Gedachten
(1920)–Frederik van Eeden– Auteursrecht onbekend2 October.
| |
[pagina 185]
| |
CCLXXV.Naarmate de wereldbevolking toeneemt, zal de nood elk volk dwingen zijn toevlucht te zoeken in de voortbrenging van eigen grond. | |
CCLXXVI.Alle natuurdingen komen neer op observatie, alle observatie komt neer op gevoel en gedachte. | |
[pagina 186]
| |
3 October.
| |
4 October.
| |
5 October.
| |
[pagina 187]
| |
CCLXXVII.De werkelijk voorname doet zich kennen door gemis aan dédain, door toeleg tot bescheidenheid en wellevendheid tegenover allen. | |
CCLXXVIII.De vrije jeugd moet inzien dat geen enkele officieele godsdienst het monopolie der waarheid heeft. | |
CCLXXIX.De jeugd moet zich met alle krachten, met alle bezieling waartoe zij in staat is, inspannen om zichzelf te leeren kennen en te vormen. | |
[pagina 188]
| |
6 October.
| |
7 October.
| |
8 October.
| |
[pagina 189]
| |
CCLXXX.Het goed recht van elken godsdienst wordt door den anderen in twijfel getrokken. | |
CCLXXXI.Zoolang de mensch mensch geweest is, d.w.z. een weezen dat nadenkt, zichzelf beschouwt, bespiegelt, zoolang heeft hij ook deeze heilige waarde van het vrije, individueele gevoelen en denken begreepen. | |
CCLXXXII.Niemand kan zeggen hoeveel er is dat buiten onze bevatting ligt. | |
[pagina 190]
| |
9 October.
| |
10 October.
| |
11 October.
| |
[pagina 191]
| |
CCLXXXIII.Er zijn niet alleen onbekende, maar ook onkenbare dingen. | |
CCLXXXIV.Mondig - in socialen zin - is alleen hij, die geschikt is tot volkomen verstandhouding met zijn medemenschen, door intelligentie en gevoel. | |
CCLXXXV.Geen menschenbegrip is zoo groot en hoog of het kan zich vereenigen met dit geslacht, wanneer men door liefderijk schouwen bemerkt welke schoonheid er nog in sluimert. | |
[pagina 192]
| |
12 October.
| |
13 October.
| |
14 October.
| |
[pagina 193]
| |
CCLXXXVI.Het allerwonderbaarlijkste wat onze geest kan uitdenken is nietig en gewoon bij de wonderen van het oneindige. | |
CCLXXXVII.Dingen belooven, die men toch niet houden kan, is nog erger dan beloften verbreeken. | |
CCLXXXVIII.Niemand heeft ooit het geweeten van een ander gezien. | |
[pagina 194]
| |
15 October.
| |
16 October.
| |
17 October.
| |
[pagina 195]
| |
CCLXXXIX.Ridderlijke menschen gunnen aan anderen de geweetensvrijheid, die ze voor zichzelf verlangen. | |
CCXC.Liefde is sterker dan boosheid. | |
CCXCI.Met zichzelf kan een mensch schromelijk in de klem raken, als hij niet zeeker weet of hetgeen hij voor zijn eigen geweeten houdt misschien niet het geweeten van een ander is, dat hij maar onnadenkend napraat. | |
[pagina 196]
| |
18 October.
| |
19 October.
| |
20 October.
| |
[pagina 197]
| |
CCXCII.Zeggen, spreeken, diep, innig, statig, welluidend, expressief, doet men in geen mij bekende taal zoo goed als in 't Nederlandsch. | |
CCXCIII.Wat voor elk van ons als waar, schoon en recht moet gelden, kan men nòch onderrichten, nòch aanleeren. Dat zijn gevoelswaarden, die slechts door ons eigen weezen bepaald worden en waarvoor wij onmogelijk een dieperen grond kunnen aangeeven. | |
CCXCIV.De weeke geest van het kind wordt gekneed en gevormd naar de algemeene begrippen van den tijd. | |
[pagina 198]
| |
21 October.
| |
22 October.
| |
23 October.
| |
[pagina 199]
| |
CCXCV.Geen crisis uit den ganschen duur van ons geslacht evenaart de tegenwoordige. | |
CCXCVI.De eenige niet-stoffelijke neiging, die algemeen erkend wordt, is kennis. | |
CCXCVII.Regeeren, heerschen, besturen beteekent: de menschen weeten te beweegen tot handelen in bepaalde richting en samenhang. | |
[pagina 200]
| |
24 October.
| |
25 October.
| |
26 October.
| |
[pagina 201]
| |
CCXCVIII.Eerbied beteekent bedachtzaamheid in ons oordeel, zoodra we voor iets staan dat we niet begrijpen. | |
CCXCIX.Er zijn menschen die nog altijd in de knoei zitten met de vraag kunst of natuur. Zij willen natuur, leven, waarheid en minachten wat is kunst, kunstmatig, bedacht, theatraal. | |
CCC.Vreede is goed, maar geen vreede ten koste van draayerij. | |
[pagina 202]
| |
27 October.
| |
28 October.
| |
29 October.
| |
[pagina 203]
| |
CCCI.Wanneer wij de bijengemeenschap observeeren, zullen wij fondamenteele wetten ontdekken, die ook gelden voor de maatschappij der menschen. | |
CCCII.Trots en eigenwaan zijn kwade meesters. | |
CCCIII.De mensch is eeven spitsvondig in 't ontduiken en uitleggen, als in 't samenstellen van wetten. | |
[pagina 204]
| |
30 October.
| |
31 October.
| |
CCCIV.Zoo meen ik dat de zuiverder en hooger sentimenten, die wij zoozeer van noode hebben, bij vrouwen eerder en krachtiger zullen groeien dan bij mannen. | |
CCCV.De lintjes, sterren en kruisen, die de vorsten uitdeelen, zijn onderscheidingsteekenen van ridderorden, die lang niet meer bestaan, doode ridderorden. |
|