Dagboek 1878-1923. Deel 2: 1901-1910
(1971)–Frederik van Eeden– Auteursrechtelijk beschermd[1910]zondag 2 januariDe Nieuwjaarsdag was mooi en vredig. ▫ Ik speelde weer tennis, voor 't eerst na tien of twaalf jaar met Jolles, en 't was alsof ik 't den vorigen dag pas gedaan had. Het was een prachtige dag, zoel en zonnig. Toen wandelde ik met mijn lieve vrouw door Spanderswoud en de verlichting, met de lage zon, was heerlijk op 't sparrewoud. | |||||||||||||
donderdag 6 januariIn mijn oude dagboeken lezend vond ik zooveel onbelangrijks dat ik mij schaamde. En wat ik nu nog weten wou, vond ik niet. ▫ Mijn leven is nu zeer bevredigend. Ik heb 't goed en ben rustig. De nachten zijn heerlijk. Maar er is nog een groote spanning of ik 't hier houden zal. Het schijnt echter wel mogelijk dat de zaak hier, tuin en bakkerij, rendeeren gaat en mijn zware lasten betalen. ▫ De verkoop van mijn boeken in Holland neemt niet toe, is stationair, of gaat eer achter- dan vooruit. In 1909 was mijn honorarium - als Versluys betrouwbaar is, wat niet zoo heel vaststaat - f 1600. -. Dat kan nog achteruitgaan. Op dit publiek valt niet te bouwen. De lezingen en tijdschriften maken het goed, dat ligt meer in de zede van den tijd dan de boekenverkoop. Zoo is 't in Amerika en overal. ▫ Uit Duitschland kreeg ik bitter weinig. Daar zat ook Pech. Schuster onbetrouwbaar, zijn opgaven stellig te laag - Ehbock evenmin, hevige herrie wegens zijn slechte zakelijkheid en weinige stiptheid met geld - Else eindelijk die mij nog beet tracht te nemen met mijn tantièmes, waarschijnlijk omdat ze in schuld zit door haar weelderige gewoonten. In haar zit de verkwistende | |||||||||||||
[pagina 1061]
| |||||||||||||
aard van haar vader. ▫ Uit Duitschland pl.m. 1080 Mark. ▫ Ik voel nu alsof ik beter doe op de opbrengst van Walden te vertrouwen dan op mijn schrijverswerk. | |||||||||||||
12 januariDarmstadt. Op mijn Duitsche toernee. Zooals ik wel dacht is die aangenaam en vol rust en voldoening. Ik zag er weggaande tegen op, vooral om het voordragen in de Duitsche taal. Maar mijn tegenopzien was verstandelijk, mijn gemoed voelde anders, wist beter. ▫ In Düsseldorf was ik verdrietig en ontmoedigd. Ik had een aardige avond met Hans, die hartelijk en lief was. Maar we zagen een opvoering van Mittsommernachtstraum, die me zeer ontstemde. Een moord op Shakespere. Een Schwank gemaakt van het edele en waardige. Alles Posse, waar enkel een glimlach past. En dat onder regie van Lindemann van wien ik zulke verwachting had. En men gaf mij de gelegenheid niet de IJsbrand-repetities behoorlijk bij te wonen. Nu zag ik alleen het eerste bedrijf. Vrij goed, maar niet zooals ik gehoopt had, geheel naar mijn inzicht. Nu trek ik mijn hart er maar van af. In Frankfurt een heerlijke voordrachtsavond. Een groote zaal, duizend menschen, en een groote geestdrift. Er kwamen hoorders mij de hand drukken terwijl de tranen langs hun gezicht stroomden. ▫ Toen voelde ik dat ik in Duitschland was. Dat had ik nog niet gezien in Amerika. ▫ Ik bezocht den volgenden morgen het Staedler Museum met de dames Frau Spier-Schmitz en Frau Schlösser. Er waren enkele zeer fraaie stukken. Vooral van moderne Franschen. Een heerlijke Courbet, een donkergroene woeste zee onder een violetgrijze lucht. Een wonder van kleur en toon. ▫ En ik zag een modern schilderij dat nader stond aan de oude portretschilders/ aan Holbein en de groote Italianen dan één ander dat ik zag. ▫ De schilder heette Karl Freiherr von Pidoll. Hij stierf ongewaardeerd. ▫ Verder een prachtig landschap van een mij onbekende Chitroin of zooiets. ▫ En een mij onbekende oude Hollander Griffier. Een heerlijk droomlandschap vol menschen. ▫ De groote Rembrandt, Samson en Dalila vond ik zeer interessant maar niet mooi van kleur. Een geweldig werk, vol Rembrandt overal, maar niet een zoo heerlijk geheel, als hij anders weet te maken. ▫ Meer eigenlijk een krachtproeve, naief en eerlijk en forsch. Maar weinig poëzie. Teniers is bijna altijd demonisch. Er is demonisme tot in zijn kleuren. Hij kent het demonenrijk, zoo goed als ik. | |||||||||||||
[pagina 1062]
| |||||||||||||
En Griffier kent mijn droomenrijk. Een wonderwerkje is het kleine schilderij. ▫ Er was nog veel schoons. In Darmstadt dronk ik thee bij Wiese de Haan, dochter van den musicus en opera-directeur de Haan. Een lieve, eenvoudige vrouw, die mij mooie muziek gaf. ▫ Ze speelde Mozartjes voor me op een spinet, en Bachjes. Hoe aanbiddelijk moet het ventje Mozart geweest zijn, die muziek als achtjarige spelend op 't spinet, met de fijne droomachtige tinkel-klank. | |||||||||||||
12 januariStuttgart. Hier word ik heelemaal verwend en bedorven. Lange stukken in alle couranten, mijn portret voor de winkels. Boeketten viooltjes van onbekenden. 't Zal goed voor me zijn als ik weer op Walden ben bij mijn eenvoudige engel, die niets geeft om uiterlijke roem. Zij, mijn zegen! ▫ Ik wist het wel, dat Duitschland nog Duitschland is. | |||||||||||||
14 januariWalden. In Darmstadt zag ik bij de familie Becker een pleister-afgietsel van Shakespere, vrij zeker van zijn lijk gemaakt. ▫ Het was een prachtige fijne kop, en zeer zeker den schrijver van de groote drama's waard - hoe hij dan ook moge geheeten hebben. ▫ Er stond op † anno dom. 1616. De kleur was een mooi warm lichtbruin. De oogharen zater er nog in. De voordracht in Stuttgart was de mooiste. De kleine mismaakte Dr Büring die mij omhelzen wilde en riep: ‘hätt ich nur so einen Freund gehabt!’. De vrouwen die me bloemen in de hand drukten. De schuwe Julia Strobel die uit Ulm was gekomen om mij te hooren. Nu zit ik weer in de gewone zorgen. Finantiën - Hans ziek in het armelijke hotelletje in Gelsenkirchen. Else die om haar percenten vraagt. In den trein las ik de aardige verhalen van Max Eith den ingenieur. | |||||||||||||
[pagina 1063]
| |||||||||||||
donderdag 20 januariNeen, het is er niet in gegaan. Het blijkt dat ik nog steeds de mij vijandige macht in Holland dusdanig onderschat, dat ik voor 't eerst van mijn leven een geducht valsche theater-prognose maakte. ▫ Het lag niet aan 't stuk, noch aan de spelers. Het stuk, voor een sympathiek publiek, moet werken zooals ik 't bedoelde. Maar het deed het niet. Er was van den aanvang af die koele, stugge sfeer, die ook een redenaar verlamt, en het beste koud doet neerslaan. Ik voelde het. Er was oppositie, tegen de hoofdfiguur vooral, vermoedelijk juist van de joden. De arme speler had zwaar werk, in zijn mooiste tooneelen werd hij gehoond en uitgelachen. En ik had dit niet voorzien. Ik rekende op meer oogenblikkelijke werking en minder tegenstand dan bij IJsbrand. Maar bij IJsbrand had ik de machtige figuur van van Dijk, en het fijne spel van Poolman. En het voortreffelijke spel van Rika Hopper en Reule kon die suggestie niet vervangen. In den nacht voelde ik deze nederlaag zeer smartelijk. In mijn hachelijke positie leek ze mij fataal. En ik sta zoo alleen. Niemand aan mijn zij als mijn lieve vrouw. Ten minste niemand van macht en beteekenis. | |||||||||||||
vrijdag 21 januariIk heb Königsbergen afgezegd om een paar dagen rust te hebben. Ik heb er toch spijt van, maar 't is beter. Gisteren wandelden wij weer door Spanderswoud, mijn lieve vrouw en ik. En het was een serie van de heerlijkste tafereelen. Het was zoel winterweer, met lage zon en buien. Het hooge dennebosch met de zware, rosse stammen verguld in de zon. Het mos schitterend groen, met de helderbruine dorre bladeren, de berkeboomen en beuken met een lichtbruin waas over de twijgen. Dan weer een reeks silhouetten van groote dennen tegen de lichte lucht. En toen we op de hei kwamen, de hei fonkelend in zonlicht goudbruin, de kleine dennen zacht donkergroen - een zware, donkergrauwe wolkenlucht in 't oosten wegtrekkend en een machtige, dubbele regenboog die opwelfde in volle pracht tot aan 't zenith boven onze hoofden, en 't geheele vergezicht omspande. Wij beiden daarin, als figuurtjes van Jan Luyken, ouderwetsch, - ik in mijn grijze manteljas en grijzen vilthoed, Truida in haar roode mantel. Ik wijzend met mijn wandelstok. Mijn lieve vrouw is zoo fijn-gevoelig voor al dat mooie. Het is haar leven, en ze onderscheidt zoo scherp en zuiver. | |||||||||||||
[pagina 1064]
| |||||||||||||
Heden, na een goede nachtrust, begon vanzelf het tooneelspel van ‘Irene's Ballingschap’ zich te vormen. ▫ Ik zal de twee sferen, de schoone en dichterlijke, en de burgerlijke, kleine, onschoone - nog krasser en levendiger tegenover elkaar stellen. ▫ Het eerste tooneel zuiver Grieksch, klassiek - met goede verzen en verheven toon - en een machtige God, die ook in onzen tijd beteekenis heeft (Dionysos? of Apollo?) vergunt haar een ballingschap in Hades, als boete of uitkomst. Hij verkrijgt dat van Anangkη. ▫ Dan verandering voor de oogen der toeschouwers - en uit het duister doemt een hedendaagsch milieu van rijke filisters, waarin Irene gevonden wordt, slapend. ▫ Dan haar boetegang in deze wereld, waarin alleen een jonge man, door zijn liefde, haar verstaat en volgt. Ze wordt waanzinnig verklaard - Dionysos verschijnt haar en hem. De geneesheeren spreken veel over hysterie. ▫ Door drie bedrijven deze marteling. ▫ Het laatste bedrijf een terugkeer op het eerste, de verheerlijking. | |||||||||||||
zondag 23 januariEergisteren een aardig bezoek van Rika Hopper. Ik schreef een verklaring aan de artiesten dat ik geheel voldaan was over hun voortreffelijk spel. ▫ Ik denk nu aan de opvoering van Circe als een succes. Het stuk is geslaagd, al slaagde het publiek er niet in het te verstaan. ▫ Dat raakt mij eigenlijk het minst, dat is hun zaak. Het stuk is goed en ik ben blij het gezien te hebben. ▫ Liever zie ik mijn stukken goed gespeeld zonder succes - dan - zooals IJsbrand in Duitschland - slecht gespeeld met succes. | |||||||||||||
27 januariWeenen. De schaduw der naargeestigheid heeft mij sints mijn vertrek uit Holland vervolgd, door Berlijn, tot hier toe. Nu eerst trekt ze langsamerhand weg. ▫ In Berlijn liep alles tegen. Ik vond alleen troost in een weemoedig-berustend herdenken van de vroegere lieve dagen daar. De groote verheldering van 1905 en IJsbrand in 't Hospiz des Westens, en de dagen met mijn lieve vrouw. ▫ Dat beschouwde ik alles nu voorbij. Waarde genoten. Zonder bitterheid. Ik wou Else beduiden nu maar niet meer voor mij te werken. De nachtreis hierheen mooi maar somber. Sneeuw en harde vorst. ▫ Weenen is oud en achterlijk. Een wonderlijke Duitsche enclave in een Slavisch land. De menschen goedig, beleefd, en slof en gemoedelijk. ▫ De | |||||||||||||
[pagina 1065]
| |||||||||||||
stad 's avonds druk en vol en niet ongezellig. ▫ Vanmiddag zag ik Schönbrunn. Een zeer leelijk geel stucco bouwwerk. Maar flink ruim aangelegd. | |||||||||||||
29 januariWeenen. Het is goed geworden. De voordracht goed, vooral door 't effect tegen de aesthetici. 's Avonds nagepraat met den fijn intelligenten jood Dr Martin Buber met zijn jonge Rabbi-kop. Zijn bewondering van Hedwig's dagboek deed mij genoegen. Hij noemde dat ‘drie-dimensionale kunst’ in plaats van de gewone vlakke kunst. Hij vroeg mij een band van ‘die Gesellschaft’ te schrijven. Ik dacht er over en kwam tot de idee om de psychische organisatie der maatschappij te behandelen. Met Trotter als uitgangspunt, en Lady Welby en Tine Raimund als richt-einde. Gisteren was Weenen glorieus mooi met de heldere zon op de sneeuw. Ik deed een lange wandeling door de stad. ▫ 's Avonds hoorde ik heerlijke muziek bij de familie Gombrichs waar ik met den boekhandelaar Heller soupeerde. Frau Gombrichs speelde voortreffelijk met Dr Brünauer een sonate van Brahms voor twee piano's. De groote muziekale traditie van Weenen leeft nog voort. Haydn, Mozart, Beethoven, Brahms. Van morgen de oude schilderijen op 't Hofmuseum gezien. Bij 't doorloopen der Romeinsche standbeelden plotseling een trotsch, glorierijk gevoel dat ik een wereld in me draag, schooner en beter dan de Romeinsche. Onder de schilderijen vooral getroffen door een prachtig mansportret van Lotto. Dat is toch fijner, edeler, voornamer dan iets wat de Hollanders in portretkunst gaven. ▫ Er waren ook mooie Rembrandts. In Berlijn had mij zijn oud zelfportret bijna pijnlijk getroffen, met de oude, half kindsche glimlach. Hoe kan iemand die er zoo uitziet zichzelf zóó schilderen, zoo boven zich zelf uit, en zoo vaardig. ▫ Maar hier in Weenen zag ik duidelijk dat wij eigenlijk veel meer van Rembrandt niet mooi, niet geslaagd, leelijk moeten noemen. Vooral door 't zien van de wèl schoone werken. Zooals 't portret van Titus, en van zijn moeder. Dat zijn wonderwerken, waarbij veel van zijn ander werk totaal verdwijnt. Ik dacht ook over de Legende, en de gangen van Sirius door Oud-Egypte en Japan en Rome, en de Hollandsche middeneeuwen. | |||||||||||||
[pagina 1066]
| |||||||||||||
door de slechte ontvangst van het stuk waarmee ik zelf zoo ingenomen was. Dat de smaak van het publiek en de recensenten beter zou zijn dan de mijne - nu, daarvoor is niet veel arrogantie noodig om dat te betwijfelen. Het feit is dat ik met hen nog niet het gemeenschappelijk terrein vond waarop wij elkander geregeld kunnen ontmoeten. En de vraag is, waaraan dit ligt. Van Weenen en Dresden heb ik een mooie herinnering. De sneeuw, de drukke mooie steden, het heldere zonnige weer. ▫ In Dresden logeerde ik in Stadt Gotha, een net gezellig hotel in een drukke straat. Het avontuur met het Boheemsche meisje, dat ik bij 't station vond, met haar angstige beschreide oogen en haar wanhoop. Een zachte, ongeloofelijk naieve slavische natuur. Toen ik haar een glas bier liet drinken, het eerst vragend naar mij opzien: ‘werd ich nun betrunken?’ En de grenzelooze dankbaarheid toen ik haar logies en 't logement en haar billet naar haar geboorteplaats betaalde. Midden in de volle lichte straat viel ze me om den hals. En toen het argelooze vragen om haar toch niet alleen te laten des nachts. Ik moest lachen om het booze gezicht van den hotelhouder, die vooral den goeden naam van zijn hotel niet in gevaar wou brengen ‘Das erlaubt der Herr Wirth wohl nicht’, zei ik. ‘Gewiss nicht!’ zei deze streng. ‘Aber meine Schwester hat auch mit ihrem Franz zusammengewohnt, und niemand hat was davon gesagt’ zei Ella. Doch dit argument hielp gelukkig ook niet. En toen haar twee, drie malen weer terug komen en mij omhelzen, alles voor de deur van 't hotel, al roepend ‘Danke vielmals! Danke vielmals’ met haar Boheemsch accent. In Dresden werd ik gechaperoneerd door Frau Vally Voigt, een goedig, heldenvereerend type, iets tusschen Mirauer en Wed de Jong in. Geblanket, vrij oud, heel niet intelligent, met een groote boeket gele rozen voor me. En toch blijkbaar in contact met talentvolle jonge menschen, zooals de uitgevers van ‘die Tat’ de gebroeders Horneffer. Zelf begrijpt ze van al dat moois blijkbaar niet veel. Een type als mevrouw Boon. In Bonn de gast geweest van prof. Ruhland met zijn jonge, stille vrouw met haar romeinschen kop met mooi roodblond haar. Ik had des nachts in den trein maar twee uren geslapen. Maar beide voordrachten slaagden zeer goed. Bezoek bij professor Bülbring met zijn Hollandsche vrouw, dochter van den bankier Kann uit den Haag. Een nichtje van de Hijmansen, doch zeer gebeten op mevrouw Hijmans, die ze door en door valsch achtte. Zoo erg is 't niet, maar de antipathie is verklaarbaar. Het huis was heerlijk. Het | |||||||||||||
[pagina 1067]
| |||||||||||||
eenige bewoonbare luxe-huis dat ik in Duitschland zag. En veel moderne Hollandsche schilderijen en aquarellen. Ze was een vriendin van Jozef Israëls. In Dresden zag ik hoe Rembrandt toch veel navolgers heeft gevonden. Er was wel een dozijn schilderijen (Aart van Gelder, Bol, Koning) die allen den schijn van Rembrandtjes hebben. Maar 't is enkel zijn manier die gevolgd werd, niet zijn geest. | |||||||||||||
dinsdag 8 februariZacht voorjaars weer. ▫ Droevig en neerslachtig. Ik hoop maar dat het evenals altijd tot de rechte verheffing voert. ▫ De bakkerij gaat vooruit, maar de tuin kost nog veel geld en God weet hoe ik er door heen kom. ▫ Als ik ergens vooruitzichten heb dan word ik er door mijn natuur telkens toe gebracht die in gevaar te brengen. De verhouding met Else is belangrijk verkoeld. En als men in Amerika de Frankfurter Zeitung leest met het feuilleton over Circe, dan wordt het daar ook niet beter voor me. ‘Brutaal’ noemt van Nouhuys me. In waarheid is het ‘consequent’ en karaktervast, - maar er is veel draagkracht noodig om een karakter als het mijne in dezen tijd streng vol te houden. En ik ben eigenlijk zoo teer. Emons schreef aan Jolles dat ik mijn geld ‘wegsmeet’. Hij meent zeker alleen het recht te hebben mijn geld weg te smijten. Als Page nu nog mijn derde artikel weigert, dan begint het er kwaad uit te zien. | |||||||||||||
maandag 14 februariVan avond ga ik naar 't Noorden. Ik heb een paar voordrachten gehouden in Antwerpen en Brussel met veel succes. Ik logeerde in het gezin Muls, een groot, ouderwetsch, katholiek gezin in een nieuwgebouwd steedsch huis, een wonderlijk contrast van min of meer hyper-aesthetisch ornament en decor, en van ouderwetsche inboedel. De muren beschilderd met tamelijk kinderachtige idealistische tafreelen, à la Burne Jones, en spreuken als: ‘Het ideale leven is weenen en droomen’. En dan weer ouderwetsche bedden, katholieke prenten en beeldjes, een rood-geborduurd H. Hart, en een Maria met eeuwige ampel. ▫ Vier flinke zoons, de jongste Jozef, advocaat, brengt het modern-aesthetische. De dochter een knap meisje, lijkt op Else Otten, een mooie stem. ▫ De lezing onder deftige auspiciën, in de Balei, | |||||||||||||
[pagina 1068]
| |||||||||||||
de advocaten in hun toga, zeer vol. In Brussel in 't groote Paleis van Justitie, dat er bij avond uitzag als de thermen van Caracalla. ▫ Het was een moeielijke zaak voor me, om precies te weten wat te zeggen en wat te zwijgen. Ik sprak toch vrijwel mijn hart uit, en het zal in Holland wel herrie geven. Maar wat kan men mij meer doen dan men al gedaan heeft? Ik zag het prachtige museum van Antwerpen in gezelschap van Pol de Mont. We praatten druk over de schilderijen. Ik kreeg hier veel meer den indruk dat de moderne schilderkunst zich geleidelijk aan de oude aansluit. De inzinking in de 18e en 19e eeuw is minder diep. Er waren toch altijd hier nog geniale werkers. Zoo is Leys, in de slechtste tijd, een merkwaardig voorbeeld van verheffing uit eigen kracht. Wonderbaar is zijn opstanding uit wankunst, toen hij al vrij oud was. Hij is een tijdgenoot van Allebé, en de Marissen. Ik zag zijn wandschilderijen in 't Stadhuis. Forsch en goed. In alles de trots der burgerlijke onafhankelijkheid. ▫ Ook een merkwaardige triptiek van een jonge doofstomme schilder. ‘De landverhuizers’ naief, onbeholpen, maar met diep gevoel. ▫ Antwerpen's kathedraal-toren was prachtig in de heldere Februari-zon. De Vlaamsche kunst drukker, demonstratiever/ weelderiger en bonter, maar ook grover en uiterlijker dan de Noord Nederlandsche. | |||||||||||||
woensdag 16 februariHotel d'Angleterre. Kopenhagen. Een mooie kamer met uitzicht op Kongens Nytow. Buiten sneeuw. Ik voel rustig en dankbaar. Vooral omdat ik ondanks het reizen en al de vermoeienis frisch ben en gezond. Van avond hier voordracht over Blijde Wereld. Ik reisde ineens door van Maandag avond tot gister avond. Gesterkt door de gedachte dat het de laatste week was. ▫ De lieve Magda Meijer was aan den trein, en Cavling van Politiken. We dineerden met ons drieën, Georg Brandes, Cavling en ik, in het tamelijk grootsteedsche hotel. Deze staatsie beviel mij minder dan de huiselijke ontvangst in Weenen, in Bonn of in Antwerpen. ▫ Van nacht was de slaap verkwikkend, hoewel licht, maar vol aankondigingen en zwevingen. Veel over mijn vader. Brandes was oud geworden, maar nog even aardig causeur. Hij toonde precies als Björnson, de behoefte om mijn mystieke wereldbeschouwing te hooren, met al de belangstelling van een oud man die aan het einde denkt, en in agnostiek is grootgeworden. Hij laafde zich blijkbaar aan mijn overtuiging. | |||||||||||||
[pagina 1069]
| |||||||||||||
Ik zie telkens weer tegen de voordrachten op. Totdat het gevoel komt van mijn missie, en de onverschilligheid omtrent uiterlijk succes. Dan denk ik: ‘als er maar een paar bij zijn die mij begrijpen, de rest kan me niet schelen’. En dan word ik rustig. ▫ Vooral hinderde mij den ophef die hier in de bladen van mij gemaakt is. Alleen tegenover Holland vind ik dat aardig. Op zich zelf is 't vervelend. Ik stuurde Circe met een kalme voorrede aan van Nouhuys. Misschien wil Couperus het stuk toch plaatsen. Van Nouhuys is benauwd, en onder invloed der toonaangevers. De rechte broeder niet. ▫ Ik ben nu heel content en kalm er over. En besloten toch ‘de Vriendschapsdienst’ of de ‘ Wereldmaatschap’ te schrijven. Of ze 't spelen of niet. ▫ Ik voel dat ondanks zulke tegenslagen als met Circe mijn sneeuwbal toch aan 't rollen is, en niet meer kan tegengehouden worden. Hij zal zijn loop hebben. ▫ Ik voel het stuk. Minder abrupt dan Circe. Met uitvoeriger/ aannemelijker uitwerking. Het gehalte van mijn droomen van nacht gaf vooral mij rust. | |||||||||||||
donderdag 17 februariIk sprak goed, voor een zeer volle zaal, en een waardeerend gehoor. Georg Brandes zei, dat juist omdat ik geen redenaar wilde zijn, ik er een was. ▫ Het was een deftig, schijnbaar zeer officieel souper na afloop. Met twee ministers. Maar ik begon toen eerst te bemerken dat ik in handen van een politieke partij was gevallen. Ik ben feitelijk geëxploiteerd door Politiken, het radicale blad. Alleen dat blad heeft de reclame voor mij gevoerd, soms op zeer kinderachtige en smakelooze wijze. ▫ Er waren aan 't souper verscheiden menschen, ook Hollanders, die mij waarschuwden en het geval jammer vonden voor mij. ▫ Het raakt mij niet veel, nu ik 't eenmaal weet. Een volgende maal zal ik er wel vrij van sturen, als ik hier weer kom. 's Middags met de jonge Cavling (al even weinig fijn of intelligent als zijn vader, een echt journalist in slechten zin) op den ronden toren geklommen, en de schilderijen in 't nieuwe museum gezien. Zeer weinig goede nieuweren. | |||||||||||||
19 februariStockholm. Ten huize van Dr Poul Bjerre. ▫ Het doet ontzachlijk goed in zulk zuiver gezelschap te zijn als dat van Hjalmar Wijk en Poul Bjerre. O! O! O! - had ik zulk een atmosfeer om mij gehad in mijn vaderland. Strenge, bescheidene, edele jonge mannen, niet bevreesd om ernstig te zijn, | |||||||||||||
[pagina 1070]
| |||||||||||||
door en door goed zonder sentimenteel te zijn, sterk en karaktervol. Weinig spraaksaam, wat stijf, maar betrouwbaar - mannen van recht en evenwicht. Eergister, Donderdag, had ik bezoek van den heer Cardozo, Belg, die vroeg of hij misschien beter werksaam kon zijn dan nu - hij is in den handel - in Amerika. Ik zag met M. Meijer de schilderijen nogmaals. Vooral de jongeren. Een Adam en Eva, die Magda prachtig vond. Een paar fijne, bleek verlichte naaktfiguren op een groene boschachtergrond. De pose was mooi, het gezicht van Eva ook, de expressie. Maar ik kon het niet zoo naïef bewonderen, omdat ik er te veel het model in zag, en de kleur mij niet mooi aandeed. Toch moet ik erkennen dat het veel heeft wat de vroegere schilders niet konden hebben. Een natuurlijkheid, een expressie, een psychologie zou ik zeggen, - die vroeger niet gezocht werd. Het was zoo heel anders als de machtige Michel Angelo, of de onwezenlijke Rafaël. Zoo eenvoudig en klein-lief eigenlijk - een naakt meisje met verwondering en verwachting den naakten man ziende, rein en kuisch en nobel. Maar geen menschenmoeder. Een modern, ontkleed meisje. Ik at bij de familie Bang. Dr Niels Bang een fijne interessante man/ socioloog, en zijn jonge, beminnelijke vrouw, een echt Scandinavisch type. Brandes was er ook, en zij brachten mij allen aan de boot. Ik was gedeprimeerd. Het stormde, en ik ging weer verder van huis. Dat drukt mij altijd. Ik sliep goed in den trein, in de uitstekende zweedsche slaapwagen. ▫ Hjalmar Wijk was aan 't station en Poul Bjerre. Ik voelde zoo warm en hartelijk voor deze jonge mannen. Hjalmar de eenige die zich een genereus vriend heeft betoond in mijn leven. Dat vergeet ik nooit. En Bjerre, een dichter-arts, een wetenschappelijk kunstenaar als ik. Gister, voor de voordracht, had ik bezoek van Dr Ruhe, een schrijver hier. Die zeide mij dat het niet onmogelijk was dat ik in aanmerking kwam voor de Nobel-prijs voor literatuur. Ik had eenigen tijd noodig voor ik realiseerde wat zulk een geweldige sprong voor mij zou beteekenen. Maar ik hoorde het heel rustig aan, als maakte het geen indruk. Heden, Zaterdagmorgen, bezocht ik den beeldhouwer Karl Milles op zijn buitenhuis. Helder, zonnig voorjaarsweer. Sneeuwige maar dooiende wegen, de granietheuvels met sparren en knoestige eiken, de heerlijke meren en zee-armen vlak rondom de stad. Steeds Amerikaansche herinneringen, Boston of Connecticut. ▫ Milles' huis breed, forsch, groot aangelegd. Geweldige granietblokken, strenge, sobere houten versiering ongeschilderd. Ruime lichte kamer en atelier. Uitzicht over meer en stad. ▫ Zijn werk | |||||||||||||
[pagina 1071]
| |||||||||||||
aant.
| |||||||||||||
dinsdag 22 februariGelsenkirchen. Het is mooi voorjaarsweer en ik zit in Hans' hotelletje. Stockholm heeft een diepen indruk op mij gemaakt. Na het bezoek aan Milles des middags met Hjalmar het bezoek aan 't huis van den bankier Thiel. Een prachtig huis, - voor mij een ideaal huis, door de suite van groote kamers met bovenlicht, vol schilderijen, - en dan het sprookjesachtige heerlijke ontbijtkamertje, met het zonlicht, het uitzicht en de lichte, blijde, fijne schilderijen van Karl Larsson. Een groot kunstenaar, en zoo fijn en geestig en geacheveerd. ▫ De prachtige dier-stukken van Liljefos, mooi van kleur, uiterst vaardig en goed. Een groot meester. Deze Zweden zijn in sterken bloei. Ik zou zeggen het is de gezondste bloei op aarde, op dit oogenblik. Deze twee huizen, van Karl Milles, het forsche, sobere, stoere - en van Thiel, het weelderige, fantasierijke, lichte en kleurige - op de grens van oververfijning - ze vertegenwoordigen als twee zijden van mijn eigen wezen. ▫ De moderne schilderijen waren over de grens van 't decadente. Vooral de buitenlanders. Maar Liljefos en Larson zijn gezond, dóór en dóór. En meubels en tapijten waren ontworpen door den schilder die ook fraaie sneeuwstukken maakt. ▫ Er stond een groep gesneden houtfiguurtjes door een Zweedsche boer gemaakt - voorstellend een lijkrede, om een kist. De typen van prediker en boertjes met hun zwarte hooge hoeden waren zoo kostelijk in hun roerende erbarmelijkheid. Het was wonderlijk onbeholpen gedaan, en eenvoudig zwart geschilderd, behalve de koppen - maar de expressie was voortreffelijk. ▫ Milles een forsche blonde jonge man/ stoer en kort, blozend. Hij deed me iets denken aan Zeil, maar hij zag fijner en intelligenter. Ik bewonder zijn werk zeer. Ook de machtige polychrome figuur van Gustaaf Wasa in het Nordisk Museum. Een grootsche schepping. De tweede lezing in Stockholm was voller dan de eerste, en ik kreeg nu het kalme, ernstige Zwedenvolk waarlijk in geestdrift. Dit was heerlijk. Daarna een soirée bij Bjerre aan huis. Hij hield daar een mooie rede die mij diep roerde: ▫ ‘Liebe, Freiheit und Erhabenheit’ dat gaf hij aan als | |||||||||||||
[pagina 1072]
| |||||||||||||
aant.
Ida Bäckmann was er ook maar gedroeg zich kleingeestig door haar spijtige afgunst jegens mevrouw Boon en haar protsen met gravinnen en automobielen. Den volgenden morgen zag ik Bjerre's vrouw, de lijderes die altijd te bed moet liggen. Ze is veel ouder dan Bjerre, en had een dochter uit een vorig huwelijk, waarvan een charmant portret in de kamer hing. Haar vader was Westenberg de beroemde staatsman en dichter. Zij lijdt aan vreeselijke hoofdpijnen die het haar onmogelijk maken op te staan. De tragische oorzaak van dit lijden is een luëtische infectie in haar eerste huwelijk opgedaan. ▫ Ik mocht haar even zien, zij had alles meegeleefd de vorige dagen en het feestje vanuit haar bed gearrangeerd. Ik zag een bekoorlijk lief gezicht, in weelderig haar. Ze zal misschien even oud zijn als ik, maar had een jonge lieve expressie. In een seconde waren wij vertrouwd en elkaar begrijpend. Ik legde mijn hand op haar voorhoofd en kuste haar hand. Ze prees haar goeden man, die zoo alleen staat en zulk een strijd heeft. Het was een heerlijk moment dat ik nooit vergeet en mijn gansche tocht kroonde. De twee trouwe vrienden, Hjalmar en Bjerre brachten mij aan den trein. O, dat ik dit nog zien en beleven mocht, deze soort vriendschap die ik uitgestorven waande. Dit sterke, gezonde, edele. Dit is wat onze gansche jonge beweging in Holland ontbrak. Dit is wat mijn jeugd ontbroken heeft en mij arm deed zijn in al mijn voorrechten. ▫ Ik ging dankbaar weg, innig gesterkt. ▫ De reis was rustig, ik sliep door alles heen en bemerkte niet dat de trein op ponten over de zee ging. ▫ In Hamburg gebruikte ik mijn tijd om de Oldach's te zien. Ze waren volkomen wat ik dacht. 't Is wonder zooals ik de kleuren in mijn fantasie zoo juist geraden had. Vooral op het kleine meesterstukje van de Johanniskerk. Nieuw was voor mij de ‘Alte Müller’ waarvan het niet zeker is of Oldach het schilderde. Een heerlijk schilderijtje. Na Holbein is er zoo niet in Duitschland geschilderd. De zuivere kleuren, bleekgroen, wit en roze - en de dunne, zekere schildering. Oldach's portretten hebben dit bizondere, dat ze een zekere vaste stijl van menschelijk schoon aangeven. Precies als Rafaël, Hals en Van Dijck. Hij kiest als zijn typen de strenge, nobele, mannelijke gezichten der Oost-Friezen uit den aanvang der 19e eeuw. De strijders uit de Duitsche bevrijdingsoorlog. En het zijn mooie, gezonde, ook zwierige typen van menschelijkheid. Hij was een schepper van menschelijk schoon. Men kan dat type het | |||||||||||||
[pagina 1073]
| |||||||||||||
Oldach-type noemen, hoe weinig hij in zijn kort leven ook heeft kunnen maken. Ik reed Hamburg rond in een open rijtuigje, het was een zonnige voorjaarsdag. Onverwacht spoorde ik Gelsenkirchen voorbij, en ik nam snel het besluit daar te overnachten. De trein was al weer verder, maar ik stapte in Oberhausen uit, telegrafeerde Hans, en reed naar Gelsenkirchen terug, waar ik hem aan den trein vond en een uurtje nog met hem praatte. Hij was eerst stuursch, omdat hij bang was niet genoeg aan mijn bezoek te zullen hebben, maar later werd hij vroolijk. Toen had ik een zeer mooie, zegenrijke heldere droom. Onbeschrijfelijk mooi. Ik verlangde, voor 't eerst, los te zijn, los uit mijn eigen lichaam om in die heerlijkheid te kunnen blijven. ▫ Dit was zoo allerduidelijkst een belooning, een zegenende wenk. Merkwaardig was ook, dat Tina Pfeiffer ook aan Bjerre haar boekje had gestuurd, hoewel ze onmogelijk kon weten dat er eenige relatie was tusschen hem en mij. Ik sprak met Bjerre over haar en vertelde dat ik haar kende. ‘Hoe weinigen zijn wij nog op de wereld’ zei hij. Hoe zij hem uitgevonden heeft is nog een raadsel. Hjalmar gaat naar Amerika. Dat vind ik heerlijk. In den trein las ik Renner's Ahasver. Dat is groote, goede kunst. Nog weder een der onzen. Van avond in Aken nog, en dan naar het enge Holland. Maar ik heb mijn vrouw en zoontje en Walden en mijn werk. Ik ben goedsmoeds. ‘Du Courage!’ zie de lieve martelares tot mij. Hoe roert mij toch het gezicht van moedig gedragen lijden door een nobele ziel. | |||||||||||||
23 februariAken. Dit is een weinig een daling na mijn mooie tocht. Een zachte overgang tot Holland. Bij Hans bemerkte ik al, hoeveel hooger de Zweedsche sfeer was geweest. En nu hier ontmoette ik geen enkel interessant mensch. Wel was de lezing goed en succesvol, zooals gewoonlijk. En ik zie nu niet meer op tegen nieuwe reizen in een volgend seizoen. In Europa namelijk. Amerika moet wachten. Ahasver van Renner is prachtig. Het is de voortzetting van Goethe's traditie, maar geheel origineel en geoorloofd. Het is waarlijk verheven. Alleen ‘de Broeders’ kan er mee vergeleken worden, maar Ahasver is | |||||||||||||
[pagina 1074]
| |||||||||||||
aant.
Duidelijker dan ooit gevoel ik de roeping der onzen. Tegenover de domme bende die zich door stukken als ‘Elektra’ laat overdonderen. | |||||||||||||
vrijdag 25 februariBussum. Thuis! - nu werkelijk thuis! in een mij dierbaar thuis. Met mijn engelachtig zoontje en zijn dierbare moeder. Ik wachtte op zware nederslagen, maar ze kwamen niet. Ik ben ook nog niet ingezakt. De voorspoed in de zaak Walden, de bakkerij en de tuin, is opwekkend. Ik vind niets heerlijker dan het besturen en zien van tuinarbeid, en het meedoen daaraan. Dat is mijn verkwikkendste physieke actie. En het gaat nu alles geregeld, ordelijk, gemakkelijk - omdat er goede autoriteit is. Geen zweem van moeite. Ieder werkt hard en is tevreden, omdat er goed beheerd wordt. Hugo is een bekoorlijk engeltje. Zoo mollig en blozend, vol geest en leven. Vroolijk en vriendelijk. Een zon in huis, waaraan ieder zich koestert. ▫ Van middag zong ik in den gang, zooals in mijn gelukkigste tijden. Ik corrigeer ‘de Zendeling’. Ik blijf het een zeer goed stuk vinden, en kan niet anders denken of het zal eenmaal gespeeld en gewaardeerd worden. | |||||||||||||
zondag 27 februariEen zonnige, stille voorjaarsdag. Ik was heel gelukkig van daag. We wandelden door 't bosch, mijn lieve vrouw en ik, met ons zoontje in de wagen. Op Walden is alles in actie en voorspoed. Het huis is zoo vroolijk en zonnig en wordt mij elken dag dierbaarder. Als dit nu zoo maar blijven kan! dit is mijn vurigste wensch. In dit huis, binnen de omheining van Walden, in deze omstandigheden kan ik het vijandige Holland trotseeren. Als ik nu bij Martha kom, voel ik ook dáár de mij vreemde sfeer. De sfeer die vijandig is, door ongeloof en wantrouwen. En die zich toch in 't geheel niet vijandig acht, maar bevriend en welwillend. ▫ Ik voel nu hoe ik daarin jaren lang geleefd heb, en er onder geleden heb. Mijn beste zelf kon ik er nooit geven, ik kon het niet uitspreken. Het werd niet ontvangen. De ruimte was er niet voor. ▫ Dit is nu zoo anders - en zoo veel beter. Voor de oorspronkelijken die de natuur der menschen hebben doorgrond doet zich een geweldige moeilijkheid op. Wij weten dat de mensch beheerscht wil wezen en moet wezen. En dat de oorspronkelijke zijn gevoel | |||||||||||||
[pagina 1075]
| |||||||||||||
moet doen gelden door gezag. Maar het zich onderwerpen aan gezag is voor alle oorspronkelijken verachtelijk en past alleen aan de niet-oorspron-kelijken. ▫ En nu moet dus de oprechte oorspronkelijke tot de menschen zeggen: ‘gij totwieik spreek, zijt niet oorspronkelijk en moet u dus aan het gezag der oorspronkelijken, dus ook aan mijn gezag, in dingen van schoonheid en waarheid, onderwerpen. Maar gij acht u, ten onrechte, voor even oorspronkelijk als ik en zult dus beleedigd en boos worden om wat gij een aanmatiging van mij vinden zult. En toch is het niet anders, en moet ik in oprechtheid zóó tot u spreken, hoezeer ik 't ook anders zou wenschen. Ik zou u gemakkelijker aan mijn gezag onderwerpen, wanneer ik huichelde en u vleide, en zelf bescheidenheid voorwendde. Maar dat is tegen het wezen van mijn oorspronkelijkheid.’ De oude vraag over het gebruik van het woordje ‘gij’ schijnt mij opgelost door de versmelting van Noord- en Zuid-Nederlandsch. In Vlaanderen is ‘gij’ nog steeds algemeen gebruikelijk. De dichters hebben recht het daarvan over te nemen. Het ‘U’ als verkorting van ‘UEd’ kan dus vervallen, tenzij in comedie of conversatie-taal. Er blijft ‘gij’ en ‘jij’. ‘Gij’ voor ‘Vous’ en jij - of dij voor ‘tu.’ Ik las weer in ‘les Misérables’. Van ‘grof en onmogelijk’ gesproken! Maar een man als Hugo zocht, evenals Shakespere, en evenals ik, het felle, kleurige, hetzij schitterend of afschuwelijk, de tot het uiterste gedreven menschelijke hartstochten. ▫ Dit heet thans ‘drakerig’ en ‘grof’. Maar dat hangt af van de beteekenis. In mijn tooneelstukken is het nog zeer gematigd. | |||||||||||||
woensdag 2 maartIk ben in een geheel nieuwen en onbekenden toestand van geluk en vrede. Ik leef als een planter of heereboer, en ga daar geheel in op. Het verbeteren en vruchtbaar maken van Walden neemt mijn geheele attentie en geeft mij volkomen voldoening. Daarbij het ruime zonnige huis, het grootehuiselijke geluk, het lieve engelachtige kind. Daarbij vandaag een onvergelijkelijke voorjaarsdag, zonnig en stil, met veel vogels. Ik spitte vandaag en gisteren den geheelen dag en sliep vast en zwaar. Ik heb een neiging om mijn geheele auteurswerksaamheid te vergeten. In dit beheeren van mijn landgoed vind ik bevrediging. Het geluk der creatie zal wel weer komen, maar ik zoek er niet naar en ben ook tevreden al bleef het weg. Ik voel dat ik mijn plicht gedaan heb, en dat mijn werksaamheid niet meer genegeerd kan worden. Na dit effect van mijn laatste inspan- | |||||||||||||
[pagina 1076]
| |||||||||||||
ning voel ik gerust. En ook het anders schrikwekkende idee van het einde laat mij geheel kalm, zooals bij een normaal goed geëquilibreerd mensch behoort. Ik weet wel dat mijn kunst hoofdzaak is van mijn leven evenals altijd. Maar ze is dat weer ondanks mezelven, het voor erkenning vechten, dat altijd een gevaar en in dit geval een noodzakelijk kwaad is behoeft nu niet zoozeer meer. Ik ben innig blij om deze rust, ook omdat het bewijst dat eigenlijke eerzucht niet bij mij ontstaan is, ondanks het willen erkend zijn. Nu ik vrij zeker ben dat mijn arbeid niet te vergeefs is geweest en zal erkend worden, nu verlang ik volstrekt niet de kleine streelingen van ijdelheid. Integendeel ik ben blij als ze wegblijven. Ik verheug me in de zon, in den groei van boomen en planten, in de bloemen die ik zal kweeken, in het mooi van dit mij nu zoo lieve land - en in mijn lieve vrouw en kind. Nu zeg ik met Hebbel: moge het zoo blijven. | |||||||||||||
zondag 6 maartOnze intieme trouwdag. Ik heb voor veel bloemen gezorgd en het is een schitterende voorjaarsdag. Mijn liefste speelt ‘Nun armes Herze sei nicht bang En nu voelde ik ook weer wat ik te doen heb. Dit zoete weemoedige gevoel van smartelijk vertrouwen, ondanks alles, dat is het groote wat ik te zeggen heb. ▫ Dat is het thema van de Legende. De vader die het voelt, en de moeder - en beider verwachting dat het kind het zal verwerkelijken. ▫ Ook hetzelfde in Irene's ballingschap. Ook in Schijn en Wezen. ▫ Schrijven over ‘De Dichter en het Nieuwe Weten.’ | |||||||||||||
donderdag 10 maartLangsaam aan begint de oude stemming terug te komen. Ernstig, bijna somber, maar in staat tot serieus werk. Het hooggestemde, geestdriftige van op reis ver weg, gedrukt onder Holland, vijandschappen en geldzorgen. Maar ook bewust van mijn ernstigste, diepste zelf. Een eenvoudig leven, physiek en moreel, sober en hard. Daarin werk ik het beste. Gister een veiling, waarin het stuk grond dat ik verkoopen moet weer opgehouden werd. Ik was niet teleurgesteld, ik verwachtte niet beter. Paul krijgt een betrekking bij de Larensche Kunsthandel. Hij is weer verloofd. Een goede jongen en mij zeer getrouw. Maar hij mist het kinder- | |||||||||||||
[pagina 1077]
| |||||||||||||
lijke, - ondanks zijn naïeveteit in sommige dingen - hij mist het blij-bewonderende, het edelmoedig verheugen, de geestdrift voor het mooie en goede. Hij had iets ouwelijkers dan ikzelf. Hij is fijn en gevoelig - maar wat decadent. Nu eerst zie ik goed, hoe slecht gepaard Martha en ik waren. ▫ Dat ontbrak haar - en langen tijd leed ik ontbering, omdat ik trouw wou zijn en dat niet vond. Toen, door Betsy, kwam de verheffing, de ontplooying, de uitbarsting van mijn rechte zelf. En daaraan heeft Martha nooit kunnen gelooven, en Betsy heeft het niet kunnen verstaan en verdragen. Totdat ik in mijn lieve vrouw het geloof vond en de diepe trouwe liefde. Maar Martha noch Betsy dragen mij een kwaad hart toe, want ze kennen beiden mijn oprechtheid. En Betsy is veel veranderd en haar liefde is veel dieper en vaster en verdraagsamer geworden. ▫ De dichter moet geloof voor zich durven eischen. Zonder dat is hij niets, en vermag hij niets. En wie niet in hem gelooft, is zijn vijand, onvermijdelijk. Hedenmorgen aan Schijn en Wezen, - van avond aan de Legende geschreven. | |||||||||||||
zaterdag 12 maartEen vroeg voorjaar, elken dag pluk ik een schaal vol viooltjes. Dag aan dag zacht stil weer. Er zijn veel kleine zorgen en ergernissen. Mijn lieve vrouw en ik lijden onder den druk van personeel en dienstboden. Zij heeft weinig gezag en we moeten steeds vechten om onze suprematie in huis te handhaven tegenover een ‘astrante’ juf en pleegzuster. En toch is ze verplicht die hulp aan te nemen om haar zwakte. En arme kleine Hugo begint een slecht humeur te toonen sints eenige dagen. Dan is hij nerveus en onbedaarlijk driftig en greinerig. Arm ventje, zooals hij dan voorover in slaap valt op zijn stoeltje, geplaagd door angsten of irritaties. En daartegenover toch streng te moeten zijn. En bij alles is hij zoo innemend, met zijn lieve expressie, zijn teere maniertjes en gracieuze handjes. Men kan zeggen dat het doel van 't leven uiterst duidelijk is en eenvoudig: zaligheid. Dit woord duidt al aan dat het is waarheen alle verlangens en neigingen - dus alle levensbewegingen - gaan. Om dit als levensdoel te begrijpen moet ook een voortduren van ons leven na den dood worden aangenomen. En dat wij ons geen geluk zonder reactie of verveling | |||||||||||||
[pagina 1078]
| |||||||||||||
kunnen denken, - dat heeft al heel weinig bewijskracht tegen de mogelijkheid er van. | |||||||||||||
zondag 13 maartGutzkow zegt in zijn ‘Briefe aus Paris’ naar aanleiding van het fiasco van Balzac's Quinola ‘Ich erstaunte das ganze Pariser Publikum gegen Balzac so gereizt zu finden. Alles hasst ihn, Alles verfolgt ihn. Kein Bedauern über seinen Fall, allgemeine Schadenfreude’. Hetzelfde, in motief, wat ik in mindere mate ondervind. Ik wil in de ‘Legende’ een zuivere reeks beelden geven. Alle met dezelfde sterke vergrooting gezien. Dat maakt het volgen lichter. | |||||||||||||
dinsdag 15 maartIk hoorde een Beethoven-concert hedenmiddag. Maar het had weinig effect. Bij zijn ouvertures (Egmont, Leonore) moet ik soms, door een zonderlinge associatie, denken aan zijn portret met den hoogen hoed. Ik zag de bewegingen van een zwerm spreeuwen boven 't Naardermeer. Ik zou die fotografisch weer willen geven, bioscopisch zoo mogelijk. Het zijn precies de bewegingen van een amoebe of plasmodium, maar sneller. Dit is voor mij uiterst belangrijk en gewichtig. Deze gelijkheid in plastiek en beweging, wijst op een gelijkheid in samenhang. Er is dus overeenkomst tusschen de samenhang van naast elkaar vliegende spreeuwen, en de moleculen van een protoplasma-lichaampje. Ook de afgrenzing van de spreeuwenzwerm is zeer scherp, het zijn zuivere, distincte grenslijnen. Soms splitst de zwerm zich in twee. De bijen hebben nooit zulk een eenheid in hun zwermen. | |||||||||||||
donderdag 17 maartVan Nouhuys stuurde me van morgen 't ‘Paleis van Circe’ terug. Dit is half een calamiteit, omdat het mij onmogelijk maakt verder mede te werken aan Groot-Nederland, half een geluk omdat ik nu ook niets anders schrijven zal dan wat mij 't liefst is. ▫ Te denken, dat ik mij zou moeten voegen in de autoriteit van iemand die zooveel nonsens over mijn werk op zijn geweten heeft. En dat ik nu, op mijn vijftigste jaar nog niet compe- | |||||||||||||
[pagina 1079]
| |||||||||||||
tent zou worden geacht in mijn eigen werk te beoordeelen wat het drukken waard is of niet. Ik heb echter de plannen gevormd voor twee boeken die ik ook zal uitvoeren, zonder me aan tijdschriften of redacteurs te storen
Of ik nog iets voor Amerika schrijf hangt van Page af. | |||||||||||||
zondag 20 maartStil, kil, zonnig weer. Frisch en helder. Er bloeien veel viooltjes, daar waar vroeger mijn bijenstal stond. ▫ Ik heb het goed, mijn huis is mij dierbaar. Er is veel zon en ik heb het leven dat ik wensch. Spitten, studeeren, schrijven, kleine wandelingen met mijn lieve vrouw. Een zaak besturen die goed gaat, planten en ordenen en verbeteren. Bloemen zaaien en planten. Toch is er nog iets niet goed in me. Een zekere gejaagdheid, die mij belet goed te produceeren. Ik wacht ook elken dag ons tweede kindje. ▫ En dan Holland, en de Hollanders. Ik heb niets van land of menschen hier te wachten. Ik weet het. En niet altijd kan ik dat gelijkmoedig dragen. ▫ Ik las mijn dagboeken over. Er staan veel waardevolle gedachten in. En ik weet feitelijk niemand die in staat is ze er uit te zoeken en te editeeren. | |||||||||||||
dinsdag 22 maartSteeds mooi zonnig voorjaarsweer. Mijn leven is zoo goed als ik wenschen kan. Wat nog ontbreekt ligt aan mezelven. Ik zie met de welbekende ontroering van vijftigjarigen het vlieden van den tijd. Elk tijdspunt dat zooeven nog ver vóór mij lag is plotseling al ver achter me. Hoe gauw zal dan ook de laatste baken van dit leven vlakbij zijn. Dat besef maakt ernstig - en doet ook met schrik denken aan al wat er nog te doen valt. Soms denk ik: ik deed genoeg. Laat ik het nu rustig en gemakkelijk opnemen. Dan doe ik ook het meeste en 't beste. ▫ Maar onwillekeurig komt de haast weer en de zorg om al wat ik nog te zeggen en te doen heb. ▫ Ik schrijf aan de ‘Legende’ en ‘Schijn en Wezen’. Maar de dagen zijn me te kort. Op Walden veel te bedisselen. Veel brieven, bezoeken. Ik herlees oude dagboeken. De lange smartelijke jaren van inwendig wroeten, belemmerd en krampachtig beklemd door onnatuurlijke en gedwongen verhoudingen. Wonder dat er nog zulke goede werken in ont- | |||||||||||||
[pagina 1080]
| |||||||||||||
staan zijn. ▫ Maar hoe veel beter had ik geleefd, misschien ook geproduceerd als ik mijn vrijheid eerder had veroverd. ▫ Dit veroveren van mijn vrijheid heeft twee groote stadiën gehad, twee crisen, twee losbrekende daden en tijden. ▫ Het mij losmaken van oude banden en het vinden van mijn lieve vrouw, dus de groote omkeer van negen jaar geleden, de scheiding en het huwelijk daarna. Dat heeft mijn leven ontzachlijk verruimd en verhelderd. Toen ben ik eerst recht mezelf geworden. ▫ Het tweede is het eerste verblijf in Berlijn, toen ik mijn waarde ging voelen, Daarna ben ik nooit meer de kleinmoedige geweest van vroeger. Maar wat ik daarmee dan ook verloren heb, is de kring van vrienden en bekenden. Ik heb niemand meer van de ouden. Om Martha zijn ze gebleven. Van mij zijn ze weg. ▫ Maar dat is zooals 't hoort, en goed. En heb ik niet vergoeding veel grooter dan 't gemis? | |||||||||||||
woensdag 23 maartHeden is 't goed in mij. Ten minste hard verbeterend. Ik zag Sirius van avond en voelde iets van 't heimwee naar 't verre Vaderland, dat de dood niet vreeselijk maar zoet maakt. En toch is 't heden des te mooier. ▫ En te gelijk vormt zich - zooals dat altijd ging - het nieuwe werk weer langsaam aan. Ik trof terstond den juisten stijl, ik heb niet, zooals bijna bij alle andere boeken, herhaaldelijk moeten beginnen. 't Begin was op eenmaal goed. Maar 't verschiet nog onklaar, nevelig. Nu klaart het langsaam op. ▫ De vader, in zijn machteloos diep besef, de trotsche, oorspronkelijke en verbitterde. Al wat goed aan hem is, is gericht op zijn kind. ▫ De moeder, de naieve, vast liefhebbende en vertrouwende. ▫ Het kind, Sirius, eerst door die twee gesteund, dan zich zelf oprichtend, triomfantelijk, een lichtgestalte. ▫ De ontmoeting met den Menschgeest, de verantwoordelijke. Taede's woede en worsteling met hem. ▫ Het zachte meisje, Elymosine, dat hem bij den Mensch brengt, - en dan weer bij zijn kind is. Dat hij weg wil jagen, maar niet kan. | |||||||||||||
vrijdag 25 maartKoude N. wind. Ik schreef aan Schijn en Wezen en voelde de troost en de rust die het diep denken aan hooge en eeuwige dingen geeft. Dan verliest het ouder worden het vreeswekkende. ▫ Ook heb ik nu niet meer 't gevoel, dat ik vroeger wel had, van om niet gewerkt te hebben, zooals Keats dat | |||||||||||||
[pagina 1081]
| |||||||||||||
meende, het verloren gaan van 't mooie dat ik toch gegeven heb. Dat kan nu niet goed meer, en nu bekommert het mij niet zoozeer meer. Maar van avond kon ik niet werken aan de ‘Legende’, want we verwachten elken dag de komst van Gemma (of Evert). En dan voel ik de schrik van het groote gebeuren voor mijn dierbare vrouw, en de pijn en 't gevaar. Dan voel ik weer angstig hevig hoe lief ze mij is, en hoe alles in dit huis als doortrokken is van haar lieve wezen. Wij zijn zoo geheel wolkeloos gelukkig met elkander. Ik verlang niets anders in haar, en het samenzijn met haar is altijd een nieuwe vreugde. Ik geloof dat ik dit huis liever heb nog dan ons kleine dierbare huisje, omdat zij er nu eerst recht de huisvrouw in is. En het huisvrouw zijn gaat haar goed af, veel beter dan ze zelf meent, het staat haar, en geeft haar naïeve, zuivere wezen iets vasters, meer voltooid. | |||||||||||||
zondag 27 maart1e Paaschdag. Gister werd ons tweede zoontje geboren. Het was een prachtige voorjaarsdag, evenals vandaag, en de geboorte was wat men voorspoedig noemt. ▫ Aanvankelijk had ik het gevoel van lafheid, er niet bij te durven zijn, om het lijden niet te zien, en het scheen me alsof vooral de weerstand tegen zulk een aandoening in ouderworden verzwakt. Maar dat was een bui van depressie, een melancholisch vleugje. Toen het gebeurde was ik er bij, en kalm. Maar ik vond het erger dan de vorige maal, en er doemde een vreeselijk gevoel in me van bittere verontwaardiging, van trotsch verzet, tegen een macht die zoo slecht zorgt, zoo slecht inricht - dat om het allernoodigste te doen gebeuren, het lieve, teedere wezen tijdelijk moet worden vernietigd en misvormd en tot schande gebracht. Hugo heeft de gewoonte tegen elk mensch, ook tegenvreemden,metzijn gracelijk handje te wuiven. Toen hij zijn kleine broertje Evert zag, bekeek hij 't eerst aandachtig, als een vreemd diertje of ding. Maar toen hij zag dat het leefde en geluid gaf, herkende hij het menschje, en wuifde het vroolijk en langdurig toe, een welkom. | |||||||||||||
[pagina 1082]
| |||||||||||||
Ik ben zeer geïnteresseerd door mijn zoontje Evert, ik kan hem lang bekijken. Zijn hoofd is goed gevormd, regelmatiger dan dat van Hugo, zijn oortjes vlak aan 't hoofd. Mijn lieve vrouw herstelt vlug. Ze is mij zoo dierbaar. Gister weer een rit te paard met Hans die mij goed deed. Bezoek van Mevrouw van Dorp - van Stolk, weder een vrouw wier intuïtie zich op merkwaardige, heftige wijze verzet tegen de dwalingen van onzen tijd. Ze is daarbij zeer weinig literair, en schrijft onhelder en slecht. Maar onmiskenbaar is de vaste, oorspronkelijke waarheid die ze in zich voelt, - en haar worsteling met allerlei abstracties, dialectische en philosophische schrijvers en natuurwetenschappelijke boeken maakte haar ten slotte zenuwziek en deed haar in handen vallen van zenuw-artsen, die natuurlijk alles nog erger maakten. ▫ Ze is eene als Tine Pfeiffer, of Lady Welby, maar veel zwakker en onwetender. Maar ze voelt hetzelfde. En intuïtief is ze wijzer dan de geleerden (Bolland, Lorentz, Bruyning enz.) die ze bespreekt. Van daag zag ik de prachtige bloemen in Haarlem, en het vervult me als een levendig vizioen. Ik bracht een Amaryllis lelie mee voor mijn vrouw. Er was een variëteit naar mij genoemd. Hij stond naast Victor Hugo. | |||||||||||||
donderdag 31 maartDezelfde harde wind. Kroosjes bloeien. Hedenavond, onder de sterrenhemel, een gevoel als in mijn kindsheid: waarom ben ik ik? Wat beteekent die wonderlijke centralisatie van alle waarneming in mijn nietig persoontje? Ik weet dat ik één ben uit milliarden en een oneindig klein stipje in tijd en ruimte - maar toch ben ik anders als al het andere, en alle anderen, want ik ben ik, en alles bestaat alleen omdat het mij aandoet. En vermoedelijk voelen alle menschen iets dergelijks, maar toch ben ik, door dat ik-gevoel, anders dan alle anderen. ▫ Mijn verstand zegt dat er geen ik is, behalve de Almacht, God. ▫ Maar nooit en nergens heeft er toch iets of iemand bestaan met ditzelfde persoonsgevoel. En waarom juist ik? ▫ Alles machtelooze woorden om een onuitsprekelijk gevoel te benaderen. Ik bezag lang mijn pasgeboren zoontje en ik overdacht dat zijn wezen zich vooral in drie opzichten onderscheidt van ouderen:
| |||||||||||||
[pagina 1083]
| |||||||||||||
Dit alles verandert langsamerhand, er komt herinnering, reflectie en profetie. Daarmee wordt het besef van tijd verkregen, en het gevoel raakt daarmee buiten den tijd. Het vat, langsaamaan, toekomst en verleden bijeen. Tevens komt er verbinding van eigen en oneigen. Het is dus een uitbreiding van 't gevoel, van uit één punt, over tijd, en over ruimte. Ruimte niet enkel in tastbare uitgebreidheid, maar in den zin van veelheid. Het wezen herkent gelijksoortige wezens, breidt zich daardoor uit, treedt er mee in contact en wisselwerking. ▫ Als deze uitbreiding van het gevoelspunt een zekere climax bereikt heeft, sterft het lichaam af. Een terugkeer tot het aanvankelijk bestaan kan dat niet zijn. Het uitgebreide gevoel kan niet weer inkrimpen. Wel zich scheiden, afscheuren van het lichamelijk hulpmiddel dat dan weer het reflectie- en profetie-looze bestaan voert, als materie van een ander wezen, de aarde. ▫ Maar het volgroeide mensch-wezen, het volwassen individu, heeft als hoogste evolutie niet meer dan het soort-wezen, de menschheid. In die eenheid ligt de hoogste volmaking van de enkeling. ▫ Nu moet dat soort-wezen, blijkens zijn wonderbare creatie der individuen wel oneindig wijzer zijn dan de volmaaktste mensch. ▫ Maar met dat al is het toch nog maar een beperkte wijsheid, met een beperkte waarneming van het bestaande. | |||||||||||||
1 aprilDor en somber, misschien door het dorre weer. ▫ Het afstooten van een deel van 't lichaam door de insecten, is veel meer dan een symbool. Het is een analogie. ▫ Het insectenras staat veel verder van ons, en is veel meer begaafd met ons onbekende eigenschappen dan andere diersoorten. Het is niet onmogelijk dat wij bij de insecten waarnemen wat wij in ons eigen ras niet zien, en wat de insecten zelve ook niet kunnen waarnemen. ▫ Zeer zeker heeft de rups geen verwantschapsgevoel met den vlinder. Voor de rups sterft het individu in de cocon. Al wat rups is, gaat verloren. Wij noemen de vlinder ook stoffelijk, en zien niet wat er weer van de vlinder overblijft als die sterft. Maar dat is een kwestie van waarnemingsvermogen. ▫ Het meest grove, meest materieele, zien we bij de rups afsterven. Wat overblijft is fijner, en ook werkelijk geestelijker. De vlinder is veel fijner begaafd, ook geestelijk, dan de larve. Er is in waarheid geen scherpe scheiding tusschen stoffelijk en geestelijk. De scheiding wordt alleen gemaakt door ons waarnemingsvermogen. We noemen iets ‘weg’ ‘verdwenen’ als we 't niet meer zintuigelijk, direct of indirect, kunnen waarnemen. Niets | |||||||||||||
[pagina 1084]
| |||||||||||||
geeft ons recht aan te nemen dat de geheele vlinder verdwijnt, bij zijn sterven, evenmin als de geheele larve verdwijnt - en evenmin als de geheele mensch verdwijnt bij de desintegratie. | |||||||||||||
zaterdag 2 aprilStiller, warmer. Ik kocht een biographie van Leonardo voor mijn 50sten verjaardag. ▫ Ik merkte op, in zijn physische beschouwingen hoe hij belemmerd wordt door het gebrekkig weten van zijn tijd, en hoe hij reageert tegen het bijgeloof van zijn tijd en alreeds te ver gaat in reactie. ▫ Zoo voel ik nu in onzen tijd dezelfde belemmeringen. ▫ Over eenige eeuwen weet men niets meer van het verschil tusschen ‘geestelijk’ en ‘stoffelijk’. En al ons verdedigen van het geestelijke zal er onverstaanbaar door worden. Omdat men niet meer over het ‘stoffelijke’ hoort spreken. Vandaag kwam in mij op, hoe de psychologische verschijnselen van het ‘dubbel-ik’ in verband kunnen gebracht worden met het bestaan van ons ‘droomlijf’. ▫ Als de slapende mensch zich gedeeltelijk reïntegreert tot een nieuwe persoonlijkheid - zooals bij somnambulen - dan is die persoon misschien meer uit het ‘droomlijf’ gevormd. En wel daarom, dat zij meer macht heeft over sommige functies b.v. het genezen. Ze heeft meer plastisch vermogen. ▫ Ideoplastie, persoonsverdubbeling, droomlijfdrie nieuwe begrippen die op verband en beschouwing wachten. Werk genoeg voor mij - als ik niet verder imaginatief werken kan of wil. Ik zag heden de moderne schilderijen in de nieuwe afdeeling van het Rijksmuseum, met Valborg. Ze maken toch een goed figuur bij Duitschers en Scandinaviërs. ▫ Ik zag ook de teekeningen van Dupont en de Japansche kunstvoorwerpen in de Larensche Kunsthandel, waar Paul nu een betrekking heeft. Prachtig werk. Ik ben zeer ernstig en niet vroolijk, maar rustig. Af en toe komen bittere gedachten, vooral 's morgens, evenals altijd. Maar rustig en tevreden. Alleen het vervuld zijn met groote en eeuwige dingen geeft rust, anders niets. Op het dagelijksch geschrijf moet ik geen acht geven. | |||||||||||||
[pagina 1085]
| |||||||||||||
Nu was het recht duidelijk hoe totaal vereenzaamd ik sta in Holland. Alleen Martha kwam mij van morgen goedig een plant en delicatessen brengen. Anders niemand, geen brief, niets. Een brief van Page, zoo goed als een weigering van mijn artikel behelzend, een lamme brief. ▫ Nu de bittere kamp tusschen mijn trots en de zorg voor vrouw en kind. Moet ik om den broode schrijven gaan? ▫ Deze uitgevers zouden dolgraag een grooten geest ontdekken en aan zich verbinden, maar ze dwingen juist tot datgene wat een groote geest nooit doen zal: het publiek naar de oogen zien. Toch - mijn moeder telefoneerde. En Valerie schreef me een vers van Hugo. ‘Il faut vous rejouir, car voici le printemps’ ‘il faut’! Goede vader Hugo. Uit deze sombere dagen kunnen nog wel lichte scheppingen geboren worden. Dit is de reactie op de reizen vol prikkel en voldoening. Nu weer: per aspera ad astra. Door de ernst tot beter blijdschap, tot creatie. | |||||||||||||
vrijdag 8 aprilIk ben nu langsaamaan in 't goede spoor gekomen. ▫ Feitelijk is men alleen dan waarlijk rustig en gelukkig als men gestadig en zonder vrees denkt aan het generzijds. Zoolang men daarin niet staren durft is alle zielsrust gekunsteld. En alleen door het recht en voortdurend in 't oog houden blijft men wakker en geduldig. Tina Pfeiffer had gedroomd dat Evert kwam en onder bescherming van goede machten staat. ▫ En dat ik het onmogelijk schijnende mogelijk zou maken. Ik schreef dat ik niet naar Amerika terugkeer eer mijn boeken er zijn uitgegeven of het kapitaal gevonden voor ons plan. Gutzkow's Briefe aus Paris zijn een merkwaardig bewijs van journalistiek meesterschap. In een maand tijd een boek over Frankrijk te schrijven, in twintig brieven, zoo onderhoudend en zulk een goed beeld gevend van land en staat, dat is al bizonder knap. En daarbij zooveel gezond verstand en zulk een heldere, ruime blik op Maatschappij en Staat. Wat hij over socialisme en communisme zegt is uitstekend hier en daar. Curieus dat hij de socialisten tegenover de Fourieristen stelt. Ik at bij mevrouw van Dorp-van Stolk in 't Hotel te Hilversum. Een merkwaardig type. Een gewoon, lief, mooi vrouwtje, dat plotseling in wijs- | |||||||||||||
[pagina 1086]
| |||||||||||||
geerig verzet komt tegen de bestaande dwalingen, en hevig aan 't studeeren en aan 't schrijven gaat. En daarbij zeer interessante dingen zegt. Met Paul hoorde ik een declamatorium ‘Terwe’ van René de Clerq met muziek van Hubert Cuypers. De muziek was te hoog en te fijn voor dat boerengevalletje. Daardoor ontstond een comisch contrast. Het beviel mij niet. Maar 't publiek was geheel bekoord. Weer een bewijs hoe muziek als machtige suggestieve band de menschen tot aandacht weet te boeien bij een uiterst onnoozel dramatisch geschiedenisje. ▫ Als dat eenmaal goed geëxploiteerd werd! ▫ Minnestral, Lioba of de Broeders met machtige muziek, - welk een effect zou men bereiken! enorm. ▫ Ik zal toch mijn volgend drama, vers-drama, - van den aanvang af met muziek concipieeren. | |||||||||||||
zaterdag 9 aprilIk was vandaag in Bloemendaal bij Giza. Het was prettig en opwekkend daar te praten, evenals vroeger. Ze is een ruim, onhollandsch mensch - en de ruzie die we eens hadden, over 't pensiongeld, is glad vergeten. Prettig was 't met haar te praten over ‘'t Paleis van Circe’. De geschiedenis van dat stuk kan me soms nog bitter stemmen. Te denken dat in ons poenenland, waar zooveel lauwe, matte, saaie en onnoozele stukken nog gerespecteerd worden, op dit pittige en amusante werk laag zou worden neergezien, als een mislukking, tot leedvermaak van ventjes als L. Simons - dat is kras! Ik liep door Bloemendaal met Giza en Ilonka, en zie een bizonder mooi en lief jong meisje aankomen, van een jaar of veertien. Ik herken in 't gezichtje, de gelijkenis met een ander meisje dat ik in Locarno ontmoette, en Iloesch zegt: ‘Dat is Dorrie Stoop’. Dat is het meisje dat mij tweemalen zulk een aardig briefje van bewondering schreef. Ik ga de straat over en steek mijn hand uit, haar aankijkend, en zeg: ‘Dorrie Stoop?’ Even kijkt ze onzeker en verwonderd, toen krijgt ze een kostelijke hooge kleur en zegt: ‘meneer van Eeden!’ Dat was een allerliefst moment, dat mij den heelen dag goed maakte. Toen ik voor een bloemenwinkel stond, met Giza en Ilonka, bezig op mijn viets te klimmen, de handen vol met bloemen en een taschje, kwam ze weer terugloopen. Dat deed ze er om want ze was geen honderd pas ver gegaan. Maar ik had werk op mijn viets te komen en zag haar niet, eer ze voorbij was. ▫ Maar het bekoorlijke en verheugde gezichtje met den | |||||||||||||
[pagina 1087]
| |||||||||||||
blos zie ik nog. En zoo'n kleine ontmoeting maakt veel goed aan wrange ondervindingen. | |||||||||||||
zondag 10 aprilVandaag mijn liefste weer beneden. Ik had groote witte Maria-lelies, roode amaryl-lelies, rose tulpen in een Chineesch-blauwe pot, rozen in een donkerblauwe vaas, gele genista met paarse hyacinten - het was zonnig en vroolijk in de huiskamer. Wedren-dag. De bakkerij maakte een goede week, we gaan overhouden. Ik heb nu de volgende plannen op mijn programma voor het volgend decennium. Maar het kan ook in vijfjaren afgewerkt zijn. Allereerst: 1. Schijn en Wezen II. Ik ben aan de elfde zang, op een na de laatste. Dan: 2. De legende van Sirius. 3. Het Dichterschap en het nieuwe weten. Een boek voor Holland, met bespreking van buitenlandsche en Hollandsche dichters (Spitteler, Renner, Mackay, Kloos, Gorter, Verwey). Tevens een krachtig verweerschrift. 4. Die Umwandlung der Gesellschaft. Een boek voor Duitschland en Scandinavië. Eerst 1. Philosophisches, dan 2. Psychologisches, dan 3. Biologisches eindelijk 4. Sozial-economisches. 5. Een groot Drama, in den trant van de Broeders. Ik denk dat ik de hoofdpersoon Ulmo noem. Misschien ook David. Ik maak het opvoerbaar met aanwijzingen voor de muziek. Tusschendoor twee meer gewone tooneelspelen: 6. De Vriendendienst. 7. Irene in Ballingschap. Als deze twee laatste stukken zich voordoen worden ze achter elkander afgemaakt. Al het andere wordt veel langsamer afgewerkt, met studie en geduld. Als ik dit programma afgewerkt heb, mag ik tevreden en voldaan zijn. Heb ik dan nog kracht en tijd, dan zijn er nog drama's te maken al Jan de Witt. En dan kan ik trachten een wetenschappelijk werk over nieuwere psychologie te maken. Over het droomlijf, de ideoplastie, en het onwaarneembare. | |||||||||||||
[pagina 1088]
| |||||||||||||
der blijde worken. In huis kropen de padjes. Ik plantte bloemen den heelen dag. Het verheugt me zoo ordelijk en netjes nu alles om ons huis is, en hoe nu het groen zoo mooi uitloopt, en al het gewas en de boomen door zorgvuldige behandeling beter groeit. Vanmiddag een paar zeer onaangename brieven. Else die mij door haar advocaat laat beleedigen - want zulke zakenbrieven, op zulk een toon, zijn voor mij hevige beleedigingen. En een Amerikaansche firma die mij lastig valt om een schuld van geleverde knipsels. In beide gevallen heb ik iets onhandigs gedaan, hoewel ik in waarheid gelijk heb. Maar mijn eerste impressie is die van eigen stommiteit. Dan heb ik een tijd noodig mezelven in eigen oogen te rehabiliteeren. Den geheelen dag behoud ik de neiging mezelven klein en dom en onhandig te zien in alles. ▫ Maar wel beschouwd is de houding van Else zeer min. Ik moet het geval weer aan Jolles overlaten. | |||||||||||||
vrijdag 14 aprilVanmiddag vietste ik bij heerlijk lenteweer naar de Horstermeer. Het vlakke groene land, het heldere water met de dotterbloemen en pinxterbloemen, de leeuweriken in de blauwe lucht, de geur van waterplanten en omgewerkte aarde - het verfrischte en verkwikte mij. De eerste diepe voorjaarssensatie. Ik sprak met de Boer en zijn vrouw Trijntje, oude vrienden die blij waren me te zien. Kleine veeten van vroeger waren vergeten. We zijn beiden wijzer geworden. Hij ook, de hartstochtelijke ongeschoolde kop vol energie en initiatief - en zelfoverschatting. ▫ Er was veel gewerkt in de Horstermeer, er was leven en vooruitgang. 's Morgens bij een wandeltje met mijn lieve vrouw had ze ook weer voor 't eerst haar aardige, blije maniertjes. Gisteren morgen nog was ze zoo somber en melancholiek. Ik streelde haar voorhoofd toen ze naast me lag en toen begon ze te schreien. Ze zei: ‘Je hand is zoo licht en zoo zacht, nu moet ik denken hoe die eens zwaar zal zijn en naast je neerliggen.’ ▫ Die somberheid kwam ook na Hugo's geboorte. Ik was weer den ganschen dag in de tuin bezig. Vrou Titsingh was bij Martha. Ze wist dat Else een nieuwe ‘vlam’ had zooals ze 't uitdrukte. Ik dacht ook wel dat die Frau Siegfried invloed op Else heeft. Het is treurig. | |||||||||||||
[pagina 1089]
| |||||||||||||
zaterdag 16 aprilVerjaardag van mijn liefste. Ze was opgewekter dan een paar dagen geleden, en ze is me voor al wat ik doe zoo dankbaar. Als ik bloemen voor haar schik of lekkers meebreng. En dat zijn juist voor mij de liefste pretjes. En dan vindt ze me zoo goed en lief dat ik er confuus onder word. Ze heeft altijd een goed, lief woord voor me, en bij al dien twijfel die anderen pogen op te wekken ziet zij me juist steeds in gunstiger licht en vindt mij vooruitgaan in zorgsaamheid en liefderijkheid. Zij is het die mij van verbittering vrijwaart, zij alleen, en dat alleen zou reden zijn voor alle menschen die mij en mijn werk kennen om het te loven dat wij man en vrouw zijn geworden. Vandaag zong een nachtegaal, aan den weg naar de Meent. Herman Gorter sprak me van daag aan op straat. Hij was een weinig gegeneerd in zijn spreken, ik hoorde het. Ikzelf voelde zeer rustig en kalm en vriendelijk. | |||||||||||||
woensdag 20 aprilIk lees Leonardo's leven, en het doet mij goed. ▫ Prachtig zou zijn de tegenstelling van Michel-Angelo en Leonardo in een drama. Het zou een drama met twee helden zijn. De sombere, bittere worstelaar die toch groote werken tot stand brengt - en de rustelooze waarnemer en zoeker, te veel natuuronderzoeker en wijsgeer, te weinig maatschappij-mensch om verbittering te kennen - maar wiens grootste werken bijna alle mislukken door overmaat van zoeken en zorgen. ▫ Zeldzame overeenkomst tusschen Leonardo en Goethe. Geheel dezelfde soort geest, 't zelfde soort genie. Wat bij Leonardo de schilderkunst was, was bij Goethe de dichtkunst. Leonardo was vaardiger als musicus, als architect, als uitvinder en technicus. Hun kunst kwam bij beiden ongezocht als facet van hun schitterend leven. ▫ Volkomen gelijk is het dichterlijk-onderzoekend genie in beiden, waarvoor niets onbelangrijk was. En de zekere onverschilligheid voor nationaliteit en voor maatschappelijke idealen. Beiden zijn vorstendienaars en zien daarin niets vernederends. Leonardo dient zelfs zonder scrupule den vijand van zijn land. Zooals Goethe graag Napoleon had gediend. ▫ Geheel anders als Dante en Shelley, bij wie het maatschappelijke sterk overwoog. Gorter was bij me en zag Hugo. | |||||||||||||
[pagina 1090]
| |||||||||||||
vrijdag 22 aprilIk ben door een tocht naar Haarlem om de bloemen te zien weer in een meer vunze sfeer geraakt. Ik was zoo goed en sereen geworden. Contact met het journalistengespuis bezoedelt me dan weer. Vooral als ze over ‘Circe’ beginnen. Iemand als van Hall die krokodillen-tranen huilt. Troost vond ik in een gevoel dat ik nu in mijn huis op Walden het vooreerst zal kunnen houden, en misschien een tijd van rustigen arbeid te gemoet ga, volkomen onbekommerd door het canaille. ▫ Meer troost nog in een paar goede gedachten. Aan 't station te Amsterdam, de leelijke menschen ziend, begreep ik de mogelijkheid van verdere evolutie. Het moet toch den weg volgen van Adel. De proeven van Svälof leeren de beteekenis van de stamboom en van de innerlijke wijziging van het ras. De genieën - in kracht, schoonheid, wijsheid, als Leonardo b.v. - zijn zulke uitgangspunten. Uit hen moet de adel worden geformeerd, vooral nog door de moederlijke genieën. En deze adel moet worden geëerbiedigd en zuiver gehouden. ▫ Het leelijke ras van thans, de vulgaire massa, is enkel een groeibodem voor de genieën, is afval, en ontaardt misschien nog dieper, zooals de apen. Maar het ras van edelen dat er uit opgroeit is een liefdevol en zachtzinnig ras, en kan niet rusten eer het de ontaarden heeft bijgestaan, opgevoed, en in het beter ras omgezet. De bloemen ziend in Haarlem, voorzag ik de mogelijkheid de gansche plantengroei op aarde te veranderen tot een reusachtig bloemenwoud. Eindelijk las ik de manifestaties van Myers en verheugde mij in zijn gezegde, ontwijfelbaar van hemzelven ‘no poppies grow on the Elysian shore’. ▫ Er wordt niets vergeten. Zoo was ook mijn intuïtie. | |||||||||||||
zondag 24 aprilHet is goed dat ik nu geregeld aan mijn werk blijf, zonder afleiding door Amerika, of door Else. Ik schreef zang XI van Schijn en Wezen II. Als S. en W. af is houd ik mij aan twee dingen: ‘Het verweerschrift’ en ‘de Legende’. Ik voel duidelijk dat dit de goede koers is. Komt onderwijl een drama, dan gaat dat tusschendoor. Ik ontving de Engelsche vertaling van de Broeders. Opnieuw gevoel van verontwaardiging over de wijze waarop dit stuk in Holland ontvangen is. Hoe durven ze nog met hun oordeel bij mij aankomen? Terechtstelling in Teheran, voor ‘de Legende’. | |||||||||||||
[pagina 1091]
| |||||||||||||
Ik verheug me over de ontwikkeling van Paul in zijn nieuwen werkkring. Hij krijgt iets degelijks in zijn weten, en optreden, methode in zijn zelfstudie, zelfvertrouwen, en werkelijk kennis. Zijn geheugen is goed en wat hij wil weten leert hij gemakkelijk. Hij leest nooit onbeduidende boeken. In zijn teekeningen is hij zeer accuraat. Dit komt onverwacht bij zijn vroegere tegenzin in leeren, zijn absoluut verzet, zijn slordig schrift, zijn lanterfanten van vroeger, zijn ongeregelde instructie. Evertje is even fijn als Hugo was, maar minder mooi, schijnt het. Hij heeft een welgevormd rond hoofdje en fijn gezichtje, goed aan 't hoofd sluitende oortjes, welgevormd lijfje. Oogen grooter en wijder van een dan Hugo. Maar nog geen trek van intelligentie en een oudachtige expressie door de lange bovenlip. Vandaag scheen hij even te lachen. Hij huilt meer en eet meer dan Hugo, en is niet zoo fel en driftig als die was. | |||||||||||||
dinsdag 26 aprilGisteren naar Arnhem om de schilderijen van van Ingen te zien. Ik kon haast niet denken dat ze me werkelijk zouden treffen en ik was blij te voelen dat ze het toch deden. Het was een gelukkig uur tusschen die koetjes en lieflijke zomerlandschappen, met het stijgende besef, dat het echt was, echte diamanten waar we zooveel namaak gewend zijn. Ik lunchte en at bij de familie Brandt waar mijn nicht Johanna Brandt uit Transvaal was gekomen. Ze had gevraagd of ik haar eens wou bezoeken. En tot mijn groote verbazing bemerkte ik dat ook in haar het nieuwe weten tot ontplooying komt. En zij getrouwd met een stijve, correcte, orthodoxe aristocratische man, een type van het wellevende, handige, correcte ras der gentlemen. In haar woelt en bruist het nieuwe Leven, en hij is dominee onder de Transvalers. Hoe moet dat gaan? Welk een reeks vrouwen hebben er zich nu al op mijn weg gesteld die min of meer vaag het licht der Toekomst zien, en van mij steun verwachten. Mrs Upton Sinclair, mrs Kennedy, Tina Pfeiffer, Spier, Geldmacher, van Dorp - in allen dezelfde revolutiegeest, het gevoel van de dolingen van onzen tijd en van de vrouw die het licht en de hulp zal brengen. ▫ Om de grootste van allen, Lady Welby, niet te vergeten. ▫ Het moeder-genie, dat wordt gewacht. ▫ Het was weer een bezoek dat mij diepe voldoening gaf. Zij was mij zoo dankbaar. | |||||||||||||
[pagina 1092]
| |||||||||||||
Ik dacht ook over het verweerschrift en besloot het te richten aan ‘jonge Nederlanders’, vooral vèr over de hoofden mijner vijanden heen. | |||||||||||||
zaterdag 30 aprilIk leef onder zware depressie. Ik schreef een stuk over de schilderijen van van Ingen. Gisteren bemerkte ik hoe het slecht staat met de gezondheid van Paul. Het werk in Amsterdam dat hem voldoening en zelfvertrouwen gaf zal hij niet mogen volhouden. Alleen een luxe-leven, met veel rust en weinig werk en veel buiten zijn kan hem redden. En dat luxe-leven is hem door mijn ongeluk onmogelijk geworden. Intens voel ik al wat ik verkeerd deed, ik heb bijna geen rustpunt voor mijn gedachten. Ik verwijt mij alles en denk niet om het goede wat ik deed. En dan heeft men me ijdel genoemd. ▫ Wel ben ik niet gejaagd, innerlijk rustig en passief. Heel anders als aan boord. Maar diep somber. Veel kunnen slapen. Gelezen over periodieke veranderingen in de zon, om de 11 à 13 jaar. De zon is een variabele ster, en heeft telkens uitbarstingen van grooter hitte. Daarmee overeenkomstige toename van regenval op de aarde, door grooter verdamping van de oceaan. Dit komt echter eenige jaren later, de maxima vallen niet samen. ▫ Diep getroffen door de photo's van metaalgas-erupties van de zon. Vlammen duizend maal grooter dan de gansche aarde. Het wonder is dat we die dingen kunnen zien en weten wat het is. Ons begripsvermogen eigenlijk veel te groot voor ons kleine lijf en leven. ▫ Dit is het allerverhevenste en schoonste natuurtafreel. Ik zal het in de Siriuslegende trachten te zeggen. Nog weer telkens onuitsprekelijk verwonderd over die waarnemings concentratie in mijn ik. Ik spreek altijd over ‘wij’ en ‘de mensch’ maar dat is een onderstelling, een aanname, men zou zeggen: een beleefdheid. Er is alleen ‘ik’ voor mij. En dat ‘ik’ is geplaatst in een nietig menschje, in een nietig puntje op een klein planeetje. En toch is het anders dan alle andere, en voor mij het éénige. Of waarom ‘voor mij’? - het is het éénige. En millioenen hebben hetzelfde gevoel. En dat juist is onmogelijk. Ze kunnen niet precies hetzelfde gevoel hebben. Het is een ijzingwekkend, angstig besef, als ware ik één enkele uitzondering in de oneindigheid. ▫ Het is niet te zeggen. Wat beteekent het? Het moet het allergewichtigste voor mij beteekenen. En er is bedrog, illusie bij. Wie zal dat ophelderen, en wanneer? Bitter aandoenlijk trof mij 't gezicht van een kerkje in een krankzinnigen- | |||||||||||||
[pagina 1093]
| |||||||||||||
gesticht. Daar wordt de Schepper geloofd en gedankt door die arme gefolterden voor hun rampzalig leven! 't Is of de dieren uit een menagerie een eeredienst instellen voor den mensch! | |||||||||||||
zondag 1 meiSteeds onbeschrijfelijk weemoedig. Peinzen en slapen, 't eenige waar ik toe in staat ben. Ik schreef nog eenige strofen aan S. en W. Ik las de brieven uit China van Borel. Het zich moderniseerende reuzenrijk. Roosevelt is in Holland. Pour acquit de conscience stuurde ik hem een telegram en kreeg een briefje terug, dat 't hem speet mij niet te kunnen zien. Ik deed geen stap. Ik denk aan Amerika ook met weemoed, om de gedachte aan al de ellende die daar wordt voorbereid. Ze moeten nog zooveel dóór, eer het evenwicht komt. Het is koud. Het schrikkelijke kille meiweer, droeviger eigenlijk en pijnlijker dan wintervorst en sneeuw. Hoe zeldzaam en kort zijn de momenten van innerlijke zaligheid in mijn laatste jaren. Ik kan de kortstondige momenten opnoemen: in Parijs 1900, - in den schouwburg te Londen, even, - op 't eiland Alderney, een minuut, - op een wandeling met mijn vrouw op Rooswijk bij Wijk aan Zee - op 't Frederiksplein voor Hugo's geboorte, toen ik naar Berlijn ging, des morgens ... ▫ Ze zijn intensiever, misschien door 't contrast. Over arme Paul is ook de weemoedswolk gekomen. | |||||||||||||
dinsdag 3 meiGister was de somberheid het ergst. Ik was overtuigd dat Paul zijn betrekking moest opgeven, en ik voelde innig meelij met den goeden, zachten jongen. ▫ Ik was in Amsterdam en bezocht Madeleine Keller met haar Spaansch-Hollandsche temperament. Een curieus persoontje. ▫ 's Middags kwam plotseling een onverwacht bericht, dat men de Zendeling in Berlijn spelen wil. Een van die zeldsame gunstige berichten die in de laatste jaren door mijn zwarte depressies heen flitsen. Het was het beste wat ik verwachten kon. | |||||||||||||
[pagina 1094]
| |||||||||||||
donderdag 5 meiSlecht, koud regenachtig weer. Gister reed ik uit op een vietstocht. Aanvankelijk voelde ik zeer vrij en gelukkig, en ‘de Wereldmaatschap’ kreeg meer en meer gestalte. Ik voelde hoe ik door een kleine moeite die aannemelijkheid kon teweegbrengen die men in Circe zeide te missen. Juist door het onbelangrijke meer ruimte te geven. ▫ De Veluwsche heuvelen, de ruimte en eenzaamheid deden me goed. ▫ Ik sliep in de ‘Woeste Hoeve’ in een bedstee, maar had een slechte nacht. ▫ Ik stelde een reeks vragen op, om door mrs Verral aan Myers te richten. ▫ Ik zag een dood hert liggen, waarschijnlijk in barens-nood gestorven. En 's nachts bij de hoeve loopend kwam een vreemd geblaas uit een hok. Dat was een groote Oehoe of Ooruil, die de boschwachter gebruikte voor de jacht. Ik zag ook twee houtsnippen boven mijn hoofd vliegen. Het leven van een Grieksch meisje, volkomen van de wereld afgesloten, alleen met moeder, zuster, en slavinnen - en haar weefgetouw en spinrokken - en dan de enkele dagen als ze meedoen mocht aan de groote plechtigheden, de panathenaëen, of mysteriën, geweldige dagen vol plechtigheid, vol pracht, vol leven en emotie, vol diepe beteekenis en wijzing. Het eenige wat ze van de wereld daarbuiten zag was enkel schoon, verheven, plechtig, vol allerdiepste emotie van religie, daarmede vulde ze de eentonige maanden te huis. Welk een betere zielsopvoeding dan de onze, wat een schild tegen banaliteit. Maandenlang schoonheidshonger, geduld, ontbering - en dan de volle maat van het allerbeste. Πειθω de overreding. | |||||||||||||
maandag 9 meiHet begint lente te worden, zon en stilte, maar nog zeer koel. De koekoek eerst heden middag gehoord. ▫ Ik ben wat prikkelbaar, misschien omdat ik in spanning ben omdat mijn verzen bijna af zijn. Dan wil ik ze beëindigen en dan gaat het niet, en moet ik weer rustig worden en geduldig. ▫ We zitten 's avonds in de serre, het is er gezellig. ▫ Gister speelde ik tennis. En ik lees Mannoury's belangrijk boek over de Philosophie der Mathesis. Dat sterkt en verkwikt me zeer. Dat is werkelijke wijsheid en wetenschap. De zuiverste waarheid. ▫ Deze kennis is wel een enorme vooruitgang. Men ziet de gradueele vorderingen der synthetici als Descartes en Kant. Ze komen tot de dichters nader, die altijd intuïtief op de juiste hoogte blijven, tot in | |||||||||||||
[pagina 1095]
| |||||||||||||
aant.
| |||||||||||||
dinsdag 10 meiKritieken van Kloos en Scharten lezend, moest ik denken aan de groote Amerikaansche wereld en de minachting waarmee die totaal de dingen negeert waarin die kritiekschrijvers dag aan dag verdiept zijn. En de vraag is: zou het ooit voor 't Amerikaansche volk belang hebben of Poot of Bilderdijk goede verzen gemaakt hebben of niet? Zullen ze er ooit iets om geven? ▫ Maar ze geven er nu reeds zeer veel om of Rembrandt een mooi portret gemaakt heeft. En in kunst van Maeterlinck en Wagner stellen ze overgroot belang. | |||||||||||||
vrijdag 13 meiGister de eerste warme lentedag. Ook van daag mooi en zonnig, O. wind. Gister kwam Tina Pfeiffer. Ik was zeer onzeker wat ik te verwachten had. Ik kende alleen haar boekje, dat ik mooi vond. Ik kende niet haar persoonlijke zwakheden of gebreken. Tot nog toe valt het niet tegen. Ze is eenvoudiger, minder wijsdoend of grootdoend dan men zou kunnen vreezen. En Truida mag haar, naar 't schijnt. Ze sprak over Drews, zijn boek de Christus-mythe en den strijd daarover in Duitschland. ▫ Ze had gedroomd dat ik mijn dochter Melusine noemde. Dit beteekende een water-godin, en volgens haar heeft het water een kracht die uiterlijk succes veroorzaakt. Dit scheen mij alles wat middeneeuwsch fantastisch. | |||||||||||||
zondag 15 meiEen prachtige, warme Meidag. Des namiddags een hevig onweer en regen, toen weer prachtig. De maan schijnt nu en er zingen wel tien of twaalf nachtegalen om het huis. Er zijn er meer dan ooit op Walden, zelfs bij Martha waar ze nooit kwamen. Tina Pfeiffer is in de hut getrokken, en Johanna Brandt, de lieve Transvaalsche logeert hier. We wandelden naar 's Graveland door het bosch. We aten bij Martha, ook met Betsy en 's avonds zongen Martha en Truida - ‘nicht Truitje’ zooalsJohanna zei, - duetten. | |||||||||||||
[pagina 1096]
| |||||||||||||
Er is iets zeer glansrijks in dezen tijd. Vooral de pracht van de Mei op Walden, nu alles ordelijk en goed onderhouden is, en er bloei is en voorspoed. En mijn lieve vrouw gewaardeerd, en mijn twee lieve kinderen. Gister voltooide ik Schijn en Wezen/ tweede boek. Het is misschien rijper en belangrijker dan 't eerste, - maar er is minder in de hartstochtelijke en toch ingehouden intensiteit van 't eerste. Dat voel ik. In 't eerste waren sommige gewaagde rijmen, die in 't tweede niet voorkomen, maar die van een heftiger geestdrift getuigen. ▫ Het publiek zal hiervan echter niets bemerken. De gedachte aan de schoone natuurverschijnselen, regenboog, bergmeer, onweer, rivier, - in de Legende. | |||||||||||||
dinsdag 17 meiGisteren was ik met Tina Pfeiffer op een concert te Naarden, van gewijde muziek, in de kerk. ‘Der Tod Jesu’ van Graun. Ik was eerst zeer getroffen, het mooie lichte kerkgebouw, de mooie meidag met het heldere groen, en de zangstemmen, vol en heerlijk. Maar het muziekwerk was te lang en werd niet door groote kracht gedragen. Het was Bach'sche school, met mooie gedeelten, maar te veel uitgesponnen. Zonder het Bach'sche genie. Veel menschen gingen weg. 's Avonds een lange, warme discussie met Pfeiffer over Wagner. Zij is een vurig Wagneriaan, en de eerste die mij den indruk geeft van echtheid in haar vereering. Zij zegt de dingen goed. Toch ben ik volstrekt niet overtuigd. Pfeiffer is door en door Duitsch, met alle gebreken ook van dien. Haar gedachten bewegen zich vooral in het Germanendom, in de germaansche mythologie, en de moderne Christelijke strijd. Maar ze heeft een gebrekkige algemeene (wetenschappelijke, politieke, biologische) kennis. ▫ Wagner heeft haar getroffen toen ze jong was, evenals Schumann mij. En nu associeert zich het mystieke en bovenaardsche bij haar met Wagner, zooals bij mij met Schumann. En ze vindt alles in hem wat ze wil. | |||||||||||||
[pagina 1097]
| |||||||||||||
meisje zong, er waren Paul, Johanna Brandt, mijn nichtje Johanna van Warmelo. Het was een mooie avond. Ik dacht over mijn voorwoord voor Lioba, het wezen van muziek en spreektaal. ▫ Pfeiffer's Duitsche systeemzucht, en haar neiging tot symboliek kwamen dadelijk uit. ▫ Ik hield vol, dat géén één groot dichter symbolisch werkte, maar als zijn figuren beteekenis hebben ligt die in hun wezen. ▫ Zoo kan b.v. een speer niet een symbool zijn van genezing - zooals in Parsifal - dat is een bedachte, onnatuurlijke verbinding, en dan moet het een ‘tooverspeer’ zijn. Gestalten mogen niet symboliseeren, alleen representeeren. Symboliek is altijd per se onartistiek en ondichterlijk. Alleen geoorloofd in het intellectueele denkwerk der geleerden en mathematici. | |||||||||||||
zaterdag 21 meiWarm zomerweer. Eergister wandeling naar Flevo, waar Mary van Eeghen en Valborg musiceerden. Het was mooi, veel nachtegalen, bloeiende brem. Noorsche liederen. Gisteren met Hugo en Truida aan het weiland gelegen. Op Boekesteijn de heerlijke seringen en lelietjes gezien. 's Avonds met Betsy en Pfeiffer thee gedronken in het cafeetje aan den grintweg naar de Scheiwal. Door den maannacht terug. Voor 't eerst gezwommen. | |||||||||||||
zondagavond 22 meiWarme, rulle O. wind, veel stof en droogte. Het is een mooie tijd, het gras is vol bloemen, vooral Veronica's, en de meidoorns en kastanjes bloeien prachtig. Van middag speelde ik tennis, in mijn wit flanel. 's Avonds zag ik de komeet van Halley, met Paul, bij Martha. ▫ Maar er is een gestadige weemoed in me, of liever somberheid, die ik niet verklaren kan, tenzij door mijn leeftijd. Want ik heb nu méér dan ik ooit gehad heb. 't Eenige wat ik nooit had zijn mijn 50 jaren. Van avond het bittere besef van ons voortdurend bedrogen worden, de hopelooze diepte van bedrog en illuzie om ons heen, de eindelooze begoocheling. ▫ Ik dacht daaraan nu ik langsamerhand een persoontje als Tina Pfeiffer ga doorzien. Haar Wagner-vereering, haar germaanschheid, dat schrikte mij al af. En wat beteekent haar bewondering voor mijn werk, als ze op zulk een manier het werk van Wagner kan bewonderen. Hoe | |||||||||||||
[pagina 1098]
| |||||||||||||
weinig waarde heeft dat alles. ▫ En ook als ze gelijk heeft, en ik me vergis, en Wagner werkelijk zooveel heeft wat ik niet zie, als werkelijk diepzinnigheid is wat ik holle woordgalm en verwarring vind - welk een nieuwe illuzie, welk een begoocheling dan weer aan mijn kant. ▫ Hoe tasten we allen onzeker. En zij voelt zich zoo overtuigd en ziet het alles zoo precies: de doode Titurel het oude kerkelijke Christendom, de speer die wondt en geneest de kennis, Parcifal de moderne Christen. Alles past zoo mooi en er laat zich zooveel in fantaseeren en filosofeeren. En het laat mij toch alles koud als een zielloos spinsel van gedachten en symbolen. | |||||||||||||
vrijdag 27 meiHeden koud, N. wind. Gister een ideale dag, stil, zonnig en frisch. Ik was weer op de Veluwe op Deelerwoud, bij de Smelts. Een gansche dag in een jacht- en jagersatmosfeer. Op Clay-pigeons geschoten. Een Jhr van Voorst tot Voorst die zei: ‘jacht en peerden, dat is toch maar 't beste in 't leven.’ Ik vond 't interessant zulke typen eens weer van nabij te zien. Uren door hei en bosch geloopen. De fiets-rit door 't groote wijde heuvelland heerlijk. Ik observeerde hoe mijn gevoel tot een groote blijheid omsloeg, in den morgen al, des te intensiever, naar 't scheen, na den druk van weemoed die mijn gewone toestand is de laatste maanden - jaren bijna. De vreugde-uitbarstingen zijn dan buitengewoon, met een fijne schittering van allerlei zeer oude stemmings-herinneringen en heerlijke verwachtingen. Alles veel welbewuster dan vroeger genot, dat alleen in herinnering heerlijk was. Vooral ook het generzijds zie ik prachtig, en toch het leven hier ook. ▫ Toch gaat met die stemming iets min of meer lichtzinnigs gepaard. Nu, vandaag is 't weer als van ouds, droevig ernstig - en mij gister te lichtzinnig vindend. Maar de blijheid zelf acht ik wel goed. Diep droevig maakt mij de gedachte aan zulk een feest als nu in Amsterdam, ter eere van een onbeduidende vrouw en een zuigeling. Wat een blindheid, een illuzie, een waan en begoocheling. En hoe sleept dit alle menschen mee. Zelfs mijn lieve vrouw las gretig over het ‘prinsesje’ en over de geestdrift der kinderen. Ze neemt deel in het groote gevoel. De onwerkelijkheid en onredelijkheid van dat gevoel treft haar niet. Misschien is het minder dwaas dan het schijnt, maar stellig moet het eens voor iets beters wijken. | |||||||||||||
[pagina 1099]
| |||||||||||||
zaterdag 28 meiIntensieve somberheid, die mij dwong tot slapen. Eerst tegen den avond werd het beter. Ik schreef het voorwoord voor de Duitsche Lioba, een beknopt, raak stukje. Tina Pfeiffer vond het alles ‘Gedankenfehler’. Zelfs begon ze over de typische mannelijke gebreken. Zoodanig is zij ver-wagneriaand. Uit zich zelf is ze bescheiden genoeg, en zou ze nooit zooiets zeggen. Maar op Wagner steunend wordt ze arrogant. | |||||||||||||
vrijdag 3 juniHet is nu prachtig hier. Het gras gemaaid. De rozen beginnen. Gister voor 't eerst weer gevietst met lieve Aapje. Een heftig gesprek met Pfeiffer. Daarbij weer de groote moeielijkheid gevoeld van verbale verstandhouding inzake kunst. Vooral door Wagner. ▫ Langsamerhand kwam aan 't licht waar de haper zit. Ik verlang trouw aan de werkelijkheid, daarin begrijpend ook de onzinnelijke innerlijke werkelijkheid. Maar zij spreekt van iets wat ‘boven de werkelijkheid’ gaat. En dat meent ze is door Wagner gegeven, en dat wil ze zelf geven. Haar poging - in haar roman - is absoluut mislukt. Het is een romantisch-verheven verhaaltje zonder eenige echte waarde, zonder leven. Alles veel te mooi, veel mooie woorden. Naar mijn smaak onuitstaanbaar, en even wee en vaag als Wagner's philosophie en muziek. Ze wil ‘boven het uiterlijke, zinnelijke, materieele uit.’ ▫ Daar is juist het kwaad en 't gevaar. De eeuwige fout van het te hoog grijpen, boven de macht reiken. We hebben trouw te zijn aan ervaring, en alleen dat weer te geven wat klaar en stellig is. Ook in kunst past de wetenschappelijke geest, de geest van Leonardo en Goethe. Dat is de rechte vroomheid, de trouw aan Gods openbaring, de deemoed om niet hooger te willen stijgen dan zijn openbaringen toelaten. ▫ Dat is wat de natuurgeleerden afkeerig maakt van metaphysica, en wat de wetenschap zoo machtig en algemeen geëerd maakt. | |||||||||||||
[pagina 1100]
| |||||||||||||
woensdag 8 juniVan morgen ontstemd door onze logee, Tina Pfeiffer, die schamper deed over 't bijgeloof van een vrouw die vrome rijmpjes copieerde om een wensch te laten gebeuren, - waarop ik zeide dat ze toch nog wetenschappelijker was dan Pfeiffer zelf. Er is een nare, spannende verhouding, omdat ik meer en meer bemerk hoe ze in een waan leeft, en het echte verlangen naar wijsheid mist. En bovendien te arrogant is om kritiek te verdragen. Zoo zei ik al in 1907, naar aanleiding van St Franciscus, dat enkel gemoed toch nog zwakker is dan enkel verstand. In melancholie verzwakt of verdwijnt het normale lichaamsgevoel, hoewel alle organen gezond zijn. Ze schijnen buiten werking te zijn. Dit schijnt te wijzen op slechte connectie tusschen astraal-lijf en waaklijf. | |||||||||||||
vrijdag 10 juniGister vertrek van Pfeiffer. Gelukkig. Het was een verlichting. Aan de vruchten kent men den boom, aan de philosophen de philosophie. En als de uitwerking van Wagners philosophie zoodanig is, en het Wagnerisme zulke onrustige, overspannen en prikkelbare zielen kweekt/ dan is dat niet geschikt mij er toe te bekeeren. ▫ Te denken dat men in zulk psychisch onevenwicht zijn vrede en troost moet zoeken in Tristan en Isolde, of Götterdämmerung of dergelijke hooggespannen, ziekelijk opgeschroefde kunst. ▫ Dan nog eer Plato, of Spinoza, of Kant, of den Bijbel, of Shakespeare, of Gibbon, of Darwin, of Livingstone, of Brehm, of mathesis. ▫ Dat alles geeft rust, en ontheft aan onrust, bevrijdt van passie - maar Wagner! Ik zou eer het demonische vreezen bij Wagner. Vannacht sliep ik voor 't eerst sints langen tijd met helderen droom. En mijn geest is ook zeer rustig en vredig. ▫ Ondanks dat ik het stoute besluit nam een ernstig geval van morfinisme en cocaïnisme in huis te nemen. ▫ Toen Pfeiffer zou komen, voelde ik zeer onzeker en zei tot Truida: haar goede eigenschappen ken ik - maar ik ken haar zwakten niet. ▫ Die zijn | |||||||||||||
[pagina 1101]
| |||||||||||||
toen dan ook bar losgebroken. ▫ Maar voor den patiënt die vandaag in huis komt heb ik geen dergelijk bang vermoeden, hoewel de handboeken zijn geval als ongeneeslijk noemen. ▫ Het is Dr X., een goedhartig, sympathiek man, die zeer mijn deernis opwekte. Ik woonde zijn cocaïne intoxicatie bij in onrustbarenden vorm. Het is een wonderbaar perfide en subtiel gif. De patiënt is een psychologische studie voor me, juist door zijn intelligentie en zachten, goedwillenden aard. ▫ Alcohol en cocaïne werken beide vooral op de psyche - het onwaarneembare - het astraal-lijf. Daarom verzwakken ze de moraal, brengen echte waanzin te weeg, en geven bijna geen onthoudingsverschijnselen. Ze vleien om zoo te zeggen, de psyche, en hullen alles in een omgeving van aangename associaties, voor een wijl. Vooral bij cocaïne is alles, ook de somatische troebelen en pijnen, met aangename gevoelens verbonden. ▫ Het vreugde-orgaan van het astraal-lijf, en alle emotioneele elementen zijn geprikkeld. ▫ Er is een blij verwachtingsgevoel (b.v. toen de patiënt het mooie uitzicht op de Melkweg zag, had hij het verwachtingsgevoel van iets of iemand op komst langs dien weg. En iets prettigs). ▫ Er is een heftige kamp van het hoogere - moreele - gedeelte der ziel, om zich integer te houden, en b.v. de schaamte niet te verliezen, het gevoel van eigenwaarde. Hallucinaties beteekenen een scheiding tusschen somatisch en astraallijf - waardoor demonische tusschenkomst mogelijk wordt. - X. observeerde b.v. dat de meubels in een kamer malle gezichten kregen en met elkaar gingen worstelen, enz. Daarbij was hij niet bang, goed bij besef, het amuseerde hem. ▫ Men kan alle abnormale, toxische symptomen vergelijken met sommige droomfenomenen. De droom-desintegratie, hoe normaal en natuurlijk en veilig ook, vertoont alle abnormiteiten van toxische waanzin. De emotioneele excessen, de demoralisatie, de oordeelsen geheugens-vervalsching. Bij dit alles heb ik 't besef dat de hypothese die in de geheele psychologie een revolutie en nieuwe klaarheid zou brengen, niet ver van mij af ligt. Alsof ik er met toeleg en inspanning op komen zou. | |||||||||||||
[pagina 1102]
| |||||||||||||
ergernis en lachlust. Ik verveel mij niet en wil niet meer wegloopen, als in 't eerst. De ergernis is dus minder, maar de absolute koelheid is meer. En deze muziek is nog de beste van alle Wagner muziek. Nu en dan zeer liefelijk. Vooral liefelijk. Iets verheffends, zelfs op de meest plechtige momenten, mis ik er in. En onder den indruk brengt ze me nooit, hoe gaarne ik me anders ook laat gaan. Ik zie niets als zingende poppen en piassen, en een malle hansworsterij. Daarbij waren de kostumes bizonder smakeloos. ▫ Ook trof me nu de dwaasheid van een koor dat allerlei opmerkingen door elkander zingt. Het staat al bizonder absurd, en is al uiteraard onverstaanbaar. ▫ Wanneer zal de wereld verlost worden van dezen Wagnerwaan? Blik en karton in plaats van leven. Symbolen en troebele theorieën in plaats van wijsheid en gevoel. Overspanning, hartstochtelijkheid, opwinding in plaats van de rust en vrede van echte kunst. Ik was gelukkig van morgen. Ik zag kans X. te helpen. Walden zag net en ordelijk, en was prachtig in den warmen Junidag. Ik liet Martha de bloemen zien en ze was lief en vroolijk. Ook Paul was tevreden en zag er beter uit. Ik kreeg een mooie, hartelijke brief van Bjerre. Op den achtergrond het blije gevoel van mijn nieuwe boek. Het aandoenlijke vertrouwen van X. Het gevoel dat ik deze taak nog aan kon en hoeveel goed het nu zal doen. Toen, als tegenwicht, nog een schep Hollandsch krantenvuil in mijn gezicht, en een neuskatarrh. Maar dat is minder, nu. Ik zal spreken van ‘psychisch lijf’ en ‘somatisch lijf’. Daarvan de samenhang en de onderlinge betrekking. ▫ Het plasmodium dat uit den stam te voorschijn komt, een somatisch lijf bouwt, daardoor groeit en assimileert, en dan onder afstooting van het somatisch gedeelte, zich weer bij den stam voegt. | |||||||||||||
zondag 19 juniWeer stil, zacht zomerweer, na een paar koele dagen met N. wind. Erg droog. Een zware tijd, zoo druk, dat al mijn schrijfwerk, zelfs dit dagboek bleef liggen. ▫ Slechte nachten door mijn patiënt die alles stukgooit wat hij grijpen kan om een morfine-injectie van mij te krijgen. En dat een van nature kiesche en bescheiden man. Hoe vernedert een mensch zichzelven. ▫ 's Nachts ben ik soms bezorgd en bevreesd, in de zeer vroege morgenuren. Overdag is 't goed. Door de langsame vermindering van financieele zorg voelde ik mij zeer | |||||||||||||
[pagina 1103]
| |||||||||||||
verlicht. En wat mijn leven betreft, dat is eigenlijk nog nooit zoo gelukkig geweest. Ook op Dennekamp niet, want nu heb ik een gelukkig gezin en een veel werkdadiger activiteit. En van zooveel verblindingen ben ik genezen. Er blijft nog, maar het is toch veel helderder. Ik suggereer mijn patiënt weer en begrijp beter wat ik doe. Men moet het psychisch lijf begrijpen als een verstandelijke éénheid, een persoonlijkheid, waarvan de voornaamste eigenschappen zijn serviliteit en plastisch vermogen. ▫ Maar het eigenlijk zelf, de wakende persoon, het centraliseerend verstand is er niet altijd in. Het psychisch lijf weet alles wat gebeurd is, maar is niet altijd in verband met het zelf. Het is geheel emotioneel, onbeheerscht, direct door iedere macht beïnvloed. Het centraliseerend verstand is alleen in onmiddellijk verband met de Stamziel. | |||||||||||||
dinsdag 21 juniDe langste dag, een rechte zomerdag. Het is nu alles heerlijk en goed. Mijn lieve vrouw is nu wat sterker en ook opgewekter. De kleine Evert is een mooi, fijn mannetje, terwijl ik hem eerst veel leelijker vond dan Hugo. Maar hij heeft mooie, donkere oogen en een fijn rond gezichtje. Ook groeit hij nu goed. Hugo is allerliefst om te zien als hij ronddribbelt in zijn blauwe kruippak met zijn armen balanceerend zooals een jong haantje met zijn vleugels. Hij heeft een groote levenslust en geniet alles blijkbaar intensief, zooals zijn rijtochtjes in den wagen. Hij is mij overdierbaar. Beiden mijn kleine jongens en hun lieve moeder. Ik heb de laatste dagen niet geschreven, maar corrigeer nu drie uitgaven (Schijn en Wezen, Circe en de Stamhouder). En ik voel mijn boek levendig in mijn hoofd. Het groeit en ook de nieuwe drama's rijpen. ▫ IJsbrand zal nu ook eindelijk in Berlijn gespeeld worden. ▫ Ik lees een boek van Upton Sinclair en zie onze geestverwantschap. Alleen reeds de keuze van de drie groote lievelingswerken is alles-zeggend: Prometheus Vinctus, Samson Agonistes, Prometheus Unbound. Ik hoop dat hij hier komt. Mijn patiënt is nu morfine-vrij. De meest merkwaardige verschijnselen van zijn onthouding zijn de jactatie, d.i. het onrustig zijn der beenen, met spiertrekkingen, de gestoorde accomodatie, dubbelzien enz., en het visionarisme d.w.z. in alles fantastische vormen en wezens zien. Een wollen deken aan zijn voeteneind scheen hem een groot varken enz. ▫ Minder essentieele verschijnselen zijn de psychische onrust, de diarrhoe, de neerslachtigheid. ▫ Al deze verschijnselen zijn samen te vatten in een begrip van des-integratie. | |||||||||||||
[pagina 1104]
| |||||||||||||
Het verband tusschen psyche en psychisch lijf en het somatisch lijf is wrak geworden. Misschien omdat het vergif de verbinding al te gemakkelijk maakte, zoodat er een gevoel van welbehagen ontstond en zaligheid, vrijheid van de psyche. Maar dit gemak ontstond ten koste der organisatie, die nu bij opheffen van de prikkel slap en wrak blijft. ▫ Het effect van den wil, zoowel remmend als prikkelend, is verzwakt. De spieren komen daardoor niet tot ontspanning. De psychische elasticiteit is verslapt. Daarbij is het visionarisme te wijten aan een week en impressionabel zijn van een deel der psyche. Evenals dat bij groote vermoeidheid, en lang waken gebeurt. Ik herinner me bij nachtwaken hetzelfde verschijnsel. ▫ Wie die impressies op dat weeke gedeelte voortbrengt blijve daargelaten. Bij mij, in vermoeidheid, waren het meestal mooie, lieflijke beelden, bloemen en landschappen, bij mijn patiënt zijn het demonische. Ik voel maar al te goed, hoe gebrekkig de ware toedracht door mijn termen wordt weergegeven. Maar er moet een kern van waarheid in zijn. Evenals in de beschouwingen van Leonardo over ‘kracht’ en ‘gewicht’ enz. Het zal mij al een voldoening zijn als ik iets bijdraag om een einde te maken aan de kortzichtige physieke verklaringen, die meestal kant noch wal raken. | |||||||||||||
woensdag 22 juniDe stoornissen bij een neuropaath zijn op te vatten als anarchie, gebrekkige en verbroken organisatie. Het diepste Zelf heeft het centraal beheer verloren. Het wordt meestal als ‘Wil’ aangeduid, - maar er zijn ook andere groepeeringen met ‘wil’ in het menschelijk wezen mogelijk. Het droomlijf heeft ook een wil, maar een slecht beheerde, serviele of woeste wil. Het beheerende Zelf, de legitieme centrale macht is die, die met het oerverstand, het ras in nauwst verband staat. In dit diepste zielecentrum behoort alle beheer te berusten. Het wezen kan zich echter splitsen in verschillende persoonlijkheden, elk met eigen impulsen, die ‘wil’ kunnen heeten. De ‘vrije’ wil is die welke met het goddelijke 't nauwst samenhangt, dus met het algemeene, het ras, of den Kosmos. Het geheugen en de herinnering is daarbij verdeeld. Het hoogste Zelf heeft geen herinnering van al wat de lichamen wedervoer, daarentegen heeft droomlijf herinnering van somatische indrukken en ervaringen, waarvan het hooger Zelf niets weet. De lagere organisaties kunnen echter niet herinneren wat het hoogste Zelf ondervond/ in zoover het boven hun bevatting | |||||||||||||
[pagina 1105]
| |||||||||||||
gaat, maar zij zijn het, die 't hooger Zelf van aandoeningen voorzien, en deze dus ook zelf onthouden. Het menschelijk wezen is als een staat, een verzamelwezen. En ook in zijn hoogste organisatie is het nog maar weer een onderdeel van hooger groepeering. Een volkomen gescheiden individu, of persoon bestaat niet. Psychische hygiëne is het centraliseeren der organisatie. ▫ De zoogenaamd ethische of moreele eigenschappen zijn alleen eigen aan 't hooger Zelf. Schaamachtigheid, gevoel van eigenwaarde, zorg voor anderen en voor de toekomst. Het somatisch lijf is geheel en al dierlijk-kortzichtig, laag, roekeloos, indecent. Het droomlijf is vooral gepassioneerd, onbeheerscht, serviel en heftig. Merkwaardig is het bij mijn morfine-patiënt de terugkeer te zien van de hoogere eigenschappen. Nu komt de schaamte, het besef van zijn vernedering, daardoor een veel dieper neerslachtigheid, en angst, vooral uit vrees voor zichzelve (dat wil zeggen voor de macht van zijn lagere groepen) dat hij zich weer zoo blameeren zal. Hij schreef dit vooral aan de cocaïne toe. Deze heeft dus de meest desorganiseerende werking en scheurt het hooger zelf van de lagere groepen af. ▫ De werking dezer vergiften kan nooit direct het hooger Zelf aantasten, ze verstoren alleen de communicatie tusschen het soma en de hoogere ziel. | |||||||||||||
24 juniMeer en meer krijgt deze psychologische theorie vastheid en duidelijkheid voor me. ▫ Zoo zijn b.v. de stoornissen in het lichaamsgevoel duidelijk verklaarbaar uit gestoorde communicatie. Mijn morfine patiënt begon eerst toen hij beter werd een gevoel van uitputting te krijgen. Zoolang hij hallucineerde, niet sliep en opgewekt was, voelde hij zijn moeheid niet. ▫ De klacht der melancholici is altijd dat ze hun lichaam niet voelen. ‘Alles staat stil in mijn lichaam’ zegt een patiëntje van me. Ze voelen geen genot, en ook geen smart. ‘Ik kan absoluut niet schrikken’ zeide dezelfde. Bij waanzinnigen worden ook pijnen niet overgebracht. Toch is er geen anaesthesie. Maar ze krabben en verwonden zichzelf lachend, als de martelaars. ▫ De banen tusschen 't hooger zelf en 't soma zijn gestoord als wil centrifugaal, en als perceptie centripetaal. Maar dit gaat alles vèr buiten het zinnelijk waarneembaar organisme om. | |||||||||||||
[pagina 1106]
| |||||||||||||
30 juniKoel en onstuimig. Zondag was Jacob de Haan hier en het was een gestadig en vermakelijk spiegelgevecht met Giza en hem. Hij schijnt mij toe een geduchte kracht in Holland te kunnen worden als hij zich op wetenschap en kritiek toelegt. ▫ Zijn poëzie is zwak. Ik zou een driedeelig boek kunnen maken waarin ik de ideeën neerschreef die later voor anderen een richtlijn kunnen worden.
Ik moet daarvoor echter veel studeeren, en ik houd elken dag maar zoo weinig tijd over. | |||||||||||||
vrijdag 1 juliSlechte dag. Mijn lieve vrouw tobt met dienstboden. Zij mist het vermogen tot heerschen, geheel. Ze kan niet, zooals andere veel onbeduidender vrouwen, zich doen vreezen en gehoorzamen. En toch is ze een goede huisvrouw en zorgsaam en net. Dit kost haar nu groote inspanning, en tegen een brutale meid kan ze niet op. En toen ik haar wilde steunen en zelf optrad werd ik te heftig, en verspeelde mijn prestige en zelfrespect. ▫ Een wonderlijk ding is gezag. Het is als een paard dat nog steeds voor de verkeerde wagen loopt. Het is nog altijd niet terecht waar 't hoort. Het is een persoonlijke eigenschap en ieder voelt - en wendt vóór - dat het een zaak van algemeen recht is. | |||||||||||||
maandag 4 juliIk las ‘Geschichte der Erde und des Lebens’ van Walther, en voortdurend vervult mij nu de gedachte aan die oneindig lange tijdperken en die groote gebeurtenissen. ▫ En wonderlijk! er was iets aantrekkelijks in de eindeloos lange opvolging van dezelfde soortvormen. ▫ En nog vreemder hetzelfde voelde ik voor het diepzee-leven, waar het donker is en koud, waar geen licht is en geen planten, en waar enkel kleine dieren leven die fosforiseeren. Maar ze hebben een oneindig gebied waar de omstandigheden altijd | |||||||||||||
[pagina 1107]
| |||||||||||||
aant.
Ik ben nu ernstig begonnen aan het werk ‘de Dichter-Koning en het Nieuwe Leven.’ En ik schrijf dit weer in mijn hut. Buien van depressie en irritabiliteit, met schitteringen van verrukking kondigen nieuwe werkdadigheid aan. | |||||||||||||
dinsdag 5 juliGister ontving ik een boek getiteld ‘Siderische Geburt. Der Tod der Welt und die Taufe der That. Serafische Wanderung’ door Volker. ▫ Ik moest erkennen dat er veel Wortschwall in voorkomt, maar tevens schitteringen van glansrijk nieuw licht. Woorden als zwaardslagen, schitterend en raak. En de naam Volker, de zanger-strijder, laatste genoot van Hagen, - (gelukkig nog niet door Wagner verwaterd). ▫ Ik was er zeer door vervuld. Er is iets heerlijks in dat boek, iets dat juist samentreft met wat ik denk en schrijf. | |||||||||||||
woensdag 13 juliWeer zomerweer gelukkig. Gisteren gezwommen. ▫ Zondag naar den Haag voor de Zweedsch-Nederlandsche Vereeniging. Ik deed het uit dankbare herinnering aan de Zweden in Stockholm, en omdat mevrouw Boon meende dat het van beteekenis kon zijn voor me, en mij met den Zweedschen gezant, graaf Ehrensvärd, in kennis wou brengen. ▫ Het was een beetje een wonderlijke boel, maar ik had toch geen berouw gegaan te zijn, | |||||||||||||
[pagina 1108]
| |||||||||||||
aant.
Heyenbrock is een merkwaardig type. Hij heeft een ruwe, ongegeneerde toon die allerkomischt afsteekt bij de fijne eenigszins dwepende toon van zijn vrouw. En toch gaan de twee uitmuntend samen. Hij is een geniale kerel die vastberaden zijn groot voornemen vervolgt om de hedendaagsche industrie, het groote bedrijfsleven, in beeld te brengen. Daarbij is hij een geestdriftig begrijper en bewonderaar van den toekomstigen mensch en de moderne ontwikkeling van ons ras. Schamper spreekt hij over de eeuwige aanbidding van middeneeuwen en antiek, met al die verouderde gevoelens en begrippen. Het aestheticisme is hem een gruwel. Het groeiend begrip, de nieuwe wetenschap vervult hem gestadig. Tegelijk met zijn kunst bestudeert hij alle industrieën wetenschappelijk. ▫ Mooi was het geloof en de eerbied van zijn vrouw in hem, dwars door zijn ruwe uitvallen. In menig opzicht zijn zijn ideeën met die van G.S. Lee verwant, en hij hoort in Amerika thuis. ▫ Wij gingen samen tot aan het combineeren van optisch en acoustisch effect. Daarin gelooft hij niet, op theoretischen grond. De aandacht kan zich niet verdeelen, zei hij. ▫ Ik wist vooruit hoe hij over Wagner zou denken, en dat kwam uit. ▫ Wij discussieerden lang over die vraag van de aandacht, over de geluidslijn op de phonograaf-plaat, over het ontwarren van gemengde zins-indrukken. Ik ben zoo blij nu weer in mijn hut te werken. Ik heb een goed leven nu! In de ‘Siderische Geburt’ van Volker vind ik steeds nieuwe verkwikkende schoonheden. Hij voert de lijn van Duitsche Denkers - van Eckhard over Nietzsche - verder. Evenals al zijn voorgangers bezondigt hij zich aan Wortschwall en buldert hij om beter verstaan te worden, wat niet de manier is. Maar hij is voor den verstaander vol diepe waarheid, en hij wéét wat hij doet en hoe gebrekkig zijn woorden zijn. ‘Feier istet nicht sondern ‘ist’ feiert.’ | |||||||||||||
[pagina 1109]
| |||||||||||||
Jolles, na ontvangst van mijn eerste rente betaling (à f 500. -) waarin hij zegt nu nog f 3100 achterstallige rente en f 7000 achterstallige aflossing van mij te vorderen te hebben, - en of er redelijke kans bestaat dit zonder publieke veiling van Walden binnen te krijgen. Dit herinnerde mij aan mijn nog steeds hachelijke positie. ▫ Dan kost het moeite van de heerlijkheden der ‘Siderische Geburt’ te genieten. Heyenbrock was hier, en ik bewonderde zijn geniaal werk en zijn gedachten. | |||||||||||||
donderdag 21 juliEen gevolg van den materialistischen waan is het denkbeeld dat ‘de wereld’ reeds bestond eer de mensch er was. ▫ Volker's kloeke en forsche verscheuring van dien waan deed me ontzachlijk goed. ▫ ‘De wereld’ dat wil zeggen: bergen, zeeën, boomen, aarde, zon en sterren, dat alles bestaat in onzen geest en door onzen geest. Het bestaat ook anders, dat kan zijn, maar dan is het niet de wereld die wij hebben leeren kennen. Wat wij de wereld noemen is het product van onzen geest, en van ander Leven, ander Zijn. Maar al wat wij kennen, direct of indirect, is zooals het is door onzen geest. Zonder onzen geest is het er niet. Ik ben den ganschen dag in verwondering over al deze zoo noodwendige, eenvoudige en toch zoo ongewone inzichten. Alles wordt anders in ons. Ik sloeg de hand aan een harden muur en dacht: dit is nu in zijn zoo stellig schijnend bestaan gemaakt door den menschengeest, die veel ouder is dan ik, en in mij maar een nieuw orgaan vindt. En zijn stellig materieel bestaan is juist een lager vorm van zijn. Het hoogere, meer waarachtige zijn is vlietend, minder vast, minder dood. Is alle zoogenaamde vaste stof door beter kennis niet tot ijlheid en beweging geworden? Feitelijk ‘geworden’ veranderd dus, door ons begrip. Dit wonderbare boek beteekent een keerpunt in de gansche beschavingsgeschiedenis. Méér dan dat. ▫ En ik wist het, en op mijn wijze heb ik het ook gezegd. Ik vind tal van mijn eigen gedachten weer. ▫ Zoo ‘der Geist der Gattung’ / zoo de beschouwing over de mathesis, over de taal, over de ‘Hyle’ (‘Hielé’) of 't materieel ziels-lijf. Maar vooral één gedachte is nu duidelijker geworden: dat de persoonlijkheid verdwijnt in 't hooger leven dat we te gemoet gaan. Dat is hetgeen ik, met Lady Welby, altijd stelde tegenover Myers' ‘personality’. ▫ En dat daarom alle gedachte aan God en ook aan Christus, als een persoon valsch | |||||||||||||
[pagina 1110]
| |||||||||||||
moet zijn. Het Al-leven is veel méér dan persoon. ▫ En Volker's vurige woorden, al zijn ze soms smakeloos en zwak door herhaling, drukken dit zoo juist en diepgevoeld uit. ▫ Ik voel me door dezen machtigen bondgenoot onuitsprekelijk gesterkt. En ik hunker bijna naar den strijd, en heb geen geduld in mijn zoo ontzachlijk versterkte overtuiging. Het is om tureluursch te worden dat ik dit alles zoo langsaam, woordje voor woordje, moet neerschrijven, dat het zoo lang moet duren eer ik het plastisch heb gebeeld en neergeschreven. Want ik kan het in zichtbaarder en tastbaarder vormen geven dan Volker. Ik ben zoo benieuwd wie hij is. Ik weet maar een man die hij zou kunnen zijn, en die staat er toch ook niet hoog genoeg voor. Ik meen Martin Buber, de jood. Maar Volker is jonger, en genialer, en geen jood. Hij reikt ver boven Nietzsche. | |||||||||||||
zondag 25 juliGisteren las ik de Siderische Geburt uit. Ik vond nog veel van mijn eigen gedachten terug o.a. de waanzin als een storing der verbinding tusschen geest en lichaam. De arme enkeling in een rijke gemeenschap, de ‘heilige Elementargeesten’ der soorten, de verwerping van de afstamming. ▫ Ik schreef hem heden. | |||||||||||||
dinsdag 26 juliDagen lang regen. Guur, nat en koud. Gister kwamen de Rijkens in pension Beerestein, van daag Julia Culp. Wij zien nu nog al menschen, en alles gaat vrij goed. Ik schreef Volker en Upton Sinclair. Ik las het ‘Journal of Arthur Stirling’ uit. Het is zeker een geniaal boek, eigenlijk het beste wat ik van Amerikaansche literatuur las. Ziedaar de botsing van den ‘siderischen’ mensch met de Amerikaansche Maatschappij. ▫ Maar er zijn er ook geweest als Leonardo en Goethe, die wèl voor hun bestaan konden zorgen, en toch hun inspiratie konden vrijlaten. | |||||||||||||
[pagina 1111]
| |||||||||||||
voor de winter-campagne op te knappen. Zij bood mij aan in haar villa te Zehlendorf te logeeren als ik weer naar Berlijn ga. X. heeft zich aardig bij ons ingericht, en lieve Truida zei eergisteren dat ze nu weer plezier in 't leven begon te krijgen. Vooral door wat verlichting van geld- en personeelszorgen. Ik had Valborg hier en sprak haar over Volker. Ik kon 't niet laten. ▫ Volker toont ook de beteekenis van de wet der entropie te begrijpen, 'tzelfde waarop ik ook wees. Ik maakte ook een prettige tocht met lieve aapje naar Soestdijk, een echte zomerdag. | |||||||||||||
zondag 31 juliIk las weer in Freud, en mijn vroegere antipathie en verontwaardiging werd nog sterker. Deze man meent een voorganger te zijn die zich van het materialisme bevrijd heeft. Maar hij is veel erger dan de materialisten. Want de fout het hoogere uit het lagere af te leiden begaat hij in veel heviger en gevaarlijker mate. Hij bewijst dat de materialistische waan niet enkel aan het stofbegrip gebonden is. Dat men kan erkennen dat wij enkel geest zijn en dat de geest het lichaam beheerscht - en onderwijl toch een gruwelijke filister zijn. Het komt veel meer aan op dichterlijkheid dan op wijsgeerig inzicht. Freud bekommert zich absoluut niet om fijnere of hoogere gevoelens - met een brute plompe grofheid viviseceert hij zijn slachtoffers - quasi om ze te genezen. Een cynische, ploertige geest - materialist of niet. | |||||||||||||
vrijdag 5 augustusWeer een eigenaardige tijd van stagnatie, waarin ik op brieven wacht, terwijl de post steeds niets brengt. ▫ Het is nat Augustusweer, stil, met veel regen. Veel bloemen in den tuin. Als de zon schijnt is het zeer zomersch, dampig, groeizaam. Maandag waren we in Haarlem, Truida, Hans en Paul, X., bij mijn moeder. Martha is in Zwitserland. De jongens waren dol vroolijk, vooral Hans. Gisteren fietste ik met X. naar Loenersloot. Wij lunchten bij de Middelbergs op Donkervliet. Een mooi oogenblik aan den plas, in het volle licht, aan het water met het riet. Ernstig, diep. Ik moet gestadig om de Siderische Geburt denken. Maar Volker antwoordt mijn brief niet. Ik las het tijdschrift | |||||||||||||
[pagina 1112]
| |||||||||||||
‘die Tat’ door, en meende in Heinz Schnabel den schrijver van de Siderische Geburt te herkennen. Een goed sympathiek stuk over Hebbel. Als hij 't niet zelf is behoort hij toch tot die groep. Ook de Horneffers zijn goed maar minder diep dan Volker. | |||||||||||||
zondag 7 augustus‘Volker’ schreef me. Hij heet Erich Gutkind en zijn brief beantwoordde aan mijn beste verwachtingen. ▫ Hij is jong, bescheiden, gelukkig gehuwd. Hij kent mij door ‘de blijde wereld’ dat hij het mooiste, het eenig-socialistische boek noemde van dezen tijd. Hij begreep terstond intuïtief, dat ik hem begrijpen zou. ▫ Ik herlees zijn boek en zie dat hier het Genie is waar onze tijd op wacht. ▫ Niet zoozeer door zijn artistiek talent. De glans van zijn proza ontstaat alleen door zijn overtuiging. ▫ Maar die overtuiging, die vurige stroomende zekerheid, dat is zijn Godsgave. De grens tusschen waaklijf en psychisch lijf wordt zeer nauwkeurig aangegeven door het herinnerings- en reproductie-vermogen van muziek. We kunnen muziek in ons hooren, geheel zuiver, zonder dat er eenig begin is van reproductie, zonder dat we neuriën of fluiten. Dat is 't psychisch lijf. Zoodra we beginnen te reproduceeren, door neuriën of fluiten, dan doen we ook willekeurige bewegingen - en terstond ook vermindert de zuiverheid der muziek. Dan maken we fouten, en banaliseeren. Dat is soma, waaklijf. ▫ Het wijsje dat we niet kunnen kwijtraken, is in het somatisch- of waaklijf. Het wordt steeds onzuiverder en banaler. ▫ De goede compositie ontstaat aan de andere zijde van de grens - in de psychische domeinen. ▫ Bij den muziekalen mensch is de verbinding tusschen waaklijf en soma op dat gebied eng en vast, zoodat de reproductie zeer nauw luistert. | |||||||||||||
vrijdag 12 augustusEen zomerweek. Gisteren gezeild op de plassen. Het vooruitzicht voor de lezingen in Duitschland is slecht, maar dat is misschien goed voor 't schrijfwerk dezen winter. Ik schrijf nu aan een nieuw autobiografisch artikel voor Page. En ik heb veel plezier in ‘de Legende.’ 't Tweede hoofdstuk is af. Ik voltooide ook 't eerste hoofdstuk van ‘de Dichter-Koning’. Ik las in ‘die Tat’ een stuk van August Horneffer over ‘Moderne muziek’ dat ik volkomen beaam. | |||||||||||||
[pagina 1113]
| |||||||||||||
18 augustusIk las in Lucretius, en vond dat dit toch een man was zeer na verwant aan de genieën Leonardo en Goethe. Het moedige onverschrokken doordenken, de echt wetenschappelijke geest, de vrijheid van geest, gepaard met de teedere gevoelens, de heldhaftige schoonheid van den dichter. Zijn z.g. atheïstische conclusies/ zijn ongeloof aan de onsterfelijkheid der ziel, dat alles is echt, oorspronkelijk, noodwendig. Het is echter intellektueel, en op vele plaatsen bewijst hij mystisch-intuïtief dat hij wel wijzer is en beter weet. Vooral als hij over 't oneindige spreekt en zegt dat ‘de muren der wereld vallen en het goddelijke licht schijnt.’ Hij is de geniaalste romein en nu begrijp ik de voorliefde van mijn vader voor hem. In hem werd het werk der Grieken voortgezet, met hem begint de moderne wijsheid, de hoogste stijging, die in onze eeuw zijn keerpunt vindt. De contemplatieven als Plotinus en Epictetus brachten de wereld niet zoozeer verder. Lucretius was in 't rechte spoor der ontwikkeling. | |||||||||||||
zaterdag 20 augustusGister avond zong Juul in Laren. We reden er allen heen in een auto, ze zong Adelaïde en liederen van Brahms ‘Immer leiser wird mein Schlummer.’ We reden toen in de auto vol bloemen terug en vonden een soupeetje klaar op Beerestein. Het was aardig, gezellig. Truida en ik hebben er ook eens gegeten. Ik mag Rijkens graag, hij is meer een man dan X. en heeft een wel-geëquilibreerden, verstandigen, rechtschapen geest. Ik betwijfelde wel vaak of die innerlijke climax waarop ik toch altijd heimelijk uitzie, wel te bereiken is. Ik durfde niet op dat vaste gevoel te vertrouwen dat mij zegt dat het beste nog komen moet. Ik heb wel gemerkt dat het niet komen kon door de zelfverloochening alleen - want dan verdwaalt men in de dweepzucht. Maar evenmin komt het door zelf-indulgentie en al te goede omstandigheden. Maar tot nog toe ben ik toch niet van de stijging afgeweken. Ik kom steeds verder en hooger. En als het meest markante van dezen tijd beschouw ik Volker's boek, dat samentrof met mijn ‘Dichter-Koning’ en mijn toenemend inzicht. Daardoor is een innerlijk licht veel helderder en vaster geworden - en vele twijfelingen houden op. Ook het ‘te wijde uitzicht’. Ik verheug mij op de verschijning van Schijn en Wezen II. ▫ En vooral verwacht ik veel goeds van mijn verblijf in Berlijn dezen winter. Het zal zich nu aansluiten bij die mooie dagen van | |||||||||||||
[pagina 1114]
| |||||||||||||
aant.
| |||||||||||||
zondag 21 augustusVan morgen bracht ik om zeven uur Juul met de auto naar Amersfoort. Het was een heerlijke rit en ik voelde de opvaart, het geluk, evenals op 't Frederiksplein voor Hugo's geboorte. Ik weet nu hoe zwak het slot-hoofdstuk is van de Koele Meren en begrijp beter de welgeteekende feiten uit het begin. Geen enkel werk van me kon ik goed beëindigen, omdat ik dit niet kende. Vooral begrijp ik nu beter de verheven indruk van het weelde-leven, zooals ik dat ook door Hedwig laat voelen. De vroomheid van de weelde. God is de opvaart, de weelde, maar dan alle weelden - maar in de weelde herkent de fijngevoelige en gezonde mensch de goddelijke roepstem. | |||||||||||||
woensdag 24 augustusVolgens Volker is het chemische en physische - anorganische - het afloopende leven. Het biologische - organische - het op nieuw stijgende. Hier is dus een slingerbeweging - waarin het keerpunt het begin der biogenese is. De aarde is dan te beschouwen als de verste uitslag van een vorige levensfaze. En niet alleen de aarde, maar alle werelden waar onze physische wetten heerschen. De wereld, onze Kosmos. Daarop ontstaat nu, als keerpunt, het zoogenaamd organische leven. De Algonkinsche fauna, de Kambrische tribolieten. ▫ Dit moet plaats vinden op millioenen en millioenen planeten, in ons sterrenstelsel, tegelijk. Dit duurt eenige millioenen jaren totdat de hoogste vorm, voor elke planeet, bereikt is, en het levende wezen de physische wetten aan zich onderwerpt. Dan gaan de werelden te gronde en uit hun ondergang ontstaat het pleroma, als de kiem uit het zaad. ▫ Deze slingerbeweging houdt nooit op, en is niet op een of andere tijd beëindigd, noch op een of andere plaats bepaald. Ook de stijging in Pleroma is oneindig. Alles is, in alle oneindigheid. Terwijl ik dit schrijf komt weer het wonderlijke denkbeeld, als een schim voor mijn geest, waarom het alles juist zoo eigenaardig en bizonder is, en of dat eigenaardige en bizondere niet een teeken is van absurditeit. ▫ Dit denkbeeld is 't gevolg van het nieuwe, ongewone dezer oneindige ruimte rondom onzen geest. Tot antwoord diene dat het Zijnde niet eigenaardig of | |||||||||||||
[pagina 1115]
| |||||||||||||
bizonder is, want dat het alles omvat, alles, mogelijk of schijnbaar onmogelijk. Terwijl onze geest alleen ontzet en verbijsterd is door het inzicht van haar algemeenheid en universaliteit. Ik kreeg gister het tweede boek van Schijn en Wezen. Er zal nog wel een derde volgen. Ik maakte het artikel voor Page af. Hoop nu weer verder te komen met de Legende. | |||||||||||||
vrijdag 26 augustusNiemand kan een groot dichter heeten die reactionnair staat tegenover de verandering van 't geslacht, zooals die steeds voortgaat. De groote dichters gaan daarin vóór, komen niet achteraan. Daarom is Bilderdijk geen groot dichter. Hij was een sterke persoonlijkheid, maar hij heeft hoegenaamd geen cultuur-historische beteekenis. De menschheid zou er niets bij verliezen als hij er niet geweest was. Hij was geen profeet, geen wegwijzer, geen geniale geest. De in veel opzichten zwakkere Multatuli beteekent veel meer in den gang der menschheid. Nu ik in den laatsten tijd veel beter mijn positie en mijn roeping heb begrepen, nu is mij de afstand tusschen mij en mijn medemenschen veel duidelijker, en verwondert en ergert mij hun blindheid veel minder, terwijl ze me nu toch veel grooter schijnt. Ik sta aan 't keerpunt der groote slingerbeweging. Zij moeten de volle uitslag nog maken. Wij botsen dus onvermijdelijk. En toch zullen ze me spoedig moeten volgen. Het beklemt me als ik nu met menschen op een zeer vriendschappelijken voet kom, zooals nu met de Rijkensen en X. Hoe nader ze mij staan, en hoe aangenamer ik hun gezelschap vind, des te meer voel ik die eigenaardige beklemming. Het is veel gezonder voor me niet die gezelligheid en hartelijkheid te ondervinden. Ze leiden me af, en er is iets bedriegelijks in die verhouding, juist door hun waardeering. ▫ Alleen met een als Volker, die blijkbaar verder is dan ik, zou ik me rustig voelen, denk ik. | |||||||||||||
dinsdag 30 augustusLangsamerhand denk ik mij beter in in den toestand na 't sterven, zooals ik die nu reeds des nachts af en toe bereik. ▫ De vrijheid, de rust, het gelukkige volmaakt onbezorgde waarnemen, zonder eenige vrees, voor wat ook - dat alles moet al verwonderlijk heerlijk zijn. En dan te weten dat alles | |||||||||||||
[pagina 1116]
| |||||||||||||
doorstaan is - en het rustige zoeken naar nieuwe mogelijkheden en begrip. ▫ Telkens verdiep ik mij in mijzelf, onder 't waarnemen overdag, oplettend: ‘Ik ben het, ik ... waar is ik? wat neemt waar?’ En dan het goed bedenken hoe al dat waargenomene zoo en zoo is omdat ikzelf zoo en zoo ben, dus een geestelijk, door mijzelf ten deele gecreëerd wezen heeft. ▫ En zeer curieus is het te denken dat dit het eigenlijke wezen is van de religieuse extasen die zooveel menschen gesterkt en getroost hebben. Want het zoeken naar het Ik is het zoeken naar God, en in het ‘Ken u zelven’ lag de wijsheid van alle Godsdiensten. Ik studeer geologie en palaeontologie en ben verbaasd over de geweldige uitbreiding en complicatie, de menigte levensvormen die alle al bekend en beschreven zijn, en de vernuftige conclusies. Maar hoe kon Darwin, met al deze feiten voor zich, zoo kortzichtig zijn. | |||||||||||||
vrijdag 2 septemberIk beleef een paar beroerde dagen, omdat mijn rentmeester van 't Veer verlof heeft, en ik meer en meer voel hoe de elasticiteit van mijn zenuwgestel vermindert. Het moeten boekhouden en uitbetalen, met zorg voor onverwachte wissels en eventueel te kort in kas, maakt mij gedeprimeerd en nerveus. Ik ben nog maar alleen goed voor literaire productie, - en ook nog voor redevoeringen. Al het andere moet ik aan anderen overlaten. Als dat maar gebeuren kan. Wat ik zou moeten doen als Van 't Veer weg ging of ziek werd, begrijp ik niet. In den Eendrachttijd kon ik zooiets nog weken volhouden, nu geen dagen. Onderwijl begon de Legende juist vandaag goed op te schieten. Vreemd is dat. Ook herlees ik Schijn en Wezen II met voldoening. | |||||||||||||
[pagina 1117]
| |||||||||||||
blind staat hij voor de groote gevolgtrekking - omdat hij den geest van zijn tijd niet durft weerstaan. ▫ Hij prijst de groote geest van Darwin en ziet niet hoe Darwin steeds loochende wat het duidelijkst in het heele boek spreekt - het innerlijke wezen der soorten en geslachten. Walther erkent hoe ze aan eigen innerlijke voorwaarden moeten gehoorzamen, hij spreekt zelfs van opgespaarde vitaliteit en vormkracht, hij beschrijft hoe ze zich in rust voorbereiden voor een groote opvaart, en dan uitsterven zonder uitwendige reden, door innerlijke uitputting - en nog wil hij vasthouden aan het begrip eener toevallige ontwikkeling door natuurlijke selectie. ▫ Hij zegt terecht dat Darwin de enorme lange tijdsperioden voor zijn theorie behoeft - maar doet ons tevens inzien, dat de geologische perioden niet zóó lang zijn als aanvankelijk wel zou schijnen. ▫ Maar al waren ze nog veel langer, voor Darwin's theorie zijn ze altijd te kort. | |||||||||||||
zondag 4 septemberMen kan de persoonsverdubbeling aan zichzelf waarnemen, wanneer men verstrooid is en iemand iets tegen ons zegt. Dan wordt het gezegde goed gehoord, het oor en het soma, of de buitenpsyche nemen de klanken op en verklaren ze juist. Maar het zelf hoort niet en gaat met de eigen gedachten door. Een paar minuten later echter wordt de aandacht meer naar buiten verplaatst, en het zelf vindt het gehoorde welbewaard terug, verstaat de vraag en antwoordt. Ik voel hoe ik langsamerhand ongeschikt word voor ander dan literair of filosofisch werk. Er is een eigenaardige weerzin in me, die vermoeit, en uitput, zoodra ik b.v. moet rekenen. Ik kan het alleen 's morgens en niet lang, en nooit zonder vergissingen. Als ik cijfers optellen moet heb ik allerlei vreemde associaties en stemmingen, ik denk b.v. aan Egypte. Maar eenigszins ingewikkelde rekeningen, met tegen elkaar wegrekenen, debet en credit - die gaan nooit zonder vergissingen. Dit is verdrietig, - als ik bedenk hoe de domste menschen daarin zooveel vaardiger zijn. Hoezeer zijn we allen fragmentarisch, ondergeschikte instrumenten. | |||||||||||||
[pagina 1118]
| |||||||||||||
gelatenheid. De vroolijkheid is voorbij, de zomer loopt ten eind, bezoek is er niet meer, en de beloofde bezoeken komen niet. En toch ben ik zoo het best, het meest productief, het rustigst. De zakelijke zorgen moet ik maar laten betijen, ik heb mijn best gedaan, laat komen wat er kan. Er is uitkomst, er is een toekomst, ik behoef van de wereld niet meer te verwachten. Ik zal wakker worden in het vrije zielsbestaan, ik zal een hooger zijn bereiken. Het stormt weer om mijn hut, precies als vroeger om de koepel van Mijnsheerenland. Ik schijn altijd in storm en wind te moeten produceeren. Zie 't begin van Viator. | |||||||||||||
woensdag 7 septemberIk heb weer geduld en zielsrust. Gister nam ik een nieuwen tuinman aan, nu op een buitenplaats in Hilversum. Ik zag het rijke buiten en de fraaie bloemen in de warme kas. De reusachtige bloem van een Braziliaansche klimplant, een soort Asterolochia scheen het, een witte ondiepe gebogen kelk met donker rood bruine bodem als met wol overdekt en een meterlange neerhangende spits. De geur zeer onaangenaam. 't Geheel de speelsche fantasie van een grof en grillig wezen, een mindere godheid. Maar een godheid. Ik las ook over Verres in Sicilië. De verfijnde kunstkenner die zich door 't allerschoonste omringt, beelden en vazen, heerlijke tuinen en bloemen in de goddelijke Siciliaansche natuur, en in zulk een omgeving de grofste hebzucht, wreedheid en onrechtvaardigheid pleegt. Zie Ethiek en Aesthetiek. ▫ Ik weet nu de oplossing van deze kwestie, omdat ethiek alleen de complete aesthetiek omvat, terwijl aesthetiek zonder ethiek het voornaamste, - de beweging, de groei, de liefde - mist. Zuivere contemplatie is verderf en dood. Schoonheid zonder levensschoonheid is het allerverfoeielijkste. Alleen door de ziel als iets dat groeit en verandert te begrijpen verklaart zich dit. Waar die groei stilstaat, is ook bederf en dood. Dat is het individualisme, de aesthetiek zonder ethiek, de kunst om kunst, enz. | |||||||||||||
[pagina 1119]
| |||||||||||||
dinsdag 13 septemberEen hevige regendag, den ganschen dag. Mijn moeder was hier om haar kleinkinderen weer eens te zien. ▫ 's Avonds werk ik aan de Legende. Ik ben overdag wel somber. Het Hollandsch klimaat is zoo ongunstig, het is toch geen land om bij voorkeur te bewonen, als men ergens anders terecht kan. Ik denk met verlangen aan de zonnige Amerikaansche dagen. Maar ik droom elken nacht gunstig. Dezen nacht droomde ik in verband met Sirius, hoe ik magische krachten had en die dan anderen ook leerde. Hoe anders begrijp ik nu ‘het wonder’. De verwachting er van door het volk bij elken profeet. En het verlangen er naar, zooals in 't eerste hoofdstuk van de Kleine Johannes. Ik herinner me nu verscheiden voorbeelden van mijn gestadig uitkijken naar ‘het wonder’. En ook de verhaaltjes die ik las zooals van dat nachtelijk bezoek aan kinderen door wezens van een andere planeet, die echte bloemen achterlieten. En de kinderlijke neiging tot sprookjes. En de diepe indruk toen ik op een spiritistische séance de tafel had zien draaien. Alles uit begeerte naar het supra-natureele, dat ook ons waarachtig doel is. | |||||||||||||
woensdag 14 septemberWeer dezelfde droom. De nachten zijn heerlijk, de dagen vol zorg en mismoedigheid. Ik droomde hoe ik de zweefkracht demonstreerde, toonde hoe hoog ik vliegen kon, met welke beperkingen. Overdag kou, nalatigheid, altijd weer geldzorg. Hoe zal het 't volgend jaar gaan? Geen lezingen, geen comedies, geen paying guests, geen patiënten - niets in 't vooruitzicht. Het jaarbedrag van Versluys over 1910 zal heel matig zijn. De bakkerij is op 't oogenblik op een dood punt, waar we maar niet overheen komen. De tuin blijft geld kosten. De electrische machine moet hersteld voor f 780. -. In Januari komt Stoop zeker om zijn f 2000. - aflossing. En nu de dure winter voor de deur met brandstof en licht. Bijna bijgeloovig vermijd ik elke gedachte of zinspeling op de uitkomst die mij eens is voorgespiegeld. Met Valborg op den heuvel staande, die ze ‘wenschheuvel’ noemde omdat daar alle wenschen uitkomen, wenschte ik het, maar met dit voorbehoud: ‘dat het goed voor me - voor mijn zielsontwikkeling - zou zijn’. Valborg zei: ‘hier komen alleen wenschen uit die goed voor ons zijn’. In la Sua voluntade e nostra pace. | |||||||||||||
[pagina 1120]
| |||||||||||||
zaterdag 17 septemberEergisteren zag ik l'Aiglon van Sarah Bernhard in Rotterdam en logeerde bij de familie van Dorp. ▫ Het oude stuk met de oude actrice maakte maar weinig indruk. Het had iets navrants. Er is echter veel moois in het gegeven. De situatie is bij uitstek dramatisch. Maar het is slecht uitgewerkt, gerekt, door veel te veel woorden, door kinderachtige grappen en verwikkeling verzwakt, en het wordt slecht gezegd. Hoeveel korter, massaler, monumentaler zou Shakespeare zooiets verwerkt hebben. ▫ Ook is er veel meer fransch nationaal patriotisme in dan in een kunstwerk gepast is. Het is berekend voor franschen/ niet voor de wereld, al moet de situatie iedereen treffen. Bij de van Dorps was ik graag. Een brave, onbeduidende man, een lieve, mooie vrouw met hooge gedachten maar weinig cultuur. Des nachts waakte mijn goede genius, en wekte mij door 't geruisch van ontsnappend gas, hoewel ik diep en vast sliep. Ik stond op en wist terstond welk gevaar ik liep en sloot het gas af. Zonder perceptie van dat lichte geruisch zou ik misschien nooit meer wakker zijn geworden. Volker zou zeggen: ‘natuurlijk! Als men voor iets bestemd is, kan er niets gebeuren. Dan wordt er gewaakt’. Weer een boekje van een Freudianer gelezen. Het is een ziekte. Een psychose van psychiaters ... Freudisme. En met hun zieken geest wroeten ze in de zielen van ongelukkige zenuwlijders en verspreiden de ziekte, als een besmetting. De weifeling van Hamlet om zijn vader te wreken verklaart deze man, door het ‘onbewuste’ besef van Shakespeare dat elke man eerst op zijn moeder verliefd is. Daardoor voelt Hamlet een zekere verplichting tegenover de moordenaar van zijn mede-minnaar, zijn vader! Dit is gedrochtelijk, demonische onzin. Zuster Moltzer een Freudistisch besmette verpleegster behandelde een kind ‘psycho-analytisch’. Het kind braakte na 't gebruik van spruitjes. En de verpleegster ‘genas’ het kind door het, al uitvragend, te laten bekennen dat het aan de kindertjes in de kool dacht, en daarvan misselijk werd. ▫ Dit is wel ‘grober Unfug’. | |||||||||||||
[pagina 1121]
| |||||||||||||
indruk van mufheid, burgerlijkheid - die saaie Noorsche heeren in hun leelijke kamers die op leuningstoelen zitten te redeneeren. Maar weer bemerkt hoe handig het is bereikt om de menschen bezig te houden en door zulke jammerlijke middelen, zulke banale taal, toch effecten van groote kracht te weeg te brengen. De bouw van de stukken is altijd goed, er zit structuur in. Datzelfde kan men zeggen van ‘Circe’, van ‘de Idealisten’ ook van ‘Kenterend Getij’. En die hebben alle veel meer kleur, meer fantasie, meer leven en gebeuren, meer frischheid. Maar ze eischen meer van 't publiek. Ibsen geeft ze precies het soort menschen en gesprekken waaraan ze gewend zijn, en ook van hun gezichtspunt bezien (b.v. de profeet-vagebond Ulrik). Eigenlijk ware dat zoo makkelijk. Telkens als ik een Ibsen-stuk zie denk ik: hoe goedkoop is dat speciale succes eigenlijk. Hoe goed zou ik datzelfde kunnen bereiken, met wat toeleg. De vraag is: Zal ik mij daarop toeleggen? Het antwoord: Als het mij voor de hand ligt. Misschien in dat volgende stuk: de Vriendendienst. Dat wil zeggen: door meer het gezichtspunt van 't publiek in te nemen, door gewoner, uitvoeriger teekening van bekende soort menschen, een sterker illusie van realiteit wekken. | |||||||||||||
dinsdag 20 septemberVan Oordt is stervende. De droefheid van onze verwijdering en misverstanden is nu niet meer voor me wat het vroeger zou geweest zijn. Alles omdat ik nu beter het blijvende en eeuwige besef. Ook de luguberheid van zijn sterfbed, daar in de hut, met vrouw en jonge kinderen. Ik weet nu te goed hoe dit alles vereffend en gecompenseerd zal worden. Ik ben diepgaand veranderd dit laatste halfjaar. Veel vrediger, innerlijk rustiger, vaster. ▫ En wat opmerkelijk is en vooral gewichtig, is dat ik veel beter het dagelijksch bedrijf der menschen met alle misverstand en miskenning kan dragen, omdat ik beter bewust ben van mijn eigen positie. ▫ Ik weet dat wat ik te zeggen heb eerst geldigheid krijgt over geruimen tijd. Ik begrijp veel beter dat het nu nog geen waarde schijnt te hebben voor de | |||||||||||||
[pagina 1122]
| |||||||||||||
menschen, dat ze het nog niet plaatsen en gebruiken kunnen. ▫ Die gestadige ergernis van vroeger hoe menschen zoo onbegrijpelijk blind en kortzichtig kunnen zijn, is nu zoo aanmerkelijk bedaard, juist omdat ik zooveel helderder zie en zoo zeker weet dat mijn tijd, de tijd van mijn ideeën, komen zal. Ik ben nu schijnbaar veel bescheidener omdat ik innerlijk veel meer waardebesef heb. Ik voorzie beter, en zie de wereld veel duidelijker. | |||||||||||||
dinsdag 27 septemberDresden. Ik leef in Spitteler's wereld, voor mij nu belangrijker en reëeler dan wat ik om mij zie. Gister in den trein den ganschen dag in Prometheus en Epimetheus gelezen. Hoe duidelijk wordt nu de miskenning van mijn werk, door het weten dat dit werk sinds 1881 onopgemerkt bleef. Er is iets al te ongebondens in, iets als in Novalis. Maar het is veel machtiger dan Novalis. En het is zoo intensief, iets dat mij vervult als het doordringen in een onbekend cultuurvolk. Het is een wereld. Een schoone, rijke, wonderlijke wereld. Er zijn nog een paar gebeurtenissen aan te teekenen. ▫ Betsy die zich allertreurigst gedroeg, en toonde dat de duivel in haar nog lang niet overwonnen is door de engel die ik in haar liefhad. En door de liefderijke wijze waarop mijn lieve vrouw haar sarren en beleedigingen droeg ben ik zoo mogelijk nog meer aan mijn vrouw verbonden. En de grenzelooze blindheid van de arme vrouw, die meent dat zij zelf het geplaagde slachtoffer is. G.S. Lee had een paar goede dagen in Walden en onze verhouding is nu solide en deugdelijk. Ik ben voldaan over ons samenzijn, meer dan in Amerika. Dan de ontdekking van Heyenbrock, nu werkelijk onze grootste schilder. De eerste krachtige dageraad-schilder, geen avond-schilder. Lee en ik brachten hem een prettig bezoek. Zijn vrouw zoo verheugd en toegewijd. Lee vol geestdrift. Een prachtige herfsttocht met Lee door de dorpen, Ankeveen, Loosdrecht, Kortenhoef. Hij was er in, het was ook weergaloos mooi. | |||||||||||||
[pagina 1123]
| |||||||||||||
het is hoogst nuttig. Er zijn zulke dalingen die als 't ware bevrijden, losschudden. Een heerlijke droom-morgen in het herfstelijke stadpark, de grosse Garten. Ik zat er lang te peinzen en wandelde veel, tot 's avonds laat aldoor te voet, zonder vermoeienis. Toen de slechte nacht. Op de IJsbrand-repetitie aanvankelijk weer zeer moedeloos. Op 't punt van weg te loopen en alles maar op z'n beloop te laten. ▫ Maar zie! in 't laatste bedrijf toonde Paul Wiecke zijn meesterlijke zeggingskunst. En toen begreep ik op eens de fouten van mijn stuk. Want die zeggingskunst had hem in den aanvang ontbroken, en dat was natuurlijk mijn schuld. Ik had moeten zorgen dat hij steeds zoo indrukwekkend spreken kon. Daardoor begon ik veel beter alles in te zien omtrent mijn theatraal werk. Ik kreeg zelfs neigingen dadelijk iets nieuws te beginnen. Ook bespeurde ik nu eerst hoe slecht Else's vertaling is. Slordig. Ook in 't stuk zie ik nu eerst wat er veel te verbeteren zou zijn. 's Avonds zag ik een stuk van Wied: ‘Der alte Pavillon’. Aardige dingen er in, maar een zwakke bouw en eigenlijk niet veel dieps. Uitnemend gespeeld. De hoofdfiguur is een mislukking. Vooral te sentimenteel. | |||||||||||||
donderdag 29 septemberGister een goede morgen, een heerlijke middag, een slechte avond en een rustige nacht. Meer en meer begint zich het voor-voelen in mij te ontwikkelen. Ik onderscheid al beter en beter tusschen het waarschijnlijk komende en het onwaarschijnlijke. Half intuitief, half overlegd. Maar ach! in welke kleine sfeer leven we. Dan ben ik in saaie diepten en herinner me niets, dan op eens stijg ik in heerlijke hoogten, en vind al het verlorene terug. Gister namiddag in Weisser Hirsch, waar militair-concert was in 't bosch. De boomen prachtig goud, rood en groen, daaronder de promeneerende en koffie-drinkende menigte. Ik had heerlijke momenten. En toch hoe dicht ben ik helaas nog aan die menigte verbonden. Toen de vallende avond in het eenzame groote dennewoud. Langs een beekje, het stille schemerpad, de geurige lucht. Ik sterf en herleef zoowat elken dag eenige malen. Een arme ongelukkige slaaf en bedelaar, vernederd en beschaamd - en dan weer een zwevende adelaar, een rustig heerschend koning. | |||||||||||||
[pagina 1124]
| |||||||||||||
vrijdag 30 septemberIk werk met lust aan de Dichter-Koning. Ik krijg nog al goede berichten en voel de goede werking van het weer op reis en in drukker actie zijn. Ik zag de schilderijen gister even. En vond Rafael's Madonna ditmaal bizonder aardsch en realistisch, - een lief vrouwtje met een kind dat hij zeker zoo gezien heeft ergens in de buurt van Rome. En de kleuren vrij flets. Overigens had ik veel genot. 's Avonds zag ik Uriel Acosta. En ik moest erkennen dat ik het een zeer goed stuk vond. Als het beter gespeeld werd zou ik het werkelijk bewonderen. Nu was de hoofdpersoon zeer slecht. Maar het is de beste navolging van Lessing die ik ken. Waarom toch is de talentvolle Gutzkow met zijn fijnen smaak, zijn goed oordeel en scherpen toekomstblik, zijn wijsgeerig gezond verstand eigenlijk toch zoo weinig populair? ▫ Het trotseeren van den grimmigen Jodenvloek door het meisje in een mooi dramatisch moment. Ook het zien van Acosta als ze 't gif genomen heeft. De strijd zelve is niet uit den tijd, nog lang niet. Het conflict is ons allen nog bekend. ▫ Aardig en treffend vond ik het optreden van den jongen Spinoza. Ik dacht dat het mal zou zijn. Maar het is een alleraardigste vondst, voortreffelijk aangebracht. ▫ Daarbij heeft het oog ook wat, en zou er met de mooie kostuums en het schilderachtig milieu iets werkelijk schoons te maken zijn. Ik dronk thee bij Weninger den ober-regisseur, schoonzoon van Lina Schneider, en praatte veel met den sympathieken Paul Wiecke. | |||||||||||||
zondag 2 oktoberIk tref hier al de mooie najaarsdagen. Ik zal van Dresden houden, om het sterk innerlijk leven wat ik hier had. Het is goed voor me, een tijdlang gansche dagen vrij te zijn, zonder menschen die me ophouden. Mijn lieve vrouw bij me ware nog beter. Maar ik verlies hier geen tijd en word niet afgeleid van mijn eigen gedachten, terwijl ik toch niet tot depressie kom en de dagen vol zijn. Of er van IJsbrand deze maal iets meer terechtkomt durf ik nog niet zeggen. Curieus dat elke vertooning precies dezelfde gebreken hier in Duitschland heeft en dezelfde eigenaardigheden geeft. Een figuur als mevrouw Poolman is hier niet te vinden. Ik zag met veel genoegen ‘You never can tell’ van Shaw. Ik vind het | |||||||||||||
[pagina 1125]
| |||||||||||||
een alleraardigst stuk, vol mooie en geestige dingen. Het werd uitstekend gegeven, behalve wat te veel ‘posse’ op 't laatst. Een mooie wandeling van Tharandt heen en terug naar ‘Edler Krone’. Dat lieve berglandschap, de bosschen, de rotsen, het stroomende water, het is mij alles even vertrouwd als mijn vaderland. Ik verheug mij het weer te zien, zooals men zich verheugt in 't weerzien van ons tehuis. Ik ben weer blij te kunnen klimmen op een bergpad en de eenzame bosschen te doorkruisen, en de sparrengeur te ruiken, en de duitsche huisjes te zien. Vaderlandsliefde is niet vast aan een enkele plek. Men voelt hetzelfde overal waar men eens genoten heeft. De aarde is mijn vaderland overal waar ik haar schoonheid heb genoten. ▫ ‘Gnaden Gottes’ ‘Elder Krone’ ‘Unverhofft Glück’ de drie herbergen met hun gelukkige namen achter elkaar in 't lieve dal. ▫ De forellen zijn teere vischjes levend in een uiterst begrensd gebied, zoodat men niet begrijpt hoe ze nog kunnen voortbestaan. Ze moeten nacht en dag in beweging blijven tegen den sterken stroom. In droge tijden krimpt de ruimte nog meer in. En voor dit moeielijk leven moeten ze zich aangepast hebben op wonderbare wijze, in den korten tijd - geologisch gesproken - dat een vastland zich uit de zee ophief en het regenwater liet afstroomen. Verklaar dit eens door ‘natuurlijke selectie’! | |||||||||||||
woensdag 5 oktoberZehlendorf. Mijn hart is rustig en vol vreugde. Ik zit in Julia Culp's mooie, kleine huis, waar alles zoo keurig en in orde is, en ik heb van middag bij de Gutkind's gegeten. Met IJsbrand in Dresden gaat het goed. Ik heb een avond bij Wiecke gesoupeerd en de IJsbrand vertaling geheel nagezien en gewijzigd. Het blijkt een slechte vertaling, die de opvoering enorm bemoeielijkt. Wiecke is een sympathiek man, een nauwgezet, energiek kunstenaar, 48 jaar en een jongen nog. Ella Dusil heb ik teruggezien en het goede meisje een paar gelukkige dagen bezorgd. Een aller-eigenaardigst avontuur. Ik begon het met beklemming, en had menig angstig moment. Niet alleen angst voor schandaal, ook angst voor mezelf, voor mijn zelf-bedrog, voor mijn eeuwig er-in-loopen. Ik zei tegen mezelf: nu ga je een meisje op den slechten weg brengen, ontrouw plegen, je naam in gevaar brengen. Maar nu lach ik om al die angsten en ik weet geheel goed gedaan te hebben, al kan men er allerlei kwaad in zoeken. ▫ Het meisje is zulk een eigenaardig wezen dat ieder Hollander er totaal door zou misleid worden. Had een van mijn Hol- | |||||||||||||
[pagina 1126]
| |||||||||||||
landsche vijanden mij ontmoet/ die zou gezworen hebben dat ik met een meisje van 't ballet, of van de variété aan de zwier was. Ella ziet er uit als een ‘chorus-girl’ en ze heeft het hart van Kätchen von Heilbron. Ze is door en door vroom en kuisch en eenvoudig en ze heeft de zwier van een caféchanteuse of een boulevardière. En dat in een oogwenk, hoewel ze zoo versch uit de boheemsche bergen komt en verleden week nog barrevoets bramen liep te pukken in 't bosch, en eten kookte in haar zusters huishouden. Een ietwat ordinaire zwier, een chic à la Giza, is haar aangeboren, misschien door haar fransch bloed. ▫ Daarbij komt vooral haar eigenaardig haar en haar oogen. Ze heeft, van nature, de schoonheid die elke ballet-of buffet-juffrouw in Engeland als het ideaal beschouwt. Dik, zwaar grof haar van dat rossig-geel blond dat op de variété's met moeite door kleurstof wordt verkregen. Daarbij zware, bijna zwarte wenkbrauwen en donkerbruine oogen met lange zwarte wimpers. Die oogen zijn echte slavische oogen, vol weeke hartstocht, toewijding en zwaarmoedigheid. De oogen van mijn Paul, en ook eenigszins die van Ilonka Ritschl. Verder is haar gezicht grof, maar zacht en vriendelijk, niet leelijk. Verder eenzelfde ietwat ordinaire zwier in haar gestalte en gang. Het merkwaardige was nu hoe gemakkelijk dit wezentje een dame werd. Toen ze kwam zag ze er uit als een boere-dienstmeisje. Want ze was doodarm, en ik had haar van haar dorp laten komen, omdat ze mij wou komen bedanken voor wat ik haar in 't voorjaar gedaan had. En toen kocht ik haar een nieuwen hoed en een paar handschoenen, en toen kon ik met haar door de stad wandelen, zonder dat ze iemands attentie trok behalve door haar mooie oogen. Ze was in eens een dame geworden, - wel is waar van een inferieur soort, maar in dat soort compleet. En daarbij die eenvoud, die allerzeldsaamst kinderlijke naieveteit, het blije babbelen, de grenzelooze vreugde over haar nieuwen hoed, waaraan ze aldoor denken moest. Het plezier in de schaduw van den hoed op de straat, en alle andere hoeden er mee vergelijken en minder mooi vinden. En de roerende dankbaarheid, het blinde vertrouwen in alles wat ik haar zeide, het verbaasd niet begrijpen als ik haar sprak van gevaren of schandaal, de onbeperkte gehoorzaamheid, de eerbied zonder één indiscrete of ongepaste vraag - en vooral het merkwaardige onvermogen om iets te zeggen of te doen wat niet waar was, en wat toch door haar positie als dame-boeremeisje wel eens voorkwam - dat alles maakte haar voor mij een bizonder interessant sympathiek wezen, ondanks volslagen gemis aan alle cultuur, alle kennis of eigenlijke geest. Ik idealiseer niets, want er viel niets te idealiseeren - ze was zooals ik haar beschrijf. Ze is weer naar | |||||||||||||
[pagina 1127]
| |||||||||||||
haar dorp teruggegaan, met een tweedaagsch geluk in haar hoofd, en ik weet dat ik niets aan haar bedorven heb, maar eer veel in haar gered. Want haar leven is ellendig, en ze staat zeer dicht bij zelfmoord, uit armoede en door een lage, doodsche omgeving. ▫ Haar toestand schijnt gevaarlijk, zonder vragen of weifelen zou ze alles voor mij doen, evenals dien eersten avond toen ze mij vroeg bij haar te blijven. Was ik een schurk geweest ik had haar met 't meeste gemak kunnen verleiden en bedriegen. Maar zij zeide ‘neen! want ik vergis mij niet in goede menschen’. En ze heeft precies dezelfde fierheid en vrouwen-eer als Giza. Voor liefde bezwijken zou ze onmiddellijk en er hoegenaamd niets anders in zien als het goede en natuurlijke. Maar meegaan met een man, zonder liefde, zal ze niet, dan sprong ze eerder in de Elbe. De omgang met dit zachte, oprechte en fiere wezen deed mij goed en ik ben recht voldaan over mijn ‘avontuurtje’. Erich Gutkind is vrij nauwkeurig wat ik had gedacht. Vrij zwak van uiterlijk en gestel. Niet vrij van min of meer decadente neigingen. Niet de forschheid van Heyenbrock of het gezond-praktische van Lee. Maar een wetenschappelijk man, mathematicus en astronoom, daarbij fijn en dichterlijk. Geniaal, want zijn boek staat ver boven zijn persoon. Hij is dus instrument van hooger leven. Zijn vrouw, mooi en ietwat Berlijnsch-mondain, beviel mij minder. Ik miste de diepe gezonde eenvoud. Hij moest eer een Truida of een Ella Dusil hebben. ▫ Daarbij is hij zooals ik dacht, kind van rijke ouders. Ik at er, en wij spraken lang en veel over allerlei. | |||||||||||||
donderdag 6 oktoberWat ben ik tevreden en gelukkig. Ik sliep van nacht tien uren. Het is zoo diep stil rondom en het huisje zoo gezellig en fraai. Ik voel mij nu langsaam aanlanden waar ik behoor, op den top waar de elite geesten der wereld werken - zonder elkaar nog te kennen of als elite erkend te zijn - en van waar alle geestelijke werksaamheid aanvangt en uitstroomt. Dat geeft mij die innerlijke zielsrust en kalmte. Ik doe dat waarvoor ik bestemd ben, - en ik zie alles zich als van zelve, zonder inspanning rangschikken en voegen. Waar ik vroeger met groote inspanning niets uitrichtte. Maar die inspanning heeft mij gesterkt en opgevoed. Gutkind is schraal, evenals Lee, maar teerder en dweperiger van expressie. In gewonen zin leelijk, met te groote ooren en bleek gezicht. Zijn oogen zijn groot en hebben den wijden snit die ook Goethe en Bismarck's oogen hadden, maar ze zijn niet zoo mooi van blik. Ietwat doen ze aan Spinoza's | |||||||||||||
[pagina 1128]
| |||||||||||||
oogen denken, met de hooge brauwen en rustigen, licht-verwonderden blik. | |||||||||||||
vrijdag 7 oktoberHet is heerlijk dat mijn voorgevoelens hoe langer hoe meer nauwkeurig juist worden. Ik wist dat dit verblijf in Berlijn goed zou zijn en het komt ook vrijwel uit. Gutkind is vrijwel juist zooals ik hem gedacht had, en onze gesprekken zijn heerlijk en nuttig. Hij toonde mij de wonderbare ontdekking van de beteekenis der getallen 23 en 28 die zulk een groote rol spelen in 't leven van man en vrouw. En die - o wonder! - overeenkomen met de lengten van de beide assen der zon. ▫ En ook de overeenkomst van de wetten der kristalvorming en der muziek. 's Avonds sprak ik met Dr Licho, den acteur-regisseur van de N.F. Volksbühne en hoorde tot mijn groote voldoening dat IJsbrand al voor 33 opvoeringen op 't repertoire stond. ‘Durchfallen gibt's nicht bei uns’. Het zijn abonnees, die altijd komen. Er zijn er 40.000 en de zaal is altijd vol. En een naïef, ontvankelijk publiek. ▫ IJsbrand was door de commissie aangenomen met algemeene stemmen (alle dertien) wat zeer zeldzaam is. | |||||||||||||
maandag 10 oktoberEergister kwam Merten thuis. Het huis is nu vol, en ik hoorde veel zingen en sprak veel met Juul en Merten. ▫ Ik heb me verbaasd dat een vrouw eigenlijk zoo grof en onedel in haar karakter, zoo zonder gevoel voor het voorname en fiere, toch mij kon tot tranen roeren door haar zang. ▫ Juul is grof, sensueel, oppervlakkig-goedhartig, eerzuchtig, egoïst, roekeloos - en toch sleept ze duizenden mee en wordt geëerd en bewonderd. Door een krachtig geluid, een muziekale techniek, een goed geheugen, een dramatisch voordracht-vermogen. ▫ Arme Juul, het wordt een treurig leven, als ze ouder wordt. ▫ De sfeer hier is lang niet zuiver. Hoe gelukkig reken ik me, met mijn rein lief gezin, - mijn diep-eenvoudige en zuiver-voelende vrouw. Hoe zeldsaam vond ik zulke omgeving. Eigenaardig is de overeenkomst van veel dingen uit mijn Paleis van Circe met wat ik hier weer zie. De vrouw, die niemand zou achten of verdragen, als ze arm, leelijk of talentloos was - nu geëerd, gevierd, bewonderd, met toewijding gediend, door mannen aangebeden, hetzij om een mooie stem, | |||||||||||||
[pagina 1129]
| |||||||||||||
aant.
| |||||||||||||
donderdag 13 oktoberDresden. Ik wou dat ik al weg was van hier. Een voordracht aangenomen waarin ik geen zin heb. En de stad beklemt mij. Het boek van Fliess maakte mij onrustig en zelfs treurig, omdat hij een schat gevonden heeft en er geen gebruik van weet te maken. Ik begrijp er zelf niets van. Ik weet alleen dat zijn hypothese onzin is. Wat beteekent die overeenkomst in aantal individuen en aantal dagen? Hetzelfde rhythme in uitgebreidheid en in tijd. De IJsbrandopvoering gaat goed en de uitslag spant mij bijna niet. Maar wel begrijp ik, dat Wiecke hier weg wil. Ik verlang naar Gutkind. Hij schreef mij mooi, over de ‘Winkelried-bresche’ die wij zullen maken. Dat is kranig gezegd: de Winkelried-bres. Hedennacht een lange, mooie heldere droom. Juist zooals ik verwachtte na de zweefdroomen. Ik droomde eerst van mijn lieve vrouw, en dat ik al thuis was, en bedacht: ik heb mijn werk niet afgedaan. Toen begonnen landschappen, en de zonneschijn en het geluk. | |||||||||||||
zaterdag 15 oktoberDresden. Gister een bui van zware, leelijke depressie. Ik voelde dat ik noodig weg moest uit Dresden. Met Martha, Paul en de Gutkinds naar Meissen gevaren, met de boot. Mooie, klare dag en mooie rivierlandschappen. Maar ik was in zeer slechte stemming. De IJsbrand opvoering verliep | |||||||||||||
[pagina 1130]
| |||||||||||||
zeer goed en het succes was grooter dan ergens anders. Maar ik werd weer, tegen mijn wil, op 't tooneel getroond.
Pötzcha (Wehlen). Goddank! buiten. In rust en landelijkheid. Uitzicht over de Elbe. Een tuintje rondom. Eenvoudige vriendelijke menschen, geen kellners. Stilte. De gang vol zakken rogge. Een bloemenvaas van de juffrouw op tafel. ▫ Een prettig diner bij Wiecke. | |||||||||||||
zondagavond 16 oktoberPötzcha. Het is hier goed. Ik sliep lang. Prepareerde mijn voordracht. Ging toen wandelen in 't heerlijkste, glorieuze herfstweer. Eerst op den Rauenstein. Toen van middag met Professor Zschalig en zijn vrouw naar de Bastei gewandeld. In den maneschijn langs het bekoorlijke Elbe-voetpad terug. Van Rathen naar Wehlen. Zoo iets liefelijks heeft de Rijn niet. ▫ Ik voel me bizonder wel en gezond, physiek krachtig in alle opzichten. En toch had ik enerveerende dagen. Vreemd! Als ik volkomen rustig en hygiënisch leef, voel ik me lang zoo flink niet. Ella Dusil was naar IJsbrand geweest. Ze vond het heel mooi. Maar toen het uit was bleef ze stil zitten wachten, wat er verder zou komen. Ze wou namelijk weten wat er met de f 200.000. - gebeurd was. Het dienstmeisje van professor Zschalig dat hier komt koken vroeg aan haar mevrouw of ik nu een Dichter was. En toen ze hoorde van het tooneelstuk vroeg ze of het een vroolijk of een treurig stuk was. En toen mevrouw zeide: ‘meer treurig dan vroolijk’ toen zeide zij ‘dann werde ich früh zu ihm hinausfahren um ihn ein Bischen auf zu heitern.’ | |||||||||||||
maandag 17 oktoberSchitterende herfstdagen. Onbewolkte lucht, klare zonneschijn, windstilte, 's avonds volle maan. 's Morgens op den Bärenstein geklauterd nadat ik mijn rede geprepareerd had. ▫ 's Middags kwamen Dr Zeiss en zijn vrouw op bezoek. Het was een gezellig en vroolijk bezoek. De goedige, typische Duitsche professor, en zijn niet-minder goedige vrouw die hem steeds poogde te weerhouden van 't declameeren of voordragen, omdat hij het niet kon, en zij bang was dat hij zich belachelijk maakte. ▫ Aber nein! Heinrich, dass sollst du nicht thun. Du kannst es nicht. Du langeweilst die Herrschaften. ▫ Maar hij liet zich niet tegenhouden en tracteerde ons op voorlezingen | |||||||||||||
[pagina 1131]
| |||||||||||||
aant.
| |||||||||||||
donderdag 20 oktoberWeer veel voorbij gevlogen. Nog een mooie wandeling naar de vesting Königstein, die bezichtigd. Met de boot terug. Steeds prachtig weer. 's Avonds voordracht. Stampvol. Veel baronessen en gravinnen. Geen best publiek. Maar toch groot effect. Toen lang gepraat met Wiecke en Zeiss. Beiden waren het volkomen met mij eens over Wagner. Wiecke ging nog verder dan ik. Zijn dramatisch gevoel kwam er door uit. 's Morgens het vertrek uit Dresden was licht weemoedig. Ook omdat Paul niet op zijn tijd was. Het was toch een mooie tijd. En ik voelde zoo gezond. Dat bergenklimmen is zoo goed tot afwisseling. Gister was de dag minder goed, maar ik kreeg de uiterst interessante rede van Poincaré over de nieuwe mechanica. Daarmee zeer vervuld. En ik zag mijn lieve Gutkind's weer. Heerlijk, eindelijk een mensch die voelen en denken kan. Van morgen een gewichtige dag. Goede berichten. IJsbrand in Weenen aangenomen. De goedige, zuinige professor die mij toch nog 100 Mrk. achterna zond. Toen 't bericht van Mas' dood. Nu zal ik Zondag mijn lieve vrouw weerzien, want ik moet naar Holland. ▫ Het arme, afgestreden zieltje is niet te beklagen dat nu eindelijk rust heeft. Zondag al mijn lieve vrouw in de armen te sluiten! Wat een blij vooruitzicht. Vervuld van het ‘Manifest’ dat Gutkind en ik beramen. Van avond zie ik Oppenheimer. ▫ Nu begint het ernst te worden met me. | |||||||||||||
maandag 24 oktoberWalden. Een ding is voor ons zooals wij het begrijpen. IJzer is dus niet meer hard, vast, stijf, onbewegelijk - want wij begrijpen het als een menigte samenhangende maar alle in uiterst snelle beweging zijnde en zich vrij van elkaar bewegende deeltjes. En zoo is het ijzer geworden, door de verandering van onzen geest. Dat onze zintuigelijke indrukken nog niet veranderd zijn doet er niets toe. | |||||||||||||
[pagina 1132]
| |||||||||||||
Op de interpretatie dier indrukken komt het aan. Holland begon met mij zeer te deprimeeren. De begrafenis van mijn oude tante die eindelijk haar lange kwelling dóórgeleden is, - mijn moeder nerveus en ziek van overspanning, dan notarissen en testamenten, en eindelijk het leelijke, gedegenereerde volk. Daarbij kou en wind, het zomerschoon gedaan. Zoo snel voorbij. Ik verliet de Dutkinds des avonds na een levendige discussie met Oppenheimer. Hij is een kranige kerel, een geweldig intellect, en vol vitaliteit. Maar een Jood in ongunstigen zin, kinderlijk ijdel en protzend met zijn kracht en zijn verstand, glad in het zich aanpassen aan degenen wie hij om zich heeft, - het voorwenden van dingen die hij ziet dat gewaardeerd en gezocht worden. Hij ‘speelde’ het genie, zooals ik Gutkind schreef. ▫ Ik denk niet, dat hij met ons zal samenwerken. Duitschland is een mengsel geworden van Germanen, Joden en Slaven. Al wat zich nu het krachtigst laat gelden is Joodsch of Slavisch. ▫ Zweden schijnt mij nog het zuiverst Germaansche land. Vandaag een genoegelijke middag in Amsterdam, boodschappen met mijn lieve vrouw. Morgen ga ik weer naar Zehlendorf. | |||||||||||||
26 oktoberZehlendorf. Het is stil en herfstig. Een donkere schaduw van naargeestigheid was over mijn ziel in Holland. De eeuwige geldzorgen, de eeuwige filisters, het najaar, de kou. Fel griefde mij een domme bespreking van Schijn en Wezen. De arrogante, kwasi-welwillende botheid. Een van die kleine, kwaadaardige poeetjes. Als de schaduw over mij is dan wonden en irriteeren zulke dingen. ▫ Holland krioelt van zulke êtres. Ik zit hier nu weer stil en rustig en hoop op mijn verhaal te komen. Onder de schaduw is het onmogelijk zich de vrije toestand voor te stellen. En omgekeerd. | |||||||||||||
donderdag 27 oktoberZehlendorf. Nog altijd bittere weemoed. Het ergste is als die de activiteit verlamt, en twijfel brengt aan eigen waarde. En wonderlijk genoeg, het gaat uit van geldzorg. Het bittere gevoel van al die groote verliezen en die schulden, die zoo onnoodig waren, dat verzwakt het zelfvertrouwen. Ik was vrij, en heb me laten verstrikken, door genereuze onvoorzichtigheid. | |||||||||||||
[pagina 1133]
| |||||||||||||
vrijdag 28 oktoberIn weemoed wijzen de voorgevoelens onjuist. Dat bemerkte ik gisteren. Ik liep in diepe neerslachtigheid door Berlijn en verlangde maar weg te komen. Ik zei tot mezelven: ik zal naar Frau Mirauer gaan, maar die is natuurlijk niet thuis, ik zal ook naar Louise Wolff gaan, maar dat levert niets op. En ik vond het juist goed zoo, want ik wilde weg. Maar mijn voorgevoelens - anders in den laatsten tijd zoo merkwaardig juist - kwamen glad verkeerd uit. Mirauer was wel thuis en ik had een aangenaam gesprek. En het bezoek bij Louise Wolff was zeer geslaagd. Ik werd opgewekt, levendig, spraaksaam. Maar nu ben ik niettemin toch niet tevreden. Ik had door de diepte heen moeten gaan - niet er uitgehaald worden. Want in die diepten vind ik het goede werk. Waarom maakte het mij ook weemoedig toen ik mijn zoontje op schoot had? Wat is het aandoenlijke in het kinder-wezen? Waarom voel ik meewarige pijn als ik denk aan zijn stemmetje, als hij zijn pas geleerde woordjes zegt. Het vertrouwensvol vragende: ‘did-doen?’ als hij de deur wil dicht doen, tevreden als hij die opdracht mag uitvoeren, en het hem gelukt. Is het zijn teere zwakte tegenover het geweldige wreede leven? ▫ Is het zijn vertrouwend geloof tegenover het oneindige bedrog dat hem wacht? | |||||||||||||
zaterdag 29 oktoberGister avond soupeerde ik bij Frau Louise Wolff en had een lang gesprek met Oscar Bie den redacteur van de Neue Rundschau. Hij is voornamelijk musicus, zooals ik terstond begreep, en uit ons gesprek kwam ik meer en meer tot de overtuiging dat de muziek een gevaarlijke vernielende macht heeft. Iets wat Lady Welby mij al voor twintig jaren verzekerde, maar wat ik toen niet begreep. ▫ Maar Bie onderwerpt zich, bidt haar aan, noemt haar verschrikkelijk, aanbiddelijk, oppermachtig, een godin en een slet, waartegen alle weerstand machteloos is. ▫ In mij werd evenwel daardoor de weerstand des te krachtiger. ▫ Er was ook een operadirigent Blech - en het scheen mij als de proef op de som. Een door muziek gedegenereerde. Mij antipathiek. Van morgen een gesprek met den fijnen, intelligenten jood Dr Martin Buber, die ik in Weenen leerde kennen. ▫ Deze gelooft in de macht eener religieuze schok, en in de onbeduidendheid van alle sociale hervorming | |||||||||||||
[pagina 1134]
| |||||||||||||
zonder transcendenten beweeggrond. Elk doen acht hij goed dat uit onmiddellijke diepe impuls voortkomt. Buber zei van Oppenheimer dat hij niet representatief genoeg was om een grooten aanhang te hebben. Bie formuleerde mijn meening over de komische opera zeer goed door te zeggen dat in deze buffo-opera het paradoxale der opera tot these was geworden, en mij daarom niet hinderde. | |||||||||||||
dinsdag 1 novemberGutkind gaf mij de Galgenlieder van Morgenstern. Piet Paaltjes en de Schoolmeester beide overtroffen. Ik heb er mij dagen mee geamuseerd. Men moet literair ontwikkeld zijn om er al de kostelijke gekheid van te vatten. Alleen een literair zeer begaafd mensch kon ze maken. Geapprecieerd zullen ze worden door Martha, Aletrino, Ch. van Deventer, Hans, misschien door Rijkens en Jolles en X. Overigens weet ik er niet veel. Ook mijn vader en Gerlof van Vloten zouden er in genoten hebben. Ik ben zoo dankbaar om de Gutkinds. Het was zulk een zegen deze menschen op dit tijdstip van mijn leven te ontmoeten. Het is alsof ik mijn rechtvaardiger gevonden heb. Hier is de fijne intelligentie met het edele gevoel. En de gelijke zin voor 't komieke dat ons bindt. Gister at ik met Licho en Dr Ettlinger bij Kempinsky. Licho die zich een Russisch maal samenstelde, als fijnproever. Beginnend met Wodki en Kaviaar. | |||||||||||||
woensdag 2 novemberEen lieve droom van Martha. Er was weer iets van de oude innigheid tusschen ons. Maar nu reiner, zuiverder, sterker. Zij begreep mij en ik had haar lief. O mocht ik eens door liefde, door zuiver geestelijke middelen aan haar goed maken wat ze door mij moest lijden. Eerst van daag begrijp ik hoe ik van de Vriendendienst een groot werk kan maken. Door de hoofdpersoon/ de wijsgeer, tot een meer ideale figuur te maken. Gister was ik met de Gutkinds en Frau Wolff op de Vincent-expositie. Bijna potsierlijk is de Duitsche roem van dezen half-waanzinnige. Zie de Botticelli's eens naast die Arlésienne, of de Velasquez Venus naast die naakte prostituée. Het is interessant en gruwelijk. | |||||||||||||
[pagina 1135]
| |||||||||||||
's Middags was ik op de Agentuur Harmonie en sprak met Jadassohn (ik zou maar Judassohn gebleven zijn in zijn plaats). Het wordt tijd dat er tegen Else eens flink opgetreden wordt. | |||||||||||||
zaterdag 5 novemberGisteren op de laatste repetitie was Edström de Zweedsche Beeldhouwer. Een geniale kolos, een groot kind. Arbeider geweest, in Zweden geboren, Amerika als vagebond doorgereisd om kunstenaar te worden. Zijn vrouw Iersch, ze wonen nu in Parijs. Zijn werk Rodin-achtig, maar zeer origineel. Na de opvoering voelde ik in de donkere zaal zijn armen om mijn hals en zei hij: ‘I like you!’ Hij noemde IJsbrand ‘the greatest modern Drama’. Hij maakt nu mijn buste. Gister voelde ik de inzinking komen, een gevoel van dit succes hier te moeten ontwijken. Ik verwachtte iets van dien aard. Zooals ik al tegen Truida zei, misschien moet ik eerder terug. En nu zegt Juul - naar haar bedorven-kinderen-manier - me op eens 't verblijf op, omdat een vriendin komt. Ik kan nu nergens terecht, en moet alles half in den steek laten. | |||||||||||||
maandag 7 novemberDe opvoering achter den rug. Zoo goed geslaagd als men maar kon verwachten. De pers zeer welwillend. Maar er ontstaat een gevoel van tegenzin, van naar-huis-willen in me. Gister een diner bij Louise Wolff, waar alle muziekale grootheden waren. Nikisch en Busoni - en ik voelde er mij niet terecht. Ook Oscar Bie en zijn uitgever Fischer waren er en ik voelde dat ik met die menschen niet zal opschieten. Bie is een echte literator, er zit geen vuur, geen overtuiging in. Alles moede zielen, of gericht op voordeel. Het gezicht van den zakenjood Fischer. Busoni een fijn, bleek, nerveus gezicht. Het gaat mij tegenstaan nog meer voor mijn roem te doen. Het is een bitter gevoel als men zich moeite geeft om vriendelijk en beleefd te zijn en tegelijk denkt: dat zou ik nu niet doen als ik er niet nog iets meer van verwachtte. Het steeds er bij denken: ‘kan dit van belang voor mijn naam zijn’ is ellendig. En dan weer het gevoel: ‘ja! dat is je plicht want je moet geld verdienen.’ Ik ben bedroefd, ik heb heimwee. Ik wilde wegloopen. Bij Edström zit | |||||||||||||
[pagina 1136]
| |||||||||||||
aant.
Vandaag verhuis ik naar Nikolassee. Hoe zal het nu gaan? Er behoeft maar weinig te gebeuren of ik breek op, en geef er den brui van. En dan weer de eeuwige geldzorgen!!! | |||||||||||||
dinsdag 15 novemberNikolassee. Van nacht weer een helderen droom, hoewel kort. Van morgen was 't eerste wat ik zag het bericht, dat P. Heyse den Nobelprijs heeft. Gisteren een kritische dag waarin ik me op 't eind zeer gelukkig voelde en de gedachten tot mij kwamen voor den ‘Oproep aan de Koninklijken’. Ik schreef het artikel over Spitteler af, en was er voldaan over. Zondag was Paul hier. 's Avonds was ik bij de oudelui Gutkind in de Victoriastrasse. ▫ Gisteren zag ik Kahane weer. ▫ Ik ben bizonder rustig, ondanks het dreigen der geldzorgen. Ik verheug mij op het thuiskomen, en op het werk dat volgen gaat. ▫ Ik ben in 't minst niet teleurgesteld. Noch twijfel ik aan mijn voorgevoelens. Integendeel. Duidelijker dan ooit zijn de leidingen en wijzingen. | |||||||||||||
donderdag 17 novemberNikolassee. Ik voel dat ik weg moet. Gisteren eerst bij Dr Ettlinger gegeten, met Wegener de acteur, Licho en Strecker, de kritikus. Ik praatte met Wegener over de judificatie van Duitschland. Hij meende dat de Germanen, de Ariërs, nog altijd de eigenlijk-productieve krachten waren, en de Joden de exploiteerende krachten (schacheraars). Toen begon hij met zijn vrienden over Dostoiewsky. En ik bemerkte, dat de russisch-slavische in- | |||||||||||||
[pagina 1137]
| |||||||||||||
aant.
| |||||||||||||
zondag 20 novemberHet is nu nog maar een geduldproef, om tot Woensdagmorgen uit te houden. Zoozeer verlang ik weer naar vrouw en kinderen. Gisteren was ik eerst bij Landauer in Hermsdorf, 's avonds bij Buber in Zehlendorf. Beide bezoeken goed en leerrijk. Vooral Buber is buitengewoon intelligent en ik las veel in zijn Tschuang-Tse. Eergister was ik bij Gravin Trolle en praatte veel met haar. Een fijn, gracieus, gevoelig persoontje, die dweepte met mijn Kl. Johannes. Terwijl wij praatten zat Edström ons van alle kanten uit te teekenen. Gister was de wereld zeer grauw en troosteloos. Toch kan ik altijd goed spreken en ben gelijkmatig gestemd. ▫ Ik kan niet anders als meer goeds van 't volgende jaar verwachten. | |||||||||||||
dinsdag 22 novemberGister een mooie avond met Buber en Gutkind. Het was een prachtig, rijk gesprek, dat ons alle drie evenzeer wel deed. Hier was het fijnste intellect en het diepste gevoel der wereld bijeen. Een soort heimelijk triumviraat. Ditmaal zonder schijn of illusie. Hieruit moet iets groeien, dat kan niet anders. 's Middags nog het gedoe met uitgevers en agenturen. 1000 Mark in 't gezicht, die ik niet aannemen mag om niet later uitgezogen te worden. ▫ Gravin Trolle nog even gesproken. Morgen, morgen weer in de armen van mijn lieve vrouw!! Dan een zéér werksame winter, en dan het voorjaar! | |||||||||||||
[pagina 1138]
| |||||||||||||
voorspoed. Ik kon mijn moeder troosten en opwekken door veel lichtpunten. | |||||||||||||
woensdag 30 novemberZaterdag kwam Querido in een automobiel Walden oprijden en vroeg mij een voordracht te houden in zijn Querido-vereeniging. Ik was verbaasd en wat geërgerd. Moest ik nu gratis medewerken om een vereeniging te steunen die Querido onderhoudt? Dat was kras. En nog krasser was dat hij zeide zelf ‘tallooze’ aanvragen voor voordrachten te krijgen, maar niet voor geld te willen lezen. ▫ Maar ondanks mijn verontwaardiging, voelde ik een zekere zachte, sympathieke verstandhouding. Boos worden kon ik niet. ▫ Gelukkig kwam er den volgenden dag een brief, waarin mij f 100. - voor de voordracht werd aangeboden, en Querido zeide mijn omstandigheden niet geweten te hebben. ▫ Die brief verzachtte mijn ergernis en ik nam het aanbod aan. Querido is niet kwaad. Een jood metjodenkwaliteiten, maar ook zacht en oprecht. Aanstellerig, over 't paard getild, maar eerlijk en goedwillend. Ik ontving het MS van een nieuw boek van Sinclair. Het interesseerde mij bizonder. Een oprecht, stoutmoedig boek. Als hij zoo voortgaat wordt hij een der eersten. (Love's pilgrimage). De herinnering aan Berlijn is prachtig. Nu eerst voel ik de glorie van het leven in een grooten tijd. Dat wat men meende dat de Nieuwe Gidstijd voor mij was. Maar de Nieuwe Gidstijd was jammer en misère bij dit vergeleken. Klein, bedompt, goor. Deze geestes-gemeenschap met Buber, Volker, Sinclair, Bjerre - dat is het ware, nieuwe leven. | |||||||||||||
2 decemberIk vind Holland toch erbarmelijk. Trouwens de wereld hier in 't Noorden is overal vaal, en goor en saai. Sneeuw is nog het beste. Maar de arme, leelijke menschen, de leelijke stad, de leelijke dingen - het doodsche kleurlooze leven dier duizenden. Het is verschrikkelijk. ▫ Het maakt me niet moedeloos. Het kan immers alles in een oogenblik veranderen. Het is alles tijdelijk, voorbijgaand. De geest is almachtig. Maar ik zie het nu zoo schrikkelijk helder, - het is alles zoo armelijk, zoo vaal en zoo leelijk. | |||||||||||||
[pagina 1139]
| |||||||||||||
zondag 4 decemberDagen lang somber grijs, guur weer. Ik schreef een artikel voor Landauer's Sozialist over Tolstoy. Verder was ik inactief. ▫ Sinclair's boek is autobiografisch. Ik herken de geschiedenis van hem en zijn vrouw, zooals zij mij die verteld heeft. Het is een oprecht boek. En hij heeft het structuraal vermogen. Het boek is grootsch geconcipieerd. | |||||||||||||
maandag 5 decemberGister toen ik van een wandeling thuis kwam, zat Spoor, de schilder, bij mij thuis. Hij kwam mij vragen of hij iets doen mocht om mij uit geldelijke moeielijkheden te redden. Dit kwam mij zoo ongehoord en onwaarschijnlijk voor dat ik in lachen uitbarstte. Ik zie op tegen de lezing in Amsterdam, omdat het zoo in 't hart is der vijandige sfeer, en ik maar al te goed weet hoe weinig men daartegen vermag. ▫ Ik ben nog werkeloos, niet op dreef. Het is zulk een leeg gevoel. Maar ik weet, verstandelijk, dat de leegte schijnbaar is. De schijn ontstaat doordat het kennislicht een leege plek beschijnt. | |||||||||||||
donderdag 6 decemberIk moet goed onthouden hoe ik mij totaal leeg en onbeduidend kan voelen. Dan vliegen de dagen spookachtig snel voorbij en ik richt niets uit, en voel voornamelijk mijn onwaarde, mijn zwakheden en domheden. Ik begrijp niet hoe ik nog iets in de wereld kan doen. ▫ Op dit oogenblik is dat gevoel weer weg. Nu schijnt het kennislicht weer over grooter ruimte, en ik bemerk dat ik als van zelf doe wat ik te doen heb. De organisatie van mijn wezen werkt dóór ook al ben ikzelf als directie er tijdelijk buiten. Ik behoef mij niet in te spannen. Ik ben ook niet moe. Ik voel alleen maar tijdelijk leeg, saai en donker omdat ik de rijkdom die ik vergaard heb niet meer zie. Dat waartoe ik bestemd ben zal ik wel volbrengen. Gelatenheid helpt me. | |||||||||||||
[pagina 1140]
| |||||||||||||
Het plan van de ‘Wereldrijksdag’ is minder onuitvoerbaar dan het lijkt. Al dadelijk wekte het de aandacht van ieder die er voor geschikt en in gemoeid was, zooals Landauer en Buber en Schwaner. Er zijn niet meer noodig dan een paar hoofdpunten van overeenstemming, en wel: 1e inzicht van de materialistische waan 2e inzicht van het sociale onrecht. En voorts moeten alleen die worden uitgenoodigd die blijk gegeven hebben van een waarlijk vrije gezindheid. En die vrije, koninklijke gezindheid moet duidelijk worden gekenschetst in de oproep, - zoodat niemand er zich in vergissen kan. Een practisch programma is onnoodig - evenals statuten, bestuur enz. enz. ▫ Alleen een secretariaat. Wat er gedaan moet worden zal voortvloeien uit de gedachtewisseling en de verstandhouding. ▫ Het allereerste moet zijn een zuivere, nobele, klare verstandhouding. Een voorzichtig vergelijken, een wijsgeerige neiging tot eerlijk, onzelfzuchtig, belangeloos verstaan. ▫ Is dat goed omschreven - dan volgen de daden van zelf. Eerst de significa. Een geduldig kritiseeren van elk woord. ▫ Een uiterste matigheid in woorden. ▫ Een zeer bedachtsaam vaststellen van algemeene begrippen door niet mis-te-verstane woorden. Dan zal volgen een publicatie, een tweede manifest, - nu opgesteld door de gemeenschap dezer enkelen. Het best-gekeurde, door één ontworpene, of het uit verschillende ontwerpen samengestelde. Dat wordt dan zoo wijd mogelijk verbreid. Op die wijze wordt gemeenschappelijk gedaan, wat Tolstoy alleen deed. ▫ Een uitspraak, waarop ieder let. ▫ Gelukt het eenige der grootste geesten terstond te verbinden, dan krijgt deze rijksdag meer macht dan de Duitsche/meer macht dan het Nobel-instituut. ▫ Omdat ieder er op letten zal. En omdat ieder zal bemerken dat hier werkelijk een zuiver, oprecht oordeel wordt gesproken. Een eervol oordeel, eerlijk en buiten alle invloeden van geringer aard. | |||||||||||||
[pagina 1141]
| |||||||||||||
dinsdag 13 decemberIk lees Oppenheimer's boek door. Een kranig stuk werk. Een electrische schok werkt soms doodelijk, soms niet - al naar de geest min of meer gespannen is. Een slapende zal door den schok gewekt worden zonder schade. Dezelfde spanning of stroomsterkte die een man dooden kan, kan hem ook uit bewusteloozen toestand opwekken. Het is mogelijk een door den schok getroffene weer op te wekken, door een nieuwen schok van dezelfde kracht. ▫ Dit alles wijst op een subtiele werking waarbij het aangrijpingspunt ligt tusschen ziel en lichaam, of tusschen astraal lijf ensoma. De electrische schok schijnt die twee soms te splitsen, soms weer bijeen te brengen. Gister las ik in Amsterdam voor de Querido-vereeniging. Ik schaam mij achteraf dat ik 't gedaan heb, maar ik mocht de f 100. - niet afslaan. De voordracht was heel bevredigend, een volle zaal en een vriendelijk publiek. Maar die vereeniging zelf vind ik zoo'n ergerlijke malle zaak. Een genie in zakformaat dat zich door een ‘vereeniging’ laat steunen. En zelf bij al die vergaderingen tegenwoordig is, waarop de voorzitter er aan herinnert dat bijdragen om ‘het genie’ te steunen ingewacht worden bij den thesaurier. Welk een wansmaak, wat een gemis aan eergevoel, aan bescheidenheid van onmisbaren aard. Wat een naief ijdel kind, welk een ongecultiveerde geest moet men zijn om daarin plezier te hebben. 't Is geen benijdenswaardige positie. | |||||||||||||
zaterdag 16 decemberEen week van zaken-zorg achter den rug, omdat een cilinder van den motor sprong en wij zonder licht en kracht zaten, tot groote schade, terwijl juist de nieuwe batterij werd opgeladen. Nu is het defect voorloopig hersteld en kan er weer gemalen worden en licht branden. Gisteravond een gesprek aan huis bij Spoor, met van Haren Noman directeur van 't Blauwhoedenveem, een merkwaardig dichterlijk-wijsgeerig zakenman, tegelijk vrijmetselaar, theosoof, die uit zich zelf de waarheid omtrent het kuddeinstict gevonden had. Van nacht een heerlijke heldere droom. ▫ Van morgen het inzicht hoe ik de Legende verder zal afmaken. ▫ Onbeschroomd naar eigen, vrije smaak. In Sirius scheppen het bevrijdende genie dat de krachten der menschheid organiseert. | |||||||||||||
[pagina 1142]
| |||||||||||||
Er moet van den aanvang af een strenge en strikte methode worden gevolgd. Niet zooveel mogelijk deelnemers in de wereldraad. Maar de eerste aaneensluiting zoo volkomen en nauwkeurig mogelijk. Eerst door gesprek en geschrift, tot diepe, onverbrekelijke verstandhouding komen, die van zelf echte liefde brengt. En dan niemand opnemen, aleer die stellig en zeker, volgens het oordeel van allen, in die gemeenschap deelt. ▫ Dan, later, is de kracht van die eerste groep groot genoeg om de toetreding van velen te verdragen zonder te ontaarden. | |||||||||||||
maandag 19 decemberWaarom worden kinderen nooit krankzinnig, zooals volwassenen? Bij kinderen vindt men alleen idiotie, achterlijkheid. Nooit acute manie, paranoia, vervolgingswaan, melancholie. Ook hier kan onze psychiatrie nooit de verklaring vinden. Bij een gezond mensch is hevige pijn een aansporing tot uiterst verzet. Men gevoelt alsof dit zoo niet voort mag gaan, alsof er een eind aan moet komen, daar anders al wat is zou vergaan. Dus de allersterkste nood en dwang. Daarbij het gansche kennislicht in die pijn geconcentreerd. Men is dat pijntje, anders niets. Er bestaat niets anders voor ons dan pijn. ▫ Dit alles is natuurlijk schijn en bedrog. Iets doet ons zoo voelen en denken met een bepaalde bedoeling. ▫ Sommige krankzinnigen, waarbij dus verband van lijf en ziel veranderd is, voelen pijn in 't geheel niet meer zoo. Ze zijn er onverschillig onder. De psychische werking er van blijft uit. Vanmiddag een heerlijke wandeling met mijn lieve vrouw naar Hilversum. Er was iets zeer plechtigs en gelukkigs in het naar huis keeren door 't bosch in den schemer, het lichtje dat ons over den grooten, stillen boschweg toewenkte. Het droevige besef van Martha en de jongens verlaat me nooit. Dikwijls verdiep ik me smartelijk in herinneringen. Maar het heden overweegt door zijn ernst en diepte al het verleden. Ik ben uit mijn vorige leven verre gegroeid. ▫ Ook al heb ik nu nog zware depressies, zwaarder dan ik de laatste tien jaren had, en meer zooals in den tijd van Dennekamp, toen ik ook veel vrijen tijd tot productie had - toch verlang ik niet naar het oude bestaan terug omdat dit zooveel helderder is. ▫ In de Walden en Eendracht-tijd had ik hevige zorgen, maar geen depressies. Ik had geen tijd er voor, tusschen practisch werk en productie. Nu komt de depressie als mijn werk niet vlotten wil. | |||||||||||||
[pagina 1143]
| |||||||||||||
Ik werk aan de Legende en aan de Oproep. Ik voel ook dat er een tooneelspel in mij rijpt. Maar ik weet niet welk. Van hooger aard, met intensiever dictie, zwaar en krachtig. | |||||||||||||
zondag 1e KerstdagSpitteler beschrijft ergens hoe de schimmen der afgestorvenen opgaan ‘bei des grenzenlosen Gartens Eingang, wo der steile Bergpfad führt vom Höllenfeld hierneder nach dem sel'gen Grunde, stehen edle Fraun bereit, und wenn sie nun gewahren die gestorbnen Seelen, wie sie reihenweise, mühsam am Gebüsch sich haltend, abwärts steigen auf den schmalen Stufen, bleichen Angesichts, die schwachen Glieder zitternd von der schlimmen Lebenskrankheit, ziehn sie jedem Einzelnen entgegen, unterstützen ihn mit ihren weichen kräftgen Armen, trösten iln mit liebenden Gesprächen, bis sie endlich ihn geleitet nach dem Friedenstor, und allda lehnen sie den heftig Weinenden an ihren Busen, lenken ihn mit Flüstern nach der ew'gen warmen Heimat’ - ▫ Dit is niet minder mooi dan Dante's begin van 't Purgatorium. Dit zal ik tot motto nemen voor Sirius. Het vervult zijn wezen. | |||||||||||||
maandag 2e KerstdagHet was een goede Kerstavond. Ik las Lukas II voor, en het derde hoofdstuk uit de Legende, voor Giza en Ilonka. En we versierden den boom en staken de kaarsjes op. Ik had Martha en de jongens wat geld gestuurd, f 25. - en wat lekkers en een boekje. En toen er een vriendelijke briefkaart kwam met ‘veel dank’ ging het mij door 't hart. Als ik nu Walden maar kan houden en als een waardevol bezit achterlaten, misschien wil Hans het dan wel later beheeren. Dan houden ze toch wat over want het wordt steeds meer waard. Steeds broed ik nog over mijn nieuw tooneelstuk. Hoe het schoon en intensief van taal moet worden, geen onbeduidend woord - en toch zóó dat ons publiek de karakters volgen en begrijpen kan. Geen vers, maar krachtig proza. En schoone tafereelen, geen banaliteiten en mufheden als Ibsen, en toch het nieuwe leven. | |||||||||||||
[pagina 1144]
| |||||||||||||
dinsdag 27 decemberGister weer een vroolijke dag met Giza en Ilonka, en Truida zoo veel gemakkelijker met hen. Vandaag weer weemoedige golven, die mij soms overstelpen. Om het weinige wat ik deed in mijn leven, om het ontglippen van zooveel, het snelle voorbijvlieden.▫ En telkens moet ik dan aan Martha denken. Ik denk aan een brief van haar waarin ze mij eens zoo aandoenlijk bedankte voor de zachte wijze waarop ik met haar omging. Een brief die mij zoo goed deed. En nu zal ik hem niet terug kunnen vinden onder de vele brieven. ▫ En dan moet ik denken hoe ze zeide: ‘hoeft het niet?’ van de scheiding - en hoe ik toen niet meer terug kon of wilde. Ze had het eerst zelf voorgesteld. ▫ En dan nu die twee lieve, onschuldige kinderen - ook die maken me weemoedig. Ze moeten toch de ‘schlimme Lebenskrankheit’ nog door, tot het bittere einde. Ik werk de Zendeling om. Ik voel de hoofdfiguur uit ‘de Wereldmaatschap’, de oude geleerde met de jonge vrouw en het vele geld. ▫ Hoe hij 's avonds peinst - ik zie het nu - na vrouw en kinderen goenacht te hebben gewenscht. Een vroolijk tooneel vooraf. Dan komt een kleine, oude vrouw - als zijn boos geweten. Ik voelde ook op eens de mogelijkheid de Significa te dramatiseeren. Door de bond der oprechten. Het begin eener nieuwe eeniging. ▫ Het laten zien, op 't tooneel, wat een nieuwe eeniging, een nieuwe unie, een nieuwe gemeenschap zou beteekenen. ▫ Ik voel dit als een zeer vèr, zeer stout plan, dat een waarachtige inspiratie vergt. ▫ Want het zou al 't begin zijn, van 't wonder. En het zou, van het tooneel af, het publiek zóó meesleepen dat ze elkander weenend in de armen vielen. De Promethiden. Dat is het. Het droom-tafereel van Torribio, maar dan in diepe ernst. ▫ Ja, als ik dat bereik, dan zal ik waarlijk tevreden kunnen sterven. | |||||||||||||
woensdag 28 decemberDaarbij behoort de heelende werking, de genezing. Deze is altijd samengegaan met alle magie, met transcendente stroomingen, met het evangelie. De genezing kan het eerste symptoom zijn van een nieuwe samenhang. ▫ Het zou op 't tooneel te beelden zijn door het plotseling ziende worden van een blinde, als de drie oprechten weer te zamen komen. ▫ Zij ontmoeten | |||||||||||||
[pagina 1145]
| |||||||||||||
elkaar toevallig, avontuurlijk, bij een schipbreuk of treinongeval. Dan ontstaat hun band, door een diep intiem gesprek. ▫ Later komen ze weer bijeen, als antagonisten, in een fellen belangenstrijd. Ze herkennen elkander en de eenheid herstelt zich - en hun macht wordt magisch en grijpt om zich als een brand. Een spoorweg-accident is nu tragisch te gebruiken - een auto-accident nog niet. Daarvoor is de auto nog te nieuw, en door zijn nieuwheid min of meer komisch. Ik heb bedacht dat het pathologische in onze samenleving vrij nauwkeurig samenvalt met het ondichterlijke. Zoo is de handel alleen ondichterlijk waar ze de moderne bedriegelijke handel is, niet de eerlijke waren-ruil. Maar al wat geldhandel, beurs-speculatie, en kapitalistisch monopolie is, is per se dichterlijk onbruikbaar. Het schijnt soms of alleen de primitieve toestanden poëtisch zijn, de akker en de landman, de jager en visscher - maar we bedenken niet dat bij alle cultuur terstond het pathologische intrad. | |||||||||||||
zaterdagOuderjaarsavond. Mijn moeder is hier. Mijn vrouw is naar bed, en door haar gemis aan zelfverloochening deed ze mij verdriet. ▫ Hoe noodig is die groote deugd, gelijkmoedig en opgeruimd zorgen te kunnen verdragen. Dat is 't wat kinderen geleerd moet worden, veel noodiger dan wetenschappen die ze zichzelf kunnen leeren. Ik las weer over Japan, en de bekoring van dat oude Japansche leven komt weer over me. De schoonheid, heldhaftigheid, ridderlijkheid, zelfbeheersching. Ik vind,het altijd mooier, interessanter dan de Europeesche middeneeuwen. Vooral ook om die fijne kunst, die goede aesthetische smaak er bij, in alles. En de wreedheid en de dapperheid maken de Dood zoo machteloos en het lijden zoo onbeduidend. - De onbeschrijfelijke aantrekking van die vormen, kleuren en geuren van Japan - de zuivere zwaarden, de zwierige gewaden, de onzichtbare Keizer in zijn verfijnde omgeving - en het schoone heuvelland. Ik voel dat er twee dingen zijn die ik nog bereiken moet, om mij op den top van mijn leven te voelen. Ik moet de schuldenlast niet meer voelen, en ik moet een naam als dramatisch dichter hebben die het mij mogelijk maakt te schrijven wat ik wil. Ik ben, dit jaar, veel verder gekomen in de richting van die twee - veel verder dan de vorige jaren. Maar ik ben nog niet waar ik wensch. ▫ Als ik daar ben zal ik gevoelen of ik iets mis, een | |||||||||||||
[pagina 1146]
| |||||||||||||
aant.
Ik verwacht in 1911 geen bizondere evenementen. Eer een geleidelijke voortgang. ▫ Het volgend seizoen wellicht een paar nieuwe stukken in Duitschland. Dat is al het mooiste. En door IJsbrand misschien weer eenige lezingen. En al zijn die nieuwe stukken (misschien de Zendeling of Lioba) geen groot succes, of zelfs een echec, dan nog blijft de voortgang aanhouden, en vind ik ingang op 't Duitsche theater, en krijg ik reputatie genoeg om voort te kunnen werken. Vóór 1915 hoop ik wel dat die beide tijdmerken voorbij zijn. ▫ Dan eerst is een krachtiger werksaamheid mogelijk in Amerika, en in de ‘Nieuwe Unie.’ Het mooiste feit in 1910 was het vinden van Gutkind. De reizen in Duitschland en Scandinavië - en de verblijven in Dresden en Berlijn waren alle vol goede, soms schitterende herinnering. De twee dagen in Stockholm en de avond met Buber als glanspunten. ▫ Het echec van Circe deed weinig af aan het goede jaar. ▫ Ik maakte Schijn en Wezen II af, ik werkte aan de Legende, maar bracht het niet verder dan misschien 1/4 of 1/5. Ik begon ‘de Dichter-Koning’ en schreef er twee hoofdstukken van. Ook niet meer dan 1/4. ▫ Ik beraamde - en dat is misschien nog 't voornaamste wat ik deed - met Gutkind het manifest, de Oproep aan de Koninklijken. En ik schreef er schetsen voor neer. ▫ Dramatisch vorderden mijn plannen wel, maar niets werd neergeschreven. ▫ Ik schreef een groot Duitsch artikel en eenige kleinere. En twee Engelsche artikelen. ▫ Behalve Schijn en Wezen maakte ik geen verzen. ▫ Ik hield voordrachten in Düsseldorf, Frankfort, Darmstadt, Stuttgart, Weenen, Dresden (twee), Antwerpen, Brussel, Kopenhagen, Stockholm (twee), Bonn, Aken, Amsterdam. Mijn huis bevalt mij goed. De zaak waar mijn finantieele behoud van afhangt is verbazend vooruitgegaan. (van f 150. - tot f 700. - omzet 's weeks) ▫ Walden is voorspoedig en ordelijk. Ik was gelukkig in de keuze van van 't Veer. ▫ Mijn lieve Evert werd geboren en is niet minder aanvallig en gezond dan Hugo. Hun moeder gaat nog te zeer gebukt onder het groote huis, kinderenzorg en dienstboden. ▫ Moge daarin 1911 verbetering brengen. En moge ik inniger voelen, wat ik al meer en meer schroom onder woorden te brengen. De Goddelijkheid van het Ik. |
|