Dagboek 1878-1923. Deel 1: 1878-1900
(1971)–Frederik van Eeden– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 274]
| |
donderdag 4 januariHevige N.O.wind bij 12o Fahr. ▫ Reis naar Harlingen, alle treinen te laat door de kou en de wind. Den heelen dag gespoord. Leeuwarden afschuwelijk. Een ouderwetsch boekje gelezen van Christine Muller, en een van Zola. B. wachtte mij op aan 't kouë station. De trein was 2 uur te laat. Heerlijk thuiskomen bij haar. Martha was bij haar geweest en had haar door gesprek voldaan. | |
vrijdag 5 januariZeer koud, 's morgens 6o, nog wind. ▫ Tot 12 uur bij B. gepraat, met meer resultaat dan anders wel. Zeer serieus en mooi. Gelukkige morgen. Thuis was Herman aan de koffie (op mijn studeerkamer). Alles bevroren bij ons aan huis, behalve de serreplanten. 's Avonds ons contract geschreven. | |
zondag 7 januariMooi, stil winterweer. ▫ 's Morgens naar van Heel. 's Middags schaatsengereden op de Zanderij. Majesteit uitgelezen. Nieuw weekblad: de Kunstwereld. ▫ Sinds vrijdag een gevoel van rust in mijn gestel. Lange slaapnachten. Ook geen lastige gevoelens van eerzucht meer. Alles nu de vervreemding weg is en wellicht grondiger verdreven dan ooit. Mijn geest echter nog moe van de pijn. Kon ik nu maar werken. | |
[pagina 275]
| |
dinsdag 9 januariMeer wind. IJsnevel in de lucht. ▫ Om dezon een halo gezien/ 's morgens gewerkt. 's Middags met Herman op schaatsen naar Weesp, Diemerbrug, Zeeburg en langs 't Merwede kanaal naar Weesp terug gereden. Heel lieve brief uit U., met meer vertrouwen dan ooit geweest is. | |
woensdag 10 januariDooiweder. ▫ Ik had Sam en de meisjes een schaatsentocht beloofd, maar het dooide te erg. Toen ben ik tegen 1 uur naar Utrecht gegaan, en heb met ze gewandeld. Ik heb er gegeten en ben tot half elf gebleven. Het was heel heerlijk. 'S morgens nog aan de Broeders gewerkt. Bij 't naar huis sporen vorderde het plan zeer. Wij spraken over mensch-zijn en artist-zijn. De grootste artiesten zijn vaak slechte menschen. Maar nu moeten wij liever een goed mensch willen zijn dan een groot artiest. Ook er over gedacht waarom na den dood altijd de goede kwaliteiten herdacht worden. | |
[pagina 276]
| |
maandag 15 januariRegenachtig, vochtig weer. ▫ Ik slaap slecht tegenwoordig, met hypochondre gedachten. Ook begin van zomerheimwee. Brieven geschreven, niet veel gewerkt. 's Middags gewandeld met Herman en Rebecca. B. telegrafeerde af om hoofdpijn. | |
[pagina 277]
| |
dinsdag 23 januariGuur, winderig. ▫ Ik werk aan de verzen en vertaal mijn stuk over Vitalisme in 't Engelsch. Nare, moeielijke dagen. | |
[pagina 278]
| |
woensdag 31 januari's Middags kwam Thijm bij mij praten, zijn zoontje was bij Vincentje van Gogh die jarig was. We praatten over literatuur, hij wil een tijdschrift oprichten. Ik legde hem uit hoe ik dacht over individualisme. Net vertrokken. 5e acte begonnen. | |
zaterdag 3 februariVrij goed weer, helder, gezwommen. ▫ 's Morgens een kalme brief die ik maar kort beantwoorden kon omdat ik naar Amsterdam moest. In Polen gedejeuneerd. Strijd om naar U. te gaan en om bloemen te koopen. 's Avonds langer naar B. geschreven. Geestdrift in de Broeders. Verwondering dat dit nu toch uit mij komen zal, en hierna meer. Slecht geslapen. | |
zondag 4 februariMooi, helder weer. ▫ Slecht briefje, dat mij mijn kaartje kwalijk nam. Bezoek van haar huisbaas. Om 12 uur Textor. Jo T. onvoorzichtiglijk een wandeling laten doen met mijn kinderen, zonder over 't gevaar na te denken. Ze kwamen te laat terug en ik was hevig ongerust en vol zelfverwijt over mijn achteloosheid. Ze kwamen om half drie goed en wel thuis, ze waren telaat gekomen aan den tram. Maar Jo was geen kwartier thuis of ze kreeg op mijn kamer een toeval. Niemand heeft er iets van gemerkt, maar het was een strenge les voor me. Als 't een half uur eerder was gebeurd had | |
[pagina 279]
| |
de heele wereld mij terecht de schuld gegeven dat ik mijn kinderen aan haar had durven toevertrouwen. Textor speelde, en ik had 's avonds nog wel rijke gedachten. Hij bleef logeeren. | |
maandag 5 februariVrij goed weer. ▫ Zeer treurige brief van morgen, die mij nu heelemaal afmaakte. De vorigen had ik, waarschijnlijk door de spanning van mijn werk, beter verdragen, er kwamen ook telkens zachtere tusschen. Maar deze was vreesselijk en de dag bijgevolg ook. Ik was stil, moe, ongeschikt tot werk. | |
woensdag 7 februariVan nacht hevige storm. Bij Gorter 't raam ingewaaid. ▫ Om 11 uur naar Hilversum geloopen met proviand in mijn zak. Niemand ontmoet en weer teruggeloopen. Om 4 uur met spoor gegaan. Sammy en B. ontmoet en in Utrecht gegeten en half twaalf thuis. Het deed me veel goed. Ik sliep zacht en verkwikkend. Het waaide nog hard. | |
[pagina 280]
| |
zondag 11 februariWeer hevig stormweer. Regen. ▫ Slechte nacht, wel lang geslapen maar vreemde en melancholieke droomen. Ik lag in 't gras naar Joachim te luisteren die buiten liep te spelen. Het was lente, maar ik zag alles donker, de seringen bloeiden maar ik rook ze niet. Ik had er niets aan. Ik bracht drie kastanjes aan een dame ‘Kompliment van Dr v.E.’ en ik huilde omdat het al 4 uur was en ik dacht pas 12. | |
maandag 12 februari's Nachts geweldige storm, de pannen woeien van 't dak, niet kunnen slapen. Overdag helder, maar nog harde wind. ▫ Om 3 uur naar Utrecht. Haar tegengekomen in de Potterstraat met B. Cremers. Bij Fles gegeten, daar kwam Jesse Sheppard en speelde en zong in 't donker. Ook de Noltheniussen en Jeanette Favauge. 's Avonds nog even naar B. gehold. | |
donderdag 15 februariPrachtig, stil, zonnig weer. Een van Februari's zomerdag<en>. ▫ Naar Flevo gewandeld. Aan den IX zang gewerkt. Mijn wijsgeerig boek dat ik voor een jaar begon weer overgelezen. De inleiding is goed. Het geheel moeielijk, goed voor later. Over ‘het boek van den Dood’ gedacht. De levensmoeheid daarin. Het zal een romanachtig boek worden, dagboekbladen van een vrouw, | |
[pagina 281]
| |
met een intrige, maar de spiritueele intrige hoofdzaak. De levenshonger die weeheid geeft. De overgang van ‘ik’ of ‘eigen’ tot ‘Zelf’. Of van ‘zelf’ tot ‘Zelf’. Het begint al met de poging tot zelfmoord. Midden het sterfbed, daarna de liefde. In de Broeders is ook de spiritueele intrige hoofdzaak, de materieele catastrofe komt in 't midden, de spiritueele aan 't eind. Mijn stuk over Alg. Therapie gecorrigeerd. | |
zaterdag 17 februariKoud, gevroren. ▫ In Amst. gesprek met Jeanne Hijmans, die na haar reis zich thuis ongelukkig voelde omdat ze de trivialiteit van haar gezin was gaan bemerken. Op de bibliotheek tevergeefs naar een boek van Defoe gezocht. Alleen Carleton gevonden. Wij zijn nu weer alleen thuis. Liever briefje. De essays van Shepard gelezen, en zeer verbaasd over het wijze en goede schrijfwerk van zoo'n ijdele en pronkerige man. Ik begrijp er niets van en weet niet wat er achter zit. Misschien is hij zeer zwak en wordt door onnoozele vrienden opgejaagd. | |
zondag 18 februariHelder zonnig weer, hard gevroren, buiten koud, in huis warm door de zon, - gezwommen. ▫ Martha's verjaardag. Veel planten en bloemen kreeg ze. Om 1 uur kwam Carry. Ik heb aan mijn verzen gewerkt, om half vier met Carry naar van Heel gereden. 's Avonds Martha van mijn verzen voorgelezen. Naar dat Sammy's illuzie van Bussum af is. En naar dat Mijnsheerenland verkocht zal worden. Twee droevige dingen. | |
[pagina 282]
| |
maandag 19 februariGevroren, zonnig, weinig wind. ▫ Wat aan verzen gewerkt. 's Avonds Anna Fles. Voor 2 jaar was nu de ziekte. De brieven zijn niet onlief, maar toch droevig en ze wil me niet zien. | |
donderdag 22 februariEven mooi weer, 's nachts koud. ▫ Xde zang begonnen. Daarna weer aan de Broeders gaan werken. Plan voor een nieuwe reeks studies, met een nieuw artikel ‘Over Kritiek’. 's Avonds vertaal ik de voordracht in 't Engelsch. Ook lees ik de ‘Mantralitteratuur’ van Ludwig. Ludwig lijkt mij een geweldig geleerde, en zoo merkwaardig om zijn zuiver instinct voor het mooi van wat hij vertaalt, en zijn diepzinnig begrijpen van de text. Ik voel dit intuïtief van hem want ik kan 't niet beoordeelen. Nog geteekend. | |
[pagina 283]
| |
aant.
Brieven uit U. rustig. | |
zondag 25 februariZ.W.wind, 's middags ijzige stortregen met sneeuw, 's avonds harde wind. Gezwommen. ▫ Om 11 uur kwam Verwey met Thijm. Ze dronken hier koffie. Ik was eerst wat gedwongen/ later heel rustig. Ik vermeed alle litteraire gesprekken, en deed mijn best tot heuschheid. Om 2 uur gingen ze naar Gorter. Ik heb niet prettig geslapen, voel moe, met rugpijn en hinderlijke gedachten. Ik hoop op morgen. Niet kunnen werken. | |
maandag 26 februariVrij goed, zoel weer, regenachtig. ▫ Om 11 uur naar U. daar koffiegedronken/ om half vier weg. Bezoek bij Isaachsen, gegeten bij Jo en Ati, lezing, niet zeer aangenaam, slecht bij stem, moe. 's Avonds nog wat gepraat. Bij oom Ger geslapen. ▫ Vervuld van het reisplan in October, naar Bonn. | |
dinsdag 27 februariGoed, winderig, zoel. ▫ Slecht geslapen, vroeg op. Om 10 uur weer naar U. Handschoenen gekocht en peperkoek. Heerlijke dag in U. Veel gepraat den heelen dag. 5 o'clock tea met de kinderen. Visite bij Tonny. 's Avonds op 't haardkleedje gelegen. Bij Tonny gelogeerd, slecht geslapen. | |
[pagina 284]
| |
en voelde kwetsing en onvriendelijkheid ondanks mijn waarschuwing. Ik las nog uit de Broeders voor, heel goed vond ik. Maar 't maakte niets geen indruk. | |
zaterdag 3 maartPrachtig, warm weer. 's Morgens wat nevelig, zomerwolken, geen wind. Gezwommen. ▫ Met M. en de kinderen naar Amst. Op de bibliotheek 't leven van Bolingbroke en Defoe gelezen, en wat Lucretius. Artikel over Deïsme in Enc. Britt. Uiterst down. Niet ziekelijk, maar alles weemoedig. Het voorjaar en de mooie dagen van vroeger. Worstelen tegen deze zwaarte die haar wezen over mijn leven gooit. Dit is niet zooals 't hoorde, ze moest het mij lichter maken, niet zwaarder. Nu vooral. Het zware hebben we al genoeg gehad. ▫ Ik heb bloemen gestuurd, 't eenige wat ik doen kon. | |
[pagina 285]
| |
dinsdag 6 maartVan nacht storm, van daag buiïg. ▫ Redelijk goed. Voorbereiding voor 't artikel over Kritiek. Aan de Broeders gewerkt. Jammer dat 't goede, rustige, veerkrachtige in me nog zoo onstabiel is. En alleen daarmee toch is mijn weg duidelijk en secuur. Nu voel ik heel precies hoe ik in al mijn worry doen moet. En gedachten over mijn leelijke vrienden hinderen mij nu niet meer. Ik voel dan genoegsaam op mijzelf en zonder behoefte aan hun goede meening. 's Avonds naar een Concert in A. met Henriette en haar mama. | |
zaterdag 10 maartVrij zacht weer. ▫ Naar Haarlem, Faust van Schumann gehoord. Eerst landerig, maar bij 't middendeel toch veel genoten. ‘Das sind Bäume, das sind Felsen’ daarin vond ik een harmonie van muziekale en poëtische dictie zooals ik ze in niets anders ken. Die geheele scène is volmaakt, een teedere en diepzinnige verhevenheid, met niets te vergelijken. Het begin en het slot staat daar ver van af, schijnt me. Al het wonderbaarlijke van deze Faust ligt tusschen ‘Waldung sie schwankt heran’ tot ‘wenn er dich ahnet folgt er nach.’ Zondag morgen teruggekomen, dien dag stormachtig. Weinig gewerkt. Hans wat koortsig. | |
[pagina 286]
| |
stuk over Critiek geschreven. Nog zeer gauw van streek, nerveus en hypochonder. B.v. over de lichte ongesteldheid van Hans. Dadelijk schrikbeelden en een zeer naar gevoel van verslagenheid. | |
dinsdag 13 maart's Morgens ruw, 's middags helder. ▫ Naar Amsterdam. Cecilia-Concert waar ik een bizonder fijn en frisch muziekaal genot had. Oogenblikken van ‘universeele’ vreugde. Toen een heerlijke spoorrit met Rhijnspoor naar U. Zonnig, vol verwachting, toen een heerlijke middag en avond bij Betsje. | |
[pagina 287]
| |
aant.
| |
dinsdag 20 maartMooi zonnig weer, wind weer O. Gezwommen. 's Morgens goed gewerkt aan de Broeders. Nu wel goed over alle weifelingen heen. Het is goed en zuiver werk, van edele makelij. Ik voelde dit natuurlijk altijd wel, maar het kon een schijn zijn, een soort afschijn van werkelijk edel werk van anderen. Maar het is eenvoudig en oprecht, niet van buiten op, maar van binnen uit. Met de Gorters naar Hilversum gewandeld en daar voor Betsy's tuin gezorgd. ▫ 's Avonds kwam Holst aan de thee. | |
vrijdag 23 maartHelder, zonnig. ▫ Ik zat voor 't open venster in astronomie te lezen want het werk ging niet. Toen kwam Betsy op eens binnen. Het was een blije verrassing. ▫ Maar het verkeerde. Wij praatten eerst goed en rustig, toen werd ze door 't lezen in dit dagboek gegriefd. Ik moest naar van Heel en voelde onderweg zwaar wat komen zou. En op een wandeling na 't eten werd zij al erger en vervreemdde heelemaal. De avond was heel treurig. | |
[pagina 288]
| |
zaterdag 24 maartHelder, warm, gezwommen. ▫ Niet naar Amst. Zoowat gelezen en wat tuin gewerkt. 's Avonds kwam een brief dien ik met angst ontving en die ook heel naar was. | |
maandag 26 maart2e Paaschdag. Prachtig weer, gezwommen. ▫ Aan mijn verzen gewerkt. Niemand gezien, met de kinderen wat gewandeld, naar 't vijvertje en den boom bij Bantam. 's Avonds gelezen. Een heel eenzaam, van de wereld afgezonderd gevoel. Zooals in mijn vroegste jeugd. Het is of ik weer terug keer tot dat eenzelvige, contemplatieve leven van mijn kindsheid. Dit is maar een schijn, omdat zij mij zoo telkens verlaat. | |
woensdag 28 maart't Zelfde prachtige weer. Er zijn viooltjes, primula's, madeliefjes, dotterbloemen. ▫ Ik kreeg een telegram om 's avonds aan de sterrewacht te komen. Ik ben daar heengegaan. Ik heb B. eerst even bezocht, zij ging naar Zeist. Toen ben ik van 8 tot 11 op de sterrewacht geweest en veel gezien en geleerd. Jupiter, Saturnus, nevelvlekken en dubbelsterren. Bij B. gelogeerd, een slapelooze nacht. | |
[pagina *17]
| |
22. M. van Vloten (W. Witsen).
| |
[pagina *18]
| |
23 Beukenoord. 1889.
| |
[pagina 289]
| |
vrijdag 30 maartEven prachtig en warm weer. Gezwommen. ▫ Nog weer aan haar geschreven. Een brief van wel 20 kwarto zijdjes. Daardoor en door tranen wel wat verlicht. Doch nu weer bang dat sommige expressies onvoorzichtig zijn. ▫ Geschaakt met Sammy. | |
zaterdag 31 maartPrachtig, warm weer. ▫ Gezeild met Sammy en van Heel. Naar Weesp gespoord, toen naar Muiden geloopen. Er was bijna geen wind en we konden onze jassen uittrekken midden op zee, zoo warm. Om 3 uur pas waren we in Amsterdam. Daar met mijn mama in een rijtuigje gereden. Martha naar Ede. Geschaakt. Een stuk van de Goeie gelezen over de Bâbi's in Perzië (October-Gids). | |
[pagina 290]
| |
donderdag 5 aprilEven droog en zonnig, meer wind. Gezwommen.
W.R. geen beoogd effect gehad. Ze kan zich 't geval niet indenken, ziet mij er te veel in. Ik wilde juist dat de hinderlijke ik eens niet gezien werd. Heel beroerd over 't werk. Prikkelbaar. 's Avonds psychotherapie. | |
[pagina 291]
| |
en het bleef droog. Warm, 's nachts 55o, overdag 70o. In de verte onweer. ▫ In 't prieeltje zitten werken. Zóó, zóó. 's Middags met de jongetjes een wandeltje. 's Avonds haar heerlijke brief. ‘Nun muss sich alles, alles wenden.’ Lentegevoel. | |
donderdag 12 aprilDroog, zonnig, winderig. Weer de regenlucht. Eiken in blad gezien. ▫ Nu pas goed gewerkt. X zang af en aan de 8e acte begonnen. Voel mij rustig en goed. Ik moet echter geen kranten lezen. ▫ Ik lees Marc. Aurelius. ▫ Terwijl ik haar briefjes overlees, denk ik aan de geest die alle dingen doet. Het weten van een nobele gezindheid in haar, mij door dat beschreven papiertje overgebracht, heeft mijn gedachten verhelderd, mijn lichaam ontspannen, mij veerkrachtig en welgemoed gemaakt. Ik heb honger gekregen, ik heb gelukkig gewerkt. | |
zondag 15 aprilVan nacht wat regen. Nu zoel, W.wind, wolken, nu en dan een beetje regen. Alles bloeit en geurt. Seringen bijna in bloei. Gisteren eerste nachtegaal. Den heelen morgen zwaar in den tuin gewerkt. ▫ Nu komt een onweer opzetten, uit het Zuiden. ▫ 's Avonds regen. 's Avonds Bodenhausen, die leelijk zong. | |
[pagina 292]
| |
Alles goed. Koffiegedronken aan de Gouden Leeuw. ▫ 's Avonds nog al goed gewerkt. Latijn daarna. | |
donderdag 19 aprilWind meer noordelijk, toch warm. ▫ 's Middags naar Baarn gewandeld, over Laren, bij Thijm gegeten. 's Avonds goede conversatie, uitgaande waar we de vorige maal bleven steken. Van de roman van Couperus uitgaande, die Karel slecht vond, terwijl hij Extase goed vond. ▫ Ik zei dat Majesteit zoo in den smaak viel omdat er meer ethische vastheid in was. Ik vind het boek ook onbeduidend, maar begrijp de instinktieve goedkeuring van 't publiek. ▫ Ik zei dat een ethische vastheid, weerstand (dus eigenlijk wijsheid) te bemerken moet zijn in het maaksel van elk kunstwerk. Karel vermoedde dat misschien zijn oude antipathie tegen ethische strekking hem dit boek zoo deed minachten. ▫ Nu, ethische strekking, als ze didactiek wordt, is natuurlijk tegen alle kunst. Maar ethische wijsheid in den kunstenaar is onmisbaar. ▫ Toen wilde Karel mij er toe brengen dat dan ook contemplatie anti-ethisch was. Als ik het zoogenoemd dandyisme in de kunst anti-ethisch noemde. ▫ Ik gaf dit niet toe, en betoogde dat het contemplatieve van Mad. Guyon, van Thomas à Kempis, van de Stoïcijnen, vooral van Marcus Aurelius was vol menschenliefde en gemeenschapszin, alleen te idealistisch, en dus zeer ethisch. Terwijl het dandyisme van Barrès en Couperus de booze neigingen hun gang liet gaan om spiritueel hoog er op neer te zien, wat zeer anti-ethisch en ook dwaas was. Terwijl de oude stoïcijnen en Nietzsche die geen medelijden dulden eveneens anti-ethisch waren. Terwijl de christelijke contemplatieven - waarbij M. Aurel. ook | |
[pagina 293]
| |
hoort - alle begeerten wilden verreinen en alle andere menschen daarin verlangden te doen deelen, hetgeen misschien wat voorbarig, maar zeer ethisch is. ▫ Toen nog gesproken over het onhoudbare van een blijvende scheiding tusschen esoterisme en exoterisme, in onzen tijd. ▫ Wij spraken zeer geanimeerd en prettig. En in een droom ging het bij mij voort, dat wij in groote extase kwamen. Nacht verder onrustig maar niet onaangenaam. Voorjaarsch. Portretten van van Beveren en Overbeck op mijn kamertje. | |
maandag 23 aprilZonniger, stil en frisch. ▫ Mijn kamer schoongemaakt, in 't prieeltje gewerkt. 's Middags naar Kruishoorn gereden per viets. 's Avonds naar U. meegegaan. Afscheid van het lieve huis. In Matjes bed geslapen. Ik had een grijze vilten hoed, wit flanel hemd, licht pak en bruine schoenen en bruine handschoenen. Ik heb mij uiterst gelukkig in mijn existentie gevoeld, en vol groote dankbaarheid. | |
dinsdag 24 aprilBewolkt, zoel, 's nachts wat regen. Prachtig meiweer, gouden zon 's middags op het felle groen. ▫ Laatste weggaan uit Utrecht. De mooie, prachtige stad, die mij aldoor even lief gebleven is en blijven zal. Vol wijding. ▫ Van Hilversum gevietst. Thuis schoonmaak. Niet gewerkt, maar gelukkig gevoeld. | |
[pagina 294]
| |
woensdag 25 aprilDroge, warme wind. 's Avonds bewolkt. ▫ Om 2 uur in Hilversum. De optocht van den trein gehaald, den heelen middag helpen verhuizen. Daar gegeten op Kruishoorn. Ikzelf vroolijk en opgewekt. B. lief en hield zich goed. 's Avonds teruggevietst. Toen Herman verzen voorgelezen. Hij was prettig en hartelijk, maar had een manier van spreken die mij eenigszins onbevredigend en pijnlijk was. Waarin het precies zat, is niet klaar, maar het kwetste mijn zelfgevoel. Bij vorige lezingen was het anders. Nu ken ik van mezelf een abnormale susceptibiliteit in dergelijke dingen, die kort duurt. Maar hij is dikwijls zoo onduidelijk en half-gereserveerd in zijn uitingen. Het komt hierop neer dat ik pijn voelde en verslagen was en slecht sliep. De schijn was dat hij niet genoeg geëmotioneerd en respectueus sprak, niet zooals andere malen. En nu kan het zijn dat ik dit door abnormale gevoeligheid maar dacht, en dat hij eenvoudig een beetje tacteloos sprak. Erg uitweiden over ander mooi, het allermooiste, waar wij gewone menschen niet bij kunnen, maar dat dan ook maar een paar heel enkelen bereikt hebben, Homerus. Dat is nu niet krenkend maar na een lezing komt het toch niet prettig, vooral door den nadruk op den geheel anderen aard van het mooie. Te hooren dat er anderen boven ons staan dat is wel te dragen, - maar dat het beste wat gemaakt is van anderen aard is, dat is nooit heel verkwikkend. Als hij mij zachtjens attent had willen maken dat ik op den verkeerden weg was, dan had hij 't niet anders kunnen doen. Toch betwijfel ik of dit zijn bedoeling was. | |
vrijdag 27 aprilHarde wind en regen. 's Avonds stil, koel en helder. Versluys kwam om 11 uur en bleef tot 2. Nog nooit zoo makkelijk met hem opgeschoten. Ik geloof hem nu te kennen. Hij is een lobbes, werkelijk goedhartig en goedwillig, en ik maak me niet meer bezorgd dat hij 't me lastig maken zal. ▫ Aan 't eten kwam Verwey. Die had de insolentie - beter kan ik 't niet noemen - mijn medewerking te vragen | |
[pagina 295]
| |
aant.
| |
zaterdag 28 aprilMooi weer, 's avonds kouder. Gezwommen. ▫ Vlijtig aan mijn stuk gewerkt. Nu en dan nog gezeurd over Verwey, maar langsaam aan verzoend met mijn gedrag, en leeren onderdrukken de neigingen tot boosheid, de vinnige gezegden en brieven die in mij oprezen. Een lieve brief uit H. 's Avonds slaperig. In Amsterdam een artikel over Homerus gelezen, en zeer getroffen door het inzicht der conceptie van de Ilias, die door één geest moet gevormd zijn. ▫ 's Avonds een groot stuk Lucretius vertaald. | |
[pagina 296]
| |
dinsdag 1 meiKoud, N.wind. ▫ 's Avonds Jeanne Hijmans die lief en veel zong en speelde. ‘Ich liebe dich so wie du mich’ Niets uit H. Herman vertelde dat Verwey's plannen mislukt waren. | |
donderdag 3 mei. HemelvaartsdagSlecht weer, regen, kou. W.wind. Gezwommen. ▫ 's Morgens na 't ontbijt met Herman overlegd hoe ik 't best van de heele zaak af zou komen. Versluys een brief geschreven waarin ik mijn eigendomsrecht aan de anderen afstond. Toen kwam een alleronaangenaamste brief van van der Goes, toonend hoe dom het van me was tegenover hem mijn bitterheid te doen blijken. ▫ Het gif is diep doorgedrongen. Overal heeft het de voorstelling van mijn karakter vergiftigd. ▫ Toen naar H. gewandeld, daar een brief aan van der Goes geschreven, die geloof ik nog al goed is. Als 't nu maar uit is. Ik was bezwaard en moe en B. was mij een heerlijke steun. Daar gelogeerd op de koepelkamer. 's Morgens bracht Carry mij tot aan 't melkhuis. | |
[pagina 297]
| |
aant.
| |
vrijdag 11 meiHeerlijk weer, warme zon, met nu en dan wat regen. ▫ Een mooie dag, zooals ik in lang niet had. 's Morgens naar H. gevietst. Naar 't Hoog van 't Kruis gewandeld. Het Jachthuisje in berken en brem met het uitzicht over de akkers. Daar toen koffiegedronken. Het was vochtig en stil. ▫ Ik was ook thuis nog zeer gelukkig en lag in den tuin op 't gras in de zon en las Shakespeare's Sonnetten en keek naar de meezen die hun jongen voerden. ▫ 's Avonds werkte ik goed en had mooie gedachten. | |
[pagina 298]
| |
aant.
| |
zondag 13 mei1e Pinksterd. 's Nachts harde regens, van morgen onweer, stil, zoel. ▫ Ik voel niet beter. Het gelukkige is nog weg. Kan niet werken. ▫ Toch nog wat geschreven. 's Avonds met een groote tak roode meidoorn naar de Kruishoorn. Daar was Martha en Jeanne. We wandelden. Jeanne speelde en zong. Ik las een comedietje voor. De Vosmaers waren er. Het was een prettige avond. Ik wandelde naar huis. Daar bedierf mijn goede stemming door zeer ongewenschte en onplezierige confidenties van M.O. | |
woensdag 16 meiHeerlijk, warm weer. ▫ 's Morgens veel met Karel gepraat. Over de rang van letterkundige en poeet in onze maatschappij. Hij voelde alsof er iets verdiends was in de minachting waarmee niet-intellectueele aristocraten op schrijvers neerzien. Ik zei dat dit een oud vooroordeel was tegen den imitatieve kunstenaar, den acteur. De prins leefde het poeem, de dichter bezong het en was dus ondergeschikt. Maar als de dichter de wijze wordt houdt dit op. Ook zei ik dat een vorst altijd edele kwaliteiten kreeg door invloed van situatie, door het hanteeren van groote dingen. Als hij ten minste niet heelemaal stompgeboren was. En dat dit rationeele achtergrond was voor respect. 'S middags mijn stuk terug van de Fortnightly. 'S avonds op 't gazon thee gedronken. Toen lang gewerkt. Maar nog nietgoed van hoofd. | |
[pagina 299]
| |
donderdag 17 meiWarm, maar harde N.O.wind. ▫ Martha naar Amsterdam. Gevietst naar H. daar koffiegedronken, thuisgevoel bij mijn moedert<j>e, zalig. 's Middags in Bussum gewerkt. Toen weer met den trein naar H. asperges meegebracht. Na 't eten met al de kinderen naar de Waschmeer. Een beetje winderig, maneschijn, wolgras, drosera, kikkers en watervogels. B. werd te moe, en was 's avonds verder erg gedeprimeerd. Gewandeld naar B. | |
zondag 20 meiKoud, nu en dan zon. ▫ Mijn brieven werd niet steunend maar even hopeloos beantwoord. Zacht, maar scheidend. Carry en Sammy kwamen en brachten mijn pakje mee. Ik lag op 't grasveldje in de zon met Carry. ▫ 's Ochtends gecricket zonder B. te zien. 's Avonds de kinderen teruggebracht. Ik schreef een teleurgestelden brief. Daarmee is toen de vervreemding weer begonnen. ▫ Ze riep Martha en vertelde haar. Toen moest ik Martha beduiden dat het zóó erg niet was. | |
maandag 21 meiGuur, koud, N.wind en regen. ▫ 's Avonds haardje gebrand in den salon. De oude vervreemdingsmisère herhaalt zich. De kwellingen van mijn demon zijn geheel weg. Mijn binnenste sereen. Ik heb ook aan de Broeders gewerkt. Maar treurige brief en telegram. Ik heb mijn verdiende loon. 't Ergste is dat zij er onder lijdt. Maar ik kan natuurlijk niet toegeven dat haar | |
[pagina 300]
| |
scheidende brieven goed en rechtvaardig waren en hooren bij volkomen liefde. Maar ik had moeten bedenken dat zij niet iemand is om hopelooze brieven anders dan hopeloos op te nemen. ▫ Het is een verbond tusschen mijn demon en de hare, lijkt het wel. Dit is in mij nu weer heel ander leed. Droeviger maar nobeler. Hiervan weet ik dat het weg zal gaan, maar dat ik het stil en geduldig dragen moet, als een boete. ▫ Slecht geslapen. Verzen over Tohannes Viator gelezen, die ik eerlijk en nog al goed vond. | |
dinsdag 29 meiKoud, winderig. ▫ Een week vol verdriet. Brieven gestaakt. Aldoor guur, slecht weer. Niemand gezien. Behalve Zondag Martha's moeder en Gerlof en Caroline Lindo. Op Berghuis gewandeld. Marie Muysken is ook een middag geweest. Ik heb bitter mijn eenzaamheid gevoeld. Vervreemd van 't allerliefste. Aangevallen, uitgescholden en vermeden door mijn vrienden. Beleedigd in 't beste wat ik gaf, in mijn karakter aangetast. En dan nog innerlijk belaagd. ▫ Gister nacht droomde ik verzachting. En die kwam ook gister avond. Een brief. ▫ Van nacht droomde ik van Kloos. Dat hij mijn vriendschap zoeken kwam. Gister morgen een wandeling naar Naarden met Martha en Paul omdat ik thuis toch te koud was en niet kon werken. Het was mooi maar mocht me niet baten. Ik bleef somber. ▫ Ik lees Plato's Republiek. | |
maandag 4 juniLekker weer met zoele regen. Vorige dagen ongelijk, veel wind en geen warmte nog. Acacia's bloeien. ▫ Niet opgeschreven door de akeligheid. Op 30 Mei kwam Carry bier en den volgenden morgen ging ik naar H. Maar dat mislukte en werd heel naar. Ik heb zeer gedeprimeerde buien gehad. Bijvoorbeeld Zaterdag in Amsterdam en kort na 't thuiskomen. Ik heb aan de Broeders gewerkt en ben nu aan de 10e acte. Ik heb een boek over Schumann ‘die Davidsbündler’ gelezen en een paar biografieën van Byron en een aantal verzen en geschriften van hem. Hij is een fraai type van den genialen virtuoos, maar niet-dichter. Merkwaardig is het verbleeken van zijn glorie. Gister heb ik gecricket in Hilversum. Van daag kreeg ik een heel kort, | |
[pagina 301]
| |
aant.
Gister bezoek van Anna Fles en professor Gunning. | |
donderdag 7 juniRegenachtig. 60o. ▫ Van daag weer dezelfde narigheid in H. gehad. Bij 't komen liet het zich goed aanzien, maar het werd gauw mis. Vooral omdat ik Martha tegen haar bittere aanvallen verdedigde. Zij was niet driftig maar zei de bitterste, hardste dingen die ze bedenken kon. En de zachtzinnigste poging die ik waagde haar tot rede te brengen werd een grievende beleediging van haar genoemd. Ik weet dat het morbide is, maar ik lijd er onder of ze het in volle ernst en helderheid zegt. Het is als Sammy het onzinnig verongelijkt voelen door niets, en het niet dulden dat wie ook haar maar in 't minst in 't ongelijk stelt. | |
zondag 10 juniDen ganschen dag regen. ▫ Dinsdag (5) was ik in Haarlem. Vrijdag was ik in Utrecht en hoorde de Béatitudes van César Franck. Bij Fles gelogeerd. Met Carry door Utrecht geloopen. Gevoel alsof ik zonder Betsy nooit meer in U. komen wil. Gister twee heel nare brieven gekregen. Ik doe al mijn best, maar heb het moeielijk. ▫ Van morgen gecricket. Van middag gaat Martha naar U. | |
maandag 11 juniKoud, regenachtig weer. ▫ Om half 9 van huis, per viets naar H. daar aan 't hotel Carry opgewacht, niet aan de Kruishoorn geweest. Met C. naar Baarn gewandeld daar koffiegedronken. Toen alleen doorgewandeld naar Amersfoort, daar bij Holst gegeten. Na 't eten bracht hij me een eind den berg op, ik ging door, in den schemer, naar Eikenhorst en logeerde daar. Er waren frl. Storm en Holte tot Echten. Den volgenden morgen met Tonny naar 't kamp. Bij het alleenwonende mannetje op de hei geweest. Om 11 uur over de hei, en de lage Vuursche naar huis gewandeld. | |
[pagina 302]
| |
woensdag 13 juniWeer iets beter. Met Martha gewandeld naar Drafna waar 't dochtertje van de koetsier zwaar ziek ligt. 's Middags getennist. Herman is nog al ingenomen met het artikel en ik vind het ook vrij goed. Weinig aan de Broeders gewerkt. | |
woensdag 20 juniWarm geworden bij betrokken lucht/ toen harde, zoele regen. ▫ Gisteren prachtig weer wandeling met B. naar Loosdrechtsche bosch. 's Avonds op de akkers. Schot in de veranda. Toenadering weer bereikt. Groote verademing. Dezen heelen dag rustig. Maandag een prettig bezoek van Thijm. Hem uit de Broeders voorgelezen. Gister avond de Engelsche vertaling van de Kl. Johannes. Daardoor voor 't eerst een indruk van genialiteit van mezelf gekregen. Omdat ik er nu zoo geheel als een vreemde op zie, terwijl ik toch mezelf goed ken. Het is zoo merkwaardig werk. Want ik ben de Kl. Joh. niet. Het is maar een klein stuk van mij. En toch is het met een verblindende realiteit geschreven. Alsof de hoofdpersoon echt en de verteller fictie is. Maar de verteller is echt, dat ben ik, en de hoofdpersoon is fictie. Daarom is het zoo merkwaardig. En ik kan ook heel wat anders vertellen, wat er niets op lijkt. En toch zou men denken dat ik alleen zóó vertellen kon, omdat het zoo volkomen egaal is. ▫ Ik moest denken aan Defoe, die op eenmaal Robinson gaat vertellen, midden in zijn politiek. En ik was pas drieëntwintig. ▫ Ik voel dit geheel filosofisch, zonder streeling van zelfgevoel of ijdelheid. Daarvoor is het te lang geleden. Ik begrijp alleen nu beter - wat ik nooit recht begreep - waarom dát juist zoo'n succes had. En ook waarom men mijn later werk niet zoo wou accepteeren. Ze hielden mij voor de Kl. Johannes, en mijn ander werk voor aanstellerij. | |
zaterdag 23 juniGister en eergister mooi frisch zomerweer. Van daag om 11 uur zeevlam, kil, grijs, maar niet koud. ▫ Eergister morgen om 7½ met Martha uitgewandeld/ op de Kruishoorn ontbeten. B. alleen moeten achterlaten. Over de Vuursche naar Tonny gewandeld. Daar geluncht met frl. Storm en juffr. Besier. Toen naar Amersfoort. Bij de Holsten gegeten. Er was 't Hooft. | |
[pagina 303]
| |
aant.
Zaterdag morgen gehooid in den tuin. Proeven gecorrigeerd. In mijn oude artikeltjes is een niet altijd even smaakvolle toon, maar de beteekenis is zuiver en goed genoeg. | |
maandag 25 juniGoed weer, wat regenachtig. ▫ Carry kwam onverwacht. Met haar naar H. gewandeld. Aan tafel zag zij hoe haar wat heftig en liefdeloos over anderen praten mij even pijn deed. En dat was genoeg den heelen avond te bederven. Er is dan eenvoudig geen praten met haar. 's Avonds laat terug gewandeld. | |
dinsdag 26 juniEen brief geschreven, die ik hoop dat zij goed zal vinden. Helder, mooi, frisch weer. Niet nog kunnen werken, maar niet ontmoedigd. Het was weer warm op mijn kamer in zomer-inrichting, luiken dicht. Mevrouw Vogel en Wies logeerden hier. De brief is niet goed gevonden, maar het herstelde zich toch alles langsaam. Het weer bleef prachtig, werd al warmer en warmer. ▫ Een Engelsche roman van W. Black gelezen: the handsome Humes, toen ik gedeprimeerd was. | |
[pagina 304]
| |
vrijdag 29 juniWarm. ▫ Druk bezoek, Mama, Jeanne, Fine, Anna Fles, Alfred Ipsen, 's avonds mr en mevr. Julius. Op 't grasveld gezeten. | |
zondag 1 juliZeer warm. ▫ 's Morgens bij de cricket match met Herman en Roel. Koffie bij Betsy. 's Middags B. visites, ik geslapen, gewerkt en gelezen. 's Avonds met een oliewagentje naar de Roskam, daar thee gedronken aan 't haverveld. Terug geloopen, de weg stoffig, in de prachtige dennebosschen op zij, met kamperfoelie in bloei. ▫ 's Avonds werd alles heel goed. Met spoor naar huis. | |
maandag 2 juliDe heetste dag 87o. ▫ 's Morgens gebaad en naar H. gewandeld. In de serre wat gewerkt. Carry afgehaald. Terug naar Buss. gevietst, patiënten behandeld, Anna Fles warm in de vestibule. Naar van Heel. Met de spoor naar H. 's Avonds naar Hoogt van 't Kruis. Dreigend onweer. B. electrisch. Blijven logeeren. 's Avonds met rijnwijn in de serre. Heerlijk gepraat, kinderen vroolijk. | |
dinsdag 3 juliVeel opgekoeld, soms wat regen. ▫ 's Morgens heerlijk zitten praten in een haunt van bosschage op de akkers. Nu alles in volmaakte harmonie. Om 2 uur naar huis. Daar vond ik Thijm. Die kwam nog eens vragen om mijn stuk voor zijn nieuwe tijdschrift. Maar ik heb weer geweigerd omdat ik er buiten wil blijven en uit alle onzuiverheid. Wij pra<at>ten over de anarchie en ontreddering van ons literaire wereldje. Al die malle jongens die deftig over den toestand schrijven. ▫ Ik voel onbeschrijfelijk helder en gelukkig. | |
[pagina 305]
| |
woensdag 4 juliGezwommen, mooi, frisch weer. ▫ Van daag Diepenbrock en zijn meisje gezien. Een eigenaardig gezicht, niet sympathiek, mij eenigszins raadselachtig. ▫ Langsaam aan mij weer tot werk gedwongen. | |
zondag 8 juliHeerlijk, zonnig weer, wat winderig. ▫ Cricket match in Hilversum. Daar waren Jet v.d. Schalk, Wies, Roel en Herman. Ik speelde mee maar was ongelukkig. Het was er vroolijk. Ik at bij Betsy, Martha was in Utrecht. B. en ik maakten nog een prachtig avondwandeltje naar de Hoornboeg en Hoogt van 't Kruis. Te voet naar huis. | |
[pagina 306]
| |
woensdag 11 juliHevige regens, 's middags onweer, later harde wind. Soms zonneschijn door zware regens heen, prachtig effect. ▫ Met Paultje tusschen de buien dóór van Hilversum geloopen. Geschuild aan 't melkhuis en in een schuur op Kamphoeve. Wel 3 kwartier. Ik zat proeven te corrigeeren. Paultje speelde in de schuur. 's Middags aan de 2e bundel studies geploeterd. | |
vrijdag 3 augustusOnstuimig weer. ▫ Gisteren thuis teruggekomen uit Haarlem. Ik heb in 't eerst op Eikenhorst een goede tijd gehad, zoo goed als mijn leven 't toelaat. B. had mij beloofd haar best te doen en mij goed te blijven. Ik vond de menschen daar lief en makkelijk. Mijn werk ging uitstekend. ▫ Het weer was zacht en mijn spelonk een ideaal oord voor mij. Dagen lang had ik in 't geheel geen gedeprimeerde momenten. Maar B. hield haar belofte niet. Er kwam eerst zwijgen, toen slechte brieven. Ze verhinderde mij bij haar te komen, waarop ik had uitgezien. Nu ben ik een week lang al zeer gedeprimeerd. In Haarlem was het zeer beroerd. ▫ Seriën van de zeldsaamste stemmingen. Stil, ingetrokken. Verlangen naar materieel genot en comfort. Leven op een illusie van rijk te zijn en paard te houden en een villa voor B. in te richten aan den duinrand en daar verder stil te leven, te vegeteeren. Verbonden met fantasieën over de oude tijden, ruïne van Brederode. Loom, zwaar slapen. Hier in Bussum vond ik mijn Bussum stemmingen zonder dégoût terug en voelde ook iets actiever. Proeven gecorrigeerd. Lust om den heelen dag thuis te zitten werken, niemand te spreken. Niets gehoord en niets geschreven. Ik kan al die oude dingen niet nog eens herhalen. Zij moet het zelf inzien. Ik ben ook te neerslachtig om het goed en met tact te doen, en dan voelt zij maar beleediging. Reserve en zwijgen is de eenig mogelijke houding. Ik begrijp nu dat dit zich ons leven lang zal herhalen, wat er ook gebeure. Vrijdag avond. Guur weer. Gelezen in een oud boekje over Rusland. Gisteren het dagboek van Lady Willoughby. Ik ben op 't ergst neerslachtig. De dag is een last die ik dulden moet. Ik werk niets, en dat verlies midden in mijn élan is een groote ramp, een groot verdriet. En te weten dat ik door een kleinigheid goed zou kunnen blijven, dat alles niet noodzakelijk is. | |
[pagina 307]
| |
zaterdag 4 augustusGuur, slecht weer. Gezwommen. ▫ In Amsterdam geweest. Dat eigenaardige, ellendige ouderwetsche gevoel van met een heel gewoon voorkomen een diep gewond en neerslachtig binnenste te hebben. Ik weet dan feitelijk niet ongelukkiger te zijn dan vroeger regel bij mij was, maar ik heb beter gekend als regel, de laatste tijden, vooral 't vorig jaar. Het innerlijke licht, dat nu weer verdonkerd is. Het onnatuurlijk voelen, onder een last, een juk, dat ik al gemist heb. ▫ Dan weet ik pas hoe miserabel mijn oude leven was, en hoeveel beter 't kan. In de handelingen der Apostelen gelezen, in 't leven van Frans van Assisi. Van avond in Lucretius. Omdat ik toch niet werken kan. Chap ontmoet. Visite bij Timmerman. Den heelen dag met B. bezig. Vol smartelijke longings. Maar het zou niet goed voor haar zijn, als ik haar brieven niet meer au serieux nam. | |
zondag 5 augustusSlecht weer. ▫ 's Morgens de boeken van mad. Guyon gekregen. Die aan B. verzonden met een brief. Twee deelen gehouden en door de studie daarin veel beter geworden. Het zit vol belangrijke steunsels en diepe begrippen. Het heeft mij lang laten denken over de ‘mortificatie’ van haar zinnen waarover ze spreekt. Dit is een hoofdpunt. Zij wil alle afkeer dooden en onderdrukken. Maar ik vond in haar biografie nog een bedenkelijke smartlust en te veel aandacht aan pijnen gegeven. Haar kwellingen zijn haar gewichtiger dan haar kinderen. ▫ Maar haar discours zijn vol verwonderlijke inzichten. Het ‘néant’ waaruit wij opgaan zullen in God ‘quia respexit humilitatem ancillae suae’. Dat is prachtig. En ook de diepe beteekenis van de bijbelwoorden die ze gevonden heeft. Dit is de echte theosofie, de godswijsheid. 's Avonds las ik het leven van Francesco d'Assisi. Een uitstekend boekje. ▫ Niet gewerkt. | |
[pagina 308]
| |
aant.
In Amsterdam veel oude herinneringen op de kliniek. Alles voornamelijk getint door B. In alles herkende ik de speciale stemmingen als ik naar U. zou gaan. Het goede dus, en niet weemoedig als iets voorbijgegaans. Wat ik nu voor haar voel is grooter dan toen, omdat ik zelf beter ben, ondanks mijn tobben en lichaamsslavernij. ▫ Kon zij het maar begrijpen. Maar ze onderscheidt nog niet helder. Vooral niet tusschen hartstocht en liefde. Hartstocht wordt wèl verbitterd, denkt wèl kwaad. Gedacht over het boek van den Dood. Hierin moet dieper behandeld worden: de levensmoeheid, de zelfkwelling, en als opgang het streven naar wereldheiligheid. De tertiariër van Francesco. De wereldheiligen. Heilig in het leven, niet er buiten. ▫ Dit onderwerp ook in mijn verzen, misschien nog in een essay. | |
woensdag 8 augustusGuur, regenachtig weer. ▫ De verlichting was maar kort, ik denk omdat ik een gunstige wending in B. wachtte door de boeken. Maar dat viel tegen. Het werk in A. vond ik zeer naar. 's Avonds zware hoofdpijn en gedeprimeerd. Ik vond maar een paar regels op een briefkaart. Van daag een dull gedrukt voortleven. Proeven gecorrigeerd, anders niets gedaan. Ik kan niet werken en niets met lust doen. Ik tel al de uren dat ik nog in de kliniek moet zijn. Het is mij zoo tegen. Martha is goed voor me. Ik heb bitter veel verdriet, vooral om het onnoodige, het misverstand, de eeuwige miskenning. Het moet alles zoo zijn, ik begrijp het wel - als zij maar begreep en met inzicht deed. Maar zij begrijpt niet en houdt mij voor de niet begrijpende. De zware moeielijkheid dáárin te berusten. Misschien heeft ze meer liefde dan ze zelf weet, en dan brengt scheiding verteedering. Hartstocht verzwakt bij scheiding maar liefde neemt toe. Dit kan voor haar een proef zijn. Mij maakt nu iedere dag dat ik onder haar vervreemding lijd de gehechtheid en teederheid grooter. Ik las een boekje van Flammarion, waarin hij toont dat men met groote onderwerpen kan omgaan en toch een laf en kinderachtig auteur blijven. | |
[pagina 309]
| |
Jules Verne is beter. ▫ Ook gelezen: ‘une journée parlementaire’ van Barrès. | |
donderdag 9 augustusRedelijk weer, op den middag goed, maar ik merkte er niet van. Gezwommen. ▫ Alles onveranderd. Ikzelf zoo mogelijk nog beroerder. Ik doe niets met lust. Alles staat stil in me. Alles wacht op een goed woord van haar. Het moest niet, ik moest ook zonder dat voortkunnen. Maar ik lijd den heelen dag door, om het weten van de bittere, onverdiende gedachten tegen mij die zij in haar hoofd moet hebben. Dan is geen werk mogelijk. ▫ Hoe kan het, iemand zoo fijn en tegelijk zoo fel. Zoo uiterst week en tegelijk zoo vinnig en koppig hard. Zoo geweldig liefhebbend en tegelijk opzettelijk zeeën leed uitstortend over wie ze 't meest liefheeft, omdat hij maar niet is zooals ze zich verbeeldt dat hij zou moeten zijn. ▫ Er is geen tweede zooals zij, in contrast van adel, teederheid, verhevenheid, overgevoeligheid, felheid en verblinding - of het zou Kloos moeten zijn. Dat wil zeggen in exceptionaliteit. Niet dat zij op elkaar gelijken. Niets. Maar zulke uitzonderingen. Zulk pijnspreidend schoon. | |
vrijdag 10 augustusHevige regen. ▫ 't Eenige lichtpunt van den dag was het koopen van fruit dat ik aan B. liet zenden. Het was een klein verheugentje, te denken dat ze geur van perziken en meloen om zich hebben zou, en het doen gaf mij een oogenblik verlichting. Maar ik heb er geen antwoord op gekregen. Ze denkt waarschijnlijk niet dat het van mij is. Of ze begrijpt het niet. | |
zaterdag 11 augustusRegen, soms zonnig, stil, herfstig. ▫ De helft van de Amsterdamsche taak achter den rug. Alleen voel ik een vriendelijk herkennen van de kleine pretjes die ik vroeger bedacht om het in A. dragelijk te maken. Ik zoek zoo fel het goede in alles. Maar het is alles bitter door de leelijkheid die ik nu pas goed zie. En dan door de donkere vervreemding waarin ik nu leef. Maar ik moet uit die depressie uit, en doorwerken. Maar het is hard. Sterrekunde houdt mijn avonden bezig. 't Eenige wat mij nu nog genoeg boeit. In de kliniek lees ik Humboldt. Ook 's avonds wat latijn. | |
[pagina 310]
| |
Er wordt nog altijd veel over mij geschreven. Het gaat zooals ik verwacht heb. Op het aanvallen volgt wat reactie. En door hun heftigheid en pretensie van ‘afmaken’, is hun mislukken nog duidelijker. Ze waren zóó dat ze of moesten vernietigen, of meer goed dan kwaad doen. Hoe later de reactie komt, hoe beter. ▫ Ik wil volstrekt geen ‘triomf’. Maar alleen een zeker vertrouwen, dat alleen vrije uiting mogelijk maakt. En voor mij zelf was die vijandschap een goede harding. Ik verlangde volstrekt niet meer naar verdediging of rehabilitatie. Ik voelde intrinsieke sterkte genoeg. Onder de eerste pijn was dat niet altijd zoo. ▫ Ik kwam Jan Veth tegen. Het emoveerde mij in 't geheel niet. Ik verlang ook niet naar vrienden, of vriendensteun. Ik heb een beetje spijt gehad dat er niemand in de wereld was met wien ik over den dood van Walter Pater praten kon. Als ik mijn hartstochten maar meester was, en niet zoo leed onder de vervreemding, dat ik ten minste doorwerken kon. ▫ Het naarste vind ik dat ze nu door haar hard voelen denkt minder te lijden, en toch veel meer lijdt dan ooit en niet ziet hoe alleen ze daaraan een eind kan maken. Door instorting van trots en zelfgevoel. | |
zondag 12 augustusSlecht weer, 's avonds wind en regen. ▫ Kom, wees een man. Heb ik van middag tegen mezelf gezegd, en het toen ook gevoeld. 's Morgens was ik braaf achter mijn werk gaan zitten, maar het baatte niet. En toen er om half twaalf niets met de post kwam ging ik op mijn bed liggen. 's Middags wat gelezen in een reisverhaal van twee Amerikaansche studenten die dwars door Azië gevietst zijn, van Constantinopel naar Peking. ▫ Ja ik moet nog heel wat mannelijker worden. Vaster, constanter opgewekt, doortastender, meer austère. Wat ik nu doe had ik veel eerder moeten doen. Namelijk mij terstond terugtrekken bij harde, onhoffelijke, onbillijke bejegening. Ik weet wel dat haar diepe ziel het niet meent, maar zij is veel te veel verwend. Hetzij als een kind behandeld te worden, zoodat men haar woorden niet au serieux nam, hetzij zooals ik deed, het alles geduldig te verdragen en direct weer vriendelijkheid betuigen en zoeken. Dit laatste heeft haar nog maar meer in de war gebracht, want van mijn zachtheid heeft ze nooit het rechte begrepen. Dat was haar altijd of een minzame hooghartigheid of flauwe, wisselvallige weekheid. Wat het werkelijk was: teederheid, met gewond zijn door miskenning en een opzettelijke zelfoverwinning, daar kan een | |
[pagina 311]
| |
ziel als de hare feitelijk nog niet bij - dat kan ze niet anders dan leelijk zien. Soms daagde het haar, en zei ze wel: eigenlijk ben je trouwer en zachter dan ik. Maar meestal was haar alles te kwetsend: mijn opgewektheid, mijn lust in de dingen van het leven, mijn voortkunnen in afwezigheid. ▫ Nu, hard worden en gaan kibbelen, omdat ze mijn zachtheid onverdragelijk vindt, dat zou natuurlijk onzin zijn. Maar ik moet eenvoudig doen alsof ze meent wat ze zegt, al weet ik beter. Niemands brieven zou ik beantwoorden, die, zooals de hare, noch de vertrouwelijkheid van een vriend, noch de hoffelijkheid van een vreemde hebben. Die schamper en beleedigend zijn. Die mij haar huis verbieden. Ik zou haar kwaad doen, het zou onrecht zijn als ik dit niet telde. Ik heb genoeg getoond, in honderd brieven, dat het geen trots is, dat ik altijd weer tot schrijven en uitleggen geneigd was, ondanks de hardste woorden. En aan rancune kan ze niet denken, nu ik haar toch vriendelijkheden bewees en zal blijven bewijzen ook ná haar brieven. Maar het zou dwaasheid zijn en onmannelijk om vriendelijkheid en toenadering te vragen, eer ze zelf heeft ingezien dat haar eisch, dat ik wangedrag en onoprechtheid beken, onzin is. Ik heb niets van dien aard te bekennen. Dat zij mijn karakter, mijn uitingen niet begrijpt en er allerlei leelijks van maakt, kan ik niet helpen. Het is haar karakter, snel tot verongelijkt voelen en verbittering geneigd, niet genoeg beheerscht, en niet getemperd door groote liefde of inzicht. Liefde als ‘chariteit’ bedoeld. Inzicht als breed en diep, niet enkel scherp en fijn, karakter-begrip. ▫ Zij kan alles begrijpen. Als haar ziel stil en sereen is, zacht en in liefde, zonder wroeging en verbittering. Dan heb ik haar alles kunnen uitleggen, zoo dikwijls al. Maar als de onstuimigheid begint, verduistert al het vorige en al bekende weer geheel. ▫ En zoo lang, en zoo herhaald. Dat is het raadsel. Dat zooveel ervaring het niet beter maakt. | |
[pagina 312]
| |
best. Anna Fles is hier. Zondag was de familie Thijm hier. Ik heb een brief van Kloos gehad, met verzoek om medewerking. Onderteekend: steeds tt. Sammy kwam en een brief en toen ben ik mee gegaan naar H. en het werd weer een droevige scène. Nu moet het uit zijn. Alles van mij irriteert haar. Ik ben als een demon in haar oogen. Er speelt alles doorheen, liefde, wroeging, jaloezie. Maar ik doe haar kwaad en sticht onwaardige tooneelen. Ik moet mijn geduld en taaiheid opgeven. Na jaren als alles veranderd is en ik heb mijzelven overwonnen, misschien zal ik haar dan in vrede zien. Thuis vond ik Derkinderen. Om uit het lijden van eenzaamheid te zijn heb ik hem van mijn groote verzen voorgelezen. Ik was bang voor alleen zijn. Hij logeerde en ik bracht hem naar Laren den volgenden dag. | |
donderdag 23 augustus's Morgens mooi, stil, eerst zonnig. Om 12 uur begon de regen, al heviger/ toen zware regen den ganschen dag met vliegende wolken uit N. ▫ 's Morgens met Derkinderen naar Laren gewandeld, atelier gezien. Hij is goed, maar hij is mij toch te Roomsch. Hij is een fraai type en een allerbeminnelijkst man en een groot artiest. Maar hij is, als verschijning, bij onzen tijd ten achter. Er zijn dingen, van de hoogste orde, waar hij geen begrip van hebben kan. In dit opzicht staat hij achter bij Gorter en bij Thijm. Gelezen in Fioretti van St Franciscus. Dit is alles onmatigheid. Stuitende onmatigheid. Ik heb niet geschreid gister of vandaag. Het is alles heel anders. Ik ben nu verlaten. Ik sta alleen. Ik ben droog, geresigneerd, diep beschaamd, diep verdeemoedigd, maar vast besloten. Ik zal overwinnen al joeg Satan me in alle hoeken. Ik voel geen bitterheid, geen verongelijking - maar ook geen wanhoop en geen weemoed. Het is alles mijn kwaad en het moet er nog heel anders met mij gaan uitzien. Ik moet dóór en dóór opgefrischt en gerepareerd. En nu zal het voor haar ook beter worden. | |
zondag 26 augustusGister guur weer, stille bedekte lucht, koude N.O.wind, soms regen. Vandaag dezelfde toestand, maar nu (11 uur) wordt het zacht en zonnig. ▫ Er zijn een paar lieve brieven van B. gekomen. Ik heb eergister avond uit de Broeders voorgelezen voor Martha en Anna F. Gister heb ik niets kunnen uitvoeren. Geen woord geschreven. Ik voelde mij slecht. Maar geen | |
[pagina 313]
| |
aant.
| |
dinsdag 28 augustusHet is Zondag prachtig weer geworden. Gister regenachtig en zoel. Van daag weer uitstekend mooi weer. Wolken drijven van 't W., wind O. ▫ Zondag kwam B. met de kinderen in een breakje langs rijden. Ik was erg ontroerd. Ze zag koel maar ook zeer aangedaan. Ik heb geen antwoord op mijn brief. Gister had ik erge bevliegingen van depressie. Chap is gekomen en ik heb met hem tot 12 gepraat. | |
zaterdag 1 septemberDeze week mooi weer geweest, prachtige tint, gulden zon, absoluut stil, en juist goede temperatuur. 's Avonds dampig. ▫ Chap's bezoek was aangenaam. Veel over ernstige dingen gepraat en veel gelijk inzicht gevonden. Woensdag naar Baarn gewandeld en bij Thijm koffiegedronken. 's Avonds las ik hem (Chap) voor. Het klonk alles veel drooger tegenover hem, en hij was ook niet eenigen tijd stil na 't eind zooals anderen. Hij begon dadelijk over de vraagstukken er van. Maar het was hem zóó ernst, dat het mij genoegen deed. Donderdag kwam Toorop. Het bleek dat ik hem een beetje gekwetst had, door de Rodeurs. Dat is toen in orde gekomen. Ik mag hem graag, maar voel eenig ras-verschil, in zijn karakter. Gister gelukkig heelemaal alleen, prachtig warm weer. Een klein briefje. Ik moet niet aan de oude dagen denken, dan pijnigt het mij te veel. Er is zooveel moois geweest. En mijn zwakheid, maar meer nog haar ‘eigengevoel’ heeft het onmogelijk gemaakt op deze wijze. Door gemis aan desappropriatie, door te veel propriété, door wat zij fierheid, wroeging, reactie noemde, en wat niet anders is dan overgevoelig zelfgevoel, is een verhouding als de onze onmogelijk geworden. Mijn physieke zwakheden hebben daartoe zeker bijgedragen, of liever de bestrijding ervan verhinderd door verzwakking van prestige. Maar dat hoorde alles bij het mooiste, en verduisterde het mooiste niet. Maar haar pijnen verduisterden het. ▫ Van morgen is 't doodstil, maar nevelig. Hans voor 't eerst met zijn taschje naar school. Ik lees Darwin en mad. Guyon. | |
[pagina 314]
| |
dinsdag 4 septemberGister koud. Van daag stil, klaar, doorzichtig weer, met wolken uit 't W. Warme zon. ▫ Gister een brief, die ik naar vond door 't gemis aan begrip. Zij kan mij niet werkelijk begrijpen, daar is haar intellect niet naar, ondanks haar superieure eigenschappen. Als ze dat nu maar wist, dan was 't niets. Als ze er maar Ahnung van had, [niet ontcijferd]. Zaterdag en Zondag was hier Textor. Het is jammer maar hij irriteert mij een beetje. Hij is erg bescheiden, maar hij is wat burgerlijk, en nu kan ik van hem niet die schuchtere vrijmoedigheden en gemeenzaamheden velen, die hij denkt te kunnen toonen. Alleen met een gestadige punctueele discretie (etiquette) - zooals ik die trouwens zelf in acht neem als ik bij vreemden logeer - zou ik hem kunnen velen. Het is weer gebrek aan reciprociteit. Hij doet hier, zooals alleen Gorter of Thijm zou kunnen doen. ▫ Gister kwamen de Gorters terug. Het had mij niet vooraf verheugd, niets. Ik voelde koel en deed koel. Maar eigenaardig, zonder dat mijn toon warmer werd, werd de verhouding rustig en gewoon, en vond ik het weer prettig dat hij er was. Ik heb van morgen met hem gezwommen. Er was iets teers en zachts in zijn stem en wezen, zooals hij over het Septemberweer en de bloemen sprak. | |
woensdag 5 septemberHet is nogal koel en er is weinig wind. 's Morgens is het helder en mooi weer. Dan komen er langsaam buien uit 't W. tegen een klaar-blauwe lucht. Soms valt er dan wat regen en hagel. ▫ Gister at ik bij van Renterghem met Bernheim en zijn vrouw. Ik sliep van nacht slecht. Ik ontmoette Versluys. Hij wilde mij en Gorter vragen de N.Gids te beheeren. Gorter secretaris. En nu wij dat niet doen houdt de N.Gids op. | |
vrijdag 7 septemberWeer zeer slecht weer, hevige regens, en koud. ▫ Woensdag at ik bij Fles en hoorde Paula Zubli zingen. Liederen van Bach, heerlijk. Het weer redelijk, stil. Martha weer terug uit den Haag. Ik heb een booze brief gehad, en daarop eerst gister avond geantwoord. IJverig aan de Broeders gewerkt. 12e acte van daag af. | |
[pagina 315]
| |
maandag 10 septemberHeden 't weer verbeterd, vorige dagen voortdurend regen. ▫ Zaterdag 8e tot en met 12e acte voorgelezen aan Martha en Anna Fles. Ik had slechte brieven gekregen en was niet best. 's Morgens met Martha en Paul naar Naarden gewandeld. Zondag naar Baarn gevietst. Bij Thijm met mr en mevr. Bolland koffiegedronken. Hij is een merkwaardig type, en Karel en ik amuseerden ons zeer, hadden soms moeite ons goed te houden. Een bijna zuidelijke levendigheid en gebaren rijkdom, maar een erg Duitsche geest. Een klein beetje banaal en boersch, maar niet hinderlijk, door zijn naïeve en goedhartige uitvallen, waarom de hoorder en hijzelf lacht zonder dat iemand zich kan ergeren. En solide van weten, ongewoon van kennis, stevige welbespraaktheid en begrip. Maar weer veel te ondichterlijk en te grof voor de hoogste soort filosofie. Karel was zeer hartelijk, wat mij goed deed. Bij Herman merk je nooit dat hij je werkelijk noodig heeft. Hij heeft alles voor je over, maar het lijkt veel of hij best buiten je kan. Dat is tegengesteld aan mijn aard die meer van aansluiten, vriendschapsbetoon en effusie houdt. Daarom voel ik wel eens pijnlijk door hem. Van daag goddank een wat beter brief. Nog niet veel, maar iets. Terstond geantwoord. Manoeuvers, beleg van Naarden, met de jongetjes er heen. Wat gestuit in mijn werk door veel bijbellectuur. Ik was bang te ver beneden het groot-poëtische der mythen te zijn gebleven. Het mag namelijk nooit zijn een soort andere lezing van eerwaardige dingen. Alleen een nieuwe voorstelling, die er zich bij aansluit, en er alleen mag zijn als ze sterk en diep is. ▫ Bij herlezing vanmorgen werd ik echter weer gerust gesteld. 13e acte begonnen. | |
donderdag 13 septemberVan daag grijs N.W.wind. Gister prachtig en vrij warm weer. ▫ Sinds Maandag belegering van Naarden. Martha heeft er dolle schik in, en wij zijn nog iederen nacht naar Naarden gewandeld en overdag soms 2, 3 maal heen en weer. Gister bijna den heelen dag op het oefeningsterrein gezworven en de aanval op het fortje de Karnemelksloot bijgewoond. Ik ben blij als Martha iets zoo prettig vindt en ergens zoo in is. Ik had er soms heelemaal geen zin in, maar ben zoo blij als Martha dat vroolijke | |
[pagina 316]
| |
en sociabele heeft en pretjes verzint en zich aansluit, dat ik met lust den heelen dag en nacht meekuierde. 's Nachts om 12 uur zaten we in Naarden in 't logement met Herman en Cnoop Koopmans. Iets aantrekkelijks vond ik in de velddienst der soldaten, die dag en nacht tusschen akkers en weilanden en boschjes op de loer moeten liggen. Het woord ‘veldwacht’ doet hem dat al. ▫ Sammy kwam gister en bracht een lief briefje. Vannacht om 5 uur kanonnade. | |
zaterdag 15 septemberGoed, stil weer, koel, maar ik kon toch buiten zitten. ▫ Donderdag middag met Martha om 3½ uur naar van Heel gereden, vroeg gegeten en verder den heelen dag en nacht om en in Naarden tot 6 uur toe. Eerst naar Valkeveen. Toen naar Jan Tabak, daar vonden we Herman, Wies, Cnoop Koopmans en Holst. Om 8 uur kwam de eerste aanval. 't Mooiste was op de wallen, alles doodstil, maneschijn op de grachten, lichtjes langs de buitenwerken, en van tijd tot tijd de geweldige schoten vlak naast ons met lange echo, volgend op de zachte commando's van een klein, ernstig, zachtzinnig officiertje. En het vermoeden van die sluipende belegeraar, wiens bewegingen door patrouilles werden gevolgd. Soms een aanval op het tegenoverliggend fort, vuurpijlen en geweervuur, soms fakkels en lichten in de gracht. Prachtig waren die groote kanonschoten in de groote nachtstilte. Nog lang hield ik de indruk van het ‘vuur!’ roepen en van het slaande, het hard inslaande, barstende, geweldige schot. ▫ Om 6 uur naar buiten, stil, 't grauwe werd bleekgroen, bleeke morgen. Het troepje lacherig, slap, slaperig, Martha soms heel komiek. Herman en Wies zijn om 8 uur weer opgestaan voor het slot-tooneel. Ik sliep tot 10. Om 3 uur naar Eikenhorst. Alleen in het dog-karretje. Tonny is slecht, het kan wel zijn dat ik haar niet terugzie. Mijn hutje van morgen gezien en er even gezeten. Het was er prachtig en ik sliep er goed, en bracht Jo naar den trein om 7 uur. Om 11 uur weer met de hit naar Amersfoort. | |
maandag 17 septemberVan morgen grijs, van middag en avond helder, zacht weer. ▫ Gister morgen gecricket, dat deed mij physiek veel goed. Vrij goed gewerkt aan de 13e acte. Een vrij goede brief. Zeer verdiept in Maspéro. Dat is zeker, na die beschaving, zijn wij maar een beginnend/ verward, onzuiver, ontaard | |
[pagina 317]
| |
en leelijk troepje, hoe talrijk en machtig ook. ▫ Als leering is Egypte voor ons meer dan Griekenland. Griekenland is 't begin van onze misère. Egypte is ons zuiver, eerwaardig en massief exempel, door kracht van duur vér ons meerdere. ▫ Er is een schoone en gelukkige wereld denkbaar, geheel bevolkt zooals Egypte was in zijn bloeitijd. Van geen andere beschaving kan dat gezegd worden. ▫ Het lijkt mij alsof ons ras niet verder gaan kan, dan geheel worden zooals nu enkelen der besten zijn. En tot die besten reken ik de zuiverst Kaukasischen, een der wijze, beschaafde, Engelschen of Hollanders bij voorbeeld. En dat kan een mooie wereld zijn, maar of er gemaakt zal worden wat Egypte maakte, betwijfel ik nog. ▫ De Chineezen worden ondanks de oudheid hunner cultuur, er niet beter op. Hun evolutie is óver 't hoogte punt. Zoo moet het, na de fusie aller rassen, als allen gelijkvormig zijn geworden, eveneens gaan. | |
woensdag 19 septemberEen prachtige dag, zonnig, warm en stil. 's Avonds maneschijn. ▫ Gister ellendig geweest. Van nacht angstige droom. ‘Ik heb een vriend vermoord’. Van morgen veel gewerkt. 13e acte af. Geen brief. Wandeling met Herman en Wies en de jongetjes naar Boeschoten. Ik lees Maspéro, mad. Guyon, en Lucretius. | |
zaterdag 22 septemberTwee vorige dagen nog al nevelig, tegen namiddag mooi. Van daag W. wolken, maar soms mooie zonneschijn. ▫ Donderdag getobd met werk en met brieven. Gister door een telegram naar Amst. geroepen, heel lang voorgevoelens loopen nagaan. Ze waren negatief en dat kwam uit. Het geval was delicaat en pijnlijk, maar 't minst voor mij. Alleen weer een maning, ernstig. In Haarlem gelogeerd, Frank en Stanny gezien. Vrouke T. hier. | |
dinsdag 25 septemberVrij goede dagen, ik zwem om de twee dagen. Groote zonnebloemen voor 't huis. ▫ Het Kwaad dat ik van anderen hoor spijt me en kwelt me. Ik zou nu haast zeggen dat op 't punt van sensualiteit geen man te vertrouwen is, en ik zou nu haast geen huwelijk weten waarvan ik zeker kan zijn dat het ongeschonden is. | |
[pagina 318]
| |
Ik lees mijn dagboek over en vind een aaneenschakeling van tobberij en verdriet. En dan is mij wel verweten dat ik een te luchtig leven leid. B's gevoeligheden zijn aldoor erger geworden. En nu moet ik het doen met de herinneringen en het weten. ▫ Er is iets vreeselijks in dat weten, dat somberheid, hoewel niet in mijn aard, van alle kanten op mij loert. Martha was het al veel meer dan ik. Ik moet de blijmoedigheid houden onder al die zwaarte, want als ze van mij niet komt, komt ze niet. En gretig zou elke uiting van moedeloosheid en wanhoop van mij worden aangegrepen en beaamd en versterkt. ▫ Verleden jaar 1893 dat was nog het beste, toen waren er wel moeielijkheden maar er waren ook lange, lichte tijden en ik had veel rust naar lichaam en ziel. ▫ Maar deze zomer laat me bij 't weggaan al even dorstig als toen ze begon. ▫ Van nacht gedroomd dat ik bij B. was terwijl ze hoeden paste. ▫ Van morgen met Martha naar Laren gevietst. | |
vrijdag 28 september's Morgens gesprek met Herman. ▫ Het verlangen naar voldoening is, een van de gevaarlijkste dingen. In duizend kleinigheden wil het ‘eigen’ voldoening. In het vertellen aan anderen, - zeifs het opschrijven in een dagboek is een voldoening, die soms niet anders dan een noodelooze en gevaarlijke zwakheid is. 's Middags naar Amsterdam, gegeten in Haarlem. 't Kind van Frank keelziekte. Marie naar Zaandam. | |
[pagina 319]
| |
zaterdag 29 september's Morgens heeft Herman lang met mij zitten praten. Over het lijden. Over de verzen van Jet v.d.S. ▫ Bij 't lezen van die verzen had ik hetzelfde gevoel als B. Mijn indruk was: Kind, zoo makkelijk gaat het niet. Wie zoo wil spreken, moet veel meer uitstaan. Gehard zijn in leed, smaad, miskenning, in strijd tegen eigen kwaad. Moet zich bijna hebben weggegooid, zijn heiligste aan 't vee gegeven, en er nog levend zijn afgekomen. Trempé in zielsmisère, en nóg niet verongelukt. Dán kan men zoo spreken. ▫ Maar zij, nog zoo frisch en jong en zuiver! Ik werk aan de 15e acte. Ik heb een boekje van Tolstoi gelezen. Merkwaardig daarin een zelfobservatie, dat hij verteedering voelde bij dingen die hij slecht en bespottelijk vindt. Het heet ‘l'Esprit Chrétien et patriotisme’, over de Fransch-Russische feesten. | |
vrijdag 5 oktoberWind steeds Noordelijk. ▫ Eergister per telegram naar Amst. geroepen. In Haarlem de storm moeten bezweren. Ondervonden wat kracht een zuivere en geheel belangelooze positie geeft. Bij 't thuis komen den volgenden morgen herrie in Bussum. Marie 's nachts scènes gemaakt. Martha in Amsterdam om haar te zoeken. 's Middags drukte met patiënten. Om 6 uur kwam ze thuis zoodat ik haar nog juist in slaap kon maken eer ik | |
[pagina 320]
| |
wegging. Ik weer naar Haarlem. Daar toestand in orde. Nacht hier rustig. Solness gelezen. Wat een malloterig ding. | |
vrijdag 12 oktoberPrachtig helder weer. Gister ook stil en nu en dan zon. 9 en 10 regenachtig, druilig. ▫ Dinsdag was ik zeer neerslachtig. Toen de herrie begon, in Amsterdam, met Martha was ik volkomen gelijkmoedig, en opgewekt. Dinsdag was het minste genoeg om mij neer te slaan. Gister kwam Papa en wij maakten een mooi klein wandelingetje met goed weer. Ik werkte ook in 't prieel van daag en gister. De Broeders zijn nagenoeg af. Ik werk nu de 1e acte over en ben er zeer in. Papa was zeer opgeruimd. Uit H. nog niet veel goede berichten. Het verslag van onze kliniek is uitgekomen. | |
[pagina *19]
| |
24 F. van Eeden (J. Veth).
| |
[pagina *20]
| |
25 Betsy van Hoogstraten.
| |
[pagina *21]
| |
26 Betsy van Hoogstraten.
| |
[pagina *22]
| |
27 Dr. A. Aletrino.
| |
[pagina 321]
| |
aant.
| |
zaterdag 20 oktoberDe heele week koud, maar weinig wind. ▫ Woensdag waren ‘de Broeders’ af. Van daag heb ik het boek bij den drukker gebracht. Ik voelde de vorige dagen nu en dan zeer gedeprimeerd. Van daag soezig, inert, ik zit waar ik neerval. Moe van geest. Bij het schrijven van den regel
De correspondentie wordt wel beter. Ik geloof dat dit de goede richting is. Met Kloos moet het heel naar zijn. | |
woensdag 24 oktoberVan daag en gisteren mooi zonnig weer. O.wind. ▫ Van morgen voel ik mij een beetje hersteld. Ik heb het anders flink te kwaad gehad. Zondag bezoek bij Thijm. Dat was nog al prettig. 's Middags eigenaardig gesprek over de realiteit van onze Godsvoorstelling. Hij stelde de mogelijkheid voor dat door het denken van zooveel menschen in die voorstelling ook een dergelijke voorstelling zou reëel geworden zijn. Ik vroeg of hij meende dat door het denken van millioenen 2 × 25 zou kunnen worden. Neen, zei hij, maar dat is een andere soort realiteit. Toen zei ik dat de voorstelling niets anders zou wezen dan een spook, want dat een beperkte personificatie van een oneindig wezen altijd even onreëel moest zijn als 2 × 2 = 5. ▫ Het komt er bij hem op neer dat hij niet de overtuiging heeft van een vaste standaard van waarheid. Bij 't naar huis gaan zag ik B. een seconde. Ze zag bleek en groette heel ingehouden. ▫ Thuis nog altijd de onaangename drukte van Marie, die Martha hindert en ontstemt. Gister kwam een ‘Van nu en straks’. Dat bracht in mij dezelfde ontstemming te weeg als vroeger de N.G. Een niet onaardig stuk van een zekeren Hegenscheid, maar juist geheel in die eigenaardige opvatting van den toestand die ik weet dat op 't moment heerscht. ▫ Kloos groot. Tideman | |
[pagina 322]
| |
aant.
Toen gister weer een erg nare brief. Ik heb een romannetje van Dickens gelezen. | |
zondag 28 oktoberRegen, zoel, - ▫ Donderdag morgen kreeg ik een briefkaartje of ik soms in H. wou komen. Ik kon niet voor 's avonds 8 uur, ben toen gegaan en het werd toen goddank eindelijk van mij weggenomen. Ik vond het huis lief en ik had er een paar uren van groote verkwikking. Vrijdag wandelde ik er 's middags heen met Balder en at er. 'S avonds door pikdonker terug. Gister morgen zag ik haar 10 minuten eer ik naar Amst. ging. In Amst. bij Chap en Sam geweest, bij den drukker, voor de Broeders. Het oude gemaal met het zien liggen van de Studies. In Haarlem gegeten en gelogeerd. Van daag Zondag, 's middags even naar Bussum, weer in Haarlem gegeten. ▫ Ik corrigeer proeven van de Broeders. Het stuk bevalt mij wel, in druk. Het is niet mislukt, zooals ik Torribio vond. Ik heb een voorgevoel van meer succes dan bij mijn ander werk, maar dat valt meestal tegen. Ik kreeg de verzamelde opstellen van Thijm. Ze hebben waarde als virtuositeit/ niet als meeningen, en ik keur het af zonder commentaar oude opinies uit te geven in een tijd als men wijzer is geworden en niet meer meent wat er staat, hoe krachtig en vaardig ze ook zijn uitgedrukt. | |
vrijdag 2 novemberNiet zeer koud, tusschen 50 en 60. Vorige dagen mooi weer. ▫ Gister morgen wandeling naar H. en met B. gespoord naar Amsterdam. ▫ Ik ben zeer ongelijk, en heb buien van groote onrust. Ik voel mij soms bijna ziek. Opkomende verontwaardigingen over oude kwesties. Een hulpeloos gejaagd ontevreden gevoel, soms hoofdpijn, moe, slecht slapen. Martha | |
[pagina 323]
| |
aant.
B. is in Leiden. Van avond was Holst hier, nog al veel met hem gepraat. | |
woensdag 7 novemberSteeds vrij goed weer, nogal zonnig en zoel. ▫ Tweemalen naar Amst. geweest voor de lezing. Gister met B. naar concert in Utrecht. Ik heb daar wonderbaar genoten eenige tijd. Eigenaardig/ haar koelheid doet niets meer af aan mijn gevoel van innigheid. Toen ik daar zat had ik volkomen zielsrust, ondanks meelij met haar getob en verdriet, ik verlangde voor mij niets meer dan dat zitten luisteren daar, naast haar. Ik ben aldoor nog aan 't ploeteren en scharrelen met drukproeven en de uitgeef- en voorleesomslag van de Broeders. Ik wou dat het uit was. Het maakt me ontstemd en distrait. ▫ Van daag met Holst gepraat over mij en mijn rol in de N.G. geschiedenis. Dom van me. Want het beduidt: voldoening zoeken. En het maakt van Holst zoo een gewichtig persoon voor me, wat hij niet is. Hij kent mij niet zoo bizonder goed en ik heb er niets aan. Maar ik heb er ook weer niet lang over willen zeuren. Het is goed zoo. Uit. Tuinwerk. | |
maandag 12 novemberHeden stormachtig. Gister hevige regens. Zaterdag prachtig weer. ▫ Ik hoor niets uit H. Zaterdag groote wandeling, naar Looy, Thijm en Derkinderen. Het was warm. Overal heel hartelijk ontvangen. ▫ 's Avonds met Sammy naar de fabriek. ▫ Zondag Textor. Symposion en Aug. Conf. gelezen. Van daag zeer gedeprimeerd. Stuk van Bierens de Haan: ‘Psychologie van het Leven’ gelezen. Dat is iemand. | |
dinsdag 20 novemberKil, stil, triestig. ▫ Voor 8 dagen de lezingen, beroerde dagen geweest, maar die een verfrissching hebben achtergelaten. Er heeft zich een actieve opgewektheid bij me ontwikkeld, doordat ik deze zaak getrotseerd heb. Herman's oordeel was niet gunstig en ik droeg dat licht, en was blij omdat ik 't zoo droeg. Mijn eigen oordeel staat vast, in miskenning ben ik door Viator gehard, en ik vind 't eenvoudig goed dat ik 't gedaan heb. Ik zie de | |
[pagina 324]
| |
aant.
Vrijdag een heerlijke dag in H. Prachtig weer en zoete wandeltjes. Zij wordt beter, ja, ze wordt langsaam aan beter. Ze vindt de richting. De tocht naar Haarlem en den Haag na de lezingen, was prettig. ▫ Zondag flink gefootballd in H. Van daag weer aan de Verzen gewerkt. Gedacht over het drama. Ik voel de toon, het directe, simpele, zuivere dramatische. Het enkele spel van handeling en gedachten. ▫ Ook nog over een comedie gedacht. Het type Bodenhausen-Anna Fles-Griet en het type Tideman, - en de kookschool. Met koren en dansen. ▫ Ook gedacht over de kwestie ‘belangrijkheid in Wetenschap’. Men vindt en heeft gevonden de eene soort kennis belangrijker dan de ander. Waarom? en welke dan? en is men daarin consequent. | |
vrijdag 23 novemberGister en van daag goed weer. ▫ Woensdag met Ger en Martha gegeten bij Levedag, toen gelezen op Doctrina, aangenamer dan in Amsterdam. Van avond en morgen in Utrecht/ 29 en 30 den Haag, 1 en 3 Haarlem, dan is 't gelukkig uit. Gisteravond in Sidney zitten lezen van Margaret Deland. Ik vond er iets treffends in dat in zulk een middelmatig romannetje groote en gewichtige waarheden zeer duidelijk staan uitgedrukt. Dit heeft wel eens een ontmoedigende invloed op mij gehad, zoolang ik dan vond dat mijn werk niet veel beduidde omdat het alles al in zulke dames-tijd verdrijf-boekjes te lezen staat. ▫ Maar daarin is veel liefde tot zelf en gehechtheid aan het eigene. Nu voel ik heel anders, ik ben rechtuit blij, dat die groote gedachten blijkbaar overal opgroeien zoodat ze zelfs daarin uitkomen. Ik heb niet zoo'n geringschatting meer voor zulke boekjes, het bijwerk is klein, maar de groote gedachte is er niet minder om, die kan niet worden aangetast. En ze is wel degelijk, op bescheiden wijze, gevoeld, duidelijk gevoeld. In een hoofdstuk, van dien morgenstond, zijn effecten bedoeld zooals ik zelf ook vaak zoek - in de Kl. Johannes b.v. | |
[pagina 325]
| |
alles tot zijn recht en het was wat ik bedoeld had. Ik kan het dus. Nu is het vreemde dat ik in dit streven alleen sta. B. bejammert het, en van overige vrienden ondervind ik niets. ▫ De morgens zijn nog niet goed. Momenten van depressie en niet productief. ▫ Het is weer verbazend moeielijk goede van kwade sentimenten te onderscheiden. Na mijn slagen van gister vind ik Herman's doen des te onhartelijker, en ik ressenteer de koele houding van zoovelen die het zou passen anders te doen. Hierin is natuurlijk kwaad, eigenliefde. Maar het volhouden van wat ik goed vind is natuurlijk goed. ▫ Het kwaad van deze lezingen is dit: het maakt mijn avonden druk door afleiding en verwent mij daarmee, en dan schijnt het mij gevoeliger te maken, zooals alle openbaar optreden altijd doet. Als ik nu daarvoor kon oppassen. | |
donderdag 29 novemberZeer stil weer, 35o. ▫ Zondag middag zijn wij B. op de hei tegen gekomen en hebben haar meegekregen en het was een heerlijke middag en avond. Ik las wat voor haar en Matje. Ze nam dit boek mee, maar dat heeft geen goed gedaan. Ze kan daar nog niet tegen. Maandag was Herman jarig maar we bleven stil thuis tot Wies ons halen kwam. Diepenbrock was er en de conversatie was wel interessant. Er kwam een nare brief van B. en een heel stomme van Etha Fles. Ik heb daarop een antwoord geschreven, maar verscheurd. Gister verkouden, bang dat de lezing niet zou kunnen doorgaan. Maar van daag is 't wat beter. B. op haar verjaardag een lief briefje gestuurd. Ik lees von Hartmann. En denk over een artikel over wijsbegeerte. Dit soort werk (van v.H.) is zoo onbevredigend. Al dergelijke boeken konden we best missen. Xenophon's herinneringen en Herodotus (Erato) gelezen. | |
zondag 9 decemberStil, stil weer, Bedekt, schemerig. Prachtig van effect. Ernstig, niet somber, maar onuitsprekelijk ernstig. ▫ De lezingen zijn voorbij. Ze hebben mij verkwikt. Ik vind het goed het gedaan te hebben en ben er door verfrischt. Het doen was nu en dan waarlijk plezier. ▫ De Sint-Nicolaas avond was vroolijk. Met de Gorters. Vreemd dat ik telkens iets kouds voelde als ik aan Herman dacht, en dat toch onze verhouding als we samenzijn heel hartelijk was en zijn doen vriendelijk en vroolijk. ▫ Donderdag wandelde | |
[pagina 326]
| |
aant.
Ik stond vandaag aan de meent, bij 't hek van Maria's heuvel en zag over de landen in den schemer. Het was half vijf, doodstil, egaal grauw, mysterieus schemervol. Het zwarte karrenspoor wegloopend in het land. ▫ Ik heb er gebeden zooals maar weinig keeren in mijn leven. Zooals 't laatst op den Inselsberg, en vroeger aan zee. ▫ ‘Laat mij toch recht blijven voelen en sluit de doolwegen, de blinde paden af - Laat mij het toch nooit vergeten, nooit vergeten wat het is, wat Het Is.’ ▫ Ik zocht toen mijn hoofd leeg te maken van alle woorden en gedachten, die toch zoo laag en ontoereikend zijn. | |
donderdag 13 decemberVorige dagen prachtig weer, gister om 4 uur kwam een wolk uit Z.W. en nu is 't triestig, motregen en mist. ▫ Maandag ben ik in H. geweest, heb er gegeten en een avond gehad, die wat moeielijk begon, maar heel glorieus werd. Den volgenden morgen ben ik er voor 't ontbijt heengevietst en heb een prachtige wandeling gemaakt, naar 't dooie boschje, Hoornbok en vrouw Hendriks. Het was buitengewoon mooi en goed alles. ▫ Woensdag ging Martha er heen, den heelen dag. Mijn dag was stil. Wat geprobeerd aan de verzen te schrijven maar ik ben nog gedesoeuvreerd. | |
maandag 17 decemberHet weer den laatsten tijd zeer regenachtig, soms storm, geen vorst. ▫ Morgen ga ik den heelen dag naar H, en ik verheug er mij op als een schooljongen op vacantie. ▫ Ik ben redelijk goed, het sombere weer in aanmerking genomen en de onvermijdelijke saaiheid der dagen. Maar ik merk | |
[pagina 327]
| |
dit met groote voldoening dat ik de schemering in de dennebosschen tegen 4 uur, als de duiven opvliegen uit de boomen, alleen mooi en niet somber vind. Het is heerlijk er in te loopen. ▫ De oude melancholie is er uit. ▫ Maar 's morgens is er nog iets dufs en saais in het hangen op mijn kamer zonder aan 't werk te kunnen komen, en met de behoefte aan warmte. Maar ik kom er, ondanks behoefte aan afleiding, toch zonder afleiding. Met wat somberheid en pijn, maar ik kom er, ik doe mijn werk en dan ben ik daarmee tevreden. Met hoe minder afleiding men toe kan hoe beter, het is maar een hulp, niet het noodige. Een hulp om opgewekt en veerkrachtig te blijven. Maar dikwijls als wijn, meer prikkelend dan versterkend. Ik werk aan mijn terzinen, aan de XIde zang. Eergister iets van de conceptie gevoeld van het nieuwe Drama. Lioba. Wat ik er van had moet heel anders worden. Lioba de non die voor Karel de Groote vluchtte. ▫ De aanhef bedacht. En ik las kort daarop gezegden van Maeterlinck (tegen Huret) die juist harmonieerden met mijn ideeën. Ik lees een roman van W. Black, ‘the three feathers’, Lauda Sion (Christelijk latijnsche verzen) en het Symposion. Een zonnig boek, dat. | |
woensdag 19 decemberVoortdurend regen en W.wind. ▫ Gister den heelen dag in H. geweest. Een heerlijke, lieve dag. 's Avonds met Martha en B. naar 't concert. Daar moest ze weg om naar voelen. Het was heel beroerd 's avonds van elkaar te moeten, toen ze nog zoo bleek en zwakjes zag. ▫ Op 't concert voelde ik in eens: ‘O als het zóó was, dan werd het natuurlijk goed en zooals ik bedoel.’ Dit sloeg op het nieuwe werk. En van dat ‘zóó’ heb ik maar de vaagste voorstelling. Geen woord, geen visie, niks. Alleen ‘zóó’. Ik herkende in de Béatitudes dingen die ik gebruikt heb in de Broeders. Overgangen en sentimentstegenstellingen. In de muziek, de text is ignobel slecht. Maar ik was totaal vergeten dat ik het daarvan had. En toch zei ik tegen Textor, toen ik ze voor 't eerst hoorde: dat treft precies, het heeft zoo moeten zijn dat ik ze juist nu hoorde. Je zult later merken waarom. Ondanks zeer ongunstige condities, ondanks scheiding, slecht weer, stomme brieven (van Chap) en niet-gewerkt-hebben, voel ik cheerful. ▫ Maar ik bemerk dat ik den kring van hartelijkheid om me niet moet uitbreiden. Ik ben daar door hervinding van oude connexies weer wat toe gekomen. Maar zoo'n briefje van Chap leert omzichtigheid. Een paar maar, een of twee beproefden, de rest hoffelijkheid en reserve. | |
[pagina 328]
| |
maandag 24 december's Morgens mooi. Nu zacht/ bedekt. Zaterdag hevige storm. ▫ Vrijdag Carry naar H. teruggebracht en blijven eten. De Gorters weg, hetgeen een rustig gevoel is. ▫ Zondag heerlijk foot-ball. Daarna bij B. gebaad en geluncht. ▫ Bezig met patiënten. De arme van V. met zijn gemopper. B.A. met haar zelfzuchtige en kleine wanhoop. Mama R, enz. ▫ Ik werk een beetje. Nog meest met gedachten. Slaap niet best. Bericht van Mali's dood. Three feathers van Black uitgelezen. Een echt romannetje, niet onhandig. | |
|