Jeugd-verzen(1926)–Frederik van Eeden– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 100] [p. 100] XXXIII Zes verminkte Sonnetten aan een verlooren vriend I Warend door de stil donkere spelonken van het verleeden, waar al drift verkoelt heb ik mijn oude pijnen weer gevoeld en de echo van mijn smart heeft nog weerklonken. Daar werd het scherpe gif door mij gedronken en angsten, door vergeetelheid omspoeld, zijn al weer brandend in mij opgewoeld en voor mijn staren langsaam weggezonken. Hij noemde mij zijn vrind, zijn beste vrind, en mijn jong hart, tot geeven al te ree, dacht zich zooals het minde, zelf bemind, tot het gewond werd met kwaadaardig wee. Vorige Volgende