Studies. Vierde reeks
(1904)–Frederik van Eeden– Auteursrecht onbekend
[pagina 236]
| |
De coöperatie in kettering.Ga naar voetnoot1)Het komt mij voor dat zoowel marxisten als anarchisten in hun programma's een gemis aan helderheid en scherpe verbeeldingskracht vertoonen. De omkeer moet geschieden door de arbeiders, de werkende, overheerschte klasse. Daaromtrent is men het eens. Maar hoe? Marx zegt: zij veroveren de politieke macht, vormen een tijdelijke dictatuur, en dan maken zij revolutie. Hoe - wordt niet verder uitgewerkt. Laten wij maar eerst zoover zijn, dan zien we wel verder. Het eenig duidelijke wat gezegd wordt is dit: dat de groote kapitaal-ophoopingen, door particulieren begonnen, de spoormaatschappijen, de rings en trusts, als rijpe vruchten in den schoot van den staat zullen vallen. Een proces dat we - met spoorwegen althans - herhaaldelijk zagen gebeuren, zonder dat het fataal kapitalistisch karakter der onderneming of het lot der ondergeschikte beambten noemenswaard verbeterde. De internationale aard van den omkeer, door Marx zoo goed begrepen, wordt door het nationale politieke spel bedorven. De uitkomst is een klein partijgehaspel, niet beter dan van ouds, de internationale samenhang is geschokt en los geworden. | |
[pagina 237]
| |
De anarchisten, dit ziend en begrijpende zeggen: revolutie, zonder den staat, door de vrije werking van het individu. Maar de wijze waarop deze revolutie zal geschie den wordt door hen nog onzekerder aangegeven. Zij denken aan de omwentelingen in Parijs en Berlijn, alleen maar een. beetje grooter en... met meer succes. Kropotkin stelt de zaak in zijn ‘Conquête du Pain’ compleet voor, als ging het alles van een leien dakje. Naar mij toeschijnt, ontbreekt hier scherp voorstellingsvermogen. Marx zou hoonlachen om deze voorstelling, hij voelde beter dat een revolutie moest zijn als een natuurverschijnsel, langzaam, onmerkbaar haast, noodwendig, immanent. Dat wil dus zeggen ‘anarchistisch’? niet op commando, niet op plotseling bevel van hooger hand, niet door enkele individuen voorbereid, - maar als een onverzettelijke natuurwerking, voortkomend uit de krachten, die aan allen gemeen zijn. Marx dacht hierin anarchistischer dan Kropotkin, en toch had deze weer recht de politieke proletariers-dictatuur voor een even kinderachtig, fantasie-loos denkbeeld te verklaren. De massa moet zich omzetten door de vrije werking der krachten, die in elken enkelling aanwezig zijn. Om dit denkkeeld draaiden manchester-economen, anarchisten en ook marxisten heen Elk met de onvermijdelijke dwaling. Want evenals elke astronomische waarneming, heeft elk toekomst-idee noodzakelijk fouten. De eersten verkeerend in den waan, dat men van ‘vrije werking’ kan spreken, zoolang een kunstmatige groep, de staat, kunstmatige rechten, privaatgrond- en kapitaalseigendom, met geweld beschermt. | |
[pagina 238]
| |
De anarchisten, aanvankelijk eveneens met Proudhon vasthoudend aan den privaat-grondeigendom, - later met Bakoenin, hopend op een revolutie, die alles in een ommezientje zou doen verkeeren. De marxisten eindelijk, verbitterd tegen al die de vrijheid verstikkende vrijheden, gewelddadige bevrijding aanprijzend van hooger hand, met gebruik van de sterkst aanwezige macht, den staat, in handen der voormalige onvrijen.
In dit gedrang der meeningen gaat het proces van den maatschappelijken omkeer zijn gang, altijd nog weer een weinigje anders dan de scherpste oogen het voorzien, en de helderste hoofden het hadden voorgesteld. Ik meen dat een later historie-schrijver diezelfde revolutie, die sommige anarchisten op een mooien Zondag hopen te zien beginnen, en die de marxisten denken te laten aanvangen zoodra het vereischte aantal parlementaire neuzen geteld kan worden - zal plaatsen in de tweede helft der 19de en in de eerste helft der 20ste eeuw. Toch al een eng hokje voor zulk een gebeurtenis. En dit is mij duidelijk geworden, toen ik zag de phase die de coöperatie is ingetreden in een paar kleine plaatsn tusschen Londen en Leicester, namelijk Kettering en Desborough.
De grootste bok, dien de sociaal-democratie eenmaal in haar leerstellige blindheid heeft geschoten, is wel het verwerpen der coöperatie, als zijnde een kapitalistische liefhebberij. Het beteekende een geheel miskennen van den geleidelijken aard aller groote sociale bewegingen, een hoofdig staren in de door Marx voorspelde richting, een niet begrijpen dat een beginsel als dit: samenwerking, | |
[pagina 239]
| |
alleen krachtens zijn geestelijken aard en vermogen, noodwendig tot socialisme leiden moet, hoezeer het ook den stoffelijken schijn tegen zich moge hebben. Dit is weer een der vele treurige gevolgen van Marx kortzichtig materialisme. Wel heeft de partij haar vergissing nu bemerkt, maar te laat. Nu hebben zich de halfslag-hervormers, de bangelijken die om een of andere officieele positie geen aanstoot durven geven, van deze zaak meester gemaakt, en als de coöperatieve toekomst-orde er is, de toekomst-orde van het socialisme, dan zullen die zeggen:‘Zie je, coöperatie, dáár ben ik altijd vóór geweest! ik heb je wel gezegd, dat het daarop uit zou loopen ’ Maar laat het ons daarom nu goed constateeren: Deze coöperatie-voorstanders, die zich geen socialisten durven noemen, verklaren zich tegen het collectief-bezit der productiemiddelen. En ik meen dat de coöperatie vroeg of laat onvermijdelijk uitloopt op collectief-bezit der productiemiddelen. Ik verzoek prof Treub en zijn geestverwanten hiervan wel nota te nemen, opdat zij niet eenmaal aankomen met: ‘Zie je wel, ik heb 't je altijd wel gezegd.’
De gist, die het coöperatief beslag zoo vervaarlijk heeft doen rijzen, is het eigenbelang. Dit is, mij dunkt, gezond en precies zooals 't behoort. Eigenbelang is volstrekt geen ziekelijk of zondig motief, alleen de onverstandige zelfzucht is een slechte neiging. Verstandige zelfzucht is inderdaad de eenige neiging waarop alle sociale hervorming moet gegrond zijn. Dat is de rechtvaardige kracht, die in alle enkellingen huist, en die door onbelemmerde, natuurlijke uiting tot 't | |
[pagina 240]
| |
schoonste evenwicht zal leiden, zooals de regelmatige vorm der honig-raat ontstaat door den gelijken druk der honderde afzonderlijk werkende bijen. Verstandige zelfzucht vindt de hoogst mogelijke bevrediging door bij het eigenbelang, of nog vóór het eigenbelang, het belang der naasten te beachten. Het is deze soort zelfzucht die tot coöperatie heeft geleid. En men moet wel opmerken dat dit niet blindweg geschiedde, maar dat deze kracht die in allen schuilt, eerst tot werking kwam door de aanstichting van zeer enkele individuen, in wie zij helder bewust werd. Zóó geschiedden de natuur-processen der menschelijke samenleving. In de massa, in allen, rust het sluimerend vermogen, de latente kracht, - in één enkelling, hier en daar, ontstaat de verheldering, licht de goddelijke vonk, - deze grijpt om zich en het geheel geraakt in gisting. Beide alleen, de latente kracht en de goddelijke vonk, waren zonder uitwerking gebleven; te zamen, op het juiste tijdstip, is hun uitwerking oneindig en geweldig. Robert Owen is de vader der Engelsche coöperatie en op 't laatste congres te Middlesbrough besloten de 1300 vertegenwoordigers der coöperatieve vereenigingen voor hem een gedenkteeken op te richten. Toch is de Engelsche coöperatie nog zeer ver af van de volmaaktheid die Owen in ééns wenschte te bereiken. Owen wilde binnenlandsche kolonisatie, met onmiddelijke invoering van den hoogst denkbaren vorm van organisatie. Schijnbaar mislukten al zijn pogingen - en nu zie! een federatie van bijna twee millioen leden huldigt hem als hun voorganger. En wie den gang der beweging goed nagaat, ziet dat deze massale strooming, langs een omweg, toch daar zal | |
[pagina 241]
| |
belanden waar Owen terstond recht op af sturen wou. Owen wilde - juist wat wij op Walden willen - distributieve en productieve coöperatie vereenigd, met collectief bezit van grond en productie-middelen. De Engelsche coöperatie is distributief begonnen, als zoodanig enorm toegenomen, begint nu ook langzaam aan productief te worden, en vertoont sporadisch de eerste kleine symptomen van collectief bezit van grond en productie-middelen. Ik vermoedde de komst dezer verschijnselen op intuïtief theoretische gronden, en toen ik ze vond in de genoemde kleine plaatsen, was ik even verheugd als prof. Hugo de Vries vermoedelijk geweest moet zijn toen hij onder zijn oenothera's de eerste vormen van de door hem voorziene mutatie vond, de eerste exemplaren van de verwachte nieuwe soort. In Kettering, een stadje van 20000 zielen, zijn ongeveer 1/3 van de inwoners coöperatief verbonden. De productieve coöperatie bloeit er met de distributieve vereenigd, en de overvloed van gevormd kapitaal heeft van zelf geleid tot aankoop van grond, tot collectief bezit van grond, huizen en fabrieken, en eindelijk tot gemeenschappelijken landbouw. In Desborough, een plaatsje van 4000 zielen, zijn bijna alle inwoners coöperatief verbonden, en de coöperatie bezit vierhonderd acres land, aangekocht voor 17000 pond sterling. Behalve landbouw wordt er ook mijnbouw op bedreven. Twee verschijnselen troffen mij het meest. Ten eerste dit: dat hoe meer de coöperatie distributie en productie vereenigt, des te meer wordt zij ook anti-kapitalistisch. Hoe meer de arbeider de plaats van voortbrenger en | |
[pagina 242]
| |
verbruiker tegelijk inneemt, des te meer ook wordt hij tegelijk arbeider en ondernemer. Ten tweede dit: hoe kleiner de groep is die zich coöperatief verbindt des te hooger, d.w z des te meer anti-kapitalisch, wordt de organisatie. In Leicester, een stad van 200.000 inwoners, zijn misschien 1/10 der inwoners coöperatief verbonden en wel door verbruiksvereenigingen; in Kettering, met 20.000 inwoners, is 1/3 coöperatief, met verbruiks- en industrieele productie-vereenigingen, (vervaardiging van schoenen, kleederen en huizen); in Desborough, met 4000 inwoners, is nagenoeg ieder coöperator, en heeft de coöperatie nog hoogeren vorm, met gemeenschappelijk grondbezit en voortbrenging der eerste levensbehoeften. Men heeft dus in de coöperatie drie vormen te onderscheiden: 1e. de laagste, primitieve vorm: de verbruiksvereenigingen, waarbij de middenman en de handelswinst wordt uitgesloten. Voorbeelden daarvan vindt men in alle groote steden. De schijn dezer vereenigingen is nog geheel kapitalistisch. De coöperators bezitten echter reeds collectief geld-kapitaal. 2e. de hoogere vorm van productie-coöperatie, waarbij productie-middelen en bedrijfskapitaal gedeeltelijk in handen der arbeiders komen. Voorbeelden vindt men in Kettering, Desborough, Wellingborough, Ealing, e.a. In groote steden gelukt deze vorm gewoonlijk niet of slecht. Hoe kleiner de plaats, hoe beter ze slaagt. Ze verbindt zich dan met de verbruikscoöperatie. De coöperators bezitten geld, gebouwen, machines en ook terrein collectief, ze plaatsen hun kapitaal in aandeden, | |
[pagina 243]
| |
voor een deel nog onder kapitalisten, renteniers, niet-coöperators. 3e. de hoogste vorm, waarbij kapitaal, productiemiddelen en grond - dus alle bronnen van den rijkdom geheel in collectief bezit der coöperators zijn. Desborough nadert hiertoe het dichtst. Walden streeft er naar, hiervan een zuiver model te zijn.
De arbeider tevens ondernemer en collectief bezitter van de bronnen van rijkdom, ziedaar het wezen van het anti-kapitalisme, de oplossing der sociale quaestie, de vernietiging van het bestaande onrecht en de bestaande verwarring. Rijkdom ontstaat uit drie factoren: grond (natuurkracht), kapitaal en arbeid. Deze drie moeten ondeelbaar vereenigd worden. Want wie niet arbeidt heeft geen recht op eenig bezit. Grond en kapitaal zonder arbeid zijn waardeloos. De natuur geeft niet meer om niet. Feitelijk berust dus de sleutel van alle macht, de ware rijkdom bij den arbeider, en dat is volkomen rechtvaardig, want de niets-doener is een parasiet en behoort geen rechten te hebbenGa naar voetnoot1). Maar zonder grond en kapitaal is de arbeid machteloos, dus behoort de arbeider zich grond en kapitaal te veroveren, wanneer die in handen van niets-doende verkwisters zijn. En dat kan hij gemakkelijk, door overleg en samenwerking. Want de macht berust feitelijk bij hem, en slechts schijnbaar bij den beziter. En dat bezit moet collectief veroverd en collectief toe-geeigend worden. Grond en kapitaal zijn beide zaken, niet door persoon- | |
[pagina 244]
| |
lijke macht ontstaan, die dus nooit persoonlijk bezit mogen zijn. Alle persoonlijk bezit van wat collectief ontstaan is, of van wat niet ontstaan is door menschenwerk, is een barbaarsch geweldrecht, gelijkstaande met het recht van slaven houden. Dat de arbeider tevens ondernemer zou zijn, is ook het principe van Lassalle's productieve associaties. En wat ik in Kettering zag, is de beginnende verwerkelijking van Lassalle's bedoelingen. En let wel, van zelf ontstaan, zonder eenig ingrijpen van bovenaf, uit gezond verstand, welbegrepen eigenbelang, dus in den vollen zin anarchistisch.
De toestand in Kettering is op dit oogenblik, in groote trekken, als volgt: Het stadje is een arbeiders-stadje, het aantal luxe-huizen is klein, de groote meerderheid der woningen zijn arbeiders-woningen, maar in grootte en welstand overeenkomend met kleine ambtenaars-woningen bij ons. Armen-wijken heb ik er niet gevonden. Men ziet er bijna niets dan arbeiders, maar van een beschaafd, degelijk type. De coöperatie is in de geheele stad doorgedrongen, overal ziet men de coöperatieve winkels. Het trof mij, dat in het restaurant en de club, die ik achtereenvolgens bezocht, geen alcohol-houdende dranken te krijgen waren. Het kapitaal der coöperatieve vereenigingen is voor een deel in handen der arbeider-leden, voor een deel in handen van kapitalisten. Maar hierbij is dit op te merken: ten eerste dat in de oudste vereenigingen het kapitaalgedeelte, dat in handen der arbeiders is, grooter is dan in de jongere. Zoo hebben b.v. de kleermakers 1/3 van het kapitaal in handen, de schoenmakers die later be- | |
[pagina 245]
| |
gonnen nog maar 1/4Ga naar voetnoot1). Hetgeen dus zeggen wil, dat de werkende leden het kapitaal-bezit gaandeweg veroveren. ten tweede zijn de bezitters van het kapitaal, ook al zijn ze geen leden, toch bijna allen arbeiders, andere arbeiders uit de stad, al of niet coöperators. De eigenlijke kapitalist-rentenier bestaat dus in Kettering bijna niet. Hier ziet men den invloed van een kleine plaats, waar de anti-kapitalistische geest de geheele bevolking doortrekt. In een groote stad zouden de groote geldbezitters natuurlijk het kapitaal in handen hebben en houden. De leiding der zaken berust in handen van gemengde besturen, met ongeveer een dozijn leden. Hiervan zijn meestal 2/3 of 3/4 arbeiders, de overigen zuiver administratieve employees. Maar ook hier blijkt het voordeel van een kleine groep. Verscheiden bestuursleden hebben zitting in de besturen van verschillende vereenigingen tegelijk, in de consumptie-vereeniging, in die van de kleerenmakers, de bouwers, enz. of maken deel uit van het bestuur der algemeene federatie. Zij kunnen dus zorgen dat de verschillende belangen samengaan; dat er ontstaat samenwerking en niet tegenwerking.
De indruk dien de fabrieken maken, is natuurlijk veel gunstiger dan in gewone fabrieksplaatsen. De lokalen zijn ruim, luchtig en licht, de werklieden hebben een schijn van heeren en dames, in elk lokaal fungeert een arbeider-commissielid. Aangeplakte verordeningen zijn in den beleefdsten vorm gesteld: ‘employees | |
[pagina 246]
| |
are respectfully requested’Ga naar voetnoot1) etc. De nieuwste machinerieën worden gebruikt, de industrie opgevoerd tot haar grootst bereikte hoogte. De loonen worden even boven het peil gehouden dat algemeen in de industrie geldig is. Het varieert individueel van 18 tot 40 shillings, zoodat in menig gezin 60 of meer shillings per week verdiend wordt. Is een bedrijf in de trade-union. dan worden trade-union-loonen betaald, maar met extra verhooging uit eigen beweging gegeven, indien de werkman bizondere bekwaamheid toont.
De buitengewone overvloed die door deze samenwerking ontstaat, leidde van zelf tot de verovering van grondbezit. De duizende ponden die jaarlijks werden overgelegd, moesten worden gekapitaliseerd. Zooals in de verslagen staat: men zat verlegen hoe de winst te beleggen. Men wist feitelijk geen raad met het geld. De lekkage, waarvan ik in mijn laatste rede sprak,Ga naar voetnoot2) werd meer en meer gedicht, de overvloed werd beklemmend. Eerst kocht men woonhuizen. Geheele straten werden het eigendom der vereeniging, en verhuurd aan de leden. Maar die huizen staan aan elkaar gebouwd en midden in de stad. Nu heeft de vereeniging een groot bouwterrein gekocht buiten de stad, waar de huizen vrij zullen staan, elk met een tuin omgeven. Ik zag de straten al uitgemeten en de naambordjes aangebracht. O.a. Holyoake-street, naar den ouden coöperator Holyoake. Eindelijk ging men over tot landbouw. Eerst Desbo- | |
[pagina 247]
| |
rough, de kleinste plaats. Nu ook heeft Kettering een hoeve van 50 acres. De exploitatie daarvan was echter nog primitief, en biedt ons Hollanders niets te leeren. Wanneer nu eindelijk de productie der grondstoffen ook in handen der coöperators is, dan is de kring gesloten en het anti-kapitalistisch organisme bijna compleet. Dan heeft het nieuwe gemeenschaps-wezen zijn eigen zelfstandige circulatie, dan is het als de vrucht in 't moederlijf, gereed voor de geboorte. Dan eerst zal zijn rechte vervaarlijke groei beginnen, als die van een koekoeks-jong tusschen de kleine vogeltjes, die hij uit het nest dringt. Dan mogen de arme rijken hun hart vast houden. Dit alles wordt zeer goed door de leiders der beweging ingezien. Sedert de sympathieke jonge Thomas Blandford in 1899 gestorven is, bleef Henry Vivian in London de ziel der beweging. Hij wil, evenals ik dat in mijn rede bedoelde, de productieve federatie uitbreiden over geheel Engeland en geheel de wereld. Hij ziet scherp de anti-kapitalistische richting die zij te gaan hebben, en de enorme beteekenis dezer sociale omzetting. In Leicester is de hoofdman Halstead, in Kettering zelf W. Ballard.
Daar ik onze sociaal-democraten wel eens heb hooren snoeven - ik meen dat het mevr. Roland Holst is geweest - dat zij overal op de loer liggen waar iets merkwaardigs voorvalt, had ik mij er al met eenige beklemming op voorbereid, minsten aan iederen hoek van Ketterings straten over een van mijn opmerkzame sociaal-democratische vrinden te struikelen. Toen ik er Ballard naar vroeg, gaf hij ten antwoord; | |
[pagina 248]
| |
‘Socialists?! no sir! - They wait till we have solved the problem’Ga naar voetnoot1). ‘Jongen’, dacht ik, mijn begeleider aanziend: ‘als jij een proletarier bent, dan ben je toch stellig een bewuste.’ Werkstakingen komen in Kettering niet voor: ‘We can hardly strike against ourselves, could we?’ zeide BallardGa naar voetnoot2).
Nu moet ik dit nog opmerken dat Kettering er, aestethisch gesproken, uitziet als een benauwde droom. Het is de toekomst-staat in zijn ijsselijkste gedaante, zooals die in Bellamy's voorstelling Van Deyssel ontzette. Het zijn rechte straten, eenvormige huisjes in lange reeksen, alles ordelijk, welgeplaveid, fatsoenlijk en eentonig. Als de heele wereld zoo worden moest, dan zou men zuchtend zeggen: ‘als 't moet, dan in 's hemels naam, maar ik hoop dan bij tijds te vertrekken, eer 't zoover is.’ Doch ik meen dat het van weinig begrip eener geleidelijke ontwikkeling en van weinig vertrouwen in de Schoonheid getuigt, te denken dat toenemende welvaart en gelijker rechtsverdeeling haar op den duur kunnen verstikken. Integendeel ik verwacht, zoodra het peil der rijkdommen overal tot een vaste hoogte gestegen is, uitbarstingen en verheffingen van schoonheid waarbij al het tot nu geziene kinderwerk is. | |
[pagina 249]
| |
Hoe staat nu Walden tot Kettering, en hoe is het dat men, zooals ik, den massalen omkeer voorziende in de coöperatieve beweging, vast blijft houden aan deze kleine landbouw-onderneming. Ik zal dat door een beeld duidelijk maken. Wellicht dat daarmede ook sommige opmerkingen, over Walden gemaakt, voor een deel beantwoord worden. Walden is als een klein loods-vaartuig dat de groote economische vloot verlaat, om recht toe, over ondiepten heen, op de haven aan te sturen. De groote schepen kunnen niet anders volgen dan langs een grooten omweg, de kleine boot met weinig diepgang kan den koers nemen, die recht en het kortste schijnt. Deze koers is niet zonder onzekerheid en gevaar, maar de uitkomst kan ook voor de groote vloot van beteekenis worden. Wij streven naar de hoogst mogelijke coöperatieve organisatie, met collectief bezit van grond, kapitaal en productie-middelen, met gelijk recht voor elk lid. Daarbij stellen wij ons te vreden met het thans mogelijke, onmiddelijk klaar om van koers te veranderen als het gevaar te groot word. Maar de haven houden wij onafgebroken in 't oog, onbekommerd om de groote vloot, al schijnt die glad den anderen kant uit te varen. Wij weten dat wij toch vroeg of laat in 't zelfde einddoel samenkomen, als wij niet door oneenigheid of roekeloosheid omslaan. En wij zien reeds duidelijk, hoe de eerste vlugste schepen den steven langzaam wenden in onze richting.
Maar als de sociaal-democratie niet oppast, niet wat aandachtiger gaat loeren, niet wat meer gaat doen en | |
[pagina 250]
| |
minder praten, dan zie ik nog aankomen, dat, als de sociale revolutie met bekkens en trommen haar intocht doet, de sociaal-democratische partij niet van de partij zal zijn, omdat ze nog altijd op het eenzame Binnenhof staat te koekeloeren en te reikhalzen, of de parlementaire meerderheid niet eindelijk zal komen op 't mislukte randévoe. |
|