Grassprietjes (onder ps. Cornelis Paradijs)(1984)–Frederik van Eeden– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] Aan Tollens Hollands dichtroem gehandhaafd Tril cither! dichtvuur blaak! O gij, mijn lier, sta pal! Klinkt! snaren van mijn hart, met daav'rend woordgeschal, Sterk, God! mijn luide stem die door de hallefronden Den lof van Hollands dichters gaat verkonden; Wat snoeft ge, o Brit! wat stoft ge, o wufte Gal! Met brommend snorken en verblind gebral, Op uwen dichterroem en dichterkoren! Als waar bij ons geen Tollens ooit geboren? Wat pocht ge, o Albion, op Shakespeare of op Byron, Alsof soms Tollens 't niet veel mooier nog dan zij kon. Richt eereteekens op, gaat monumenten bouwen, Wij hebben Tollens óók in marmer uitgehouwen! ....................... .......................Ga naar voetnoot* voetnoot* Deze lofzang op Tollens beslaat 1200 verzen. Wij geven hier alleen den aanhef; het vervolg in eventueel volgende bundels. Vorige Volgende