van het archief der hoofdstad voor de historie, niet slechts van ons eigen land doch, zoals ook weer blijkt uit de geschiedenis van de Amsterdamse boekhandel, van geheel West Europa, ten volle tot haar recht kan komen. Het complete werk van mej. dr. I.H. van Eeghen zal uit vier achtereenvolgens te verschijnen delen bestaan, terwijl reeds verschillende andere historici hebben verzocht om het resultaat hunner studies door middel van dit fonds te mogen wereldkundig maken. Wel een bewijs dat de schenker zich in hoge mate heeft verdienstelijk gemaakt voor de bloei van de historische wetenschap te Amsterdam. Redenen waarom ik hem dan ook op deze plaats hiervoor tevens de grote dank van de Archiefdienst moge betuigen.
De gemeente-archivaris, MR. W.F.H. OLDEWELT |
|