Jeugd-verzen(1926)–Frederik van Eeden– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 101] [p. 101] XXXIV II Ik zwerf op barre hoogten van verdriet Daar zoekt mijn onbeschutte ziel het lijden omdat zij wil in lichten sfeer verglijden door niets bevreedigd wat haar d'aarde biedt. Daar baten roem en eer en voorspoed niet, en wie zich aan dat zuivre licht wil wijden verlangt geen troost, geen bloesem van verblijden. Hij's al bedacht op 't schrikklijk wit verschiet. Wie zal dan nog een menschenkind benijden omdat hij eer en 's waerelds gunst geniet? Welk vorst zoo machtig, dat hij kan bevrijden mijn ziel en oopendoen het lichtgebied? Vorige Volgende