Jeugd-verzen(1926)–Frederik van Eeden– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] XVII Herleving Ik voel het, ja! zij is mij weergegeven de zaligheid, die 'k nimmer had verwacht, Ik voel haar heerlijk in mijn borst herleven, haar oude, wonderzoete toovermacht. Het was zoo duister hier, van bange droomen verviel mijn moede geest in doffe rust, Goddank! de fee des lichts is weergekomen en heeft mij uit dien droeven slaap gekust. Haar gloed vervult mijn hart, mijn gansche wezen, en dubbel schoon lacht mij het leven aan. Het is mij of ik uit den dood herrezen een ander, beter leven in mag gaan. Gelijk de lentezon na wintertijden heel de aard vervult met warmte, licht en gloed, zoo wekt de liefde mij uit smart en lijden en met haar keert weer de oude levens-moed. O wereld, lang en droef heb ik geweten hoe doodsch en leeg gij zonder liefde zijt maar de oude beelden zijn verbleekt, vergeten en om mij heen is 't blijde werklijkheid! 1887. Vorige Volgende