Dagboek 1878-1923. Deel 2: 1901-1910
(1971)–Frederik van Eeden– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 501]
| |||||||||||
[1901]5 januariSinds een paar dagen harde vorst, helder weer. Mooie zons-op- en ondergangen. ▫ Gister een lieve dag. Tusschen half vijf en half zes wandelde ik op de meent met mevr. Janssen. Paul en de kinderen reden schaatsen. De maan kwam op over de bevroren plassen. Het was mooi. Van Nierop at bij ons. Ik kreeg een telegram van Dillon en corrigeerde de proef van Walden's statuten. Het boek zal vertaald worden. Er zit voorspoed in de lucht, ondanks mijn zwakheden, en ondanks kleine moeielijkheden. ▫ Ik ben te opgewekt en zal dat zeker bezuren. Maar ik ben zeer dankbaar. | |||||||||||
14 januariHet is een paar dagen zachter geweest zonder slecht weer te worden. 9 Jan. was een voorjaarsdag zoel en zonnig, nu is 't weer streng koud, prachtig witberijpt en helder. ▫ Gister met Martha, de jongens en Carry op schaatsen naar Uithoorn, een mooie tocht. Verleden week met Dillon naar Brussel. Leyds en Fischer gesproken. Dat wekte me alles nog al op. Ik voelde gister zeer rustig en wel. Bevreemdend. ▫ Van daag door vele redenen weer ingestort. En dit lijkt mij meer zooals 't hoort. | |||||||||||
zaterdag 19 januariDooi-weer. Deze week afwisselend dooi en vorst. ▫ Woensdag met Martha en de jongens over de Loodijk en de Vecht naar Nederhorstenberg en Vreeland gereden, over de plassen terug. Gister met Martha over Weesp en Diemen naar Amsterdam. Brief van Jan Kooy die mij verdriet deed en vervulde. Ik heb nu wel zekerheid dat Schippereyn op bovenzinnelijke wijze kennis krijgt van mijn doen en laten. Zij reageert onmiddellijk en droomt van het witte paard of het zwarte paard. | |||||||||||
[pagina 502]
| |||||||||||
bij oom Henri in Woudenberg. Ik voel vrij goed, maar veel slaperig. Victoria dood. Nu en dan nog wat bezorgd. Over geldzaken en Walden. Maar toch weinig. Myers dood. Ik moet veel, veel over den dood denken. Ik lees Kropotkine en Quack. | |||||||||||
vrijdag 1 februariDikke sneeuw. Mooie effecten van zon en blauwe en grauwe luchten. ▫ Dinsdag ging ik naar Delft. At met Sammy en zijn vriendjes en las ‘de Broeders’ op een wijze die mij beter leek dan alle vorige. Ik logeerde bij Frans Waller. Den volgenden dag in Haarlem de oudelui opgezocht, papa weer op 't pavilloen. 's Middags lange reis naar Nieuwediep. Bij de Koe ontvangen. 's Avonds lezing. Ik was weer in conditie. Geen debat. Toen den volgenden dag naar Texel. Prachtige tafereelen van 't sneeuwbedekte stadje, gulden zonlicht, purper-donkere boomrijen langs lange kaden, oorlogsschepen, zeilende visschers en de grauw groene zee. Texel een vreemd land in prachtig kleed door sneeuw en zon. 't Doodstille hoofddorp, de heuvel met 't boschje en de walletjes door 't land, het kustdorp met den dijk, en de groene halfhouten huisjes er achter. Om 9 uur thuis. | |||||||||||
zaterdag 2 februariSneeuw, koud, geen vorst. ▫ Een merkwaardige ongeluksdag. Het was of alles welberekend samenliep.
voor één dag dunkt het mij genoeg. Ik zelf vreesde eindelijk influenza | |||||||||||
[pagina 503]
| |||||||||||
aant.
| |||||||||||
woensdag 13 februariKoud, sneeuw, vorst, helder weer. ▫ Gister naar Amsterdam. Vandaag B. en Mary van Walden vertrokken. Mary komt waarschijnlijk niet terug. Ik voorzie een droevig leven voor haar, met den vagen, gedegenereerden man. Ikzelf kom niet voort met mijn werk. Ik maak 't nog niet best, maar ben goedsmoeds. Ik lees Quo Vadis, niet bizonder. | |||||||||||
vrijdag 22 februariNog steeds zeer koud. Het sneeuwt nu weer. ▫ Ik ben nu weer vrij goed, maar met gevaarlijke neigingen. Betsy en Mary zijn naar Italië. Ik vind het rustig en kan nu met Carry beter voor Walden werken. Ik heb mijn stuk voor 't twee-maandelijksch af, het lijkt mij goed in elkaar te zitten. Ik heb Quo Vadis uit, een grof effect-boek. En dat maakt nu zulk een opgang. Slecht vooruitzicht. | |||||||||||
[pagina 504]
| |||||||||||
woensdag 6 maart2 dagen regen. ▫ Koninginne feesten in Amsterdam. Een slechte dag. Weifelend, besluiteloos, een weinig gedeprimeerd, sensueel. Ik wou dat het voorbij was. Ik voel aan handen en voeten gebonden en ik weet dat ik voort moet. | |||||||||||
10 maartVan morgen vroeg om 6 uur liep ik bij stil, kil weer door 't bosch. Ik was onuitsprekelijk licht en gelukkig. Alles lachte in mij, de roodborstjes zongen. ▫ Ik vrees nu niet meer en zal den strijd vreugdevoller ten einde strijden. Ik moet geheel durven zijn wat ik ben. Dat heeft mij vroeger meer geholpen. Ik ben in behouden haven | |||||||||||
11 maartAvond in de hut. Het is koel weer met N. wind. ▫ Dit is nu 't feit dat als Truida Everts morgen Walden verlaat voor Amerika ik met haar meega, en als Walden verkocht zou worden bleef ik met haar in haar huisje. Hoe weinig kent de mensch zichzelve. ▫ Mijn leven is een volkomen verschiet van geluk. Ik ga, zoolang ik leef, niet meer van haar weg, en het leven kan mij niets lievers geven dan haar bijzijn. Ik denk niet meer over reizen, omdat zij te zwak is voor reizen. ▫ Ik doe al het geforceerde, kunstmatige, onoprechte weg uit mijn wezen. Dit is mijn zedelijkheid, wat men ook onzedelijk moge noemen. Mijn ongeschreven wet. Ik maakte twee verzen: ‘School der Minne’ en ‘7 Maart’. Toen ik van nacht insliep, was het als een samenstroomen van optochten en geweldige stoeten met triomf en klaroenen. Toen ik wakker werd zag | |||||||||||
[pagina 505]
| |||||||||||
ik de waarheid der anarchie voor oogen. Alles was gunstig en vol vreugde. Ik schreef een brief aan Betsy, en voel den last van onoprechtheid afgewenteld. Het is droef, maar beter zoo. En Dood en Demon zijn verwonnen. Zij is de Rust, zij is de Vrede. | |||||||||||
15 maartNog stil en kil. ▫ Na 6 nachten slechte slaap dezen nacht diep en rustig en verkwikkend. De mooie verzen zijn nu tijdelijk stil, maar ik zie helder en rustig en ben krachtig en sereen. Ik zorg nauwlettend op den vasteren bodem van dieper oprechtheid te blijven. Geen voorwendsel, geen ontduiken van het lastige of pijnlijke, alles recht in de oogen zien en rechtuit durven uitspreken. ▫ Er heerscht gisting op Walden, natuurlijk. Hedenavond komt Betsy thuis. Ik houd vast aan mijn oprechtheid. Ik zie Truida's karakter nu in ander licht. Er is een rustige zekerheid in, die mij helpt, dezelfde die ik voelde te behoeven en vaag verwachtte in Hans. Ik zie het als niet onmogelijk in dat, als de jongens groot zijn, ik bij Truida ga inwonen. | |||||||||||
18 maartStil, zoel, wat motregen. ▫ Het evenwicht nog beter hersteld. Ik ben frisch, helder, sereen en krachtig. Nooit in mijn leven voelde ik deze blijde kalmte, deze vredige kracht, deze getemperde, welbewuste, welbeheerschte verrukking. Ik heb mijzelven volkomen in bedwang. Ik kan doen wat ik wil. En door zoo zware leerjaren geschoold, zal ik wel volhouden. Truida's karakter heeft datzelfde, een rustige zelfstandigheid, die door sommigen voor zelfzucht wordt gehouden, maar die 't tegendeel is van eigenliefde. Ik heb dat nooit zoo in haar bemerkt. Nu komt het verbazend duidelijk uit. Zij is sterk, ondanks haar zwak lichaam, veel sterker dan Betsy, of Martha of Carry. ▫ Ik heb verdriet om de arme Betsy, maar ik kan niet voelen slecht gedaan te hebben. Wel vroeger maar nu niet. Ik sidder soms als ik terugdenk aan die zwoele, sombere jaren vol weekheid, bitterheid, onbewuste en bewuste onoprechtheid, sensualiteit en zwaarmoedigheid. Als ik nu denk aan dit sobere en heldere, dit kalme geluk in eenvoud, zonder sensueele verfijningen, zonder weelde, maar vreugdevol, licht en blij, vol moed en liefde en vroom vertrouwen. Ons niet beter willen voordoen dan | |||||||||||
[pagina 506]
| |||||||||||
wij zijn, ons best doend en rekenend op Gods erbarmen. ▫ Verwonderlijk verreind is mijn leven, met onverdiende genade. En ik ben nog in de volle kracht van mijn leven, vol ideeën en werklust, - mijn levensloop is, in al zijn uiterlijke gewoonheid, zeer merkwaardig en schijnt nu nog tot groote dingen te kunnen leiden. ▫ Ik ben nog niet gewend aan dat gevoel van allen tijd te hebben, ik hoef niet angstig het heldere moment te gebruiken, de verrukking is constant geworden. Liederen vullen mijn dag. en gieb dich zufrieden. | |||||||||||
22 maartHelder weer, harde N.O. wind, sterke nachtvorst. ▫ Het is geen wonder dat ik nu en dan angstig oplet of de inzinking niet komt, of ik werkelijk blijvend getriomfeerd heb. Gister morgen, toen ik begreep dat de Hoogstratens niet meer op Walden zouden komen, was het een zware proef. Maar ik ben bestand gebleken. Ik ben een natuurlijker mensch geworden, en een oprechter mensch. Ik vind dit mooi en lief en goed, dit huwelijk met Truida. God help me, ik kan niet anders. Het is aandoenlijk en verrukkelijk lief. Het verkwikt me en houdt me gestadig veerkrachtig en vreugdevol. Ik wensch er niets mooiers van te maken dan 't is. Evenmin kan ik er mij voor schamen. Ik voel niet anders. Ik ben nu eenmaal zoo. Is het slecht of ongevoelig van me, wel, dan ben ik maar niet beter. Ik zie niet dat ik iemand kwaad doe. Betsy en ik hebben elkander jaren lang gemarteld, ik heb me ingespannen en geforceerd tot het uiterste. Nu word ik weer natuurlijk en oprecht. En ik doe angstvallig mijn plicht tegenover Martha en mijn kinderen, met liefde en lust doe ik die. Eergister was ik in Amsterdam met Truida. De vorige dag Cecilia (concert van Bach, symfonie van Schumann). Geslapen in Haarlem. Treurig bij die twee stervenden. | |||||||||||
[pagina 507]
| |||||||||||
van gisteravond, waarbij ik op mijn fouten gewezen werd, terecht. Maar ik stond toch met zingen op en mijn ontbijt met Truida was even heerlijk en blijmoedig. | |||||||||||
25 maartSlecht weer, sneeuw. ▫ De dag was goed. Een wandeltje door Spanderswoud. Lezen in Darmesteter, les Prophètes d'Israel. Een mooi boek. 's Avonds in de hal de Engelsche vertaling van mijn boek corrigeeren. Toen muziek en zang en gesprek bij Truida. Het werd half twaalf. Dat is te laat. ‘Vroeger beginnen’ zei Truida. Keesje en zijn aapje, - een sprookje. Van morgen ben ik opgewekt, ondanks het slechte weer. Hebe selbst die Hindernisse
Neige dich herab Cypresse
dass ich deinen Wipfel küsse
und das Leben dran vergesse.
Ik voel dat ik nu ook beter voor mijn Waldenaars kan zijn. | |||||||||||
2 aprilDe eerste, heerlijke, zonnige voorjaarsdag. ▫ Het is alles duidelijk en goed. Met groote klaarheid word ik gewezen op wat er nog leelijks en zwaks in mij is. Alle depressie is onmiddellijk daartoe terug te brengen. Het droeve gevolg der zonde: verzwakking van het wilsvermogen, blijft natuurlijk bestaan, en ik moet in mijn leven daarop blijven rekenen. Ik doe nog herhaaldelijk wat ik niet wil. Maar het gaat goed en ik voel mij gezegend. | |||||||||||
[pagina 508]
| |||||||||||
aant.
Vandaag ga ik naar Amsterdam en Haarlem. Nu zie ik alles onder de oogen, als een herborene. | |||||||||||
donderdag 4 aprilGister storm en regen, zoel, heden tegen de middag wind naar 't Noorden en kouder. ▫ Gister jarig. Een droeve correspondentie met Carry die mij veel verdriet gaf. Maar ik sliep toch gelukkig goed. Ik ben er nog zeer van vervuld. Janssen kwam 's avonds in mijn hut, terwijl ik naar Truida was gegaan over 't weiland, mijn lamp brandde nog. Ik praat steeds prettiger met de Janssens. Zij vertrouwt mij, dat doet goed. Het roert mij soms dat de kinderen zoo lief tegen mij zijn, nu ik weet dat zoovelen zich tegen mij keeren. | |||||||||||
dinsdag 9 aprilStormachtig, W. wind, eergister veel regen, nu droger en wind noordelijker. ▫ Ik kreeg een paar brieven van Betsy, die mij goed deden en schreef een zacht briefje terug. Zondag was ik in Noordwijk. Onplezierig gezelschap die zwagers en schoonzusters. Ik voelde er mij heel niet thuis. Ik wandelde met Martje langs 't strand. 's Nachts sliep ik in Haarlem. Ik had wijn gedronken en bevond dat ik dat nu niet meer doen moet, hoe weinig ook. Papa was nu geheel demens, moeder was overspannen en zenuwachtig. Ik zorgde voor verpleging en liet Hans er achter. Ik ben wat bezwaard door het idee dat wij het eenmaal te ver zullen laten komen, en hoe dat ons leven verzwaren zou. Ik zie er geen kwaad in maar het zou groote moeite geven. Mein Freund ist mein, ich bin sein, Mein Haupt darf auf seiner Linke ruh'n. | |||||||||||
donderdag 11 aprilRegenachtig. Vandaag het eerste onweer. ▫ Het is wonderbaar. Betsy had mij om een gesprek gevraagd en ik had 's morgens viooltjes voor haar geplukt met Truida. Het gesprek was zeer roerend, op haar kamer om 7 uur. Ik had diep gevoel voor haar, tranen kreeg ik niet, maar ik voelde diepe | |||||||||||
[pagina 509]
| |||||||||||
aant.
| |||||||||||
zondag 14 aprilKoel, wat regenachtig. ▫ Een dag vol diepe aandoening, ik ben moe er van. Betsy vertelde alles aan de Janssens en ik moest tegenover hen uitspreken. Het zijn goede menschen en het maakte hen zeer bedroefd. Ik zelf ben er door aangegrepen. Ik voel niet somber, wèl weemoedig, niet onzeker, wèl op 't ergste bereid. Men ziet alles als dreigend onheil voor Walden en mij. Ik blijf overtuigd dat er goeds uit komen moet. Maar mijn lieve kinderen doen mij erg aan als ik ze zie. Zouden ze mij van 't een of 't ander weg willen hebben? Ik zal rustig mijn best blijven doen, en mijn zaak in Gods handen stellen. Ik schrijf aan de Engelsche rede. | |||||||||||
17 aprilBij nog koud weer ben ik naar Engeland vertrokken. Het merkbare bestuur van mijn lotgevallen dat steeds duidelijker wordt, kwam altijd bizonder uit in mijn Engelsche reizen. Zoo was 't al op dien tocht naar Lincoln en Peterborough, toen ik Myers en Lady Welby ontmoette. En nu deze maal was het opvallender dan ooit. Vooreerst de wijze waarop Borel meeging. Ik schreef hem tweemalen af. In Haarlem kreeg ik telefoonbericht omtrent de boot waardoor mijn reisplan veranderde. Martha had nog in twijfel gestaan of ze 't sturen zou. Door die verandering telegrafeerde ik naar Borel, en hij kwam de bode tegen toen hij juist uitgegaan was. Ik dacht: hij haalt het toch niet, maar een stem van binnen zei: hij komt. En later eerst begreep ik wat de bedoeling was: de invloed van mijn rede op zijn weifelend geloof. 's Middags at ik bij Elink Schuurman wat mij ook op 't laatst inviel als voor Walden wellicht goed. | |||||||||||
[pagina 510]
| |||||||||||
Het aankomen in Londen was somber, Borel ziek en ontevreden over zijn hotel. Nog koud. 's Morgens brieven geschreven in de Sesame Club. Borel verhuist naar Coburg Hotel. 's Middags met Borel wat van Londen gezien, thee in Bondstreet. 's Avonds naar Cobden Sanderson een prettig<e>, interessante avond. Vrijdag morgen naar de National Galery. Het mooie oud-duitsche schilderij. Lunch met Borel in de Club met Tuckey. 's Middags lezing in West-minster Town Hall, zeer aangenaam. Hoewel ik wat gauw blijk gesproken te hebben. 's Avonds diner in Ermine Hotel met twaalf psychologen. O. Lodge, Colonel Neilson, Colonel Taylor, Piddington, Podmore, Schiller e.a. | |||||||||||
zaterdag 20 aprilDr. Bonus (Anna Kingford's broer) aan 't ontbijt. Zaterdag morgen met Borel naar S. Kensington. Porcelein enz. gezien. Toen lunch in Kew bij de Marslands. Wandeling in Kew-Gardens met Beatrice en Reggie. Thee bij Beatrice. Daarna diner met Borel in Holborn restaurant. Een lang, goed gesprek met hem. Vroeg naar bed. Het weer was prachtig geworden. Elken morgen drukte Londen me hevig en ik dacht: hoe houd ik het uit. Vooral met het warme lente-weer. Ik verlangde zeer naar Walden, en we besloten Zondag avond maar te vertrekken. Maar ik weifelde, denkend aan Ada's zuster die telegrafeerde niet voor Dinsdag te kunnen gaan. Borel zei: is dat nu een reden om twee dagen te wachten. En ze zei ook: don't wait. Maar Zondag morgen, in bed liggend en me zeer vervelend, dacht ik/ als mijn leven bestuurd wordt dan moeten de leiders mij nú een raad geven, want het is mij absoluut gelijk. Ik verlang naar huis, maar is het goed te blijven dan blijf ik. Toen kwam het inwendig bericht: blijf!! En ik bleef zonder te weten waarom, totdat ik het allerduidelijkst begreep. Ik had de sterkste reden om te blijven, want het belangrijkste van mijn reis kwam nog, en juist precies opéén volgend, op Maandag en Dinsdag. Zondag middag werd het duidelijk. Zondag ging ik naar Sayons, in Toynbee Hall, White chapel. Ik zag met hem de buurt, minder interessant dan de vorige maal. Borel kwam lunchen, en wij amuseerden ons nog al met Sayons. Toynbee Hall interesseerde Borel zeer, maar het is een gewoon kapitalistisch hotel, midden in een arme buurt. We hoorden hoe de joden Whitechapel hebben ingenomen en geheel veranderd. We gingen in de electrische trein, vijf verdiepingen onder den | |||||||||||
[pagina 511]
| |||||||||||
aant.
| |||||||||||
maandag 22 aprilOm 9 uur met Sayons naar Kettering. Tot 4 uur daar rondgekeken met Ballard. Alles uiterst interessant. De ontwikkeling der toekomst maatschappij. ▫ 's Middags de brief van Stead, die twee dagen te laat kwam, en toch juist bij tijds. 's Middags diner in de club van Tuckey met Bailey/ Saunders en Grooch. 's Avonds lezing over Schopenhauer van B.S. waar ik ook nog een woord sprak. | |||||||||||
dinsdag morgen 23 aprilEerst naar Vivian die een zeer gunstigen indruk maakte, en die een man van beteekenis schijnt. Daarna naar Stead. Hij sprak met me over een medium dat hij gevonden had, en dat misschien zou komen als hij wilde dat ze kwam. Er werd geklopt, en ‘there's the very person’. ▫ Toen sprak ik met mrs Maturin een mij zeer sympathiek persoon. En dit is het tweede gewichtige dat mij wachtte. Wij gingen naar haar huis, en wij hadden een korte séance/ zeer merkwaardig. Ik las onderweg al wat Gordon/ haar zoontje geschreven had. Het deed mij diep aan. Om 7 uur at ik, vond om half negen Cara en had een lang gesprek met haar op de boot over Ada. Ook daarom was het uitstekend dat ik bleef. Heerlijk was het thuiskomen en het weerzien van Truida. Van Martha had ik één lieve brief, van Truida twee brieven gehad. Martha was heel vriendelijk, en Walden zag bloeiend, mooi en voorspoedig. Berichten over de Hoogstratens en Ada waren onplezierig. Tegen het zien van de Janssens zag ik op. Ik had ze een langen brief geschreven. Maar toen ik ze opzocht viel het me niet mee. Nu heb ik er weinig zin in. Ik ben nu (Donderdag 25 April) rustig en tevreden, dankbaar voor 't belangrijke, vertrouwend op de toekomst, actief en opgewekt. ▫ Ik vond een brief van Betsy die mij onaangenaam aandeed, en een van Labberton die ik ook niet mooi vond. Verder zal ik veel geld noodig hebben dit jaar. Ik corrigeer de vertaling | |||||||||||
[pagina 512]
| |||||||||||
van mijn boek. Het is heel iets anders geworden, maar het zal toch wel gelezen worden. Ik heb deze maal in Engeland noch wijn noch vleesch geproefd, hetgeen mij veel beter bekwam. | |||||||||||
dinsdag 30 aprilHeerlijke lente-dagen. Ik wandelde van avond met Trui op de 's Gravelandsche weg en luisterde naar de vogels, toen nog op Bantam. Het was echt lente. De bijen zijn druk bezig, de kuikentjes zijn uitgekomen. Walden is mooi en arbeidsaam. Ik ben rustig en tevreden, als ik maar vroeger slapen ga. Ik moet eerst uitslapen, om te kunnen werken en helder te droomen. | |||||||||||
zaterdag 4 meiGister een prachtige lentedag. Alles bloeit en geurt. 's Avonds lichte maan, ik wandelde door 't laantje en over 't weiland, plukte dotter-bloemen en pinksterbloemen. Truida's magnolia bloeit zoo mooi. Bezoek van Marcellus Emants, over spiritisme gesproken. Ik ben goed en dankbaar. Maar het is toch niet alles zooals 't hoort, en ik heb ook de laatste dagen veel sombere gedachten gehad. | |||||||||||
dinsdag 7 meiGister wat koud, van daag W. wind en regen, maar ik heb geen hinder van de kou. ▫ Zaterdag werd ik getelefoneerd dat papa stervende was. In de tram vroeg ik me af: zal ik hem nog levend zien. En ik verstond: neen. Doch ik zag de gordijnen nog open en dacht me vergist te hebben. Maar hij was al een half uur voor mijn komst gestorven. Ik bleef in Haarlem en wandelde in den Hout en dacht aan mijn vader, zijn Haarlemsch leven, het oude Haarlem, onze wandelingen, het pavilloen. Het was diep, diep weemoedig. Bij zijn lijk knielde ik en schreide, maar niet zoo hevig als bij van Heel. Ik bad om voorlichting en ik verstond niet anders dan dat ik zóó op den goeden weg was. Bij van Heel was het berouw geweest en inkeer. Hier was het belofte van standvastigheid. Zondag kwam ik in Bussum terug. Nu ben ik weemoedig. Ik voel het leven nietig, te nietig zelfs. Ik voel niet genoeg het geluk en de schoonheid. Als ik de vorige dagen overlees moet ik wel glimlachen en vind mezelf | |||||||||||
[pagina 513]
| |||||||||||
aant.
| |||||||||||
11 meiMooi lenteweer. Koel, maar zonnig. ▫ Woensdag hebben wij mijn vader begraven. Het was aandoenlijk en mooi, mooier dan ik dacht. De mei was groen, de lijsters zongen op 't kerkhof. Ik moest veel schreien, vooral als ik de krans zag met de hem zoo dierbare wilde bloemen. De toespraken waren kort en eenvoudig. Ik was zeer geroerd. 's Middags wandelde ik met Martha en de kinderen door de duinen. Ik hoorde de nachtegalen met hen. Het was mooi en aangenaam. Elswoud, Kraantjelek, de Kolk. Hier op Walden voel ik mij nu droevig en beklemd. Voor 't eerst bekroop mij gister avond de moedeloosheid. Zonder boos opzet werken de Hoogstratens met alle macht tegen. De van Steenis-familie, die zooveel voor ons deed, wil weg. En dat raakt het wezen van de zaak, als ik de goeden niet houden kan. Hans had koorts en keelpijn. Dat witte paard, dat mij zoo griezelig van twee kanten wordt voorgehouden als onheilsbode, door personen die niets van elkaar afweten. En mijn gerustheid over Truida die geschokt is. God help me. Een droom met lugubere symboliek. Een man wiens genitaliën veranderden in een kat, die dol werd en hem woedend beet en krabde. ▫ Een kolossale diamant, maar week als was, die ik schond door mijn nagels. | |||||||||||
15 meiZonnig, droog, N. wind. ▫ Gister was ik veel beter. Een rit te paard met Vogelsang gaf me weer veerkracht. De oude zware somberheden werken nog na. De heele Oosthoek van Walden zit nog als een nachtmerrie om me heen. Ik ging gisteren Swaenenburg zien met de Janssens. Mevr. Bos Vernet bracht ik met mevr. Janssen in kennis. Ik reed naar Valkeveen, Huizen, door het Kamp waar ze schijfschoten, in galop. | |||||||||||
[pagina 514]
| |||||||||||
zaterdag 18 meiKoud en droog. N. wind. ▫ Gister een dag met onaangenaamheden. Ada en van Oordt zijn nachtmerries voor me. Wat heb ik ze gedaan? Dat ik altijd die vijandschappen te weeg moet brengen. Ik ben stijf van den rit van Dinsdag. Ik zing ‘Rosen brach ich nachts am dunklen Hage’. Ik lees Kraus Dante en de Upanishads die ik van Borel kreeg, in een andere vertaling. | |||||||||||
woensdag 29 meiPrachtig, warm, zomerweer. ▫ Voor 8 dagen maakte ik nog een groote rit te paard met Vogelsang over Baarn en Soest en de Vuursche en zag Karel Thijm. De drie Pinksterdagen (Zaterdag, Zondag, Maandag) wandelde ik met Martha en de jongetjes door de Veluwe. Van Putten over Uddel en Apeldoorn naar Deventer, van Deventer naar Diepenveen en Voorst, Brummen gelogeerd, van Brummen over Woeste Hoeve en Hoenderlo naar Barneveld. Het was prachtig weer. De jongens waren lief en flink, Martha had ook veel plezier. En ik zelf dronk in de nostalgie van het wilde en zorgelooze leven. Een diep innerlijk conflict ontstond in me. Het land bij Voorst was zoo mooi en rustig, de mei was rijk en groen. Wij waren zoo tevreden met ons vieren. Ik verlangde niet terug, ik schrok van Walden. Alles was prettig, ook het verblijf in Deventer. Het was als op de begrafenis-dag van mijn vader, maar sterker en mooier. Het logies in de hotels was zoo heerlijk. Ik kan niet anders dan herhalen: wij waren zoo tevreden met ons vieren. En dat is juist de onbeschrijfelijke droefheid. Ik ben nu terug, en Martha vond het hier weer goed. Maar ik ben onuitsprekelijk weemoedig. Walden drukt, want het zit vol zorgen over geld, laster, en vijandschappen. Maar het weemoedigste is het onbereikbare wat ik verlang, het innerlijk conflict. Ik wil het zuivere huisselijk leven zooals op onzen tocht. En toch vind ik Truida zoo innig goed en voel ik alles wat ik voor haar gevoeld heb even sterk. Wat zal het einde zijn? ▫ Heb ik mij goed uitgedrukt? Ik spreek eerlijk, ik weet het. Ik lees dit dagboek over en ik voel dat het oprecht is. Dat doet goed. Maar wie zou mij begrijpen? | |||||||||||
[pagina 515]
| |||||||||||
donderdag 30 meiHet is warm en regent. ▫ Ik ben nog onuitsprekelijk weemoedig. De samenhang en bedoeling begrijp ik niet. Ik lees mijn dagboek over en tracht licht te zien in die vreemde opvolging van vreugden en weemoed. Ik voel dat ze niet toevallig is, maar den samenhang begrijp ik niet. Ik zag mijn moeder zitten in onze serre. De tranen kwamen in mijn oogen. Truida is zoo goed en lief, het arme kind. Ik zal op mijn post blijven maar het voelt zwaar. God, hoe zal er een oplossing komen? | |||||||||||
3 juniHeerlijk zomerweer. Nu en dan regen. Alles bloeit en groeit. Maneschijn en vogels. Gisternacht de hei-leeuwerik gehoord, op de wandeling in 't overbosch van Bantam. Het was er prachtig. ▫ Ik ben rustiger en opgewekter. Ik heb veel met Truida gepraat. Zij is als ik begeerig naar de ‘Choses divines’. Ik wil oprecht met haar blijven door alles heen. Vandaag en gister Labberton. Naar Blaricum geweest met hem en Biene en Bertha Huber. Het was nu nog al rustig en vreedsaam alles. 's Avonds bij de Janssens gezeten, bij de prachtige zonsondergang. Ik voer echter niets uit. | |||||||||||
7 juniN. wind, wat koeler, maar zonnig. ▫ Ik zwem elken dag. Eergister begon de hooi-catarrh, erg, gister en vandaag wat beter. Ik las zooeven oude dagboeken over. Het is zoo ongeveer hetzelfde als nu. Alleen voel ik dat mijn maatschappelijk werk meer vastheid aan mijn leven geeft en meer waarde. Als ik zeg: ik voer niets uit, dan is dat minder juist dan vroeger, toen ik veel meer lanterfantte en romans las. Ik heb nu altijd veel meer belangrijk werk te doen. Maar de kunst-productie is wat stilstaand de laatste maanden. | |||||||||||
[pagina 516]
| |||||||||||
als zesde plan, meister Eckhart. Als zevende Trots verbrijzeld, drama of roman. Mijn gedachten gingen Zondag vooral over de Kooplui. Het begin is Triltral, de wilde natuur, zijn leven met bosch en rotsen en vogels, feeën en faunen, Pan. Daarin komen de kooplui, gummi en rubber, de orchideeenjagers, de goudzoekers. Die brengen Triltral in de maatschappij. ▫ Het eind is de nieuwe maatschappij, uitgedrukt in het Feest, het groote geluksfeest aller menschen, de nieuwe schoonheid, schooner dan de wilde natuur. ▫ (Ik begreep Zondag dat wat ik op de Parijsche tentoonstelling gevoeld heb, de bleeke vóórschemer was dáárvan). ▫ Tusschen beide phasen allerlei overgangen, vreesselijk en luguber, de fabriek, de beurs, het gekkenhuis, de armenbuurt, de klein burgerlijke stadskringen, het kapitalistenleven. Dit alles als hellekringen en Purgatorium. ▫ Triltral heeft zijn Engel, die hem leidt. En zijn hooge beschermers. ▫ Triltral is licht en fijn, lenig en veerkrachtig, alles gevoelend door niets verslagen. ▫ Het geheel volkomen vrij, as you please. Verzen, proza, jamben, knuttelverzen, hoog en plat, komisch en serieus, alles dooreen. Maar één vaste dramatische gang en spanning. Ik reken tien jaren te behoeven voor deze plannen. Deo Volente. | |||||||||||
14 juniGister koud en regen. Van daag harde regen en wat milder. ▫ Vandaag voel ik weer veel neerslachtiger. Gister brieven van Betsy en Carry. 's Avonds zingen met Janssens en Truida en Anna Fles. Onder 't zingen genoot ik. En ik sliep heerlijk. Borel was hier een paar dagen. Mijn oom Henri ernstig ziek. | |||||||||||
[pagina 517]
| |||||||||||
De tijd is gekenmerkt door de verzen van Giza, waarvan ik zeer vervuld ben. Een brief van Jo Labberton die mij plezier deed. Ik kan nu alles weer goed aan. Ik ben nu op hetzelfde evenwicht gekomen van Maart, dat zooals te verwachten was door beproevingen geschokt moest worden. Het heeft zich hersteld, en ik ben wijzer en sterker - of liever wat minder dom en zwak. Van morgen las ik Giza's verzen aan Betsy voor. Gister was ik met Martha op de kermis. Truida is zoo goed, zij verheugt mijn ziel elken dag meer. | |||||||||||
26 juniMooi weer, gister veel regen, niet warm. ▫ Gister in Woudenberg bij oom Henri, hem gezegd dat hij sterven ging. Door Truida van den trein gehaald. In den trein werd mij gezegd, dat ik iets zou vinden waar ik niet op verdacht was. Ik vond een rekening van f 780. - van den timmerman van vier jaren geleden. Ook een brief van Borel over Giza. 's Nachts tobde ik wat over geld. | |||||||||||
7 juliEr zijn nu en dan mooie warme dagen, gister was het een prachtige dag. Maar het wordt niet heet en het mooie weer blijft niet. Telkens komen weer de kouë N. winden met betrokken lucht, zooals van daag. ▫ Gister bezocht ik oom Henri voor 't laatst, wij namen afscheid, om 7 uur stierf hij. Ik vietste heen en terug. Het scheen mij onbevredigend dat wij zoo gauw moeten sterven, omdat ik 't leven zoo mooi vind. Ik voel niet het goede het physiologische van den dood. ▫ Ik sprak laatst met Henriette, die vond 't leven maar zoo-zoo, en dus den dood altijd welkom. Dat is ook niet goed en gezond. Voor acht dagen nog een lange rit te paard met Vogelsang. Naar Loosdrecht, de Vuursche, enz. Borel is mij nu ook afgevallen. Ach ja, wie kan hartstochtelijke en weeke menschen betrouwen? | |||||||||||
[pagina 518]
| |||||||||||
vrijdag 12 juliNu is 't eerst recht heet. Ik voel mij behagelijk in de hitte en tevreden. ▫ Woensdag begrafenis van oom Henri. Dat stemde droevig. Daarna troost in mijn werk gevonden. Op Walden gaat het goed. Bezoek van Dr Hammer. Volgende week gaan we naar den Rijn. | |||||||||||
Maandag 15 's morgens 11 uur reisden we naar Nijmegen, bezochten 't Valkhof, dronken er koffie, gingen om 3 uur op de boot. 's Avonds om 6 uur kwamen we in Emmerik, wandelden naar 's Heerenberg, aten daar brood kwamen om 11 uur weer op de boot. Warm mooi weer. ▫ 's Nachts lagen we 5 uren stil, door de mist.
Dinsdag 16, een heete dag op de boot. Ik schreef verzen en brieven (Hei-leeuwerik en Rijnvaart). We kwamen voorbij Dusseldorp, aten aan boord, de jongens vroolijk. Ik was tevreden en gelukkig, had maar kleine hinderdingen. Daarna in 't geheel geen. ▫ Om 9 uur in Keulen, gesoupeerd in restaurant Fischer, gelogeerd in hotel Ernst, ieder met een jongen, ik met Hans.
Woensdag 17, 's morgens om 7.15 naar Königswinter. Paultje humeurig, wou de bergen niet zien. Afgestapt in Dusseldorfer Hof, daar leefde hij op. Gewandeld naar Heisterbach, daar gegeten. Terug over den Petersberg, die vol en druk was, de jongens hadden plezier in de kruissen langs den weg. ▫ 's Avonds met de tandradbaan naar de Drachenfels. Dit maakte diepen indruk op de jongens. Hollandsche plattelandsfamilie vroeg of we met ons schip in den Rijn lagen. 's Avonds met de kellners van het café teruggewandeld. Nog limonade gedronken aan den Rijn. Hevig gejoel en rumoer. Heet weer.
Donderdag 18. Langs den Drachenfels door Nachtigallenthal en 't Rhöndorferdal naar den Löwenburg geloopen. Daar onder de Laube Himbeersaft gedronken. Toen op den Oelberg, daar gegeten. Hollandsch paar vroeg | |||||||||||
[pagina 519]
| |||||||||||
aan Martha: ‘Was haben Sie zu trinken?’ Martha zei: ‘Ich habe nichts zu trinken, ich trinke selbst’. Terug gewandeld. 's Avonds met de boot naar Unkel. In 't Erholungshaus bij Schultz gelogeerd. Warm weer.
Vrijdag 19. 's Morgens in den Rijn gebaad, met de jongens. Toen overgezet in een bootje/ over den Apollinaris berg, langs Remagen, naar Neuenahr gewandeld, hoogvlakte met boschjes. Onderweg de Landskrone gezien. In Neuenahr even limonade gedronken en geld gewisseld. Toen naar Ahrweiler, daar in de Stern gegeten. Toen doorgewandeld naar Altenahr, onderweg in de Lochmühle koffie met Kirschkuchen gegeten. Afgestapt in hotel Winkler, nog steeds even heet. Onderweg de Saffenburg gezien.
Zaterdag 20 juli. 's Morgens met ons allen naar de ruïne Are, en naar de Lochmühle waar we een Wellenbad namen. Voetpad langs de Ahr terug, onderweg begon de lucht te betrekken, 's middags hevig onweer en regen. 's Avonds Martha, Paul en ik naar de Kreuzberg gewandeld. Hans in bed om een natte broek.
Zondag 21 juli. Lucht opgeklaard, heerlijk vochtig frisch weer. Na lang aarzelen besloten naar Laach te wandelen. ▫ Om 7 uur uitgewandeld over Kesseling, Staffeln, Heckenbach, de Hohnerberg, Hannebach, Engeln naar Maria Laach. Onderweg koek gegeten en water gedronken. 2 vietsers liepen op 't laatst mee. Weinig schaduw. Om 5 uur in Laach, 's avonds op 't meer gevaren. Bereleiders en veel volk. Heerlijk weer. In 't hotel Maria Laach gelogeerd. Vies en rommelig.
Maandag 22 juli. 's Morgens regenachtig, maar de regen zette niet door. Gewandeld over Wassenach naar Tönnistein, toen nog naar Burgbrohl, toen weer terug in Tönnistein gegeten. Daarna door 't Brohlthal over Schweppenburg naar den Rijn. Daar in Brohl weer op de boot naar Unkel. 's Avonds nog alleen met Martha in het lieve dal bij de Stux. ▫ Zacht, bewolkt weer.
Dinsdag 23 juli. 's Morgens met de jongens naar het watervalletje. Toen om 11 uur op de boot naar Keulen. Daar gezeten, de Dom en de Maria in Capitol gezien, om 7 uur op de boot. Mijn eenigste depressie omdat ik geen brieven vond. Later toch nog een. Goed weer, bewolkt maar stil en warm. | |||||||||||
[pagina 520]
| |||||||||||
Woensdag 24 juli om 10 uur in Nijmegen. Om 1 uur thuis. Alles goed en prettig. Geen reactie. Op Walden was wel eenige verslapping en spanning. Maar onmiddellijk met stelligheid en goed vertrouwen te verhelpen. | |||||||||||
Maandag 29 juliWarm en zomersch. Vorige dagen veel regen, zoodat alles frisch staat. ▫ De reactie is gekomen in den vorm van ongesteldheid van Martha en Hans. Hans ging Donderdag middag al naar bed en ligt er van daag nog in. Martha hield zich op tot Zaterdag morgen, maar Klaasje was ziek en ze moest alles alleen doen. Toen viel ze flauw aan 't ontbijt en ligt nu nog te bed. Paul alleen bleef ferm en wandelde Donderdag heen en weer naar Blaricum. Vrijdag sliep hij uit tot 3 uur. Gister ging ik met hem naar Haarlem, hij was niet neerslachtig of kribbig, maar erg kalm en bedaard, in tegenstelling met zijn opgewondenheid op reis. Hij had ook wat hoofdpijn en at heel weinig. ▫ De buitengewone hitte, de vermoeienis en het ongewone eten is blijkbaar de oorzaak. Ikzelf ben gezond en opgewekt. | |||||||||||
dinsdag 30 juliIk zit op een zeer warmen zomeravond met de lamp voor de veranda-Martha heeft nog 39.5 van avond. Hans had gister 39.3, van avond 38.6. Uit Haarlem gelukkig bericht dat Paul gezond is gebleven. Sinds gister avond, toen ik de hooge temperaturen opnam, leef ik in groote zorg. Gelukkig is hun algemeene toestand vrij goed, de pols niet zeer snel, beiden voelden zich vandaag beter, hoewel alleen Hans minder koorts had. Toch is het een bange tijd en ben ik ongeschikt tot iets. Ik ga niet weg van huis, en zit liefst bij de zieken platen te kijken. Jannetje helpt me, Betsy en Carry waren hier, en ik vond hun hulp heerlijk. Aapjelief kwam voor mij thee zetten en ik begreep dat het alles droevig voor haar was. Zij schreide. Want natuurlijk komen nu al de oude banden zoo sterk te voor. ▫ Ik kreeg veel bezoek. Van Lebeau en mevr. Baars, van de Cobden-Sandersons en anderen. | |||||||||||
[pagina 521]
| |||||||||||
Het is zulk een conflict van affecties, en toch in mijzelven is geen conflict. Ik heb ze allen lief, niet op gelijke wijze, maar allen zeer veel, en niet minder dan te voren. | |||||||||||
vrijdag 9 augustusEen paar dagen regen, guur Noordelijk weer, koeler. Van daag is 't weer mooi en warm, na morgen-mist. ▫ Langsaam worden de twee zieken wat beter, Hans is 't meest vooruitgegaan. Ik moet nu toch wel gelooven dat het typhoïd geweest is, zij het in lichten graad. De temperatuur van Hans is nu 's morgens normaal/ 's avonds nog 38. Van Martha 's morgens 37.5, 's avonds 38.5. Waar hebben ze de besmetting opgedaan? Thuis of op reis? Wie zal 't zeggen. Gister was ik in Haarlem bij Paultje. Het was een prettige dag en hij was zoo lief. We waren in Teyler en op de Kermis. Hij sprak van zijn droomen. ▫ Ik verlangde weer tusschen mijn zieken te zijn. Soms heb ik wel bitter verlangen naar Noordwijk, en spijt dat de zomer omgaat zonder die heerlijke twee weken. Maar Hans is tevreden en geduldig, en ik zal 't ook zijn. Martha is nog erg ziek en tobberig, ik heb erg meelij met haar en doe mijn best. Vandaag heb ik niemand in huis, Klaasje ziek, Jannetje op reis, alleen Truida komt mij helpen. Betsy geeft het weer op. Carry is geëngageerd. | |||||||||||
woensdag 14 augustusHet is heerlijk weer. 'S nachts koel, zoodat men goed slapen kan. Overdag ongeveer 70. ▫ Het is een vreemde tijd voor me. De zieken zijn beterend. Ik schrijf verzen en heb veel heldere droomen. Geestelijk leef ik dus goed. Maar er zijn toch moeielijke conflicten. Ik ben zoo goed voor Martha, maar zij is niet vriendelijk voor mij. Het bezwaart me, die menschen die 't zoo alleen van mij hebben moeten. Zooals Betsy en Truida. | |||||||||||
[pagina 522]
| |||||||||||
zondag 25 augustusPrachtig warm weer. Droog. Martha en de kinderen van huis. Ik schrijf dit in Haarlem. De vorige week met Dillon opgetrokken. Met hem bij Krüger geweest. De oude man maakte een aandoenlijken indruk. ▫ Het was anders een goede week. Het sterk geestelijk leven was minder, geen heldere droomen maar sterk zomerleven. Een gansche dag geroeid in de vijvers en vaarten van 's Graveland. Met Truida en Dillon bij Buwalda gegeten. Toen een wandeling met goed gesprek bij sterrenlicht. De Transvalers stelden ons geduld op de proef. Van daag afscheid voor een week, ik ga naar Noordwijk. Truida hielp mijn koffers pakken. Zij was zeer lief en dat gevoel van 14 Aug. is weer geheel weg. Ik was van morgen onmachtig en indolent, en zij nam dat kunstig van mij weg. | |||||||||||
donderdag 29 augustusNoordwijk. Guur en regenachtig geworden. Maandag sloeg het weer om. Ik was Zondag in Haarlem en ging Maandag naar Noordwijk. Ik vind het hier steeds prettig. Gister met Paul naar Leiden. Ik weet niet wie mij liever is, Paul of Hans, ze zijn mij beiden zóó dierbaar. Ik lees Byzance en ‘die Anfänge unserer Religion’. Gister op de boot het N. Testament. | |||||||||||
31 augustusDe storm bedaard. Zoeler. Motregen, dampig. ▫ Van morgen een prettige wandeling met Martha/ Dobbe om (Puikenduin). Ik las in de verzen van Verwey en zit 's avonds met hem te praten. ▫ In de verzen vond ik veel moois. Had hij van den aanvang een vaste godsdienstige (supra-natureele) overtuiging gehad dan was zijn werk zeer groot geworden. Nu is het nog vol onzekerheden, smakeloosheden, ethische zwakten. Maar wat hij meester is, is voortreffelijk. | |||||||||||
[pagina 523]
| |||||||||||
aant.
| |||||||||||
zaterdag 14 septemberEen paar dagen zeer mooi weer. Nu wind en wolken uit N.O. ▫ Ik ben over 't algemeen goed. Actief en opgewekt. Gister, even, een korte depressie. Maar ik behoud mijn activiteit. De depressie kwam door den kwaden naam dien ik schijn te hebben, hoewel ik nooit iemand kwaad heb willen doen. Ik ben veel belasterd onverdiend, en voor de zwakten die ik heb behoeven de menschen mij op die wijze niet te straffen. Maar ik ben toch zeer tevreden. Verleden Zondag met de jongens en Martha naar Vreeland gevietst en Loenersloot. | |||||||||||
23 septemberVerleden Zondag geweldige en aanhoudende regens, twee dagen. Men dacht den herfst gekomen. Maar nu weer zomer, warm, prachtig. ▫ Gister met Martha en de jongens naar Valkeveen, gevietst er heen, gewandeld in de limietbosschen, gewaad in zee. ▫ 's Avonds naar de boom gewandeld. Ik ga vooruit, maar steeds nog uitglijdend. Maar ik ben in 't geheel niet moe. Duitsch vers op Oldach gemaakt. Verleden Zondag bond voor gemeenschappelijk grondbezit. Dat begint een beter aanzien te krijgen. | |||||||||||
woensdag 2 oktoberTot nu toe steeds prachtig weer geweest. Warm, zonnig, stil. Heerlijke maannachten. ▫ Ik ben tevreden en goed. Maar ik had me nog te druk gemaakt, daardoor geen serene nachten en geen heldere droomen. Dan slaap ik wel physiek goed, maar de droomen zijn niet mooi, gevecht tegen demonen, soms wakker worden met onbehagelijk gevoel enz. Op Walden ben ik bizonder tevreden er komt voortgang in. Meyer gaat weg, dat was een angstige dag Zondag, maar nu voel ik dat het goed is. Alle hanghoofderigheid en zwaargeestigheid gaat er nu uit. Alleen mevrouw Janssen begon gister-avond op haar beurt. Maar dáár zal ik mij wel 't minst aan storen. De verzen zijn nu bijna gereed, telkens komt er nog eentje bij. Ik corrigeer Dietlof's boek. | |||||||||||
[pagina 524]
| |||||||||||
9 oktoberHet mooie weer was Zaterdag uit. De Zon befloerste, er kwam N. wind, Zondag hevige storm en regen. Maandag koud en guur, veel regen. Gister den heelen dag motregen en stil, van daag nog heftiger storm en buien. ▫ Ik maakte een vers ‘de Planeet’ en een op Martha. En op ‘de Onterfden’. Van nacht sliep ik weer diep en verkwikkend, en had een heldere droom. Niet zeer verheven, maar echt helder. Betsy nam eergister afscheid. Ik lees Wernle en Dante en ben over 't algemeen zeer tevreden. | |||||||||||
12 oktoberHet weer heeft zich hersteld, stil en zonnig. ▫ Ik ben wat minder actief en opgewekt, tob weer over geld, en draag bezwaren moeielijker. Ik heb nog niet opgeschreven dat Davis weigert de ‘Koele meren’ uit te geven. Hoewel ik er vooraf veel aan had moeten denken beteekende de teleurstelling niet veel voor me. Het spijt me om 't geld voor Walden. | |||||||||||
14 oktoberMooi, stil weer. ▫ Ik sliep minder goed van nacht en was nu van morgen belemmerd en wat gedeprimeerd. Nu door 't overlezen van 1900 wordt het beter. Ik ben toch enorm vooruitgegaan, meer dan ik dorst hopen. Gister vergadering bij de Clercq met de Koe, de Boer en Cohen. Nu begint het naar iets te lijken. In Haarlem had ik twee lieve heldere droomen. | |||||||||||
19 oktoberwas het de prachtigste Octoberdag. Ik reed door Spanderswoud en zag de herfstzon op de gulden boomen ‘de gouden October’. Het was doodstil. ▫ Gister, Zondag, even schoon weer. 's Nachts regent het wat. Er was vergadering in de open lucht op Cruysbergen. Een weinig vervelend, maar geslaagd. Een mooi wandeltje in Spanderswoud na. Doodstil, dampig. ▫ Heden, 21 october, motregen, maar nog niet koud. Geluncht bij Giza. Steeds het gebabbel over mij. Maar het raakt mij niet meer. Amsterdam vond ik ellendig. ▫ Ik word gezond, en voel nu duidelijk de kleine vlagen van weder-instorting. Ik kan dan voorzichtig zijn. | |||||||||||
[pagina 525]
| |||||||||||
30 oktoberZondag een tocht naar de Lage Vuursche met Martha en de jongens, per viets. Het was prachtig weer, en heerlijk in 't roodbruine bosch. Nu is 't wat koeler. Het gaat mij o zoo goed! Met Walden, met mijzelven. Vandaag ga ik naar Haarlem. Ik hoop gauw weer aan 't schrijven te gaan. | |||||||||||
zondag 3 novemberEen paar dagen harde, koude O. wind met heldere zon. Nu heldere zon en stil. Het heeft gevroren van nacht, de dahlia's zwart. In huis brandende vuurtjes. ▫ Ik ben nog niet aan 't schrijven. Anders geen klagen. Ik was in den Aerdenhout en ach! het deed mij zoo sterk aan. Mijn oude, lieve land. Veel bedorven door wegen, huizen en puntdraad. Maar mij toch dierbaar. Betsy was lief. Op Walden wordt nu eindelijk geregeld en goed gewerkt. De nieuwen (de Veye en Beyen) zijn goed. Alleen van Walen moet nog weg. | |||||||||||
8 novemberHet weder zachter, maar geen regen. Stil en luw. Schapenwolkjes. ▫ Zondag begonnen aan Schijn en Wezen II. VI. Maandag bij heerlijk weer gevietst naar Baarn. Karel niet thuis, toen naar Barneveld, daar gelogeerd bij v.d. Bogert-Nairac. Den volgenden morgen door naar Lunteren, de 3e kolonie gevonden en het sympathieke gezin Hessink. Veel gepraat, de Kat bezocht, 's middags naar van Ginkel in Veenendaal, van daar direct over Woudenberg en Amersfoort naar Baarn terug. Met Karel gepraat. Ik kwam in 't donker en zeer hongerig aan. Den volgenden morgen, in den mist naar huis. Tevreden dat Lunteren een gezonde kiem was met een practisch man aan 't hoofd. Van avond lezing in Amsterdam. Plan een cursus te houden. Ik lees Erdsegen van Rosegger en Fields, Factories and Workshops van Kropotkin. | |||||||||||
[pagina 526]
| |||||||||||
14 novemberRegen en storm, al sinds eenige dagen. ▫ Gister bracht ik Bauer naar Aerdenhout. Ik wandelde met Betsy op 't Naaldeveld en zag ook Carry's huisje. Het was een prettige dag, maar heden voel ik wat verward en onzeker. Ik kan ook niet gelooven dat ik er al zou zijn. Daar waar ik in dit leven komen kan. Er zal wel nog meer innerlijk lijden moeten komen. Maar ik ben heel niet moe. Ik schrijf aan S. en W. II. Het 3e wou ik noemen: De 12 schoonheden. | |||||||||||
donderdag 21 novemberStorm, regen, zoel. ▫ Eergister op Cecilia. Bij Henriëtte koffiegedronken. Bij Marie de Gijselaar gegeten. Alles met mijn moeder. In Haarlem geslapen en gister met Betsy gewandeld op Boekenrode. Van morgen voel ik nog belemmerd door verwarring. Het is overal lief en mooi, maar er is een verlamming door onzuiverheid. Ik zie geen doortocht, evenmin als Eudoxia. Maar ik wil durven, en zal geen leed ontwijken als het dwaasheid uit mij stampen kan. | |||||||||||
zaterdag 23 novemberMooi, stil, zonnig weer, nachtvorst. ▫ Dinsdag morgen was ik geschrikt door het zien van de kleur van mijn urine. Onmiddellijk de indruk: dat is iets ernstigs. En toch vier dagen gewoon voortgeleefd denkende dat het onschuldig zou zijn. Ik voelde me wel en opgewekt. Gister avond, hoewel het verschijnsel al veel minder was, begon ik opeens te begrijpen wat het was en las er over. Daardoor een onrustige nacht. Ik vond het zoo jammer, juist nu ik 't leven zoo waardeer, en mijn sterkte en gezondheid zoo geniet en zoo noodig heb. Gister bracht ik Truida in Amsterdam. Ik voelde de plannen mooi in mijn hoofd. Het 3e boek van S. en W. een sprookjesachtig verhaal vol reëel leven. En nu dit memento mori. ▫ Ik heb de troost wel van een schemerend | |||||||||||
[pagina 527]
| |||||||||||
aant.
| |||||||||||
dinsdag 26 novemberZacht weer, stil, nu en dan regen. ▫ Zaterdag sprak ik met Beyerman, naar mij schijnt een bizonder bekwaam jong medicus. Zondag bracht hij me bericht dat er wel bloed in de urine was maar overigens niets abnormaals, zoodat het een betrekkelijk ongevaarlijke nier-bloeding is geweest. Hij onderzocht mijn hart en vond dat gezond. Ik was blij, want ik ben wel in 't geheel niet bang te sterven maar ik zou graag lang leven. En ik had altijd gedacht vroeg te zullen sterven om mijn hart. Ik moet me nu alleen wat rustig houden. Dat valt me moeielijk, maar het blijft noodig, want toen ik van morgen houtgehakt had, kreeg ik pijn die niet bedaarde eer ik warm op bed ging liggen. Zondag maakte ik een prachtige wandel met Martha, de meent, toen met de jongens in de boot langs de Karnemelk sloot tot aan 't fortje, toen over Naarden terug. Gister was ik in Amsterdam en zocht Truida op. Ik werk aan mijn Manifest, aan mijn cursus en aan Schijn en Wezen. Ik lees Nordhoff: American Communism, Kraus Dante, en Noorweegsche brieven van Valborg. | |||||||||||
zaterdag 30 novemberZacht weer, licht bewolkt. ▫ Ik ben sinds Dinsdag twee dagen in mijn hut gebleven Woensdag en Donderdag. Warm gestookt en niet bewogen. Daarmee hield pijn en bloeden weer op. Nu ben ik wel en opgewekt. Ik heb aan mijn eerste cursusrede gewerkt. Gister kwam Truida weer thuis uit Amst. Madge logeert bij haar. Vandaag ben ik weer buiten, maar ik voel dat ik erg voorzichtig moet zijn. Ik ben anders zoo tevreden en gelukkig mogelijk. Dankbaar voor deze ernstige waarschuwing, dankbaar voor de kans mij geboden om oud te worden. Lees Guido Gezelle. Dat is mijn vriend. | |||||||||||
[pagina 528]
| |||||||||||
aan mijn lezing. De lezing was een succes. Het gaat mij nu vrij goed. Het is echter wel een tamelijk sombere wintertijd. Het mooie gevoel en de mooie droomen zijn nog weg. In de Kolonisatie komt meer en meer beweging en Walden gaat goed. Mijn laatste boek zal bij Fisher Unwin uitkomen. Ik ben gezond en tamelijk tevreden. Tamelijk. Ik weet dat het beter kan. | |||||||||||
20 decemberSneeuw, maar niet veel. Een paar dagen vorst, nu dooi, stil. ▫ Ik geloof dat influenza-gif mij nu en dan momenten van depressie bezorgt. Het verschil is zeer merkbaar. Deze week lees ik 4 malen, in Hilversum, Haarlem, Amsterdam en Rotterdam. Dezen nacht droomde ik voor 't eerst weer een weinig mooier. | |||||||||||
dinsdag 24 decemberNog steeds sneeuwig. Temp. ± 32. Gister avond mooi helder. Van nacht wind. ▫ Ik was verleden week in Haarlem en Rotterdam. De tweede cursus avond maakte nog meer indruk dan de eerste. Ook in Rotterdam las ik beter dan ooit. Logeerde bij Elink Schuurman. Alles om mij heen gaat goed - maar met mijn eigen gemoedsleven ben ik niet in 't reine. Er staat mij blijkbaar iets te doen, wat ik nog niet weet. Als ik 't wist, waarachtig ik deed het onmiddellijk, hoe moeielijk ook. Maar ik denk, ik zal het door verdriet moeten leeren. | |||||||||||
zondag 29 decemberZoel winderig weer. ▫ De vorige week verkoudheid. Op Kerstdag dronk ik met Toosje en Truida in haar huis koffie en at met de jongens en Martha bij Giza. 's Avonds logeerde ik met Martha bij mijn moeder, en wandelde den volgenden dag met haar naar Aerdenhout. Daar gewandeld. 's Avonds weer in Haarlem, een beroerde nacht door verkoudheid. Den volgenden dag bij Hijmans, met Truida thuis gegeten, Martha kwam om half twaalf. Ik las een Duitsch romannetje. Ik heb ook Empirische Teleologie gelezen van Paul Nicolaus Cossman. | |||||||||||
[pagina *29]
| |||||||||||
35 Spotprent 1898.
| |||||||||||
[pagina *30]
| |||||||||||
36 Walden.
|
|