Gedachten
(1920)–Frederik van Eeden– Auteursrecht onbekend
[pagina 123]
| |
CLXXXIII.Iedere natie krijgt de regeering die zij verdient. | |
[pagina 124]
| |
2 Juli.
| |
3 Juli.
| |
4 Juli.
| |
[pagina 125]
| |
CLXXXIV.Het geloof aan iemands goede trouw sluit niet het geloof aan zijn beweren in. | |
CLXXXV.Wij zitten vaak op de gebeurtenissen van ons leven als een vlieg op een paard, ons verbeeldende dat wij sturen en niet bestuurd worden. | |
CLXXXVI.Ieder individu heeft een eigen voorstelling van hetgeen is. | |
[pagina 126]
| |
5 Juli.
| |
6 Juli.
| |
7 Juli.
| |
[pagina 127]
| |
CLXXXVII.Al vaak heeft de geleerdheid de kunst in den weg gezeten - en wie in een tijd van bedorven smaak beter wil gaan zien, moet meer af- dan aanleeren. | |
CLXXXVIII.De liefhebbende is rechtvaardiger omdat hij meer begrijpt. | |
CLXXXIX.Zoolang iemand niet te hoog staat of te edel is om brood te eten, is hij ook niet te edel om zijn handen uit te steken. | |
[pagina 128]
| |
8 Juli.
| |
9 Juli.
| |
10 Juli.
| |
[pagina 129]
| |
CXC.Vrouwen zijn soms teerder en gevoeliger, maar soms veel harder, wreeder, ijziger in hun oordeel dan de ruwste man. | |
CXCI.De ziel is nooit afgeleefd, - die wordt sterker door den tijd. | |
CXCII.Een schaduw evenwel blijft elk geluk voorgoed verduisteren, machteloos is elk wapen tegen den ouderdom. | |
[pagina 130]
| |
11 Juli.
| |
12 Juli.
| |
13 Juli.
| |
[pagina 131]
| |
CXCIII.Rijkdom is en was de beweegkracht voor kunst, wetenschap en beschaving, voor schoonheid en wijsheid. | |
CXCIV.Nimmer zullen wij de gevoelens van een anderen persoon onmiddellijk kennen. | |
CXCV.Een wondere angst, een kille schaduw zijgt op menig leven, als zijn avond nadert. | |
[pagina 132]
| |
14 Juli.
| |
15 Juli.
| |
16 Juli.
| |
[pagina 133]
| |
CXCVI.In Plato's tijd stond de literatuur veel nader aan het leven en hijzelf geeft het sterkste voorbeeld van literaire schoonheid, ontstaande uit een eenvoudig zoeken naar de juiste gedachte en het ware woord. | |
CXCVII.De eerlijke mensch voelt dat elk goed, dat hij noodig heeft, door het samenwerken van veel menschen wordt verkregen. | |
CXCVIII.Het onderwerpen van den eigen wil en van het eigen oordeel is niets anders dan een loochenen van het werkelijke eigen gevoelen en in woorden, gedachten en daden anderen nadoen. | |
[pagina 134]
| |
17 Juli.
| |
18 Juli.
| |
19 Juli.
| |
[pagina 135]
| |
CXCIX.De eene mensch kan niet voor den anderen gevoelen. | |
CC.Op tijden van al te sterke vergeestelijking volgen tijden van materialisme. | |
CCI.Wij kennen alles door onze eigen ziel en slechts daardoor. | |
[pagina 136]
| |
20 Juli.
| |
21 Juli.
| |
22 Juli.
| |
[pagina 137]
| |
CCII.Wie den lach der domheid en den spot der menigte vreest, heeft den moed van een dichter niet. | |
CCIII.Zeden zijn algemeene sociale principes. Zijn de zeden het groote geld, de convenancen zijn de pasmunt. | |
CCIV.Zeg niet, dat wij niet mogen uitspreken en mededeelen wat er omgaat in het intiemste onzer ziel. | |
[pagina 138]
| |
23 Juli.
| |
24 Juli.
| |
25 Juli.
| |
[pagina 139]
| |
CCV.Woorden zijn maar wegwijzers. Muziek en verzen zijn de dingen, die door hun plotseling hoog oprijzen, als vuurpijlen in een laaggedachte donkere lucht, de oneindig verre geheimenissen doen begrijpen, waaraan het twijfelen ons zoo beklemde. | |
CCVI.Elk voorwerp, dat wij gebruiken, is een voortbrengsel der geheele gemeenschap van menschen. | |
CCVII.Kennis is de macht, maar het gemoed is de wil. Kennis is het paard, maar 't gemoed is de menner. | |
[pagina 140]
| |
26 Juli.
| |
27 Juli.
| |
28 Juli.
| |
[pagina 141]
| |
CCVIII.Het vertrouwen in den mensch is taai. Hoe snel leeft het op bij een enkel hoopvol woord. | |
CCIX.Geen auteur kan een enkel wezen zijn, geen kunst het product van één wijze onder vele dwazen. Elke kunst is een product van de wisselwerking tusschen de velen en één enkelen. | |
CCX.Het nieuwe en betere komt van de lijdende, niet van de overheerschende partij. | |
[pagina 142]
| |
29 Juli.
| |
30 Juli.
| |
31 Juli.
| |
[pagina 143]
| |
CCXI.Zoolang er wijsgeeren en natuuronderzoekers bestaan, zijn er nieuwe hypothesen gekomen in de plaats van andere. | |
CCXII.Het is tegen onze innigste neiging iets te doen zonder zin, zonder rede. | |
CCXIII.Persoonlijke toepassing bij ideeën-strijd brengt er meestal laagheid en onzuiverheid in. |
|