Jeugd-verzen(1926)–Frederik van Eeden– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] VIII Droombeeld Ik ken een rijk gezegend oord een bergstroom glijdt er glanzend voort, en stort zich, dondrend in zijn val, In 't enge bergomsloten dal. Een dichte dampwolk overstuift het weeldrig groen, dat siddrend wuift. Het fijn gevederd varenkruid strekt zwierig dichte pluimen uit een waas van zoele frischheid zweeft op alles wat er groeit en leeft. De zon lokt kleuren uit het nat en vonkt op 't ritslend popelblad. De munthe geurt in groenen schaûw besprenkeld door den frisschen dauw. Omhoog waar 't blauw des hemels blinkt der blanke duive wiekslag klinkt En plechtig dreunt in dof accoord het vallend water rustloos voort. - Vorige Volgende