Landry: Voormalig kolonist (zie 10.VII.1899). Hij was destijds voorlopig secretaris van het afdelingsbestuur Utrecht van G.G.B.
Rezelman: Arie Rezelman (geb. 1874). Arbeider uit Nieuwe Niedorp; houthakker. In 1903 zou hij enige tijd op Walden komen, waar zijn bijnaam ‘Malle Arie’ werd. Het jaar daarop verbleef hij tijdelijk in de kolonie te Midlaren. Jaren nadien, op 28 februari 1915, schreef Van Eeden in zijn Dagboek over zijn plannen voor een nieuw toneelstuk over de oorlogstijd, waarin hij o.a. het type Arie Rezelman wilde uitbeelden, ‘de halve gare profeet’. In 1926 werd Rezelman overgebracht naar Geel (België), waar krankzinnigenverpleging bij particulieren plaatsvond.
Regeling van den arbeid: Uit de verslagen der oktober-vergaderingen kan men opmaken dat een begin werd gemaakt met een behoorlijke regeling der toestanden. Dit was noodzakelijk, want sinds de zomer was Walden gewijzigd van opzet en tevens was de zuster-kolonie in de Horstermeerpolder opgericht. Van Eeden schreef erover in zijn Dagboek (2 november), weliswaar met gemengde gevoelens: ‘Nu is er orde op Walden, nog niet volkomen, maar toch steeds beter. Behoorlijke verdiensten die de uitgaven dekken, - maar nog altijd een dreigende groote schuld, en een eigendomsrecht dat van mij en Betsy afhangt.’