Jeugd-verzen(1926)–Frederik van Eeden– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] VII Het Vrouwtje van Halberstadt Hier zien we, mijnheeren! een leerrijk geval Hoe gaat het moedertje, schikt het nog al? Ach danke, Herr Doctor, Sie sehen Es könnte etwas besser schon gehen. Kom! moedertje, kom! tevreden maar zijn! Wij zien mijne heeren, naar allen schijn Zal de vita weinige uren Of hoogstens een etmaal nog duren Ach lieber Herr Doctor! ein Augenblick Kehr ich zu Halberstadt noch mal zurück? Es währt schon so lange, so lange! Da wirds mir am Ende doch bange. Kom! Moed maar gehouden! het zal nog wel gaan. Ik beveel U mijnheeren, ten dringendste aan Met bizondere zorg te observeeren Wat de sectie post mortem zal leeren. Geduld maar, mijn vrouwtje, 'k zal doen wat ik kan. Ich danke, Herr Doctor, ach! denken Sie dran Meine Berge dort in der Ferne Die säh ich doch wieder so gerne. Maar eer nog de volgende morgenstond Over Halberstadts bergen zijn goudglans zond, Werd hier, verlost van haar plagen, Het oudje ter snijzaal gedragen. Vorige Volgende