Jeugd-verzen(1926)–Frederik van Eeden– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] XXII Eudia De klare dag, die schoon en glansrijk lacht Heeft schaamrood 't wilde wolkenheir verdreven, De rust aan 't moegeteisterd loof hergeven En zonnig zwijgen over de aard gebracht. De stilte waart verkwikkend door de dreven, Slechts tusschen vochte blaren dropt het zacht, Diep straalt des hemels blauw in effen pracht, Waarlangs de vlokkig-donzen wolkjes zweven. O Eudia! gezegend tooverwoord, dat vredebrengend, als gewijde zangen, Of als Homerisch lied mijn ziel doortrilt, Gij hebt de stormen in mijn borst gestild, Met heilig zwijgen mijn gemoed omvangen En slechts mijn tranen droppen zachtkens voort! 1883 Vorige Volgende