Studies. Tweede reeks
(1894)–Frederik van Eeden– Auteursrecht onbekend
[pagina 224]
| |
Het beginsel der psycho-therapie.Ga naar voetnoot1)In 1889 heeft mijn collega Dr. van Renterghem op het hypnologisch congres te Parijs een statistisch verslag uitgebracht van de resultaten onzer behandeling. Thans is het mijn bedoeling u in 't kort mededeeling te doen van de meer theoretische inzichten waartoe de vijfjarige ondervinding mij heeft gebracht. Het zijn zeer eenvoudige ideeën, waartoe het gezond verstand ons noodzakelijk brengt bij 't bestudeeren dezer zaak. Niettemin acht ik hun mededeeling, zelfs hier, niet overbodig, daar ik weet dat vele geleerden en medici over de Psycho-therapie niet die meening bezitten waartoe een speciaal en langdurig practisch onderzoek hen zou gebracht hebben. Als algemeene naam voor de behandeling kozen wij in 1889: suggestieve Psycho-therapie. Psycho-therapie noemden wij elke therapie die geneest door tusschenkomst der psychische functies van den lijder zelf. Het woord is van Hack Tuke. | |
[pagina 225]
| |
Het woord ‘suggestief’ voegden wij er aan toe omdat de suggestie, in de door Bernheim omschreven beteekenis, in onze behandeling de grootste rol speelt. De woorden ‘hypnotisme’ of ‘hypnose’ zijn opzettelijk vermeden. Wat mij betreft, ik wenschte wel dat deze woorden nooit in verband met de Psycho-therapie werden gebruikt. Want zeer veel vooroordeel, verwarring en dwaalbegrip is door het onverstandig gebruik dezer woorden ontstaan. Dr. Hack Tuke heeft geschreven over den invloed van den geest op 't lichaam en toen de mogelijkheid aangegeven het lichaam door den geest te genezen. Had men dit rijke en eenvoudige idee in zijn zuiverheid aanvaard en practisch uitvoerbaar gemaakt door Bernheim's suggestie-leer, dan waren wij thans veel verder. Dan zou de Psycho-therapie nooit eenigen redelijken tegenstand hebben ondervonden en als een natuurlijke en zeer rationeele zaak door de medici onbevangen zijn bestudeerd en verder uitgewerkt. Maar tot schade voor de normale ontwikkeling dezer wetenschap zijn de onderzoekingen over 't hypnotisme, hoe belangrijk ook op zich zelf, tusschenbeide gekomen. Het hypnotisme, gedragen door den naam van den eminenten Charcot, gepopulariseerd door publieke vertooningen, is eerder en krachtiger bij geleerden en publiek ingedrongen. De Psycho-therapie heeft het groote ongeluk gehad in haren nasleep te komen. Niet als een nieuwe en belangrijke ontdekking der therapeutische wetenschap, niet als het zuivere, op zich zelf staande idee: dat het lichaam door toedoen van den geest te genezen is, kwam de Psycho-therapie in de | |
[pagina 226]
| |
wereld. Maar als een onderdeel, een gevolg van de leer van het hypnotisme. Daardoor vooral komt het dat deze nieuwe therapie met zooveel argwaan en vijandschap is ontvangen. Want het hypnotisme, zooals Charcot het in de wetenschap lanceerde, werd erkend als van groot psychologisch en wetenschappelijk gewicht, maar het had zulk een vreemd, griezelig en abnormaal karakter, dat toen men hoorde dat er ook een geneeswijze van werd gemaakt, de medici dit beschouwden als het gewone exploiteeren van elke nieuwigheid tot kwakzalversdoeleinden. Zeker ware het lot der Psycho-therapie veel gunstiger geweest wanneer het Dr. Liébeault gelukt was een tiental jaren eerder, dus vóór de hypnotisme-leer der Salpetrière ontstond, de hoogleeraren van Nancy op zijn eenvoudige kliniek te lokken. Even rustig en onbenadeeld, als de massage, de hyhro-therapie, de electro-therapie, had dan de suggestieve-therapie als de onschuldigste zaak ter wereld zijn weg gevonden. Op Liébeault's kliniek is het idee van schade of gevaar belachelijk. Maar de naam hypnotisme, begrepen volgens de leer der Salpetriére en de voorstellingen van Hansen en Donato, heeft het zoo klare en eenvoudige idee om de zieken door hun eigen geest, geleid door suggestie, gesteund door den slaap, te genezen, van 't begin af onzuiver en verdacht gemaakt. Daarom heb ik reeds in den aanvang mijner praktijk zooveel mogelijk getracht de begrippen hypnotisme en Psycho-therapie uit elkander te houden. Het hypnotisme is een onderdeel der psychologie, van | |
[pagina 227]
| |
uitsluitend theoretisch belang, en heeft met de therapie niet te maken. De slaap, die bij de Psycho-therapie te pas komt, als bevorderlijk voor de genezing en voor de kracht der suggestie, kan men kortheidshalve hypnose noemen, maar behoort niets anders te zijn dan een door suggestie te weeg gebrachte normale slaap, een suggestie-slaap. Het uiteen houden dezer dingen is van 't grootste belang en voorkomt allerlei verwarringen en bezwaren. Over het hypnotisme, over somnambulisme, over de leer van Charcot, over dit alles heb ik dus niet te spreken. Het zijn kwesties buiten dit onderwerp. Tot mijn onderwerp behoort alleen de macht die de geest over 't lichaam, de psychische op de physieke functie heeft en de leer der suggestie. Dat men door suggestie ook slaap kan verwekken, en dat men dit, wanneer het nuttig is, ook behoort te doen en het zonder schade vermag te doen is iets dat voor elken psycholoog van zelf moet spreken.
Ik stel dus in 't kort de volgende bepalingen voorop. Onder Psycho-therapie versta ik elke geneesmethode waarbij de ziekte door psychische middelen, door tusschenkomst der psychische functien wordt bestreden. Onder suggestie in meest algemeenen zin versta ik elke impuls door den eenen geest aan den anderen medegedeeld. De suggestie staat dus onder de psychische middelen, waarmede men op den lijder invloed hebben kan, boven aan. Onder therapeutische hypnose versta ik een door suggestie teweeg gebrachte normale slaap. Onder hypnotisme versta ik een aantal abnormale | |
[pagina 228]
| |
toestanden, die hetzij spontaan en dus pathologisch, of wel kunstmatig en dus experimenteel zijn, maar met de therapie niet te maken hebben.
Wanneer men mij nu tegenwerpt dat de therapeutische hypnose, zooals vele onderzoekers die beschrijven, toch wel degelijk een abnormaal karakter draagt, dan stel ik mijne overtuiging daar tegenover dat dit nimmer zoo behoort te zijn en nimmer noodzakelijk is. Ieder weet dat men door suggestie de meest abnormale toestanden teweeg kan brengen. Maar ik zeg dat zoodra de suggestie iets abnormaals teweeg brengt, dat zij dan verlaat het gebied der zuivere therapie en betreedt het gebied van het experiment. Nu is het begrip normaal moeielijk algemeen te difinieeren. Maar voor elk bizonder geval weet ieder toch zeer spoedig te zeggen of iets normaal of abnormaal moet genoemd worden. En het is mijn bedoeling dat de therapeutische suggestie in elk bizonder geval het normale zal zoeken. De vraag is of dit mogelijk is. Mijn ervaring beantwoordt die vraag bevestigend. Er zijn maar twee verschijnselen die men abnormaal zou kunnen noemen, in den slaap, waarin ik dagelijks vele lijders breng. Dat is 1o. de anaesthesie, en 2o. de mogelijkheid om den slaper op uitwendige indrukken te doen reageeren zonder hem te doen ontwaken. Beide verschijnselen zijn voor de genezing onontbeerlijk. De anaesthesie, hoewel ze dikwijls ontbreekt, is noodig en moet door suggestie verhoogd worden, wanneer men in den slaap een operatie wil doen. Maar ook in normalen, diepen slaap is anaesthesie. | |
[pagina 229]
| |
In normalen slaap kunnen ledematen door het lichaam van den slaper zoo gedrukt worden dat door zenuwpressie paralyse onstaat. Iets wat wakend niet zonder pijn zou kunnen geschieden. Evenzoo is het reageeren op uitwendige indrukken in den slaap niet bepaald abnormaal. Het komt, bij kinderen bijvoorbeeld, ook zonder suggestie, herhaaldelijk voor. En het is twijfelachtig of men door het bestendigen van deze eigenschap iets werkelijk abnormaals teweeg heeft gebracht. Men zou even goed kunnen zeggen dat een portier van een hotel die door gewoonte in zijn slaap op het schellen reageert en de deur opentrekt, of de moeder die geleerd heeft in haar slaap op het minste geluid van haar kind te reageeren, een abnormale eigenschap hebben gekregen, - als dat de lijder die door gewoonte op de stem van zijn geneesheer reageert zonder te ontwaken, daarom in abnormalen toestand verkeert. Maar de grens is hier moeielijk aan te geven en spoedig overschreden. Wanneer men een patient leert, in zijn slaap veel te spreken, te schrijven, te wandelen, de oogen te openen - dan geef ik toe dat men hem abnormaal maakt. En direct voeg ik er aan toe, dat in dit de therapie ook vermeden moet worden. Het is immers duidelijk dat hierdoor de pathologische toestand van nachtelijk somnambulisme kan worden teweeg gebracht. En dit is mij inderdaad voorgekomen, en niet altijd zijn contra-suggesties in staat dit ongewenschte verschijnsel terstond tegen te gaan. De verschillende ziekte-verschijnselen dwingen ons echter herhaaldelijk den slapende de handelingen van | |
[pagina 230]
| |
een wakende te laten doen. Men moet de stamelaars in den slaap laten spreken, de lijders aan schrijfkramp in den slaap laten schrijven, de lijders aan parese in den slaap laten bewegen, de ooglijders in den slaap laten zien. Want in den slaap werken de suggesties het sterkst en is het therapeutisch effect het grootst. Maar men kan daarbij toch altijd zorgen binnen de norma te blijven en niet het beeld van somnambulisme, van wakend slapen te weegbrengen. Het rapport van den slapende met de buitenwereld moet altijd zoo klein mogelijk blijven, dan wordt een feitelijk abnormale toestand niet geschapen. Eerst wanneer de slaper een zelfstandig actief psychisch leven in den slaap gaat leiden, wanneer hij in zijn slaap optreedt als een bewust handelend, zelfstandig persoon, en alle indrukken van buiten opneemt - wanneer de door den slaap gedesagregeerde geest zich op nieuw samenvoegt tot een anderen bewustzijns-toestand, dan heeft men iets abnormaals, het somnambulisme. Dit nu behoort tot de pathologie of tot het experiment en moet in de therapie tot elken prijs vermeden worden.
Ik was van den aanvang af op dit punt zeer streng en ben er nog strenger op geworden. Want voor de toekomst dezer geneesmethode is dit van 't uiterste gewicht. De grootste vijand van de Psycho-therapie is het Parijsche hypnotisme. Dit heeft de lijders bang gemaakt en de geneesheeren wantrouwend. Vrees, wantrouwen en dwaalbegrip zijn belemmeringen die den psycho-therapeut meer moeite en verdriet veroorzaken dan eenig ander geneesheer. Ieder die zich op | |
[pagina 231]
| |
deze geneeswijze heeft toegelegd zal het met mij ondervonden hebben. Niet alleen het publiek, ook onze collega's maken het ons moeielijk. Herhaalde malen komt het voor, dat geneesheeren hun patiënten dringend waarschuwen: ‘wat je ook doet, laat je nooit hypnotiseeren.’ Of wel, wanneer een patient met eenig succes behandeld is, zeggen ze: Wacht maar, het is toch maar schijn, later zal je het berouwen.’ Of: ‘Pas op, het is geen onschuldige zaak!’ Op het zeggen van een mijner patiënten: ‘Dat hij er toch wel niet van dood zou gaan,’ - antwoordde een collega: ‘neen, maar erger dan dood.’ Een ander patient die nagenoeg hersteld was en dit aan een docter zeide, kreeg ten antwoord: ‘Dat kan je onmogelijk genezen hebben, je was ook zonder die behandeling wel beter geworden.’ En zoo voort. Dit zijn authentieke gezegden, die ik met velen zou kunnen vermeerderen. Wanneer dit nu in chirurgische, gynaecologische of algemeene praxis gebeurt, dan kan men het niet-collegiaal noemen, maar het vrij onschuldig, men haalt er de schouders over op. Maar in de psycho-therapeutische praktijk is de beteekenis van zulke gezegden lang niet onschuldig. Het is voor den psycho-therapeut precies even onaangenaam en gevaarlijk, als het voor den chirurg zou zijn, wanneer men zijn messen en instrumenten zonder zijn voorkennis voor lijkopeningen en proeven op 't cadaver ging gebruiken. Want zulke woorden, met het gezag van een geneesheer geuit, zijn suggesties die bij nerveuze en impres- | |
[pagina 232]
| |
sionable menschen jaren lang nawerken. En bij een zoo subtiele en delicate zaak als de psychische behandeling van zenuwlijders, is het eenmaal opgewekte vertrouwen absoluut belemmerend voor alle succes. Men moet echter beginnen met toe te geven, dat deze vrees en dit wantrouwen niet geheel uit de lucht gegrepen zijn. Ja, als men nooit iets van suggestie had vernomen, dan door de kliniek van den goeden docter Liébeault, dan zou men het blind en dom vooroordeel kunnen noemen. Maar er zijn andere bronnen, waaruit ongelukkig meer geput is. Een kent de buitengewone gevallen der Salpétrière, men zag fotografiën van cataleptische, lethargische personen, men hoorde van het africhten op moorden, van de zeldzame experimenten der psychologen, men zag den afschuwelijke, mensch-vernederende vertooningen der openbaar optredende hypnotiseurs. Waarlijk, het ontstaan van vrees en wantrouwen moet ons niet verbazen, maar alleen aansporen zorgvuldig alle aanleiding er toe te vermijden. Wij, therapeuten, wier hoofddoel is te genezen, moeten tegenover dit wantrouwen niet anders stellen als de strengste zuiverheid van bedoeling, de meest oprechte toeleg om te genezen en niets anders. Dan alleen kan de Psycho-therapie stand houden. In hoever de hypnotische experimenten gevaarlijk zijn wil ik niet beslissen. Zeer bekwame onderzoekers zooals Bernheim, beweren nadrukkelijk het tegendeel. Zonder twijfel is het meestal mogelijk door energieke contra-suggestie alle nadeelige gevolgen tot een minimum terug te brengen. Maar ik heb een theoretisch bezwaar. Dikwijl herhaalde | |
[pagina 233]
| |
experimenten verhoogen de suggestibiliteit. En dit moet vermeden worden. Verhoogde suggestibiliteit beteekent vermeerderde psychische ataxie. Zooals Forel het zoo juist heeft opgemerkt, verhoogt de slaap de vatbaarheid voor suggestie, omdat de slaap den geest atactisch maakt. Bij herhaalde suggesties kan deze ataxie ook overgaan in den wakenden toestand. En dit is ontegenzeggelijk een nadeel, een abnormaliteit. Personen, zooals men ze in Bernheim's kliniek ziet, die in wakenden toestand elke suggestie bij 't eerste woord aannemen, zijn abnormaal. Ze mogen er geen direct nadeel van ondervinden, niemand onzer zou begeeren zoo te zijn. Niemand onzer begeert zoo suggestibel te zijn, dat hij prof. Bernheim direkt zou gelooven, als deze hem verzekerde, dat hij matroos was of soldaat. Dit is een kunstmatige desagregratie van den geest, die tot blijvenden toestand is geworden. Ik voel mij niet gerechtigd bij een medemensch zulk een toestand te weeg te brengen. Evenzoo is het met de splitsing der persoonlijkheid. Met een weinig educatie kan men het psychisch leven van een mensch in tweëen splitsen en hem tot een dubbel wezen maken. Dit mag oogenschijnlijk geheel onschadelijk zijn, het is een abnormaliteit, die men bij niemand mag teweeg brengen, zonder zijn uitdrukkelijk verlangen. Ik zelf heb in den aanvang ook dergelijke experimenten genomen, ook zonder noemenswaard praktisch nadeel. Maar ik heb opgemerkt, dat in den aanvang, in 't begin der educatie, er wel degelijk ongunstige storingen ontstonden. Ik heb een tienjarig meisje onder | |
[pagina 234]
| |
behandeling gehad, waarmee ik 't interessant experiment nam, haar in hypnose fransch te leeren, zonder dat zij er wakend van wist. Op een goeden dag bracht ik al haar fransche taal-kennis uit het slaap-bewustzijn over in het waak-bewustzijn, zoodat zij op eenmaal tot haar eigen verbazing een weinig fransch verstond en ook sprak. Maar ik bemerkte, dat zij elken dag, waarop ik haar in hypnose onderwezen had, vermoeider was dan anders en een hoogroode kleur vertoonde. Dit was een duidelijke aanwijzing voor mij om de proef niet voort te zetten. Men kan een persoon gewennen aan deze proeven, maar het schijnt mij niet wenschelijk. Want men moet niet vergeten, dat een der voornaamste kenmerken van hysterie de psychische ataxie is. Zeker zal men door strikt therapeutische suggestie nimmer hysterie teweeg brengen, maar of men het niet door vaak herhaalde experimenten zou kunnen doen, dit durf ik niet te verzekeren. Mijn vaste stelregel is dus, nimmer zonder uitdrukkelijk verlangen van den persoon zelf, een experiment te nemen. Nimmer een suggestie te geven, waarvan de uitwerking in strijd zou zijn met den normalen gang van het organisme. Want voorop stel ik als therapeutisch beginsel; dat men gebruik moet maken van de bestaande vatbaarheid voor suggestie, maar die vatbaarheid zoo weinig mogelijk moet verhoogen. Velen uwer zal dit eene onmogelijkheid schijnen, maar ik zal trachten u uiteen te zetten hoe ik dit beginsel ten uitvoer breng. Wie te Nancy de suggestieve therapie bestudeert, | |
[pagina 235]
| |
krijgt aanvankelijk den indruk, dat het een zeer eenvoudige en gemakkelijke zaak is. Men suggereert slaap, die dieper of lichter zal zijn al naar de vatbaarheid van 't individu, men suggereert de pijnen weg, met bestrijdt de morbide symptomen stuk voor stuk, suggereert eetlust, slaap, defaecatie, diurese - en men schijnt geen andere taktiek noodig te hebben dan energie en aplomb. Hoe stelliger de suggestie hoe beter resultaat. Helpt krachtige suggestie niet, dan moet men 't opgeven. Maar eigen ervaring leert, dat de zaak lang zoo eenvoudig niet is. En vooral heb ik er op gewezen, reeds voor vier jaren, hoe groot het onderscheid is tusschen de behandeling van eenvoudige, onbeschaafde lieden en hooger ontwikkelden. Bij een armen-praktijk, of bij de bevolking van een hospitaal is de Psycho-therapie gemakkelijk en het succes groot. Men volgt een eenvoudig stelsel, met treedt met autoriteit op, men kommandeert, verspilt niet veel woorden, geeft geen uitleg en krijgt met weinig moeite schitterende resultaten. Maar krijgt men met meer beschaafde patiënten te doen, dan bemerkt men spoedig, dat dit systeem niet meer opgaat. Deze zijn sceptischer en onafhankelijker. Een toon van gezag irriteert hen en schijnt hun ridicuul. Ze willen niet gekommandeerd zijn, en vooral: ze willen niet aannemen zonder te begrijpen. Gij kunt geen indruk op ze maken zonder hen eerst een klaar idee van de zaak te geven. Gelukt u dit niet en tracht ge uw zaak alleen te winnen door grooter aplomp en energieker suggestie, dan lachen zij u uit, verliezen hun vertrouwen in u, en geven 't spoedig op. Dit is een enorme moeielijkheid - en juist voor de toekomst dezer geneesmethode van groot belang. Want | |
[pagina 236]
| |
men kan toch geen therapie alleen voor onbeschaafden en hospitaal-lijders inrichten. Het is een zeer redelijk gevoel in den mensch dat hij niet gekommandeerd wil wezen, dat hij zich verzet tegen een toon van gezag - en een zeer redelijke wensch dat hij wil begrijpen wat er met hem gebeurt, hoe hij genezen wordt. Juist de verstandigsten, de edelsten onder onze medemenschen zouden wij dan niet kunnen helpen. En hoe talrijk zijn niet de kwalen, de nevrosen en psychosen, waaraan juist deze lijden. Algemeen hoor ik mijn collega's klagen, dat zij zoo weinig bereiken bij de nevrosen der beschaafde klasse, de neurastherieën en hypochondrieën. Terwijl toch juist voor deze een psychische behandeling de eenige rationeele is. De Psycho-therapie is impopulair onder den beschaafden stand. Niet alleen door de vrees voor gevaar, door den tegenstand der medici. Maar omdat zij de zaak niet recht begrijpen, en zonder recht begrip niet vertrouwen - en vooral omdat zij het beschouwen als een kwestie van gezag, en omdat zij, terecht, als onafhankelijke menschen niet willen gecommandeerd worden. Zij hebben niet heelemaal ongelijk. Tot nu toe is de psycho-therapie, zooals die meestal wordt uitgeoefend, een zaak van gezag, van overwicht van den geneesheer op zijn patient. En ik ben overtuigd dat als zij dit blijft, dat ze dan ook nimmer populair zal worden, ja geen stand zal kunnen houden. Ze zal dan kunnen gelden voor onbeschaafden, voor kinderen en gedweeë individuen - maar algemeen zal ze niet worden, en de uitbreiding, die haar toekomt, door haar schoon grond-idee, zal ze niet krijgen. | |
[pagina 237]
| |
Het sterkste principe is zeker dat, hetwelk rekening houdt met onze beste wenschen en verwachtingen. Wij moeten wenschen en verwachten dat de meerderheid der menschen beschaafd en onafhankelijk zal zijn. Op die verwachting moet zich de theorie der Psycho-therapie baseeren. In theorie moet dus het systeem van gezag, van overwicht worden verlaten. Praktisch is dit natuurlijk nog niet altijd mogelijk. Maar het ideaal, waarheen onze bedoeling altijd moet gericht zijn, is het behoud van de meest strikte individueele onafhankelijkheid. Het beschaafde publiek is tegen de psycho-therapie, omdat het daarin ziet een beperking van de vrijheid van den wil, hetzij voor goed, hetzij tijdelijk. Het optreden van vele psycho-therapeuten is inderdaad een kommandeeren, een verminderen der onafhankelijkheid. De suggesties zijn bevelen. Het door velen beoogde verhoogen der suggestibiliteit is zonder twijfel een blijvend verzwakken van het individueele weerstandsvermogen. Dit mag nu meestal onbeduidend en tijdelijk zijn, zelfs tijdelijk wenscht een onafhankelijk mensch het niet. Daarom, als ideaal, als theoretisch beginsel, moet het gezag, het overwicht van den wil, uit de Psycho-therapie gebannen worden. Zonder dat is haar toekomst onzeker. Zonder dat wordt zij nimmer algemeen geaccepteerd. Wij moeten leeren suggereeren zonder gezag, en leeren suggestief genezen zonder verhooging der suggestibiliteit. Want, zooals ik zeide, de vatbaarheid voor suggestie berust op desagregatie, op psychische ataxie, of een losser worden van het psychisch verband. | |
[pagina 238]
| |
Blijvend verhoogde suggestibiliteit beduidt dus vermindering der psychische samenhang, en daarbij verzwakking van het individueel weerstandsvermogen. Dit moet vermeden worden en het kan vermeden worden. Ik heb ondervonden dat de Psycho-therapie het gemakkelijkst is bij patiënten, die niets van de zaak begrijpen of bij hen, die er alles van begrijpen, wat er thans van begrepen wordt. Bij de onontwikkelden of bij de zeer intelligenten. De eersten vertrouwen op uw meerder wijsheid, zonder overweging. Ze gelooven in u, en het vertrouwen maakt gezag overbodig. Ge zegt: ‘het zal zóó en zóó toegaan, en je zult beter worden door te doen wat ik zeg.’ En tot de zeer intelligenten spreekt ge als tot uzelven. Ge verklaart hem het begrip ideo-plastie, het begrip suggestie, ge toont hem de mogelijkheid om pathologische toestanden door psychische functiën, door ideëen, door willingen (volitions) te beheerschen en te genezen. Ge zegt dat ge ge hem niet zult dwingen, maar eenvoudig den weg wijzen. Dat het niet een overwicht is van uw wil, maar een inspanning van zijn eigen wil die de ziekte-verschijnselen zal doen verdwijnen. In een woord, gij verklaart en leidt, zonder dwang, zonder gezag, zonder bevel. In beide gevallen is het mogelijk te suggesteeren zonder gezag, zonder verhoogen der suggestibiliteit. En het laatste geval is de ideale, zuivere weg der Psycho-therapie. In de praktijk echter stuit men op enorme bezwaren. Zeldzaam zijn de zóó intelligenten. De meerderheid is half beschaafd. Is niet wijs genoeg en toch eigenwijs. | |
[pagina 239]
| |
Kan u niet begrijpen en wil toch niet geholpen worden zonder te begrijpen. Wil zich niet onderwerpen aan uw verstand en heeft toch geen verstand genoeg om u te volgen. Dit zijn de lastigsten, de onhandelbaarsten. Hier moet ge niet enkel genezen, maar ook onderrichten. Ge moet begrijpelijk maken, een aannemelijke voorstelling geven, hun rechtmatig onafhankelijkheidsgevoel sparen en toch uw intellectueel overwicht gebruiken. Maar niettemin blijft ook hier het ideaal: ontzie de individueele vrijheid, beveel niet maar bestuur, desagregeer niet maar centraliseer, verhoog de wilskracht en het weerstandsvermogen. Centralisatie des psychische functies. Ziehier het tweede beginsel der Psycho-therapie. De strekking van dit beginsel moet elk psycholoog duidelijk zijn. De psyche is een geheel van samenwerkende krachten evenals elk organisme. En voor de kracht en het weerstandsvermogen van elk organisme is orde en evenwicht en dus eenheid van het bestuur en centralisatie onmisbaar. Tevens zal het u duidelijk zijn dat de zetel van het bestuur moet liggen in de bewuste zielstoestanden, en het uitvoerend beheer moet zijn de bewuste willing (volition.) Door een eenvoudig voorbeeld zal ik u trachten duidelijk te maken wat ik praktisch onder centraliseeren versta. Een patient lijdt aan hysterische of liever nerveuze, functioneele aphonie. De innervatie van de stembanden wordt door een gemoedsaandoening plotseling gestoord, en keert soms door dezelfde oorzaak plotseling terug. | |
[pagina 240]
| |
Nu kan men dit tijdelijk herstel op velerlei manieren teweegbrengen, door het drinken van een glas champagne, door de aanwending van de faradische stroom, door een uitwendig point-de-feu - ook door een krachtige suggestie in hypnose, door te zeggen: ‘spreek, ik wil het! je kunt spreken.’ Van al deze middelen is de actieve kracht de suggestie. Nu weet ieder medicus dat al deze suggesties hun kracht verliezen - en dat men spoedig een variatie van de suggestie moet bedenken. Men moet een sterke magneet aanleggen, of spreken van een geheel nieuw, sterkwerkend medicament. Het vernuft kan zich uitputten in slinksche wegen om de suggestie in allerlei min of meer bedriegelijke vormen te kleeden, en toch zullen zij allen op hun beurt ons weer begeven. Nu is er maar een weg die tot recht herstel kan leiden en waarop geen variatie noodig is. Door namelijk den patient te doen begrijpen dat al de aangewende middelen werkten door zijn eigen psyche, en dat ze allen te vervangen zijn door zijn eigen bewuste wil. Dat het noch de electriciteit, noch de magneet, noch de wil van den geneesheer - maar zijn eigen wil is die de genezing moet bewerken. Men moet de verschillende draden, waaraan men, buiten het begrip van den lijder om, getrokken heeft, in zijn eigen handen geven en hem leeren ze zelf naar willekeur aan te trekken. Op dezen weg kan men niet dwalen, dit medicament begeeft den lijder nooit en draagt hij altijd bij zich - het eenige wat hij nu nog noodig heeft, is geduld en hardnekkige oefening. Inderdaad is deze wijze van behandeling juist bij de aphonie in den laatsten tijd meer en meer in zwang gekomen. | |
[pagina 241]
| |
En vele medici die van Psycho-therapie niet weten willen, hebben haar dus hiermede op zuivere wijze toegepast. Dit voorbeeld is dus niets nieuws. Maar lang niet zoo algemeen is de overtuiging dat wat men hier deed bij dit enkele hysterische symptoom, als hoofdbeginsel kan dienen voor de behandeling van een menigte andere kwalen, voor de meeste neurosen, en zelfs voor vele organische ziekten. Op deze zelfde wijze, door het leeren beheerschen van de ziekelijke verschijnselen, door den bewusten wil van den lijder zelf, is het gelukt zware vormen van neurasthenie en hypochondrie te verdrijven die weerstand hadden geboden aan alle andere geneeskundige behandeling. Theoretisch kan men zeggen dat waar een chronische ziekte op deze wijze geneest, de kans op wederinstorting het geringst is. En in beginsel kan men zelfs beweren dat bij geen enkele ziekte deze factor geheel mag ontbreken, evenmin als voldoende voeding, reinheid en versche lucht. Dit idee der psychische centralisatie zal niet bepaald tegenstand ontmoeten, maar men zal twijfelen aan zijn effectiviteit. Men zal meenen dat het een volmaakt onbereikbaar ideaal is, meer dan heel enkele lijders op deze wijze te genezen. Maar dan wijs ik op de door Bernheim zoo helder uiteengezette leer der suggestie. De suggestie, of liever de vatbaarheid voor suggestie, de suggestibiliteit bestaat uit twee elementen. De ontvankelijkheid voor vreemde impuls, en het ideoplastisch vermogen. Men moet deze twee wel onderscheiden, ze zijn duidelijk onafhankelijk. | |
[pagina 242]
| |
Sommige patienten zijn uiterst gedwee en impressionabel, ze aanvaarden elk opgedwongen idee, en gelooven en vertrouwen u geheel. Maar de invloed der ideën op de physiologische functiën is zeer gering. Ze realiseeren de suggesties niet, de ziekteverschijnselen wijken moeielijk. Het ideo-plastisch vermogen is gering. Terwijl anderen daarentegen zeer moeielijk een suggestie aanvaarden, ongeloovig en onhandelbaar zijn - en niettemin onder den invloed der psyche, ook door auto-suggestiën, physiologische en pathologische processen gemakkelijk gewijzigd worden. Hier is de ontvankelijkheid gering, het ideoplastisch vermogen groot. Dit vermogen nu is de basis der Psycho-therapie. Het kan veel verder reiken dan men vroeger vermoedde, en dan nu nog de meeste physiologen weten. Het is voor mij buiten alle twijfel dat organische ziekten zooals tabes dorsalis, arthritis urica, chronische en acute neuritis en vele anderen verbeterd kunnen worden door zuiver psychischen invloed. De uitvoerige ziektegeschiedenissen door Liébeault, Bernheim, Bérillon, Lloyd Tuckey, Kingsbury, Wetterstrand en onze eigen ervaring laat daaromtrent geen twijfel toe. Reeds de enkele observatie van Delboeuf die een luetische oogaandoening door suggestie verbeterde is zoo nauwkeurig en zoo wel geconstateerd dat men ze beslissend kan noemen. De betering van den algemeenen toestand bij phthisis pulmonum door psychische oorzaken durf ik onder de geconstateerde feiten rekenen. Wanneer men nu dit ideo-plastisch vermogen en zijne kracht erkent, en men erkent de wenschelijkheid der centralisatie der psychische functies, dan is het rationeel en volstrekt geen ijdel streven, om te trachten dit ver- | |
[pagina 243]
| |
mogen te brengen onder invloed van den bewusten wil. Ik zeg niet dat dit nu reeds in alle gevallen moet kunnen geschieden. Meer dan eenig ander moet de psycho-therapeut zijn methode voor elk bizonder geval naar de omstandigheden richten. Maar de richting van zijn streven moet zijn dáárheen, in alle gevallen. Zijn toeleg moet zijn, niet de suggestibiliteit, maar wel het ideoplastisch vermogen te vergrooten en dit te brengen onder den invloed van den bewusten wil. Het ideaal is dus: geringe ontvankelijkheid voor vreemde impuls, zoo groot mogelijke centralisatie, zoo groot mogelijk ídeoplastisch vermogen. Maar zeer zelden kan men dit in de praktijk bereiken. Naar mijn ervaring is het ideoplastisch vermogen het grootst bij onontwikkelden, kinderen en hystericae - bij wie juist ook de ontvankelijkheid, de suggestibiliteit, meestal groot is, of de centralisatie zeer gering. Terwijl bovendien een laag staand intellect, het slecht begrijpen van de bedoeling, een groote belemmering is. Maar onbereikbaar is het niet - en altijd is mogelijk het streven daarheen. Terwijl het krachtigste middel ter bereiking moet gezocht worden in de oefening, de educatie, de training. Men zal mij tegenwerpen: als gij uw patiënten in slaap maakt, en hen in slaap behandelt, hoe kunt ge dan spreken van een bewuste wils-inspanning? Hierop wil ik ten eerste antwoorden met een ervaring die ik heb opgedaan, en die zich aansluit bij het boven gezegde. Die ervaring is dat bij chronische gevallen de genezing het duurzaamst bleek wanneer de slaap zeer licht was geweest. Dat bij patiënten die gemakkelijk in | |
[pagina 244]
| |
diepen slaap waren gebracht, met amnesie en anaesthesie, het door de suggestie herstelde psychisch evenwicht gemakkelijker weder verstoord werd, dan bij anderen bij wie de genezing gelukte met een zeer lichten slaap, met behoud van herinnering en gewoon bewustzijn, die dus den vorm had van een halfslaap of sluimer. Zoodat ik in vele gevallen het er op toeleg niet meer te weeg te brengen dan zulk een sluimer, eigenlijk niet meer dan een zeer passief ter-neer-liggen met gesloten oogen, een soort innerlijke concentratie, om de psychische inspanning (effort) in grootste kracht te doen werkzaam zijn. In andere gevallen, bij melancholie, asomnie, en toestanden van onrust en gejaagdheid is daarentegen juist de slaap onze voornaamste toeleg, hoe dieper hoe beter. Maar dan tracht men ook weder door oefening en taktvolle leiding dat inslaap-gaan te brengen onder invloed van den bewusten wil, zoodat het de patiënten gelukt te gaan slapen omdat zij het willen. Bij alle neurosen en psycho-neurosen is de regeling van den rust een hoofdzaak. En verwonderlijk is het ook hier te zien wat men met een geduldige en hardnekkige training gedaan krijgt. Nimmer heb ik in deze vijf jaren een echt slaapmiddel toegediend, en ik ben er toe gekomen hun aanwending in chronische ziekten zonder uitzondering onnoodig en schadelijk te achten. En eindelijk krijgt men het bij zeer intelligente patiënten wel gedaan dat zij zichzelven voor het in slaap gaan suggereeren, en dat de bewuste wilsinspanning voor den slaap gedaan, in den slaap hare werking doet. Natuurlijk moet men er op voorbereid zijn dat vele patiënten, wanneer zij weder langen tijd op zichzelven | |
[pagina 245]
| |
moeten staan, dit vermogen tot wilsinspanning verliezen. Het is een subtiel en gecompliceerd proces, dat belemmerd wordt door tallooze oorzaken, door slecht begrip, psychische depressie, wantrouwen, invloed van anderen. Het spreekt van zelf dat dan de leidende suggestie van den medicus weer onontbeerlijk wordt, om geheel instorting te voorkomen. Maar daarvoor zijn zij lijders en is hij geneesheer. En kent eenige therapie resultaten die nimmer wederinstorting te duchten hebben? Er is geen tegenwerping zoo dwaas als deze, dat de Psycho-therapie niet volkomen, niet blijvend geneest. Want wanneer geneest de intern-geneesheer dezelfde ziekten dan wel blijvend? Welk chemisch geneesmiddel voorkomt onfeilbaar alle rechutes? Ik keer het verwijt om. Ik zeg dat een lijder aan chronisch lijden, die door chemische middelen genezen heet, niet volkomen genezen is, want niets waarborgt mij dat zijn weerstandsvermogen verhoogd is. Integendeel, het gebruik van medicijnen zal hem eerder verwend en verzwakt hebben. Alleen wanneer door oefening zijn wilskracht is verhoogd dan kan men zeggen dat hij iets gewonnen heeft en dat zijn kans om weder ziek te worden geringer is dan te voren. Maar nogmaals herinner ik er aan dat het dwaas en onvruchtbaar zou zijn, bij alle patienten, zonder onderscheid, uit enkel theorie dit systeem door te zetten. Voor sommigen is het volkomen onuitvoerbaar, vele patienten hebben, zooals ieder medicus weet, een krachtig autoritair optreden absoluut noodig. Maar het moet altijd zijn de richting van ons streven, het nimmer uit het oog verloren ideaal. Dan alleen is het mogelijk dat de Psycho-therapie stand houdt en zich uitbreidt. | |
[pagina 246]
| |
Ja, ik durf voorspellen dat zij dan ook een geheele omkeer zal teweeg brengen in de kunst van genezen en een groote, onverwachte zegen zal blijken te zijn. Er wordt ons ook wel eens tegengeworpen dat dit alles nu eigenlijk niet nieuw is, dat er altijd psychische middelen zijn gebruikt, en altijd het nut der individueele wilskracht is begrepen. Zeker, het idee is niet nieuw. Zelfs was het vroeger, voor 50 jaar en langer, meer in eere dan later, getuige de geschriften van Hufeland, von Feuchtersleben, Johannes Müller en anderen. Maar ik zal u zeggen wat nieuw is. De consequente methode is nieuw, en de overtuiging is nieuw. Als wetenschap en als praktijk is het dus wel nieuw. Want eerst de methode maakt een idee tot wetenschap, en eerst de overtuiging dat het helpen kan, maakt een idee tot praktijk. De groote meerderheid der geneeskundigen vindt het wellicht een mooi idee, maar gelooft volstrekt niet aan de praktische waarde. Eenvoudig omdat zij niet bekend zijn met de ontdekkingen der nieuwere psychologie. Door gebrekkige kennis der psychologie, en beter vertrouwd zijn met de physiologie, chemie en electriciteitsleer, steunt de geneeskunde van onzen tijd voornamelijk op mechanische, chemische en electrische hulpmiddelen en durft volstrekt niet vertrouwen op het vermogen van psychische functies. Dit is een groote tekortkoming, want in het organisme spelen deze een uiterst belangrijke rol. Door ze te verwaarloozen, hun wezen en kracht te miskennen, geraakt de geneeskunde noodzakelijk op een dwaalweg. Ze zal den mensch nooit grondig verstaan en hem nooit | |
[pagina 247]
| |
grondig kunnen helpen. Haar hulp zal altijd iets tijdelijks, iets voorloopigs en onvolledigs hebben. Laat mij hier de opmerking tusschenvoegen, dat ik niet bedoel dat de geneeskunde te materialistisch is. De natuurwetenschap is de kennis der samenhang van de uitwendige verschijnselen, de fenomenale wereld, zooals wij die door de zintuigen waarnemen, de verschijnselen in tijd en uitgebreidheid. Zooals de filosofie de kennis is der gedachte, der spiritueele wereld. De natuurwetenschap moet dus altijd materialistisch zijn, want ze bestudeert de fenomenale dingen, die wij materie of kracht noemen. Het domme, verwerpelijke materialisme bestaat daarin, dat men de natuurwetenschap superieur rekent aan de filosofie, de materieele, fenomenale wereld superieur aan de spiritueele wereld. Dit materialisme is een negatie van de gedachte, de dwaze-waan dat materie reëeler is dan denking, dat verschijnselen reëeler zijn dan de ziel, dat het object stelliger bestaat dan het subject, dat het papier en de inkt van een boek iets belangrijkers is dan zijn geestelijke inhoud. Maar vele menschen meenen dat men door het ontdekken van nieuwe krachten en onbekende verschijnselen nader komt aan de spiritueele wereld. Dat materie, als ze maar zeer verdund werd en met zeer vreemde eigenschappen begaafd, eindelijk wel geest zal worden. Dit meen ik niet. Al is de telepathie, de clairvoyance en geheel deze vreemde en nieuwe wetenschap vastgesteld en gedefinieerd, het blijven niettemin fenomenale en materieele dingen. Filosofie en ethica, de wereld der gedachte, de echte spiritueele wereld, de wereld van gevoel, verbeelding, rede en zedelijk schoon heeft deze | |
[pagina 248]
| |
dingen niet noodig tot zijne erkenning en eerbiediging. Wanneer ik dus spreek van psychische functies in tegenstelling met physische of physiologische, dan bedoel ik eenvoudig die groep van hoogere krachtvormen, wier wezen ons nog zeer onvolledig bekend is, en die speciaal eigen schijnt te zijn aan levende materie. Dat deze krachtvormen in nauwer verband staan met onze innerlijke waarneming of reflexie doet niets af aan hun fenomenaal karakter. Het verwaarloozen, het miskennen van dit belangrijk deel van ons organisme schijnt mij de grootste principiëele fout der moderne geneeskunde. En ik acht de nieuw leer der Psycho-therapie de eerste en krachtdadige correctie dezer fout. De leer van het Vitalisme, van de levenskracht is door onze physiologen verlaten. Na Virchow's ontdekking, dat het lichaam was een combinatie van samenwerkende cellen, scheen het even dwaas van een levenskracht te spreken als van een veldslag-kracht of van een staats-kracht. De bewegingen van een veldslag, de samenhang van een staat berust eenvoudig op de samenwerking van veel onafhankelijke deelen. Dit is zeer juist. Maar de fout die men beging was deze, dat men de eigenschappen der levende cel voor zuiver psysische en chemische eigenschappen hield en dat men die speciale functies der levende cel, die ik psychische functies noem, en die levende van doode materie onderscheidt, niet kende of verwaarloosde. Dat dergelijke functies bestaan, en eigen zijn aan elke levende cel, in meerder of minder mate, is een conclusie waartoe de ontdekkingen der nieuwere psychologie ons noodzakelijk brengen. Zonder het aannemen van onbe- | |
[pagina 249]
| |
kende, speciaal aan levende materie eigene krachten, durf ik het wel voor onmogelijk te verklaren, deze ontdekkingen in redelijk verband te brengen, ja zelfs de leer der suggestie, der ideoplastie, en de studie van de somnambulistische toestanden schijnen mij zonder zulk een hypothese volkomen onbegrijpelijk. De fout, die men beging, kan ik vergelijken met de fout van iemand die de staatsorganisme wilde verklaren zonder rekening te houden met het feit, dat de leden van den staat lezen en schrijven kunnen. Men behoeft niet te gelooven aan een levenskracht, evenmin als aan een staatskracht. Maar om de organisatie van den staat te begrijpen moet men de eigenschappen van de deelen kennen. En de samenhang van het menschelijk organisme, zooals wij het thans hebben leeren kennen, is onverklaarbaar zonder het aannemen van bijzondere krachten der deelen, die ik psychische krachten noem, en die een even groote rol spelen als het lees- en schrijfvermogen van de leden in de samenwerking eener staat. De geneeskundige, die het organisme wil in stand houden en niet rekening houdt met de macht der psychische functies, maar alles wil bewerkstelligen door chemische, electrische en mechanische middelen - zal precies doen als iemand die een staat wil hervormen, zonder de macht te kennen van het geschreven woord, en dus meent dat het noodig is al zijn ideeën mondeling aan elk der leden mee te deelen. En toch - het is altijd het grond-idee der geneeskunde gebleven, dat alle therapie moest bestaan in het ondersteunen der natuurlijke genezing, in het brengen onder gunstige voorwaarden. Men heeft altijd gesproken | |
[pagina 250]
| |
van een ‘vis medicatrix naturae’. Dit begrip, hoe vaag ook, bleek onmisbaar. Nu is het woord natuur volkomen onbepaalbaar. En die onloochenbare vis medicatrix, is niet een vis naturae maar wel degelijk een vis corporis. Het is tot nog toe volstrekt niet geheel doorgrondde vermogen van elk welsamenhangend organisme om schadelijke invloeden af te weren en defecten te herstellen. Het herstel-vermogen, het weerstands-vermogen. En nu zou ik de moderne geneeskundigen wel willen vragen of zij op dit vermogen dan de bekende physiologische wet niet van toepassing achten, dat elke functie van een organisme verzwakt door inactiviteit? En als zij dit wel doen, dan zou ik hen op hun geweten af willen vragen: wat zij dan wel gedaan hebben om dit allernuttigst vermogen voor achteruitgang te behoeden? Vooral geldt dit voor de interne geneeskunde, en vooral voor de behandeling van chronische ziekten. Zijn niet alle medicamenten er op berekend, niet om dit vermogen te versterken en in werking te brengen, maar om het te ondersteunen, te hulp te komen, en zooveel mogelijk te vervangen, als het kan overbodig te maken? Is het niet glashelder dat men dit kostbare vermogen daardoor onvermijdelijk op den duur verzwakt? Met enkele uitzonderingen berust het heele systeem der chemische medicatie op beschermen, verwennen en stimuleeren. Men verwent het organisme door alle schadelijke invloeden angstvallig te vermijden, en de normale weerstand zooveel mogelijk door abnormale middelen te hulp te komen. Als men dien weerstand verhoogt, dan doet men het tijdelijk door abnormale stimulantia, door het invoeren | |
[pagina 251]
| |
van vreemde stoffen in het lichaam. Welke abnormale prikkeling, zooals de ervaring dagelijks leert, onvermijdelijk gevolgd wordt door een reactie, een inzinking, een achteruitgang der normale weerstandskracht. Dat men dit doet bij acute ziekten, in tijdelijke momenten van dreigend gevaar, is redelijk en natuurlijk. Maar dat men dit doet bij herhaling, bij voortduring, bij de chronische ziekten, moet noodwendig leiden tot verzwakking van het individu, tot achteruitgang van het geslacht. Juist bij dergelijke ziekten doet zich dan ook het verschijnsel voor, dat herhaaldelijk kwakzalvers en onbevoegden het publiek tot zich weten te trekken en door een eenvoudig stelsel van harding, oefening en suggestie onder een of anderen vorm, genezingen bereiken, waartoe de officieele geneeskunde niet in staat was. Het gaat niet aan de genezingen der kwakzalvers en der eerlijke leeken, zooals pastor Kneipp, eenvoudig te negeeren. Terecht versmaadt de geneeskunde de suggestie in den vorm van ophef en reclame, maar zij moet erkennen, dat dit psychische middelen zijn van groote kracht, waarvoor zij geen aequivalent bezit. Dit aequivalent moet gevonden worden in de Psycho-therapie. De geneeskunde mag niet kortzichtig zijn en zich niet tevreden stellen den lijder, door werking van abnormale stimulantia, voor 't oogenblik te verbeteren. Haar toeleg moet zijn, zijn weerstandsvermogen, zijn vis medicatrix te vergrooten. En zoo zij stimuleert, moet de stimulans een normale en blijvende kunnen zijn. Nu ken ik maar ééne wijze van stimuleeren, die men normaal en duurzaam kan noemen. Dat is het oefenen | |
[pagina 252]
| |
en versterken van de macht der psyche, en het centraliseeren daarvan in den bewusten wil. Daarmee moet gepaard gaan het systeem der harding, dat niet anders is dan oefening van de weerstandskracht, door het gestadig leeren overwinnen van schadelijke invloeden in stijgende grootte. Als men nagaat welk nieuw geneesmiddel der laatste eeuwen ongetwijfeld de meeste invloed heeft gehad en het geweldigst heeft gewerkt, dan komt men stellig tot de vaccinatie. En is het niet hoogst waarschijnlijk, dat men hier te doen heeft met een medicatie die het organisme door het invoeren van een zwak vergift leert de schadelijke werking er van te weerstaan en te overwinnen en het aldus sterker maakt? En zoekt men niet ook volgens dit principe het geneesmiddel tegen rabies en tuberculoze? Terwijl als men daarmee vergelijkt de medicatie van malaria door chinine, waarbij waarschijnlijk niet anders plaats grijpt dan het tijdelijk door een abnormale prikkel stimuleeren van de weerstandskracht der bloedcellen, daar van een dooden der bacteriën wel geen sprake kan zijn, springt dan het enorme voordeel der eerste niet in 't oog? Want geen chinine kan den malaria-lijder voor goed genezen en voor recidief behoeden, en de malaria heerscht even algemeen als ooit, terwijl de pokken-epidemiën verbazend zijn afgenomen. Ik hoop nu dat niemand mij van de dwaasheid zal verdenken vaccinatie of chinine te willen vervangen door versterking van den wil. Zoo'n doordraver op theoriën ben ik niet. Maar laat ik u toch opmerken, dat het toch niet zóó | |
[pagina 253]
| |
erg absurd is, als 't velen lijken zal. In het werk van Hack Tuke wordt de mogelijkheid om epidemische ziekten door psychische middelen, door wilskracht te ontgaan, volstrekt niet als ridicuul verworpen. En het is mijn collega van Renterghem gelukt, een sterke, manifeste aanval van febris intermittens door suggestie te coupeeren. En men zal mij toch toegeven, dat deze therapie, de zelfgenezing door den bewusten wil, een zeer wenschelijke zou zijn - en dat wanneer de verwezenlijking van dit ideaal ook maar een schijn van mogelijkheid vertoont, zij het ook in verre verten, dat het onze plicht is daarnaar zooveel het kan te streven. Ik waag het niet uwe aandacht langer met mijn inzichten bezig te houden. Ik kan u niet meer geven dan korte, vluchtige aanduidingen - voorloopige suggesties. Maar ik meen er op te mogen wijzen, dat ik deze theoriën reeds jaren, naar mijn beste vermogen in praktijk heb gebracht. En dat ik niettegenstaande de ongunstigste omstandigheden, de vooroordeelen van de leeken, de tegenwerking van medici, en de rechte verzameling van moeielijke en hopelooze gevallen, echte cruces medicorum, die tot mij kwamen als hun laatste toevlucht, toch mijn praktijk een voorspoedige en dankbare kan noemen. En dat mijn ondervinding mij de overtuiging heeft gegeven, dat Psycho-therapie, in deze richting door meer en beter geesten verder gebracht, een groote vooruitgang zal blijken in de kunst van genezen. |
|