Jeugd-verzen(1926)–Frederik van Eeden– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 102] [p. 102] XXXV III Des Dichters hart zij als een klaar kristal zijn leeven oopenbaarlijk en doorzichtig. Hij brenge liefde en schoonheid ooveral Al wat hij doet is voor heel 't volk gewichtig En nimmer zij hij weetend meedeplichtig aan de verwording en het droef verval. Dan sta hij sterk in strenge fierheid pal in Hem wijst het compas der menschheid richtig. Al staat hij gansch alleen, hij zal niet buigen Hij zwijge niet, hij is des volks geweeten of hij bespot wordt of met drek gesmeeten, hij blijv' met woord en daad van 't Recht getuigen. Vorige Volgende