Ellen. Een lied van de smart
(1936)–Frederik van Eeden– Auteursrecht onbekend
[pagina 83]
| |
[pagina 85]
| |
STEM
Nu is't lief oogenheil geschonden,
Al waereldlust is nu gedaan -
De zwarte rouwbloem boog te gronde,
Maar uit haar gouden zaad ontstonden
Ziels-leevingen, die niet vergaan.
Het is een wonderlijk verglijden
Van licht in licht, lichtwenteling -
Het is half sterven, half verbeiden
Licht, wellend uit den breuk der tijden, -
't Is nachtdood, morgenkentering.
Op witten tranendaauw beweegen
Wachtende zielen, donkerloom -
In storm van weenen, in bloedreegen
Zijn zij hun duister land ontsteegen -
Wachten nu daar, aan den lichtzoom.
| |
[pagina 86]
| |
Hun smart-verlaten oogen schijnen,
Maar weenen niet en zijn niet moe -
Blank stijgend uit een wolk van pijnen,
Stil, in een innerlijk verreinen,
Neigende zacht naar 't lichte toe.
Blauw-zwarte droeve droomen vluchten,
Glijden bezijden, ruischen neer.
Zij dalen laag in zwaarder luchten -
Vèr woelt de storm van doods-geruchten,
Laat leeg en stil het bleek licht-meer,
In dit zeer fijne, lichte Zijn,
Een zilverig gezweef van zangen -
Even omhoog, één opgedein...
Uitvloeiend in een breeden schijn -
Effen, zonder verlangen.
| |
[pagina 87]
| |
Al mooie dingen verminderen
En verlaten mij nu -
Mijn lieve zinne-kinderen
Haten mij nu -
De gouden, de graauwe, de blaauwe,
Ze gaan, ze gaan allen heen -
Tusschen groote menschen-gebouwen
Sta ik alleen -
In de menschen, in de zon-straten
Koel, onbewoogen. -
In ben heel alleen gelaten
Door mijn oogen.
| |
[pagina 88]
| |
Mijn ziel is leeven gebleeven -
Leeft binnen-in
Transparant ether-leeven -
Licht stervensbegin -
Eéne, de laatst-gevondene
Kan ik niet verdrijven -
Zijt gij de van God gezondene?
Zoo moogt gij blijven. -
|
|