Jeugd-verzen(1926)–Frederik van Eeden– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] XX Avond De zomeravond daalt, het licht gaat scheiden Van verre klinkt nog 't stervend stadsgerucht Door 't trillend loover ruischt een laatste zucht En alles zwijgt en wacht in stom verbeiden. Doch als de goudomstraalde zonne zinkt En door de wolken breekt met purpergloren Doet zich een lied uit gindschen boomtop hooren Dat smeltend rein de stille lucht doorklinkt. O lieve merel, in Uw zuiv're zangen Is éénklank met dit wonderplechtig uur En met mijn eigen onbestemd verlangen. Verheven eenheid spreekt uit de natuur Uit mijn gemoed, door heil'gen ernst bevangen Uit meerlenzang en scheidend zonnevuur. 1883 Vorige Volgende