Grassprietjes (onder ps. Cornelis Paradijs)(1984)–Frederik van Eeden– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 73] [p. 73] O tempora! O Piëteit! Van vroeger tijd, Hoever zijt gij te zoeken! Der vaad'ren deugd ging naar de maan, Der vaad'ren dichtkunst van de baan Voor vreemde zwadder-boeken! Ach! Helmers dood! En Poot niet groot! Is 't niet om bij te huilen? Dit jong geslacht zou, als het kon, Den blanken, marm'ren pantalon Van Tollens zelf bevuilen! Ik doe mijn best Net als de rest Van stichtende poëten, Ik dichtte met mijn hartebloed, En nu durft mij dat addrenbroed Een grappenmaker heeten! Den lieven Heer Bewees ik eer Met zangen vroom en vaardig- Ik sprak van deugd en godsdienstzin, Van kristenvreugd en kristenmin! Helaas!-men vond mij aardig!!! Mijn vaderland, Den Huwlijksband Prees ik met al mijn krachten. 'k Zong van ons dierbaar Vorstenhuis, Van 't lief en leed in eigen kluis- En Neêrland, Neêrland lachte!!! [pagina 74] [p. 74] Ween! Holland, ween! Waar moet dat heen?! Mijn volk, gij zijt verkouden! Wis loopt de wereld op haar end, Als echte vroomheid wordt miskend En voor een grap gehouden! Vermolm! mijn lier! Geen dichtervier Zal meer mijn borst ontstijgen. Strooit, vrome barden, dan niet meer Uw paarlen voor die zwijnen neer, Komt! laat ons nu maar zwijgen! Vorige Volgende