Dagboek 1878-1923. Deel 1: 1878-1900
(1971)–Frederik van Eeden– Auteursrechtelijk beschermd[1896]4 januariGrijs, stil dooiweer. ▫ Het jaar begon met den sterken indruk van van Looy's stuk. Dat vervulde mij zeer. Het is verwonderlijk zoo sterk indrukken mij tegenwoordig aandoen. Niet vele, maar enkele dan ook geweldig. Ik vond het stuk niet bizonder mooi, ook niet onaangenaam. Maar het taalwerk trof mij zoo. Het was geen prettige, en geen pijnlijke indruk. Maar druk vervullend. En nu sinds gisteren is het een gevecht bij Krügersdorp. Ik kan er niet afkomen, het zit mij tot de keel. Ik zie het voor me, gestadig. Het veld, de heuvels, het struikgewas. De lange colonne van Engelschen, 700 ruiters en hun kanonnen. Een breede vallei, een heuvelige stelling in 't midden en dan rondom, aan alle kanten de afwachtende boeren langs de heuvelhellingen. Het losknetteren aan alle kanten, rookwolkjes overal, harder, harder, aldoor meer, één vervaarlijk geratel/ alle kogels recht aanfluiten naar het midden. Het nijdige commandeeren en vloeken der Engelschen, die in 't rond moeten schieten zonder hun doel te zien en zelf aldoor getroffen worden. Het gevoel dat ze terug moeten, dat ze toch aldoor geraakt worden - en dat voor hen, de brutale, trotsche, wraakzuchtige, dappere, geharde kerels, ze moeten terug, er vallen er al meer en de boeren schieten geregeld door. En achter hen sluiten de boerencorpsen, die hen langs lieten trekken zich op, en als ze terug willen knettert het ook daar, overal rookwolkjes/ aan alle kanten. En dan moeten ze wel, zich overgeven - en ik zie hen de geweren neersmijten en zeggen ‘damm!’ met dat nijdig gerekte dat ik van ze ken, door de tanden heen. En ze kwamen om Majuba te wreken. Och! Och! En ik moet mij nu bedwingen om geen hoonende briefjes te schrijven aan al mijn vrienden en kennissen onder dat trotsche volk, dat mij zoo lang | |
[pagina 362]
| |
aant.
Ik ben er moe van, en ik heb mijn hoofd tot niets anders kunnen gebruiken. Als ik even den tijd heb, ga ik lekker denken over 't geval. Gister avond vond ik B. hier en het was een lief, heerlijk bezoek. | |
10 januariGoed weer, stil, een weinig sneeuw, des nachts wat vorst, overdag dooi. Soms mooi helder. ▫ Ik ben wat verkouden, niet erg. Ik heb van daag en gister aan een stuk geschreven, een manifest aan de Hollanders. Maar ik heb niet meer het plezier in zulke dingen dat ik vroeger zou gehad hebben. Ik krijg een soort verlangen naar mijn verzen dan. Er wordt in Holland veel beter geschreven dan 20 jaar geleden. Martha is erg somber. Hout zagen en hakken doe ik met plezier. Ik grijp nog gretig naar de kranten. De Engelschen doen nu als een betrapte zakkeroller die gaat vloeken tegen de omstanders die hem uitlachen. Het is heel min. Ik heb niet meer dat op en neer gaan van December/ die afwisseling van onmacht en verheffing. Ik ben kalmer. Maar toch niet goed. Ik wacht weer nieuwe beproeving. Ik ben nu volstrekt niet somber. | |
12 januariZacht, Z.W.wind, nu en dan zon. ▫ De nieuwe beproeving is dan ook gekomen. Het was afschuwelijk. Het is de allergrootste moeielijkheid waarin een mensch kan gebracht worden. Ik weet in 't geheel niet hoe men in mijn plaats anders had kunnen doen. Ik voel nooit iets als boosheid of wrevel zelfs, alleen vreesselijk verdriet om haar dwaasheid en verblinding. Op 't laatst gaf ik toe aan hartstochtelijkheid die ik al den avond bedwongen had, iets wat zij als onvriendelijkheid had opgevat. En dat toegeven, waarbij ik werkelijk den kluts kwijt raakte en door 't uiterste waarin ik gedreven werd heel dwaas deed, was een complicatie van gedachten. Dat het haar misschien aangenamer zou zijn als ik niet kalm bleef dan wel, dat ik toch wel gelijk had en dat het inhouden van mijn teederheid, wat ik nu volgens haar verzoek beproefd had, niets gaf als woede en bitterheid en misverstand, dus dit een dwaze, te late poging om het nu toch te toonen, hoezeer ik teeder voelde, die door haar miskenning geprikkeld als ik was, op iets heel | |
[pagina 363]
| |
aant.
| |
13 januariGoed weer, W.wind. ▫ Het is wel merkwaardig dat toen ik schreef dat ik beproeving wachtte, ik daar geen andere reden voor had dan mijn zielstoestand. Ik was heel gewoon, zelfs opgewekt, ook mijn werk vlotte. Maar de diepe roering, de verheffing van December was weg. En ik voelde dat er groot leed moest komen, wilde dit veranderen. En zoo is 't gebeurd. Van daag bezocht ik Jet Holst op Schoon-oord. Ach kind! dacht ik toen ik haar zag en aan haar boek dacht, was het zoo makkelijk maar. | |
vrijdag 17 januariZoel weer, bedekt. ▫ De brieven hebben nog niets beter gemaakt. Ik ben tamelijk gelijkmatig, en slaap rustig. Gisteren bij 't trouwen van Holst en Jet geweest. Meegedaan aan 't dejeuner. Er waren Gorter en zijn vrouw, Verwey en Kitty, Jan Veth en Anna, Toorop, Haverman, 't Hooft, André Jolles, prof. van der Hoeven, Frou Titsing en familie van Holst en van der Schalk. Wij wandelden terug. 's Avonds liep ik naar van Heel, heen en terug. Van daag waren de Verwey's af en toe hier. Niets gewerkt. | |
[pagina 364]
| |
zondag 19 januariZoel, 50o, zeer stil, grijs. Niets gehoord. ▫ Ik ben physiek wel, beter dan in lange maanden. Moreel ben ik niet goed, niet hooggestemd. Maar wel productief gestemd. Ik heb echter niet veel gewerkt. Ik ben aan 't 2e tafereel van Lioba. Ik vond het eerste mooi. Van avond las ik weer iets over Lorenzo, waarin een fraaier blik op hem, ook met portretten van hem en Giuliano, door Botticelli. Ook van Giuliano's liefste Simonetta, die zoo mooi was dat ze in een open doodkist begraven werd, opdat men haar nog zien kon. Dat gaf mij allerlei gedachten. Ik hoorde tegelijk Martha zingen ‘Sebben crudele’. De Italiaansche 15de eeuw raakt mij al dieper en dieper. ‘Das Ende des 15en Jahrhunderts war auch ein fin de siècle wobei das unsrige nur ein sehr spiessbürgerliches Gesicht hat’ schreef Isolde Kurz. Gister las ik over de Anachoreten en het ascetisme, wat in veel dingen mij beter inzicht gaf. St Simeon Stylites. Deze komt in ‘Trots verbrijzeld’. Misschien weet ik iets van Lorenzo te maken. Ik zou veel op hem geleken hebben als het lot mij in zijn plaats gezet had. Maar het is de vraag of mijn loomheid en traagheid geheel van mijn uitwendig lot afhangt, of die alleen veroorzaakt wordt door de vale, leege afwezigheid van rijk en gewichtig leven om mij heen, waarin ik invloed zou kunnen hebben. Een deel moet ook imborst zijn, het meegaande, timide, Hans-achtige. En het niet-timide deel is te grof en te hard, in 't practische leven. Maar een zeer gunstig lot is machtig over 't karakter. | |
donderdag 23 januariVan daag prachtig weer, zonnig, stil, 's nachts vriest het. Overdag in de serre 70o. ▫ De brieven zijn beter. Ik heb het zeer te kwaad de laatste dagen. Ik kan het nauwelijks uithouden. Van avond scheelde het heel weinig of ik was naar H. gegaan. Alleen met groote zelfbeheersching bleef ik. Ik heb met Myers en Lady Welby gecorrespondeerd over Transvaal. Ik had het recht aan mijn zij, en ik had er schik in. Ik kon hen in alle punten weerleggen, en het ging vriendelijk en hoffelijk. Myers was zeer hoffelijk. Het is aangenaam over gewichtige, niet provinciale zaken met succes te correspondeeren. Het voelt minder achteraf. Gister een avontuur met joden in den trein. Mijn verbazing en woede, toen twee plotseling in mijn gezicht heetten te liegen, wat zij zoo juist hadden bijgewoond. Mijn gevoel: ‘dus dat kan men doen en er iets kranigs | |
[pagina 365]
| |
in vinden.’ En mijn dwaze uiting, toen ik precies mijn lust om den man om zijn ooren te slaan bedwong, maar niet kon nalaten hem zijn hoed van 't hoofd te wippen. Gek was dat. En ik vond het geval niets beroerd, omdat ik heel secuur voelde recht gegaan te zijn. Mal figuur kon mij niet schelen, last en zenuwachtigheid of wat ook evenmin, als ik maar zeker ben zoo goed ik kon mijn plicht gedaan te hebben. Ik kan er zonder displezier aan denken. Van morgen bij Kloos. Hij begon zeer beroerd, maar het gesprek wekte hem op. Ik heb hem voorgelezen, en hij zei ‘die dat schrijft, zal mij niet in den steek laten’. Dus zijn emotie draaide toch weer om zijn eigen heen. Hij sprak over Viator, en hij zei precies wat ik tegen van Deyssel zei: Hij geloofde 't niet, want hij zag mij als de schrijver van de Kl. Johannes. Hij zag me voor zooiets als dit niet aan. | |
zondag 26 januariMist, stilte, 40o. ▫ Een groote verruiming en verzachting door een goede brief. Ik ben nog altijd wat verkouden en hoest een beetje. Hartgevoelens heb ik haast niet meer. Martha heeft een chronische maag-catarrh. Mijn drama ‘de Rivier’ begint nu vaart te nemen, en vervult mijn hoofd tot pijn en vermoeienis toe. | |
donderdag 30 januariMooi weer. 's Nachts vriest het een klein beetje, 's morgens komt de zon bleek door den nevel, dan wordt het zonnig en lekker. Het is doodstil. Dinsdag was ik bij Kloos. Hij beloofde schriftelijk niet meer te drinken. Ik ging er meer recht op in dan te voren. Het leek een beetje of hij alles aangreep om er uit te komen. 's Avonds ging ik naar de Kruishoorn omdat B. ziek was, met heel zware hoofdpijn. Ik ben er tot van morgen gebleven. Heb haar opgepast. Ik heb er gelukkige dagen gehad en ben nu veel beter. Ik hoest vervelend. Gister een viets tocht om Zwaluwberg en Loosdrecht met de meisjes, door stille zonneschijn. Van morgen naar huis gewandeld. Van middag in Amsterdam, schilderijen van 't Hooft gezien. Mijn drama verheugde mij zeer eergister. Het zal niet heeten de Rivier, maar ‘Lioba's veilig Paleis van trouw’ en als korte titel ‘Lioba’. Dat Paleis is ook de herfst-avend-zee, waarheen ze drijven zal. Zoo had Johannes Viator moeten heeten ‘Johannes' reize naar Liefde's gouden stad.’ | |
[pagina 366]
| |
zaterdag 1 februariDoodstil, doodstil, grijs weer. ▫ Vandaag is ons Priempje gestorven. Het is zoo wonderlijk stil in huis. Martha is erg bedroefd en schreit telkens. Ik zal van den dood van weinig menschen zooveel hartzeer hebben als van mijn klein, arm, vuil en vroolijk aapje. Ik ben aan geen dier zoo gehecht geweest en zal het ook wel niet meer worden. Honden zijn misschien charmanter of mooier, - maar in dit beestje was de sterkste uitdrukking van het dieren-karakter, ‘'t simpel begrip, dat zacht houdt onze oogen/ over hun bitterst kwaad.’ ▫ Hij heeft wat baldadigheid uitgehaald en mij veel last gegeven. En ik ben nooit boos op hem geworden, hij heeft mij nooit geïrriteerd, ik heb hem nooit gezien zonder een zacht, meewarig, verteederd gevoel. Om zijn simpelheid, zijn levenslust en tevredenheid in zijn armen, lagen staat. Arm, klein vuilikje. Arm, klein vuilikje. Alleen bij dit diertje voelde ik oprecht wat een heilige ook bij menschen zou voelen: zuiver meelijden voor hun kwaad. Hij was wreed tegen kleine beestjes, en gulzig, en grenzeloos vies. En toch voel ik alleen: arm klein mannetje, arm vuilikje. En heel diep, tot tranen toe voel ik dat. En zijn goede eigenschappen: zijn vroolijkheid, zijn gezelligheid, zijn aanhankelijkheid en hartelijkheid, zijn grappige maniertjes, en zijn onschuldig, sentimenteel wezen, eer bang dan brutaal, en vol menschelijke dingen, dat roerde mij altijd buitengewoon. Hij was een persoon in huis, een karakter, dat wij lieten deelnemen in alles. Wij zullen hem meer missen dan we nu nog denken. ▫ Nog geen zes jaar was hij hier. Hij werd oud en de laatste maanden erg zwak. De grauwe winter deed het hem. ▫ En ik voel, alsof mijn verdriet om hem goed is. Alsof ik dat niet moet tegengaan. Het is alsof het mij aan hem bindt. Hij heeft al die jaren van de goeie Martje de teerste zorgen gehad, en van mij veel vriendelijkheid en nooit anders als liefde. En ik voel, alsof dat, en Martha's en mijn verdriet nu, iets voor dat arme apenzieltje beteekent, iets dat hem helpt en goeddoet. ▫ Dit uit te werken zou al gauw bespottelijk worden. Maar zoo waarachtig als ik weet dat geest meer is dan materie, zoo waarachtig weet ik iets schoons en onvergankelijks in deze gevoelens voor dat kleine vuile aapje. ▫ Hij was ons vriendje, en wij hielden van elkander, en ik schrei niet om niet, en ik schaam mij niet. ▫ Ik herinner mij niet zoo'n stillen dag. | |
[pagina 367]
| |
maandag 3 februariNu is het zonnig en mooi. Ons mannetje zou nu genoten hebben, - maar hij leit in z'n witte lakentje, in zijn kistje met hooi, koud in den grond. ▫ Gister morgen zat ik aan 't ontbijt naar Martje te kijken. We zeiden niets, maar ik wist dat ze bezig was geweest. Ze had hem stil in een kistje gelegd in een wit doekje, en toen ik buiten kwam zag ik dat ze al een kuil gegraven had. Ze doet dat alles zoo stil voor zich zelve, zoo volmaakt oprecht. ▫ En samen hebben wij hem toen begraven zonder een woord te spreken en wij schaamden ons niet te huilen. ▫ En van morgen zagen wij de zon, en wij begrepen beiden wat we dachten. ▫ Ik zie hem den heelen dag. De zwarte plakhandjes waar een vingerlidje was afgevroren, en de scherpe roest-bruine oogjes, die je altijd volgden. En het vogeltjesgeluid als Martje hem riep. En het uitbundige springen en buitelen op een warme zomerdag, als hij pret had, en ik naar hem zat te kijken onder mijn werk. En het bedrijvige kloppen en poetsen en gooien met steenen, den heelen dag lang. ▫ Dat dit leventje stil is en heelemaal weg, en niets er van over dan een koud, arm cadavertje, dat is niet minder diep en indrukwekkend dan de dood van een groot man. Ik tuur er op, in mijn geest, ik tuur er op, tot het mij duizelt, tot ik ril van het diepe vergezicht, de afgrond van mysterie. ▫ Arm klein kereltje, klemde hij zich niet aan mij, of hij niet wist wat hij doen zou van gehechtheid, als ik bij hem kwam, als hij mij weer zag nadat ik weg was geweest. Ik kon hem niet van mij loskrijgen, en hij liet al zijn lekkers vallen en hij likte mijn schoenen. Arm kereltje, hij was ook maar alleen, in een hok, in een vreemd, koud land. | |
dinsdag 4 februariNog stil, 's morgens zon. ▫ Ik blijf thuis, zaag alleen wat, als de zon schijnt. Werk niet. Mijn politieke belangstelling van den laatsten tijd en mijn correspondenties daarover deden mij bedenken hoe weinig ik eigenlijk een kamergeleerde ben. Ik zou mij zoo thuis voelen in een activiteit van dien aard, als er werkelijk groote belangen in gemoeid waren. Ik zou zeer stellig een man van den daad geweest zijn in een ander land of een anderen tijd. Mijn activiteit voelt opgesloten, verstikt. Al mijn studie, al mijn artistieke bezigheid krijgt iets dufs voor me na eenigen tijd, en zou, als ik in een rijke, actieve sfeer leefde, beter slagen. Ik zou gezant of consul kunnen zijn, en evenveel schrijven, en beter misschien. 's Morgens in studie en poëzie, 's avonds in de | |
[pagina 368]
| |
aant.
| |
dinsdag 11 februariSteeds zacht weer, meestal grauw, mistig en stil. 's Middags en 's nachts vaak helder. ▫ Ik was Donderdag in Haarlem. Zaterdag bij Kloos, een bezoek zonder veel vrucht. Zaterdag middag bij Betsy gegeten, Zondag in Baarn bij Thijm geweest. Weer in H. gegeten. Gister was zij hier. Van daag kwam Thorn Prikker hier eten. ▫ Het was alles goed. Ik ben ‘brieven aan de Transvaal’ begonnen. Gister las ik Lioba I zeer goed vóór, zoodat B. en ik zelf zeer geroerd waren. Nu werk ik met nieuwen lust. Ik kan niet helpen gekrenkt te voelen door Hermans gedrag, die hier eenvoudig niet aan huis komt. Al weken niet. Ik ben driemalen bij hem geweest het laatst. En hij bij Veth en Thijm. Hij doet altijd alsof er niets is, maar het is onhartelijk en stug. Ik wilde dat hij er niet meer woonde. Ik houd mij in, maar het grieft me. | |
zondag 16 februariSteeds zacht weer. Woensdag den 12en hoorde ik een merel, en 's morgens de vlasvinken. Van daag mooi weer, zonnig en stil. Ik heb in 't mos gelegen op Spanderswoud. Tegen 5 uur een kille nevel. ▫ Weer echt lam de laatste twee dagen. Een dag ging het werk heel goed. Maar toen was 't op eens weer uit. Een weinig aan de Transvaalsche brieven geschreven. Maar meestal lui en loom. Gister B. misgeloopen, twee uur aan 't station | |
[pagina 369]
| |
aant.
Vandaag Paul jarig, vriendjes van hem te gast/ Joopie Thijm, Vincentje van Gogh met hun moeders, Gerardje de Vries, het zonderlinge jongetje, en Eda Schlencker - een heterogene massa. Ook Sammy. Ik zwierf moedeloos Spanderswoud in. Daar werd het wel wat beter toen ik in de zon lag. Thuis weer mis. | |
woensdag 19 februariPrachtige voorjaarsdagen. Een nacht vroor het nog hard, maar 't wordt elken dag warmer - van daag was het warm in de zon, 's avonds 45o ▫ Gister Martha jarig. Veel zon, veel zon. Ik rook ook de viooltjes en de hyacinthen. Ik schreef een Engelsch sonnet voor Lady Welby. Er waren Anna Fles, Matje, Fine R. en aan de koffie de Hijmansen. Gelegen aan den wei-rand, Consuelo lezend. | |
donderdag 20 februariZoel, zomerwolkjes. ▫ Paultjc ziek. Ik zelf in een wonderlijke toestand. Naar H. gewandeld en met B. naar de hoogt van 't Kruis. Weer thuis gegeten en 's avonds Consuelo, en in oude dagboeken gelezen. Moe door het loome weer, en gedeprimeerd door Paultje. Ik schrik al als ik van de volgende maand Februari hoor. Wat is dat altijd een zware maand geweest. Met B. was het alles heerlijk. Ik schreef gister nog al wat aan 't 2de tafereel. | |
maandag 24 februariOnveranderlijk helder en zonnig, maar met een harde koude Noord-Ooster. De lucht geheel strak, barom. hoog, eerst wat gedaald teen weer gerezen. Van morgen wat drijvende, witte wolkjes. ▫ Gister avond schreef ik een langen brief aan Herman. En was daarna verlicht en verheugd. Voelend geheel zeker goed gedaan te hebben. Ik verwacht er niets van, even als bij 't briefje van Jan, en daarom weet ik dat het goed is. Nu kan ik geen berouw hebben. Ik heb geen satisfactie voorzien en beoogd, maar een natuurlijke impuls gevolgd. Advienne que pourra. Gister alleen gewandeld in Spanderswoud. Tot aan H. Alleen veel Zondagspoenen gezien. | |
[pagina 370]
| |
Consuelo uit. Sand een echt vrouwen-genie. Ik verwar haar onwillekeurig met Bettina. Schitteringen van genialiteit, diepe wijsheid en onbegrijpelijk fijne intuïtie, en een totaal gemis aan evenmaat, eenheid, contrôle of conceptie. Het rammelt en verzint maar door, verliest zich in smakelooze moralisaties en bespiegelingen en praatjes, spreekt zichzelf tegen, merkt de eigen incoherentie niet, weet zich niet te matigen en te beheerschen. ▫ Er is iets innig vrouwelijk zwaks in dit gestadig laten uitblinken, al is het in zeer fraaie momenten, van de deugden van haar heldin, een voortdurend zich bedrinken aan moreel gevoel. En tegelijk een grof uitglijden, moreele fouten maken die ze zelf niet bemerkt in de drukte en den ijver van haar welsprekendheid. B.v. het laten vangen en braden van vogeltjes door Consuelo (hoewel G. Sand in haar Vie het eten van vogels vooral iets onbegrijpelijks en onnatuurlijks noemt) en dat als een aardig trekje van hun vagebonden leven. En het heele laatste boek, min door moreele ongerijmdheden en oppervlakkigheden, waarin Consuelo een treurig figuur maakt en Porpora's treurige figuur maar heel povertjes wordt gered. ▫ Het leven in Venetië, de huishouding op Riesenburg, de voetreis met Haydn, en vooral de kanunnik, met de bevalling van Corilla, dat zijn glanspunten en meesterlijke stukken. Ik werk nog aan de 2e acte. Het gaat zoo wonderlijk. Ik maak het maar zoo wat door, nauwelijks wetend of ik wonderen of onzin maak - en nu en dan, op eens, vind ik het heerlijk wat ik gemaakt heb. Het rechte besef van wat ik doe moet nog komen. Paultje is beter. 't Huishouden verbazend eentonig. Overmorgen ga ik een dag naar H. | |
zondag 1 maartRegendag, Westewind, 48o. ▫ Van Dinsdag op Woensdag op den Kruishoorn geweest. Het was alles goed. B. hoofdpijn gehad. Sparappels gezocht. Het is hier nog al eentoniger. Het antwoord van Herman deed me goed en ik schreef verheugd terug. Maar de oude dingen komen na eenige dagen toch weer op. Als ik b.v. hoor dat hij wel bij Thijm geweest is, en van daag van Looy en Titia krijgt. Al wat op verwaarloozing of vermijden van mij lijkt door bekenden, doet even pijn van jaloezie. Dat is onvermijdelijk schijnt het. En te erger naarmate ik saaier en neerslachtiger ben. Ik wist daar voor 10 jaar niet van. Ik had altijd behoefte aan veel hartelijkheid, maar nooit dat susceptibele. Dat heeft de lompheid mij gemaakt, de bittere ervaringen. | |
[pagina 371]
| |
Ik heb de 2de acte van Lioba af. Het lijkt mij alles zeer goed soms. Mijn weg, mijn eigen terrein. Maar het werk verheugt mij niet zeer, ik voel gestadig belemmeringen. | |
donderdag 5 maartBuiig, gister hevig onweer, van avond zachter wolkjes, ± 450. ▫ Maandag avond met B. en Kéa naar Utrecht/ bij Joossie theegedronken en daar alleen gelogeerd. 's Morgens Kéa naar den trein gebracht voor Engeland. Het zag zoo genoegelijk. Toen met B. terug gereisd. 's Avonds er weer met Maitha geweest. Het stormde. Mijn hart is erg bij Kéa. Gister, Woensdag, bij Veth geweest die hun kindje Annekeetje verloren hadden. Ik heb alleen bij het doode kindje gezeten. Het was zoo stil, en zoo vreemd dat het niet ademde. Ik wou begrijpen, net als bij Priem. Bij Jan en Anna zat ik rustig. Anna was zoo groot en eenvoudig. Over het drinken voor 't kindje dat niet weg wou blijven. En zij had het mij willen toonen voor de ramen, zei ze. Thijm was even bij mij, gister. Van daag was ik met Martha in Amsterdam. | |
maandag 9 maartVan daag goed weer, wat zon, en 50o. Vorige dagen veel wind. ▫ Zaterdag in Utrecht. Kloos beter, maar nog zeer tragisch in expressie en gebaren. 's Avonds op de . Gister in Jacob Boehme gelezen. Dat maakte mij veel beter en wakker, den ganschen dag. Met meer lust gewerkt. En over de volgende ‘Studies’ gedacht. Het stuk filosofie vooraf. Dan over verzen. Dan over mijn boeken. Van daag gewerkt in 't 3e tooneel van Lioba. Ik weet niet hoeveel er nog komen, ook de verwikkeling niet. Dat komt alles van zelf, als de menschen eenmaal spreken. Naar de gevietst. Gevallen. 's Avonds op de theegedronken/ brief aan Kéa geschreven. Ik ben een weinig verkouden. | |
[pagina 372]
| |
Gister geschreven en in den tuin gewerkt. 's Avonds op
geteekend. B. boos aan 't end.
Pauwertje is hier. Ik lees Michelet, Hist. Rom. | |
zaterdag 21 maartHet is deze week goed weer. Nog al veel zon, en zacht. 's Morgens wind, 's avonds stil. ▫ Ik heb een week lang niet aan Lioba geschreven maar aan het anti-rationalistisch Betoog voor mijn studies. Daarvan heb ik nu vier hoofdstukken. Die zijn een voorbereiding voor de toelichting van mijn boeken. Ik vond veel moois in Boehme. ▫ Een morgen werd ik uit een droom wakker die bizonder gelukkig voelde. Ik zei in dien droom ‘nu weet ik zeker niet te droomen, want zooiets helders en precies kan men niet droomen’ en toen dat vreemde gevoel, tóch weer wakker te worden en tóch gedroomd te hebben. Zouden wij zoo ook wakker worden uit dit leven, dat ons nu zoo stellig geen droom lijkt? ▫ Ik voel in allerlei zaken een veel grooter gerustheid, en minder wantrouwen en getob omtrent kleine handelingen. Er is iets kleins in voortdurend te denken/ doe ik zoo wel precies goed, was dat niet eigenlijk verkeerd gedaan. Ik weet wel dat het alles veel beter kon maar ik ga rustig door, omdat ik mijn best doe. Ik heb veel moeite met mijn geld uit te komen omdat er zoo weinig patiënten waren dezen winter. Ik krijg nu pas goed inzicht in het Romeinsche rijk van barbaarschheid en ongerechtigheid. Wat een verandering in de laatste 500 jaar! Wij mogen wel erg tevreden wezen en niet te haastig verder willen. De vooruitgang is zoo wonderlijk snel geweest. | |
24 maartZomer, zomer. 70o in de schaduw. 's Nachts 45 à 50. Doodstil 's morgens en 's avonds. Heerlijke zon. Alle heesters komen uit. Ik zag al een kastanje met blaadjes. De viooltjes bloeien bijna. De primula's zijn uit. ▫ B. zware hoofdpijn nu al twee dagen. Ze is zoo zwak. Ik ga elken dag naar H. Vietsen of te voet. Ik werk ijverig aan het betoog en slaap goed en voel ook vrij goed. | |
[pagina 373]
| |
1 aprilHet zomertje is lang voorbij, het duurde zoowat een week. Nu is 't koud en guur. N.W.wind. ▫ Betsy is bij de nonnen en het doet haar goed. Ik ga er elken dag heen. Carry schrijft aardige brieven uit Cambridge. Eergisteren hoorde ik muziek bij Hijmans in Amsterdam. Het was zeer wisselend in mij, maar ik heb sterke voornemens voor mijn nieuw jaar. ▫ Bij de muziek dacht ik dit: de elatie van zulk een oogenblik bestaat niet zoozeer in de feitelijke sensaties als wel in het zien van mogelijkheden, het vrij voor zich uit zien van een eindeloos perspectief, van vertrouwen dat nooit kan weggenomen worden. Ik schrijf aan mijn Betoog, en het doet mij goed. Ook Lioba zal daarna weer gaan. Ik heb veel vertrouwen en voel mij nog al wel. ▫ De ouders zijn naar Algiers. Den tweeden nacht van hun reis droomde ik veel van sporen, vreemde gezichten en taal, een trein die 87 minuten te laat was enz. | |
14 aprilHet is weer koud, hagelbuien en regen. Van morgen 45. Vorige week een paar zoele dagen, zoodat wij in Groeneveld buiten zitten konden. ▫ Met de jongetjes naar Groeneveld geweest, lange wandeling door bosch en hei. Jongens lief. Frank is het type van een weekhartig goedig, slecht-opgevoed mensch. Zijn zoontjes worden evenzoo. Het is ellendig. Prikkelbaarheid, weekheid en gemis aan discipline. Zoo zijn er weinig in Engeland. B. gaat langsaam vooruit, vooral moreel. Het is goed. Het is een keerpunt. Ikzelf ben ook goed. Het is een keerpunt. Toen ik aan 't betoog schreef, en nu nog, was de slaap iets zeer bizonders voor me. Iets waarin ik met wijding ging, als een nadering tot het onbekende. Het lichtje bleef in den slaap, al sliep ik vast. Een nacht sliep ik den ganschen nacht rustig en diep door, en voelde toch dat gedurende een half uur ongeveer, God mij had losgelaten. Heel duidelijk en stellig. Geen droom, een weten, als een beproeving in den slaap. Ik schreef nu weer aan Lioba, ik zie nu het werk beter aan. Van daag treffend bezoek bij Kloos. Voor acht dagen de jonge Labberton bij mij gehad, waarvan ik veel verwacht, als hij gezond blijft. Het wordt druk in Bussum. Van Deventer is er ook. | |
[pagina 374]
| |
16 aprilNog kil weer. Maar beterend. Stiller. Zilveren wolken. Van avond regen. ▫ Van daag een stuk begonnen over Landbouw en Staatszorg. Aan Lioba gewerkt. 's Avonds Grieksch gelezen maar 't ging slecht. Naar H. gevietst. | |
zondag 26 aprilEindelijk zacht stil lenteweer. Het is lang koud geweest. Het groen is achter, de beuken zijn nog niet uit. Vandaag de eerste nachtegalen. ▫ Naar Haarlem geweest om den dood van Gine. Veel zonderlinge emoties en gedachten. Haarlem was leelijk. Ik schrijf nog aan dat stuk over Rijkshoeven. Ada van Heijningen is hier. Van daag mijn zwager Odo gezien. B. is gister weer thuis gekomen. | |
zaterdag 2 meiKoud, schril weer met N.wind. ▫ Het is en blijft vredig in me. April scheen mij bizonder lief, omdat ik dagelijks in 't celletje kwam en het lieve welkom hoorde. Maar het is nu toch nog goed, hoewel niet zóó veilig als toen. Donderdag spoorde ik met Matje naar Vlissingen. Die vreemde nacht in 't hotel Goes, waar ik het een tijd allerellendigst vond, benauwd en misère. Maar zie, in de herinnering is het nu alles goed en niet zonder bekoring. De zee, het stadje, de vroege tocht naar de boot, de vroolijke rit met het zonnekind en de pret van 't thuiskomen. En hoe lief ze allen met me deden. - Wat bloeiden de kerseboomen in Zeeland. Het was niet sneeuw, maar doorschijnend grijs-wit. De begrafenis van Gine was in het geheel niet luguber. Ik vind niets eigenlijk luguber meer. Ik heb tegen Kloos' komst opgezien, en er slecht van gedroomd. Nu is 't weer mogelijk dat hij niet komt. En ik voel dat ik kalm, rustig, recht ga. Ik heb niet veel gewerkt de laatste dagen. | |
zaterdag 9 meiVeel warmer, de laatste dagen, mooi Mei-weer. Het is nu bijna groen. De eiken beginnen. Maar droog. N.wind. ▫ Sinds gister is Kloos hier. Ik ben er zeer bezwaard onder geweest, maar nu gaat het weer. Hij zelf is zeer goed en geschikt, luistert naar allen raad, en behalve een zwakheid van zijn geheugen is zijn geest en zijn gedrag normaal. Maar ik was er | |
[pagina 375]
| |
aant.
| |
zaterdag 16 meiSinds een paar dagen weer koud, vandaag grijs en grimmig, en dor, in weken geen regen. ▫ Het gaat goed met Kloos. Hij wordt veel beter en is nagenoeg normaal. Maar nu voorzie ik juist de moeielijkheden, omdat ik prikkelbaar zou kunnen worden. Martha en hij schieten goed op, maar daarin is een versterking van beider laxheid, die ik vrees. | |
woensdag 27 meiN.wind, droog, stoffig. Het is maar een paar dagen zacht en stil geweest. Meestal koud, harde N.wind en droog. ▫ Eergister at B. hier, maar het ging niet goed. 23 Mei heb ik er heen gevietst en lief gewandeld, bij de offerplaats. 's Avonds gingen wij met Ada en Kloos naar Valkeveen theedrinken. Het was een mooie avond. Ada is nu weg. Ik werk weer wat aan Lioba, dat moet nu af. Het gaat met Kloos goed, ik heb geen moeite. Koning is hier geweest, met Kl. Johannes teekeningen, ik had er plezier in. Ook bezocht ons de jonge Stokvis/ een ambitieus kereltje, indruk niet zeer gunstig. Gister de heer Thoden van Velzen, lang filosofisch gesprek, maar hij is een beetje toqué. Ik hoorde gauw dat de vaas een barstje had. Interessant uiterlijk. | |
30 meiOnveranderlijk koud met N.wind. Droog. ▫ Van daag Allard Pierson begraven. Het was een waardige ceremonie zonder wanklank of misstand. Er waren treffende momenten, de menschen spraken eenvoudig en gemeend. De oude grijze Gildemeester met het kleinzoontje Allard Pierson. Thuis was het nog stichtelijker. In de boekenkamer, groot met de zorgvuldig verzorgde boeken rondom, de zwart-gekleede heeren met meestal interessante gezichten kwamen daarin deftig en fijn uit, zwart en wit tegen den boeken-achtergrond. Mevrouw Pierson met haar zachte, goedige gezicht in een fauteuil, de dochters er achter. Beurtelings spraken ze tegen haar, heel ernstig en eenvoudig. Een heer met fijn, gedistingueerd gezicht vertelde | |
[pagina 376]
| |
haar eenvoudig en goed hoe het op 't kerkhof geweest was en alles wat er gezegd was. En ieder die binnen sprak, kuste de weduwe. Het was plechtig, intiem, natuurlijk en waardig. ▫ Ik vormde onderwijl een rijke gedachte die mij oploste hoe toch eigenlijk schoonheid en goedheid samenhangen. Schoonheid is 't Recht der uiterlijke dingen. | |
3 juniEindelijk recht zomer. Eergister voor 't eerst gezwommen. Van daag weer. In 't weiland, warm. Van middag bijna 80o. Alles droog, nu dreigt er regen. ▫ Gister middag in de hitte naar H. gevietst. Niet thuis, rozen. 's Avonds getennist. Van avond weer met Carry en Sammy. Het gaat mij niet slecht, maar ik heb nog veel te strijden, de oude Adam is nog niet dood. Ik werk nu met lust en ik vind Lioba zeer goed. Ik overdacht al mijn werk en vond het nog al veel wat ik gedaan <heb>. Maar hoeveel meer had ik kunnen doen met meer overleg en orde, zonder meer kracht of talent. Als ik altijd nauwgezet had gestudeerd, en al mijn tijd had zuiniglijk gebruikt. Ik heb over mijn hart gelezen. Ik kan het, als alles meeloopt, nog vele jaren uithouden. Misschien 15 misschien 20. Komt er een ernstige ziekte bij dan sterf ik eerder. Anders begint tusschen 50 en 60 de verzwakking, of, wat ik hoop, komt er een apoplexie of embolie. Al had ik maar 10 jaar dan kan ik nog veel doen. Maar ik moet innerlijk nog meer bereiken. Ik ben nog niet bereid. Kloos maakt het goed. Hij verveelt me met zijn gerijmel en er is maar weinig moois of stichtelijks in zijn omgang. Maar het gaat goed, ik ben rustig en gemakkelijk, ofschoon gereserveerd. Ik lees Keats, Vondel, Socialisme. Zondag Broekhuyzen hier geweest. Ook een jongen die wat belooft. Nauwgezet, verstandig. | |
8 juniGestadig mooi zomerweer. Niet zeer warm, maar juist goed, ± 70o. ▫ Vrijdag de Messias gehoord in de kerk te Haarlem. Het was een heerlijke avond. De ondergaande zon door de hooge gewelven, later de stralende koperen kronen in de groote ruimte, en de zuivere muziek. Het groot aanzien der eenvoudige dingen der natuur, als in het recitatief: ‘die weideten | |
[pagina 377]
| |
aant.
Het dagboek van dien jongen Broekhuyzen met de platte en triviale wereld waarvan het sprak ontstemde me eenigen tijd. Zaterdag was frle Sandberg hier, een mooi meisje, wat dweeperig en jong. Vereerster van Van Deyssel en Kloos, een van dat spoedig mee te sleepen soort dat al veel kwaad gesticht heeft. Kloos en ik wandelden met haar naar Hilversum. Gister hoorde ik de 9de Symfonie, verder een veel te lang concert met allerlei moois en leelijks. ▫ Ik onderscheidde nu zeer scherp in de 9de, en ik geloof te verstaan. Het is niet alles mooi, het is ongelijkmatig. Er zijn ontzachlijke verheffingen in, maar ook matheden en onzuiverheden. Het is rijker, veelzijdiger maar niet zoo gelijkmatig diep eenvoudig, niet zoo wijs als het werk van Handel en Bach. ▫ Toen veel over Wagner gedacht. Dat is de ontaardende, zooals het Katholicisme de ontaarding is van het Christendom. Het is het vervallen in het uiterlijke, den schijn. Machtig, als expressie van dezen tijd, maar zwak tegenover de eeuwen en het Klassieke. 's Avonds mij geërgerd over het domme stuk van Diepenbrock, waarin deze ontaarding onbeschaamd voor den dag komt. Het onrecht verdedigd om een schoonen schijn. ▫ Ik had moeite mij dat uit het hoofd te zetten. Een rustig gesprek met Herman op de bank voor zijn huis maakte mij beter. Maar werken ging evenwel niet. | |
[pagina 378]
| |
mijn werk en bederft mijn geheelen dag. Waarschijnlijk hooi-koorts, of hooi-prikkel. Gister met het paniertje naar de lage Vuursche gereden, Willy in 't kattebakje, de rest op vietsen. Het was een ouderwets heerlijke zomertocht. Ik ben zeer vervuld van Irmenlo van van Oordt, dat hij mij voor een paar dagen stuurde. Veth zei mij dat hij tegen mij schreef. Natuurlijk. Ik heb geen spijt over mijn stuk, al is het wellicht wat minder voorzichtig gesteld dan ik het mijn Studies doe. | |
20 juniSteeds heerlijk weer. Wat minder warm. Een dag regen. ▫ Donderdag naar H. geweest. O zoo goed alles. Gewandeld op de hoogt van 't Kruis. 's Avonds van Oordt. Er is een mystiek verband tusschen zijn werk en 't mijne. 's Nachts werd die zin tegen mij gezegd: ‘goud bestipt als een omheuveld meer’ en dat was mij iets zeer bizonders. Ook de naam Minfried. ▫ Met Lioba is het nog stilstaand. Er mankeert nog iets aan mijn innerlijke vrede. Maar ik doe toch goed. | |
22 juniHelder, droog, N.wind en iets kouder ongeveer 65o. ▫ Van daag naar Delft geweest, naar de moeder van Toos Kipp die een aanval van melancholie heeft. Een lief, hartelijk burgergezin, waar ik mij prettig gevoelde. Naar H. geweest, dat ging slecht omdat B. een meening van mij slecht verdragen kon, zooals het altijd gaat. Kloos drukt, Martha vooral. Het is een heel ding voor ons. Maar hij maakt het goed. Van daag is mijn neus iets beter. Het was de laatste dagen erg en ik was erg er onder. Door het geval met B. van middag verandert mijn stemming dan op eens. Het slaat me, maar met een bekende, ik zou haast zeggen, een vertrouwde droefheid, die mij voor alle andere dingen onverschillig maakt. Een smart die ik vind dat ik hebben moet, als mijn normalen staat. En dan rijst mijn liefde voor haar juist zoo zuiver en vast, omdat ze dan heel niet lief doet. Dan weet ik juist, hoe vast en hoe diep ik haar liefheb. Maar veel leed heb ik om die zwakheden van haar, en ik zie hoe ze haar best deed, en hoe ze niet beter kon, en daar ik het uiterste deed in zachtheid en voorzichtigheid zie ik hoe alles onvermijdelijk was. | |
[pagina 379]
| |
30 juniSlecht weer, gister vrij koud, met droge N.wind. Vandaag warmer met harden Z.W.wind, droog en stoffig. In den namiddag regen. Nu stil en geurig. ▫ Een zware tijd. Vooral omdat B. mij zoo hard valt om dat stuk, en de aanvallen er tegen rechtvaardig vindt. Ik heb nog een stuk geschreven. Ik tob er niet bepaald over, maar er is toch iets griezeligs in dezen tijd. Dat blijkt dan uit zoo'n droom als van nacht, waarin ik koelbloedig een moord beraamde en er cynische grappen over zei, en toen begon te schreien en langsaam aan mijn slechtheid te voelen. Dat is een heel akelige soort droomen, als boos opzet. Van daag tot niet veel in staat. Zondag was van Oordt hier, dat was aangenaam, om zijn bescheidenheid en eenvoud. Van daag Anna Fles. Zondag met Rik en Jet getennist, en ik vond haar erg lief. Martha is naar Haarlem. Ik voel hypochonder en verlaten. Kloos heeft gister gedronken. Ik merkte het dadelijk en hij verraadde zich naïef weg. Toen is hij heel deemoedig geworden, en ik heb nu nog meer prestige. Maar het is ook griezelig. O wat verlang ik naar de zee en naar eenzaam zomerleven zooals vroeger. | |
9 juliWarm en prachtig. Hoog-zomer. Azuren hemel met wolkjes als witte watten, temp. tusschen 70o-80o. ▫ Met de brieven is het heel slecht gegaan. Nu schrijven wij weinig. Zij is in Zeist. Ik heb in Lasson's Eckhart gelezen, en nu over de Noormannen. Hoe wonderlijk weer, dat ik Heriold en Hemming in Holland liet wonen, van niets wetend, en dat bevestigd vind. Er is iets in me, wat me doet voelen, dit is in orde, zonder uitwendige informatie. Dat er geen Lioba in Eike is geweest weet ik wel, en dat het heel andere menschen waren. Maar het rijk tusschen Schalthem en Rostringen, Scheld en Wezer, en Heriold en Hemming, dat voelde ik als iets, waar wat van aan was, en ik wist er toch niets van. Ook dat rijden van Harald langs de Maas, om Lioba te halen, en Eyke, het Klooster, het heeft toch ook iets in zich, meer dan ik mij bewust ben. Deze week zijn wij in Muiderberg geweest en in den avond teruggewandeld met de jongetjes. ▫ Gister heb ik met Koning door de duinen van Vogelenzang naar Haarlem gewandeld, snikheet, maar lekker. Gezwommen in de koude waterleiding. ▫ In Haarlem bij de oudelui gegeten. Jongetje | |
[pagina 380]
| |
van Maanen, een nog al verwaand enthousiastje, zonder veel ernst. Van daag bezoek van Karel. | |
donderdag 16 juliNog hoog-zomer. Het was heet en droog de laatste dagen. Alles dor, het gras verschroeid en de boomen hier en daar met gele bladers. Toen kwam gister een heerlijk onweer en van daag regende het den heelen dag, maar bleef even warm. Nu is het heerlijk vochtig en geurig. ▫ Maandag ging ik naar H. Maar ik werd niet vriendelijk ontvangen en ging na eenig weifelen maar weer weg. Zij heeft liever een ‘nevel’ tusschen ons. Ik wil daar nu niet aan veranderen, maar ik weet dat ze tegen zichzelf is. Ze voelt liever anders, maar dat weet ze pas als ze anders voelt. Het is mooi zomersch. Ik heb er niet veel aan. Maar ik ben heel geduldig. Ik werk in Meiboom, Noorsche Mythologie, en in Bolhuis, Noormannen in Nederland, en in de Edda. Ik ben aan 't vierde tafereel. Dit is een beteren zomer voor me dan die van verl. jaar. Wat heb ik die verspild, en wat heeft het lang geduurd eer ik weer op streek was met mijn werk. Kloos is goed en ik wen zeer aan hem. | |
zaterdag 25 juliNog steeds prachtig, warm en droog. Ik slaap met wijd-open buitendeuren. De maan schijnt, kleine schaapwolkjes. Alles erg dor. ▫ Van daag in H. gegeten met neef Henri v.H. Ze was lief maar nog geen vlaksheid. Fanny is bij de nonnen. Ik ga elken dag. Paul in Haarlem. Maandag was ik in Arnhem bij Wurfbain. Een mooie dag, om het prachtige buiten en het lieve gezin, en de zorg van mevrouw voor deu machteloozen zieke. Ik heb nog al veel patiënten. Woensdag was van Oordt hier, Bauer kwam uit Constantinopel terug en vertelde. Met mijn werk is het deze week weer stilstand. Maar ik voel niet haastig er mee. | |
[pagina 381]
| |
maandag 27 juliHet is een buitengewoon schoonen zomer. Gisteravond een geweldig onweer, met een hevige stortregen, waarin ik doornat werd. Van daag frisch en zonnig, prachtig weer. ▫ Een teleurstellende brief gekregen gisteren, dat ik niet meer komen moest. Het maakte me stil en droevig. | |
vrijdag 31 juliSteeds mooi weer. Niet heet, maar frisch en zonnig, juist goed. ▫ M. Schadd is hier en Sammy. Ik heb het soms zeer te kwaad. Gister avond gebeden, en het heeft geholpen. Dat geeft moed. Bodenhausen en Pauwertje zijn bij de nonnen. Van daag met Labberton naar H. geloopen. B. en Carry even gesproken. Ik voel soms als een man op een afbrokkelende ijsschots midden in zee. Ik werk een beetje, aan 't 4de tafereel. | |
zaterdag 8 augustusDeze week veel koeler, soms guur. De lucht ziet dan juist als op koude voorjaarsdagen, met harde, grijze noordelijke wolken. Dat Noord-weer hebben wij gestadig dit jaar. Af en toe motregens deze week. Van daag prachtig weer 's morgens, 's nachts om 3 uur (in Egmond) hevige regen. Nu weer, in Bussum, zoele regen. ▫ Een paar heerlijke dagen in Egmond, bij de frissche blauwe zee. Ik was er zeer gelukkig, ondanks eenige uren van groote angoisse gister avond. Maar het is alles buitengewoon goed geweest, en nu ben ik dankbaar voor mijn zomertje van één dag. Rijtuigje naar Alkmaar, het museum en de lunch met ons allen. Droevig zoo gauw weer weg. Maar ik ben geheel gesterkt en getroost. Lucht en duinen en zee, alles schitterend. Slot en abdij in mijn fantasie. | |
zondag 16 augustusDe laatste week mooi en warm maar meer regenachtig. Van daag echt slecht weer. ▫ Weer twee mooie dagen aan zee. Vrijdag in Egmond gekomen. Aan de wegkant lagen ze. Gister morgen reed B. mee op de omnibus de weg naar Alkmaar. Het was alles zeer gelukkig. Toen naar Zandvoort, Hans en Paul gezien. Hier moest ik wat schade inhalen met patiënten. Kloos gelukkig goed gebleven. Hij is vervuld van zijn bekroning. Ik had het mij vooruit voorgesteld dat het zoo zijn zou, en ik ben blij dat het zoo | |
[pagina 382]
| |
gegaan is. Het is het beste, en helpt mij zeer, door den goeden invloed op Kloos. | |
donderdag 20 augustusHet is Maandag en Dinsdag slecht weer geweest met regen en gure W.wind. Gister morgen zoel en mooi, 's middags hevige regens, van morgen prachtig weer, zonnig en vochtig zoel, 's middags weer regen, 's avonds prachtig, dampig met maneschijn. ▫ Van avond brand in 't dorp. Ik ga elken dag naar H. Twee avonden thee op de Van middag voor 't eten er heen gevietst. Martha heeft eergister een vietstocht met me gemaakt, die goed afliep. Van daag mislukte het door slechte wegen. De jonge Lokhorst dronk hier koffie. Ik zag hoe hij teleurgesteld was in mij en voelde waarom. Vruchteloos overwoog ik hoe ik mijn leven zou kunnen veranderen. Dit is alles te weelderig naar mijn zin. | |
woensdag 26 augustusVoortdurend slecht weer, veel regen, en van daag voor 't eerst koud, tusschen 50 en 60. Het was tot nog toe steeds boven 60o geweest. ▫ Twee dagen was ik zeer beroerd, moest telkens gaan slapen en werkte niets. Toen sliep ik een nacht zeer diep en verkwikkend en was veel beter. Daarna werd het weer minder en de slaap slechter, met droomen van onplezierigen aard. Ik zie B. bijna elken dag en ze is goed voor me. Van avond Labberton Herman's verzen voorgelezen. Het ontroert mij zeer, en ik vond hem ongevoelig. Jo Termaat logeert hier. | |
dinsdag 1 septemberZoel, stil, vochtig weer. 68. Gister warm, met hevige regens van nacht. ▫ Gister naar 't Muiderslot geweest met Carry, Labberton, Kloos en de kinderen. Gewandeld langs den zeedijk naar Muiderberg, daar koffiegedronken en geroeid. Het was mooi weer, grijs, frissche zeelucht, warm/ nu en dan zon. Veel winden en asters langs de zeedijk. | |
[pagina 383]
| |
aant.
Eergisteren droomde ik gelukkig. Ik was in een kerk en zag een goudlicht kerkraam, waardoor ik zóó in den hemel vliegen kon, ten aanschouwe van de menschen, hen achterlatend. Maar ik deed het niet, om de menschen. ▫ Ik lijd nog veel door het besef der antipathieën tegen mij. Het onrecht en het misverstand, en de kleinheid der menschen. | |
zaterdag 12 septemberHet is mooi herfstweer, warm, met een temp. waar je niet om denkt. Het is zoo mooi, deze maand, het moest langer September zijn. De Ipomaea bloeit langs ons raam met veel blauwe kelken. Wij wandelden deze week naar de limietbosschen, langs het water waar de hooge zuring planten staan en de bramen. Een hevig onweer kwam waarvoor we moesten schuilen in een boerderij. Gister met Martha naar Utrecht, bij tante Hamaker, in de bloemisterij, op een bank gezeten in de herfstzon. Herfst is of het den heelen dag morgen is, zoo frisch en helder. Ik was zeer rustig en tevreden gister, innig. Maar in H. was het heel niet goed hoewel ik lief kwam met bloemen. Nu moet ik vanmorgen weer om aangedaan onrecht denken. Ik heb veel patiënten te behandelen. O.a. twee officieren. Wij wandelden naar het Kamp van Laren. | |
zondag 13 septemberHet was zacht weer, maar regende veel van morgen, na 12 werd het droog en ik wandelde met Labberton naar Hilversum. Het spreken met hem is mij aangenaam, want hij is goed en bevattelijk. Bij de nonnen kreeg ik een heel akelige brief van B. Dat maakte mij zoo neerslachtig dat ik niet spreken kon en tegen Labberton zei dat ik geen woord zou kunnen zeggen. Toen vroeg hij goedig of hij een anderen weg zou gaan wat ik dankbaar aannam. Ik kreeg een kort hevig onweer onderweg en werd erg nat. Juffr. Pichot die ik behandel was door mijn vorige behandeling zeer onplezierig geworden en vroeg: ‘had u ook verdriet?’ Dat had ze gevoeld. Het was Vrijdag geweest toen ik dat droevige gesprek met B. gehad had. | |
[pagina 384]
| |
Martha heeft Kloos gister scherp de waarheid gezegd over zijn leelijke verzen, want hij doet soms zoo irritant alsof hij zichzelf niets te verwijten heeft. Toen trok hij zich dat sterk aan, en is er nu nog stil van. Dat is een goed teeken. | |
maandag 14 septemberEen zoele, zeer regenachtige dag. ▫ Ik was melancholiek en moe. Ik heb in Eckhart gelezen, en daarin veel sympathieks gevonden. Er was weer brand in Bussum. Ik heb nog weer aan B. geschreven. Van avond was Labberton er voor 't laatst. Ik heb hem goeden raad gegeven. Ik voel moreel wel iets beter den laatsten tijd met meer elatie en strengheid, maar wat ben ik toch nog veraf van het doel. | |
zaterdag 19 septemberVan daag voor 't eerst iets kouder. Deze week veel regen en storm, gister zoel, dampig, zeer nat en stil ▫ Ik krijg slechte brieven. Gister naar de gewijde muziek in Haarlem. Een dag die mij heugen zal, wel de vreesselijkste van 't jaar. Ik heb wanhopig om uitkomst gebeden, in de kerk. Maar ik kan het blijkbaar nog niet goed. Het mij openstellen voor God. En toch bleef het niet zonder uitwerking. Want van het eerste deel der muziek voelde ik niets, ik was dood er voor, geheel gevoelloos. En toen, na mijn gebed, kwam het gevoel terug en ik werd diep geroerd en ik heb aanhoudend zitten schreien. Ik dacht dat het gewonnen was. Maar na weinig uren was alles weer verloren, en ik dacht maar: was ik maar thuis en lag ik in bed en sliep! En ik wist ook heel goed dat mijn gebed niet innig genoeg geweest was. Maar hoe kan men willen, als men niet kan? Dan is alleen de tijd en het onwankelbare vertrouwen onze troost. Mijn vertrouwen verzwakt niet, al zie ik nergens uitkomst. De wil houdt stand al kan ze niets uitrichten. ▫ Ik ben van daag maar weinig beter. Alleen de afschuw waarmee ik aan gister terugdenk geeft mij wat hoop. Dat kan beteekenen dat ook 't voelen anders zal worden, niet enkel 't weten. | |
[pagina 385]
| |
aant.
's Avonds kwam Willem Bax een uurtje bij mij praten. Matje had hem toch op haar verjaardag gevraagd. Het bracht mij wat uit mijn verdriet, zonder mij evenwel vroolijker te maken. Ik heb niets gewerkt. | |
zondag 4 oktoberHet weer is twee of drie dagen prachtig geweest, gister weer slecht, vandaag zoel, winderig, 's avonds regen. ▫ Vrijdag feest bij de ouders in Haarlem. Ik voelde 's morgens gelukkig, hoewel ik het niet betrouwbaar voelde, niet inwendig diep, maar meer uitwendig, door gezond voelen en mooi weer. 's Avonds was het ook weer slechter. ▫ Zaterdag een slechten dag, het werk wil nog steeds niet. Slaperig, mijn lectuur irriteerde mij (Noorsche Myth. van Meiboom). Toen nam ik het leven van Wordsworth door Myers, en dat deed mij veel goed. Maakte mij sereen. Vandaag wandelde ik naar H. en at bij B. het was een lieve dag. Carry is hier, dat is altijd prettig en het meest geschikt voor me om aan 't werk te komen. Ik denk haar opgewektheid, die zorgen minder voelen doet, en den schijn van B. Kloos is bij Linn. Het gaat goed. | |
[pagina 386]
| |
Van daag wedrennen, met Martha en de jongens er even geweest. Donderdag met B. en Matje in Amsterdam, in Arti en Artis geweest, een prettige middag. | |
zondag 18 oktoberNog veel regen, kou en wind. Ik heb deze week geregeld gewerkt, begin wat op te schieten. Een dag aten de Gorters hier, vandaag Bauer en zijn zuster. Pauwertje is op de ik ga er nog elken dag heen. B. had hoofdpijn van daag. Gister bezoek van Van 't Hoog, de dichter. Geen ongunstige indruk, maar bitter weinig zelfkritiek. Een patiënt uit Chicago, van IJslandsche afkomst, mrs Hoch. Ik ben redelijk wel, niet schitterend, maar betrekkelijk kalm en welgestemd. Ik las een boekje van Alb. Thijm over Vondel, en dacht over 't Katholicisme. | |
vrijdag 23 oktoberGister prachtig weer, koel en zonnig/ van daag een regenbui. 's Nachts heldere maan. ▫ Gister den ganschen dag in mijn oude brieven gelezen. Een serie van wonderlijke aandoeningen. Eerst verontwaardiging over 1879, over het gedrag van H. en over mijn snel vergeten of liever roekeloos toegeven aan nieuwe affectie. Die eerste tijd vond ik mooi. Dan verbazing over mijn totaal gemis aan zelfgevoel, aan begrip van mijn eigenlijk werk, aan literaire of artistieke aspiratie. Wèl werk, maar geen aspiratie. Het literaire kwam pas na Martha en de van Vlotens. Mijzelf als auteur was iets absurds voor me, - ik voelde me lang veel te gering, een auteur veel te hoog boven me. En toch binnen in bedoelingen, veel hooger dan wat ik ooit bereiken kon. Maar niet met het idee realiteit, meer als droomen. En eindelijk het voelen van het nieuwe, hardere zelf, de actieve, vaardige mensch, ruimer, wijzer, moediger, minder teer/ minder zuiver, maar ook minder week en klein. Dat in 1882. ▫ Onder 't lezen even diep geroerd, ziende de afgrond waar ik langs geloopen ben. ‘Onze Vader’ zei ik, met veel tranen. De afgrond van cynisme, in 1880. ▫ Als H. mij genomen had was ik braver en liever geworden, maar er was nooit veel bizonders van mij gegroeid, denk ik. Misschien een rustig professor, een stille reactionnair, obscuur en beschroomd tegen de N.Gids-revolutie. Martha heeft mij in 't vuur gebracht. O bitter, bitter ben ik in 't vuur geweest. Wat veracht ik mijzelven soms, die van toen. Nu begin ik van voren aan, - en het is al | |
[pagina 387]
| |
zoo laat. ▫ Deze weken weer erger hartgevoelentjes, soms slecht slapen en congestie of zooiets, raar gevoel in de ooren en 't hoofd. Laat is 't al. Bij tijds? Ik schreef den 2en Zang van II S. en W. bijna af, en met veel voldoening aan Lioba IV. Dat is nieuw, zoover ben ik nooit geweest. Door een onhandige brief heb ik B. weer gegriefd. Wat was ik blijmoedig vroeger! Maar ik schreef al even wijs aan M. als nu aan B. Alles vroolijker en grappiger. Lokhorst was hier, de stille bleeke jongen, stil als 't graf. Ik mag hem al beter lijden. | |
woensdag 28 oktoberHet weer eigenlijk voortdurend slecht, van daag redelijk. Zaterdag-Maandag in Haarlem, Zondag in Rotterdam bij de Isaachsens en 't Poortje. Geen onaardige dag, Bauer en Martha. Raar, dat succes na dertien jaar, nu 't mij niet veel meer schelen kan. Toch wel gestreelde ijdelheid, dat mij toch altijd gelukte wat ik zonder veel moeite deed. En ze speelden nog slecht, er kon veel meer uit gehaald. B. heeft al haar brieven nagezien en de meeste verscheurd en mij maar weinige, niet eens de beste gelaten. Gister was ik er, gesprekken niet best, maar ze bleef lief. Uit mijn werk gehaald, door dat reizen, dat doe ik nu vooreerst niet meer. | |
zaterdag 31 oktoberHet weer beter, stil, zonnig/ 's nachts regen, prachtig geel loof, wazig. ▫ Gister was B. hier, maar kon niet blijven om de hoofdpijn. Mislukte wandeling. Mrs Bailey at hier, echt Amerikaansch type van lager soort. Ze speelde negerdansjes en Martha en Frouke en ik dansten er bij. Vandaag was ik met haar in Amsterdam. | |
maandag 2 novemberTwee dagen doodsinister regenweer. Down ben ik. Goed en lang slapen, maar absoluut zonder glans van binnen, zoodat het mij kregel maakte. Ik loop dan mijn kamer op en neer, ik weet alles best, maar ik voel niets, en ik prevel onzin in mezelf. Pauwertje is hier, en Ada is van daag gekomen. Ik wandelde naar van | |
[pagina 388]
| |
aant.
| |
zaterdag 14 novemberVrij goed weer, 50o, bewolkt, soms wat zon. ▫ Een paar dagen begon het ijs in mijn hoofd te kruien, en was ik zeer vervuld met Lioba, en ook productief in andere plannen. De dagen gaan dan snel om, zonder dat ik van 't dagelijksch leven merk. Maar ik sliep slecht, met sombere droomen (zie droomboek). B. was zeer somber en er waren nare brieven. Ik voelde ook niet gezond, gonzen in de ooren en hartgevoelentjes. Gister in Haarlem geweest. Toen is een zeker onbehagen van mij weggegaan en sliep ik van nacht voor 't eerst sinds weken lekker, 't gonzen is weg. Irmenlo is uitgekomen, ontevreden over mijn voorrede. 't Boek mooi. Ook Drogon van van Schendel met plezier gelezen. Aan 't vijfde tafreel van Lioba begonnen. | |
dinsdag 17 novemberKoud, helder. ▫ Veel drukte. Zondag met Martha en de kinderen bij Karel Thijm. Met Karel een comedie ontworpen voor de prijsvraag. Ik was daar vlug in en productief. Den volgenden dag slag over de gansche linie. 's Morgens aan S. en W. gewerkt 2e zang af en 3e begonnen. Daarna aan Lioba gewerkt, aan de vorige bedrijven en het 5e begonnen. Toen 's avonds de comedie begonnen en met lust er aan gewerkt. Moeite om in te slapen, zoo werkte het hoofd. Van morgen vrij rustig, één regel aan de verzen. 's Middags naar Utrecht, bij Joossie koffie gedronken, maar de tocht beviel mij niet. Thuis vond ik van Schendel, daarmee den ganschen avond gepraat. | |
[pagina 389]
| |
Van daag moeielijke scene met een patiëntje, een weduwe met zes kinderen, 16 jaar lang allergelukkigst getrouwd, sinds verleden jaar haar man en twee kinderen verloren. Française, lief, aanhankelijk, sensueel, erg goedhartig. Ik voorzag 't gevaar van mijn behandeling en wilde haar op zichzelf terugwijzen. Toen gaf dat een uitbarsting, als ze mij maar ééns tot man mocht hebben, vroeg ze. Dat was pijnlijk omdat ik haar geen pijn wou doen en ze was zoo goedig, zoo argeloos, zonder pretensie. Jaren lang een zieke man gehad. Het maakte mijzelf niet onrustig of beklemd, maar het is hard zulk een geval op te moeten geven, omdat men zelf te gevaarlijk is zonder dan men 't helpen kan. | |
maandag 23 novemberMistig, koud, 's morgens witte rijp. ▫ Zaterdag en Zondag den Amerikaan van Noppen gehad die kwam om Holl. litteratuur te bestudeeren. Zaterdag morgen bij B. 's Middags bezoek bij Valerie. 's Avonds Kloos, Thijm en van Noppen hier. Zondag morgen bij B. en 's middags daar met van Noppen gegeten. Ik ben hypochonder. Ik heb gevoelentjes in mijn been, waar ik van 't voorjaar door een hond gebeten ben. Ik denk dat het April geweest is. Nu komt, meestal 's avonds, de angst. Heb ik geslapen, dan is 't beter. Van daag in Amsterdam. Een aandoenlijke brief van Valerie. Van avond een brief van B. Ook droevig maar lief en zacht. Werk niet best. | |
zaterdag 28 novemberHet vriest. Sterke N.O.wind en heldere lucht. Van nacht 21o. Jongens liepen op 't ijs in Amsterdam. ▫ Donderdag heeft B. hier gegeten en hebben we 's middags met haar gewinkeld, 's avonds heb ik Lioba II en III voorgelezen. Ik deed het weer goed, zij vond het mooi en ik ook. 's Avonds heb ik haar thuisgebracht en op Kh. gelogeerd. Den volgenden dag was zij jarig, en ze gaf me een kus aan 't ontbijt. Ik had orchideeën voor haar. ▫ Dezen nacht sliep ik negen uur en voelde me van morgen gezond en gelukkig. In Amst. geweest, met Bauer gereisd, schilderijen van Estall gezien, een Engelsche Hollander, een kruissing van Corot-Maris-Mauve, schapen en weiden en boomen. Maneschijn en mist en groen loover. Bij Valerie koffiegedronken, in het navrante burgerlijke gezin op het bovenhuisje. | |
[pagina 390]
| |
maandag 30 novemberVan morgen nog harde vorst. Nu dooi, stil, donker. ▫ Ik was Zaterdag nog steeds onder den indruk van het groote, immense geluk van de vorige dagen. Ik voelde 's avonds vrij en gelukkig en schreef een lange opgewekte brief. Die was net gesloten, toen kwam er een van haar met bitterheden. Zondag middag reed ik schaatsen op de ijsclub met de meisjes. Wij dronken thee aan 't melkhuis. Zij was heftig gegriefd omdat ik mijn brief niet 's avonds bezorgd had. Ik reed door de kille heldere avond terug, met de viets met lichtje. Dat was mooi, het vroor hard. ▫ Van daag was ik ondanks dat nog in heldere gelukkige stemming. Ik werkte goed. Ik ging met Valerie naar 't kerkhof, naar 't graf van haar man. Dat was wel treffend in den November schemer. Ik reed even op de Noord met de jongens. Martha was in Amsterdam. 's Avonds kwam een woest-heftige brief over den mijnen, vol scherpte, bitterheid en verontwaardiging. Ik ben niet zeer tevreden over mezelf of ingenomen met mezelf in dezen tijd, maar dit is niet geschikt mijn vertrouwelijkheid of nederigheid aan te moedigen. Hoe kan men zich vrij, natuurlijk en gewoon blijven voelen tegenover zulk een woeste, sombere/ zware heftigheid? En zoo spoedig na Vrijdag. Ik zal niet antwoorden vooreerst. Boos worden kan ik niet. Maar antwoorden gaat immers niet. | |
dinsdag 1 decemberDoodstil, grijs, droog, dooiweer. ▫ Gister toen die akelige brief kwam, heb ik nog doorgewerkt, zonder dat het onmiddellijk effect kwam. Maar dat kwam van morgen. Ik was doodsomber en tot niets geschikt. Aldoor die harde, heftige, vijandige woorden vóór me. Het is toch wel een vreemd soort liefde, die bij 't minste gekrenkt is, en terstond vreemd/ koel, bitter, hatend en vijandig voelt. Want geen vijand van me ziet mijn zwakheden met een harder oog of heeft minder vergeving voor mijn gebreken, is eerder geneigd tot ongunstigen uitleg, en gaat mij heftiger nog meer verkleinen waar ik mijzelf te verkleinen begin. Ik ga maar stil mijn weg. Ik zoek haar nu niet meer. Het is nu genoeg. Ik las in a Child's History of England door Dickens. En daarmee nam ik Shakespeare's Koningsdrama's weer op. Gister las ik King John, van daag Richard II. Nu eerst zie ik dit werk helder aan. Eigenaardig is het element van ironie dat in zijn hoogste pathos blijft. Dat vindt men noch bij Milton, noch bij Shelley. | |
[pagina 391]
| |
vrijdag 4 decemberDooiweer, afwisselend zon en regen. ▫ Het is evenzoo gebleven de geheele week. Ik heb niets geschreven en niets gehoord. Ik begrijp hoe zij voelen moet, maar ik kan er niets aan veranderen en beproef het niet. Zij denkt natuurlijk de allerergste dingen. Ik ga maar stil mijn weg. Ik heb het haar nog zóó gezegd en gesmeekt; zul je toch vriendelijk tegen mij blijven! Maar het baat niet, zij kan het niet. Gister was ik in Amsterdam en Haarlem. Van avond schaakte Kloos met me. Ik schreef wat aan Lioba V, maar liet het twee dagen rusten. | |
maandag 7 decemberStil, grijs, dooiweer. ▫ Het is somber en doodsch. Mijn werk ligt stil. Zaterdag Sinterklaas avond met de Gorters. Herman was vroolijk en heel hartelijk tegen me. Martha ook nog al vroolijk. Bij mij is groote neerslachtigheid. Ik lees een roman van Meredith, Diana of the Crossways. | |
vrijdag 11 decemberVrij goed weer. ▫ Eergister een brief. Beantwoord, geen wederantwoord. Sinds dien tijd iets flinker. Dinsdag en Woensdag zeer slecht. Geen werk. Van avond eenige filosofische stukken gelezen, met de gedachte aan mijn lezing in Teyler. Maar weinig moed. Gister met Bauer geschaakt. | |
woensdag 16 december't Begint te vriezen. ▫ Niets, niets gehoord. Ik bemerk dat ik antwoord verwacht had. De teleurstelling, de spanning, de vreemde toestand van mijn bestaan is onbeschrijfelijk. Van nacht een zoete droom. Ik zocht haar op allerlei wegen, heimelijk. Ik vroeg naar den weg, bedektelijk. Ik rende van een bloemrijken heuvel af. Eindelijk was ze er, erg bleek en afgevallen, in haar wollen nachtjapon. Ik heb echter van daag veel aan Lioba gewerkt. | |
[pagina 392]
| |
somber. De vorige dagen was ik arbeidsaam geweest en had aan Lioba gewerkt en mijn stuk over Rijkshoeven overgelezen en naar de Gids gestuurd. Gister met Martha naar de mis van Beethoven. Ik had er weinig aan. Ik hoor niets uit H. Carry was gisteren op 't concert maar ik zag haar niet. Van daag bleef Paultje te bed en Martha was ook niet wel. Ik dronk thee bij haar boven. Ik las over voorwereldlijke dieren in Amerika. Dan voel ik meer de kleinheid van onze bekommeringen als ik aan zulke immense tijdruimte en aan al die wonderlijke diergeslachten denk, opgeleefd en uitgestorven. Maar ik ben vol droevige gedachten. Ik zag gister Henriette, met haar joviale hartelijkheid/ haar warme blik, en ik kon bitterheid niet onderdrukken, alsof al mijn leed door haar begonnen was. | |
dinsdag 22 decemberDikke sneeuw, stil, zacht weer/ alles wit en mollig, stil en zacht. Van morgen wat zon. Het is mooi buiten onder de besneeuwde boomen. Zoo is 't in lang niet geweest. ▫ Even somber, Paultje de mazelen. Ik natuurlijk bezorgd en nerveus, bij al mijn droefheid. Gister tot 2 uur aan Lioba geschreven. V af en VI begonnen. Overigens niets. Zij was van daag hier bij Jenny en Matje gaf een briefje aan de deur, met een paar kousen van haar voor mij. | |
maandag 28 decemberAlle sneeuw weer weg. Vandaag harde koude wind met regen. Zeer slecht weer. ▫ Wat een tijd! - Verlatenheid en somberheid, onrust, hypochondrie, zielsmoe-heid. En tegelijk veel schrijven en diep in Lioba. Zaterdag zag ik Matje voor 't raam bij Jenny. Anders niets gehoord. Vrijdag at Kloos hier en Zaterdag de ouders. Kloos was goed en aangenaam, en ik beloofde hem een stuk van S. & W. voor Maart. Nooit ben ik in een toestand als deze geweest. Tegelijk zoo ellendig en toch zoo werksaam. Ik slaap soms maar een paar uur 's nachts. Sta laat op, afgemat overdag als ik niet werk. Dikwijls duurt het minuten eer een vraag tot me doordringt. | |
[pagina 393]
| |
aant.
Goede brief van Labberton. Ik werk aan VII van Lioba, meestal 's nachts. Wandeling op de hei, waarbij ik geheel en al leefde in het drama, en de gebeurtenissen zag, niet boomen of hei. En het snijdende gemis gaat door alles heen even erg. Arm kind, arm kind, ik bid voor je. Lioba is de kristallisatie van ons beider leven. Gezuiverd, gestyliseerd, gecondenseerd, tot een sterk, schoon geheel. |
|