Jeugd-verzen(1926)–Frederik van Eeden– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] XIV Duistere Straten Regen zie ik, mist en regen, grauwe mist en kille regen En de natte menschen loopen rustloos op de natte wegen. D'eeuw'ge veerman in zijn pontje vaart nog altijd op en neder Lange schuiten deinen langzaam en landziekig heen en weder. 'k Hoor een treurig orgel jamm'ren schorre joden klagend schreeuwen. Krijschend boven 't grijze water vliegen kleine, witte meeuwen. Ach! die grauwe sombre huizen, ach! die glimmend zwarte boomen, Kille mist omhult mijn ziele.... dof mijn denken, grauw mijn droomen.... En ik zie een andre nevel droever nog en meer te vreezen die is kil en ondoordringbaar en die ligt op liefste's wezen. Angstig staar ik in haar schemer zoekend in de koude, dichte, diepte - bang de handen strekkend schreiend om mijn zon - de Lichte! [pagina 26] [p. 26] Tot dan plotsling scheurt de sluier warmte schijnt uit donkere oogen en mij nadert, droef vertrouwlijk, 't hoofdje, half ter zij gebogen. Zachte blikken zoeken mijne en de lieve lippen vragen Liefste! liefste dan! - mijn zonne komt weer dagen! komt weer dagen! 1884 Vorige Volgende