- ‘Heb je nog niets bespeurd, Johannes?’
- ‘Bespeurd? Ik? Nee, mevrouw!’ zei Johannes eenigszins onthutst. Hij had werkelijk niets bespeurd.
- ‘Ik wel!’ zei Olga beslist, en zonder opkijken.
- ‘Ik ook!’ lispelde Frieda haar na.
- ‘Hóór zulke bijdehandjes!’ zei mevrouw verlegen lachend en kleurend. ‘Nu wat heb jelui dan bespeurd?’
- ‘Een nieuwe papa!’ herhaalde Frieda.
Johannes keek wat versuft en verbijsterd op en zag zijn vriendin in de mooie, lachende oogen en het fijne blozende gelaat.
Haar lachen was een toestemming, en met een vragend hoofdschudden vervolgde ze:
- ‘Begrijp je heusch nog niets?’
- ‘Neen!’ zei Johannes in allen ernst. ‘Wie is die nieuwe papa?’
- ‘Daar gaat hij!’ zei Olga, met haar vingertje het witte figuurtje van van Lieverlee nawijzend, en ook Frieda strekte haar handje in die richting.
- ‘Foei! kinderen, niet wijzen,’ riep mevrouw.
Nu begon Johannes te begrijpen. Precies zooals iemand, die uit een venster is gevallen, of een steen op 't hoofd heeft gekregen, gaat begrijpen. En zijn eerste verwondering was, evenals in dat geval,