Studies. Vijfde reeks
(1908)–Frederik van Eeden– Auteursrecht onbekend
[pagina 210]
| |||||||
Een weinig experimenteele sociologie.
| |||||||
[pagina 211]
| |||||||
schitterende overeenstemming heerscht Men weet dat Holland zich gaarne laaft aan de wetenschappelijke bronnen van zijn groot achterland. Het is mogelijk dat men thans in Duitschland tot de gewenschte eenheid in sociale wetenschappen gekomen is. Maar Holland komt altijd bedaard achteraan en is dus nog zoover niet. Hier voelt nog altijd de eerlijke burger zich als een boer op een stadskermis, waar hij van alle kanten tot het binnentreden van een tent wordt uitgenoodigd. In elke tent beweert men den alleen echten spiegel der waarheid te kunnen vertoonen. In 1898 nam ik het zonder twijfel zeer pretentieuze, en mij dan ook zeer euvel geduide besluit, geen van de reeds bestaande spellen te frequenteeren, maar, hoofdzakelijk tot eigen voldoening en instructie, een bescheiden proefneming te wagen op eigen hand. Later heb ik bemerkt dat in ons groot achterland een zinspreuk gangbaar is, die volkomen mijn gevoelen weergeeft, namelijk: Probiren geht über Studiren. Natuurlijk met dit voorbehoud dat ‘Probe’ en ‘Studium’ op goeden voet met elkander blijven. Maar dat wordt menschelijke vivisectie! roept de lezer uit. Deze opmerking is niet nieuw, en reeds door mijn verontwaardigde vijanden, de heeren theoretici, in alle variaties als wapen tegen mij aangewend. Mijn antwoord is dat iedere wetenschappelijke expeditie, naar arctische of tropische streken, zeker heel wat grootere gevaren biedt, dat het hier een niet minder gewichtige kwestie gold en dat ik mijzelf aan de meeste schade en onaangenaamheden blootstelde Terwijl eindelijk de uitkomst zonder twijfel ook voor de meeste deelnemers aan het experiment niet schadelijk, maar eer heilzaam en voordeelig kan genoemd worden. | |||||||
[pagina 212]
| |||||||
Over gebrek aan tegenwerking had ik niet te klagen. Mijn schrandere landgenooten begrepen dat een algemeene medewerking, of zelfs een matige steun, alle wetenschappelijke waarde aan de proef zou ontnemen. Vooral de sociaal-democraten, met hun wetenschappelijke denkwijze, zagen dit in. Toen ik dan ook in 1899 in Amsterdam, op een openbare vergadering, mijn eersten oproep aan de arbeiders richtte, verrezen terstond een vier of vijftal kopstukken der sociaal-democratie, om mij te bestrijden. Ze wisten volstrekt niet wat ik ging zeggen, maar ze hadden vooraf saamgezworen om te bewijzen, dat het onzin was. Ik weet niet hoe het met de Duitsche sociaal-democraten staat, maar in Holland hebben zij een zeer practischen en eenvoudigen regel. Is men van de partij dan behoort men gelijk te krijgen, is men het niet dan zegt men onzin. Ik was niet van de partij, de debaters wisten dus vooraf mathematisch zeker, dat ik zou leuteren. Er zijn wel eens pijnlijke afwijkingen van dezen regel ontdekt, maar die kunnen worden weggegoocheld. Mochten de Duitsche sociaal-democraten dezen regel nog niet kennen, dan kan ik hem bij dezen warm aanbevelen. Ik hoop aan de bedoeling van den Duitschen lezer te voldoen, wanneer ik zeer summair aangeef, welke de leidende gedachte was van het experiment, hoe het was samengesteld, wat thans de feitelijke uitkomst is, en welke conclusies door mij uit de opgedane ervaring zijn getrokken. Voor details moet ik naar andere, in mijn moedertaal verschenen geschriften verwijzen. De leidende gedachte had in de oogen der heeren theoretici een enorme fout. Ze was verschrikkelijk en onbeschaamd eenvoudig. Na een twintigtal jaren in deze maatschappij te hebben rondgekeken had ik eindelijk | |||||||
[pagina 213]
| |||||||
opgemerkt, wat zeer velen nog schijnt te ontgaan, dat een groot aantal menschen hard werken zonder noemenswaard rijker te worden, en dat een klein getal menschen weinig of zelfs in 't geheel niet werken, en toch niet verminderen, maar zelfs grenzenloos toenemen in rijkdom. En ik hoorde hoe de werkers daarover meestal niet zeer gesticht waren, maar boos en afgunstig, hoewel ze toch allen voortgingen voor die enkelen te werken en hun welvaart te doen toenemen. Ik achtte dit onlogisch en ook onnoodig, en ik meende elk die met dezen toestand niet tevreden was den raad te moeten geven niet langer te werken voor hen die zelf niet werken Ik gaf den arbeiders en hervormers dus deze zinspreuk, waaruit naar mijn meening hun gansche programma kon ontwikkeld worden: ‘Werkers, werkt voor elkander!’ en ik kan constateeren dat deze spreuk, hoewel terstond met alle kracht door de sociaal-democraten doodgetrapt, thans nog alom leeft in de rijen der Hollandsche arbeiders. Bovendien hoorde ik van alle zijden aandringen op het ‘gemeenschappelijk bezit van grond en productiemiddelen’. Een verlangen, naar mijne meening, indien het bereikbaar is, ook gerechtvaardigd, door het alom verspreide en in 't oogvallende misbruik dat van het onbegrensd particulier bezit wordt gemaakt. Maar ik kon mij in 't geheel niet vereenigen met de wijze waarop de heeren theoretici tot dit bezit meenden te zullen geraken. Misschien denken ze er thans in Duitschland anders over, maar in ons goede kleine landje verbeelden ze zich dat, als men morgen, hetzij van staatswege, hetzij door een gewelddadige omwenteling, allen grond en pro- | |||||||
[pagina 214]
| |||||||
ductie-middelen aan de arbeiders gaf, dat ze er dan overmorgen een nuttig, waardig en verstandig gebruik van zouden maken. Hoe is 't mogelijk, niet waar? Zulke onnoozele zielen zijn er zeker in Duitschland niet. Daarvoor moet je in Holland zijn. Nog voor weinig tijd las ik bij een van Duitschland's dichters de verstandige opmerking dat als Adam het Paradijs niet cadeau gekregen had, hij het waarschijnlijk ook niet verloren zou hebben Mijn practische voorslagen waren de volgende:
Dat deze voorslagen terstond een goede ontvangst vonden, mag ik niet beweren en had ik ook niet verwacht. Voor vele socialisten raakt op die wijze alle aardigheid van het socialisme af. Men Scheldt niet meer op de uitzuigers en bezitters, maar men gaat hun eenvoudig voorbij en toont hoe 't dan wèl moet gaan, door eigen voorbeeld. Men wacht niet op wetgeving, maar | |||||||
[pagina 215]
| |||||||
leeft zelf zijn theoriën metterdaad uit, binnen de grenzen der wet, wachtend met alle politieke werkzaamheid tot de economische grondslag er voor gelegd is. Men kan niet meer prettig omwentelen en roode vlaggen zwaaien en bommen gooien, maar men moet alleen arbeiden en organiseeren en kapitaal vormen, met uitsluiting van parasitaire misbruiken Men krijgt niets op ééns cadeau, maar moet alles stuk voor stuk door eigen inspanning veroveren. Is dat nu uitlokkend voor een trouw bezoeker van onze sociaal-democratische en anarchistische bijeenkomsten en lezer hunner bladen? De guillotine is in Holland nog niet ingevoerd en de sociaal-democratische parlements-meerderheid laat ook nog op zich wachten. Alleen aan dezen gelukkigen samenloop van omstandigheden meen ik 't behoud van mijn leven te moeten danken.
De eerste voorslag is verwerkelijkt in de Vereeniging Walden, een groep van verschillende bedrijven, werkende en ten deele wonend op gemeenschappelijk terrein. Het terrein werd verkregen in 1898 en 1899, de vereeniging werd wettelijk geconstitutionneerd in 1903. Het terrein is gelegen nabij Bussum, in de omgeving van Amsterdam. De tweede voorslag is verwerkelijkt door de vereeniging Gemeenschappelijk Grondbezit, waartoe ook Walden als groep behoort. Deze vereeniging werd gesticht in 1901 en telde spoedig 800 à 900 leden en omvatte een dertigtal kleine groepen. Later is dit ledental geslonken tot ruim 500, en het getal, officieel door de vereeniging erkende groepen, bedraagt thans zeven. De vereeniging geeft een weekblad uit ‘de Pionier.’ Als gevolg van den derden voorslag zou opgericht worden, door de leden der Vereeniging, een coöperatie zonder | |||||||
[pagina 216]
| |||||||
dividend. Hiervan kwam, met uitzondering van één winkel te Amsterdam, nagenoeg niets terecht. Daarop is het mij gelukt, gebruikmakend van het spaarzegel-systeem en van de uitsluiting na de groote staking van 1903, een geheel nieuw zelfstandig handelslichaam te vormen, dat zonder dividend uit te keeren, een groote uitbreiding nam, en aan de oorspronkelijke bedoeling tot vormen van afzetgebied en bedrijfskapitaal kan beantwoorden.
Het is mijn voornemen niet de lezers bezig te houden met het relaas van alle ondervonden moeilijkheden, teleurstellingen, tegenwerkingen, bedriegerijen - en al wat verder bij een proefneming met levende menschen voorkomt. De psycholoog behoort zulke dingen met wetenschappelijke gelijkmoedigheid te beschouwen en er de gezochte leering uit te trekken. Het publiek echter, niet begrijpend waar 't om ging, en niet doordrongen van 't feit dat bij een experiment elke mislukking even leerrijk en kostbaar is als een succes, beschouwde de geheele zaak als een aardig grapje, uitgevonden voor zijn amusement en voor mikpunt van zijn geestigheden Men weet geloof ik in Duitschland niet half hoe geestig Hollanders iets nieuws kunnen aftakelen. Natuurlijk deden de heeren hervormings-theoretici hieraan met onverholen genoegen mee. Het is misschien niet ondienstig te melden dat ik in 1898 een correspondentie had met den Duitschen socioloog Dr. Franz Oppenheimer, wiens fraaie geschriften over de ‘Siedlungs-genossenschaft’ en het grootgrondbezit mij in handen waren gekomen juist toen ik zelf mijn experiment voorbereidde. Dr. Oppenheimer rekende voor het plan dat hij ontwierp, minstens een half millioen Mark noodig te hebben. | |||||||
[pagina 217]
| |||||||
Ik schreef hem dat ik van plan was te beginnen zonder geld, liever dan op den goedgunstigen millionnair te zitten wachten, zooals de geduldige Fourier. Ik ben zeer verheugd dat ik mijn voornemen heb doorgezet. Juist omdat ik weinig geld had, heb ik ook weinig kunnen verliezen. Had ik eenige millioenen beschikbaar gehad dan had ik die wellicht alle verloren en de uitkomsten zouden vermoedelijk gelijk staan. Want het voornaamste gewin wat ik zocht was leering en ervaring. Is dat gewin verkregen dan volgen de batige saldo's later van zelf. Maar de kunst om batige saldo's te verkrijgen die leert men niet door de beschikking over millioenen. Integendeel. Datgene toch wat bereikt moet worden is een complete ‘Productie-Vereeniging’, waarde overbodige of schadelijke elemententen zijn uitgesloten, die haar werkers en haar invaliden behoorlijk voorziet, die niet toelaat dat de leeglooper den werker exploiteert, die aan elk harer werkkrachtige leden tegenover het recht op onderhoud ook de verplichting tot arbeid oplegt, die de gemaakte winsten niet laat verkwisten door aandeelhouders, maar vruchtbaar maakt door nieuwe ondernemingen, waar tot in 't onbegrensde nieuwe medewerkers door worden opgenomen, en die scherp ‘concurrenz-fähig’ is, zonder ongezonde filantropische afwijkingen. Of de vorming van zulk een vereeniging mogelijk is, ziedaar een vraagstuk, dat mij wel eenige offers tot onderzoek waard scheen. Dat zulk een geheel reeds tot stand gebracht is, zal allerminst door mij worden beweerd. Maar zeker kan ik op dit positieve resultaat wijzen dat ik mijn overtuiging van de bestaanbaarheid van zulk een lichaam, in onzen tijd, dubbel en dwars bevestigd vond. Het lijkt mij nu zelfs belachelijk er nog aan te twijfelen. | |||||||
[pagina 218]
| |||||||
Als al die duizenden goedgezinde, welmeenende, zaakkunkundige en schrandere Hollanders, in plaats van eerst mijn werk zooveel mogelijk in den modder te trappen en mij daarna uit te lachen omdat ik niet harder opschoot, mij een handje hadden geholpen - wel, het lijkt me of we de halve wereld al hadden veroverd. Nu had ik niet meer dan twee of drie kranige kerels om mij te helpen, alle partijen en de heele pers tegen, en toch is er nog iets terecht gekomen en laat zich nog meer verwachten.
En wat zijn de voornaamste theoretische leeringen door mij opgedaan? Vooreerst dit, dat de kunst om iets gemeenschappelijk te bezitten niet in een dag of wat geleerd wordt, - zonder daarom nog boven menschelijk bereik te liggen. Vooral instructief is het feit dat bijna alleen die ondernemingen tot eenigen bloei zijn gekomen waarvan ik de persoonlijke bezitter was en bleef. Niet omdat mijn eigendomsrecht van beteekenis was voor het drijven der zaak. Volstrekt niet. Ik heb geen commercieel talent en moest de zaak aan deskundigen overlaten. Maar omdat ik de macht behield om in te grijpen als er door onderlinge verdeeldheid of onverstandig drijven gevaar ontstond. Zulk een macht of voogdij, niet door één persoon, maar door het vertegenwoordigend bestuur van een grooter lichaam, over elk der kleine groepen uitgeoefend, acht ik onmisbaar om de overgang van particulier tot gemeenschappelijk bezit der productie-middelen te bewerken. Wie mij niet gelooven wil... mag mijn proef herhalen. Eerder ben ik zoo vrij hem niet te gelooven. Een andere waarheid werd mij door de proef diep | |||||||
[pagina 219]
| |||||||
ingeprent, namelijk dat het volkomen ijdel is, voor organiseerende doeleinden op het individueel initiatief te rekenen. Het spijt mij voor de mooie theoriën der anarchisten, op dat initiatief gebaseerd, - maar de feiten zeggen dat de mensch een kudde-dier is, een groepswezen, in al zijn daden en denken beheerscht door de drijvende kracht van enkele individuën. Zoo is het. Misschien wordt het anders. Maar met toekomstmenschen maakt men geen tegenwoordige organisaties.
Eindelijk kan ik als algemeene uitkomst meedeelen ten opzichte van het arbeidsloon, dat een gelijk loon, onverschillig welke soort arbeid wordt verricht, door de meesten als het rechtvaardigst wordt beschouwd. Maar commercieele belangen maken het noodig de prijzen te betalen die men op de arbeidsmarkt voor goede krachten geeft. Eerst wanneer de Productie-vereeniging zeer rijk wordt, acht ik een nivelleering der loonen, dus een bijna communistische loonregeling - natuurlijk met strikte eerbiediging van familie-leven en eigen huis en hof - uitvoerbaar en houdbaar.
Menschen met een eenvoudig gezond verstand - misschien zijn die in Duitschland nog wel bekend - zouden nu zeggen dat de Volks-leiders een beetje beschaamd moesten staan voor sommige treurige uitkomsten van mijn experiment. Zooveel van hun voorspiegelingen kwam te schande. Maar integendeel! - ze meenden dat ik beschaamd moest staan omdat ik getoond had dat arbeiders niet beter zijn dan ze zijn, en dat hun klassenstrijd-dogma | |||||||
[pagina 220]
| |||||||
een gevaarlijk beletsel is voor het komende betere gemeenschapsleven. Ze deden als de patient die zeer kwaad was op dien beroerden thermometer die telkens koortstemperaturen aanwees En ze zeiden ... (nu moet ge niet lachen, lieve naburen van het achterland! we hebben allen onze zwakke momenten) - ze zeiden dat wat in 't klein mislukte daarom in 't groot wel goed kon gaan. Dat drie instrumenten nog niet zuiver kunnen samenspelen, bewees volgens hen niet, dat een groot orkest van honderden valsch zou klinken Is de revolutie er maar eerst, of de parlementaire meerderheid, dan spelen op eenmaal alle spelers zuiver en in de maat. Wel bekome het hen! Arme duivels!
Zoo zijn de leiders! slaaf van hun eigen leiding. Maar de volgelingen zijn gelukkig wat vrijer in hun gedachten. En het grootste nut van mijn arbeid acht ik hierin gelegen dat het velen van onhoudbare en gevaarlijke illuzies heeft genezen. Maar aan den anderen kant heeft zij ook het bereikbare van veel wenschelijke en schoone verbeteringen aangetoond. En waar er toch, ook in mijn vaderland, zooveel goede wil en vurig verlangen tot verbetering is opgehoopt, hoe is 't dan mogelijk, vraagt men zich af, dat deze experimenteele sociologie waarbij men toch eigenlijk zoo weinig riskeert en zooveel goeds en gewichtigs benadert, toch zoo wordt gewantrouwd en tegengewerkt? Zou men niet eer een algemeene, geestdriftige instemming verwachten? Geldt het niet een oplossing die de meest gevreesde botsingen vreedzaam en onbloedig zou doen voorbijgaan? Maar ik wensch mij niet te beklagen. Misschien heeft | |||||||
[pagina 221]
| |||||||
de merkwaardige inertie van mijn landgenooten, die hen zoo uiterst moeielijk bewegelijk maakt in nieuwe richting, ook tot begeleider de volhardende taaiheid die van de eens ingeslagen weg niet afwijkt. Zoo zullen ze dan de eene taaiheid nog door de andere vergoeden. En misschien ook zal het mogelijk zijn de pijnlijke en kostbare leeringen in dit experiment opgedaan, in ander land en volk nuttig en vruchtdragend te maken.Ga naar voetnoot1) Als alle experimenten eischt ook dit herhaling en herhaling, met nauwgezet inachtnemen van elke uitkomst, hetzij negatief of positief. |
|