Gedachten
(1920)–Frederik van Eeden– Auteursrecht onbekend
[pagina 103]
| |
CLIII.Elk enkeling is veel beter en wijzer dan het gedrag der massa zou doen vermoeden. | |
[pagina 104]
| |
2 Juni.
| |
3 Juni.
| |
4 Juni.
| |
[pagina 105]
| |
CLIV.Ook de verhevenste geest moet een goede aardsche woning hebben en beschikken over een gezond en gehard lichaam en een wel gebalanceerd gemoed, om tot de grootst mogelijke hoogte te stijgen. | |
CLV.'t Is om 't even of de woorden in gerijmde en evenmatige regels of in vrije phrasen zijn aaneengevoegd, mits zij iets schoons zeggen met intensieve kracht. | |
CLVI.Het aanpassingsvermogen van den mensch is verbazend. | |
[pagina 106]
| |
5 Juni.
| |
6 Juni.
| |
7 Juni.
| |
[pagina 107]
| |
CLVII.Wij moeten zoeken naar het evenwicht tusschen ons leven en de uitwendige omstandigheden. | |
CLVIII.Het menschelijk verstand heeft eigenaardige zwakheden, en daartoe behoort deze, dat het altijd waant redelijk te werk te gaan, ook wanneer het daar ver van af is. | |
CLIX.Het is geen wijsheid kinderen als volwassenen te behandelen, en onbeschoften als hoofsche lieden. | |
[pagina 108]
| |
8 Juni.
| |
9 Juni.
| |
10 Juni.
| |
[pagina 109]
| |
CLX.Men ziet de socialistische idée dagelijks verwerkt in elken kleinen kring van hoogbeschaafde, wellevende menschen. | |
CLXI.Handelend naar diepst gevoel en scherpst inzicht, weten wij toch maar ten deele bewust te zijn van eigen motieven en zeer vagelijk bekend met de toekomst. | |
CLXII.Blijvende waarde heeft slechts de zuivere kunst en de zuivere wetenschap. | |
[pagina 110]
| |
11 Juni.
| |
12 Juni.
| |
13 Juni.
| |
[pagina 111]
| |
CLXIII.Geen mensch kent ware zielsrust, die ontwijkt gedachte en maning aan den dood. | |
CLXIV.Zoo er ooit een verééning komt van alle volken, dan moet die tevens zijn de verwerkelijking van het aardsche liefde-rijk, het rijk van vrijheid en broederschap. | |
CLXV.Diep in elken nieuwen mensch, maar in den dichter krachtiger dan in anderen, leeft de zachtmoedige, de ridderlijke, de edelmoedige, de bescheidene, de nederige mensch der toekomst. | |
[pagina 112]
| |
14 Juni.
| |
15 Juni.
| |
16 Juni.
| |
[pagina 113]
| |
CLXVI.Eerst het begrijpen der drankzucht als een ziekte heeft de oogen der menschen geopend. | |
CLXVII.Wat is geloof en wat is bijgeloof? Er bestaan toch zeker dingen, waarvoor de wetenschap geen verklaring heeft. | |
CLXVIII.Veelheid van kennis is nog wijsheid niet. | |
[pagina 114]
| |
17 Juni.
| |
18 Juni.
| |
19 Juni.
| |
[pagina 115]
| |
CLXIX.Er kunnen altijd, onder àlle omstandigheden, genieën voorkomen, die zich, naarmate zij hooger begaafd zijn, ondanks àlle tegenwerking van buiten, ontwikkelen. | |
CLXX.Niemand wane zich eenig meester van begeerte of daad. | |
CLXXI.Armoede verlaagt en verdierlijkt, ontwikkelt al de lagere neigingen en onderdrukt het geestelijke en goddelijke in den mensch. | |
[pagina 116]
| |
20 Juni.
| |
21 Juni.
| |
22 Juni.
| |
[pagina 117]
| |
CLXXII.De liefde, absoluut gedacht, is het volmaakte begrip en de volmaakte vergeving. | |
CLXXIII.Een schare neigingen, gevoeld als plichten, spoort ons tot handelen naar geheimen raad eens veldheers. | |
CLXXIV.Alle leden onzer samenleving, zoowel bezitters als niet-bezitters, hebben kapitalistische levensuitingen, moraal en begrippen. | |
[pagina 118]
| |
23 Juni.
| |
24 Juni.
| |
25 Juni.
| |
[pagina 119]
| |
CLXXV.De goede, waarachtige woordkunst of literatuur is: het hooger stijgen in waarheid en schoonheid, en die in 't woord belichamen. | |
CLXXVI.Wie iets moois maakt, lijkt mij meer artist dan wie iets goeds maakt. | |
CLXXVII.Armoede is een vreeselijke vloek, in dreigende oppositie met de hoogere deugden, kunst, wijsheid, wetenschap en beschaving. | |
[pagina 120]
| |
26 Juni.
| |
27 Juni.
| |
28 Juni.
| |
[pagina 121]
| |
CLXXVIII.Niet kapitaal en rente afschaffen, zooals de dwepers willen, want de maatschappij heeft ze noodig, maar er wijs, rechtvaardig en eerlijk mede handelen. | |
CLXXIX.Kunsttermen worden wel eens gemeengoed. | |
CLXXX.De spraak heeft schoonheden, die geen zang kan weergeven of vergoeden. | |
[pagina 122]
| |
29 Juni.
| |
30 Juni.
| |
CLXXXI.Rijkdom was de onmiddellijke oorzaak van de glorie der beroemde centra van hooge menschelijke cultuur. | |
CLXXXII.Voor een normaal mensch ligt het geluk van den dag zoowel in het werk dat hij doet, als in de uren van rust en de uren van geestesoefening. |
|