Naoogst
Het zou van weinig realiteitszin getuigen na acht drukken van Frederik van Eedens onder het pseudoniem Cornelis Paradijs geschreven Grassprietjes te beweren dat ze ten onrechte nooit eerder met enig commentaar werden uitgegeven en dat het hoog tijd werd dat er nu, bijna een eeuw na hun verschijnen, een editie met toelichting verscheen. Tot dusver hebben ze zich op eigen benen-wie dat verkiest leze: op eigen stengels-voortreffelijk staande weten te houden en ik ben mij er dan ook terdege van bewust het niet denkbeeldige gevaar te lopen een grap door overbodige en dus schadelijke uitleg te versjteren.
De Grassprietjes zijn namelijk evergreens, zoals Piet Paaltjens' Snikken en Grimlachjes immortellen zijn. Onder de vlag van hun pseudoniem zijn hun dichters de onsterfelijkheid binnengevaren, zoals voor en na hen de prozaïsten Hildebrand en Multatuli. Iedere toelichting dreigt iets van dat argeloze leesplezier weg te nemen. Maar evenzeer heeft die gemakkelijke toegankelijkheid ons belet vragen te stellen naar achtergronden en ontstaan.
Nu heeft het dunne boekje, vooral in zijn uitgebreide gedaante van de tweede en latere drukken, een bekendheid en beroemdheid verworven, die het zijn historiciteit ontnomen hebben. Dat doet beroemdheid altijd: actualiteitswaarde vervangen door eeuwigheidswaarde. In 't negatieve geldt dat niet minder. De beroemdheid van Ten Kate voor de tijdgenoot is beruchtheid geworden voor de eeuwigheid. Bij het horen van zijn naam denkt nu iedereen aan de koning der cantate en men ziet hem haast voor zich, huppelend in zijn priesterkleed en voorgoed belachelijk. Het kleed dat de onbeschaamde Cornelis Paradijs de zo gevierde dichter-predikant eens omhing, is hem zo goed gaan passen, dat het beledigende van toen ons niet meer opvalt. Om dat beledigende opnieuw te beleven is reconstructie nodig van de omstandigheden waaronder het bundeltje in het najaar van 1885 zijn polemische functie vervulde. De eerste stap daartoe is het tijdelijk wegdenken van de toevoegingen uit de herdruk van 1887, maar belangrijker is het nieuw en ongewoon maken van wat in de loop der jaren zo vertrouwd was geworden. Dat laatste beoogt dit nawoord bij die bedrieglijk gewone en eenvoudige versjes.