Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ellen. Een lied van de smart (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ellen. Een lied van de smart
Afbeelding van Ellen. Een lied van de smartToon afbeelding van titelpagina van Ellen. Een lied van de smart

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.24 MB)

Scans (2.49 MB)

ebook (3.99 MB)

XML (0.06 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ellen. Een lied van de smart

(1936)–Frederik van Eeden–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 71]
[p. 71]

Derde zang.

[pagina 73]
[p. 73]


illustratie

I.

 
Onmachtig in een oceaan van wee
 
Drijft mijn bleek hoofd, - als met gebrooken blaren
 
Een witte waterroos, - en deint gedwee
 
Op trage golving van groot-donk're baren.
 
 
 
Mijn armen hangen roerloos - en mijn twee
 
Wijd-oopen oogen, in doods-strakheid, staren -
 
Waar zij nog 't laatste scheemerlicht ontwaren
 
Van verre kusten, ondergaand in zee.
 
 
 
Daar was mijn land, - mijn land, - mijn warm, lief thuis,
 
Mijn eigen licht-schoon rijk, zóó kort bestuurd
 
En reeds geweeken voor een nacht - zoo lang...
 
 
 
Of nu die bange nacht dan altijd duurt,
 
Waarin niets is, als 't wilde windgezang
 
En eindloos ver droef-duister golfgeruisch?
[pagina 74]
[p. 74]


illustratie

II.

 
Ik lig op mijn stil dood-bed, - heel alleen, -
 
Ik weet het wèl: - nu zal het hart gaan breeken,
 
Uit mijn onheel'bre, wijde wonde leeken
 
De trage, donk're droppen, - één voor één. -
 
 
 
In drop bij drop vloeit mijn rijk leeven heen, -
 
Ik wacht het stil, - zie naar het staag verbleeken
 
Der kleuren mijner waereld, - zij geleeken
 
Zóó onvergank'lijk, - nog zóó kort geleên.
 
 
 
Daarbuiten wachten dorre boomen, zwart,
 
In schitterkou der wijde winternacht,
 
Hoe nu mijn groote Smart versteenen gaat, -
 
 
 
En in een akeligen lach verstard,
 
Houdt aan den starrenloozen Heemel wacht,
 
Dood-koud en steen-bleek, 't ronde Maan-gelaat. -
[pagina 75]
[p. 75]


illustratie

III.

 
Maar elke drop, waarmee mijn Leeven vlood,
 
Valt met sonoor en wonder-groot geluid,
 
In 't droef Gerucht der Menschelijke Nood:
 
Een leedzwaar Woord, dat Liefd' en Troost beduidt.
 
 
 
En waar ik 't donker Smartenbloed vergoot,
 
Nog van fel-brandend Leeven warm, - daar spruit
 
Roode Bloed-bloesem van Vertroosting uit,
 
En tooit zoo schoon de bleekheid van mijn dood.
 
 
 
Zoo is 't mij wèl, als ik het Leeven liet
 
Tot baat van Veelen, die in droefheid zijn, -
 
 
 
Maar slechts voor Eéne, - voor de Waereld niet,
 
Geef ik mijn hartebloed als medecijn, -
 
 
 
En slechts door Eéne wordt mijn doodsverdriet
 
Tot luide Schoonheid, en tot Troost mijn pijn.
[pagina 76]
[p. 76]


illustratie

IV.

 
Want weet! gij Waereldkind'ren! - Weet! gij armen!
 
Die allen lijdt en tòch zoo gaarne lacht, -
 
Gij hebt altijd het grootste klein-geacht,
 
Wat één u schonk, in Goddelijk Erbarmen.
 
 
 
Wie zal dan uw verachtelijk Geslacht
 
Nog aan den Gloed van eigen Smarten warmen?
 
Wie neemt nog 't valsche Menschbeest in zijn armen
 
Dat zijn God-zelf ééns heeft om hals gebracht?
 
 
 
Zoo dankt het Haar, - die in uw midden blinkt,
 
In úwen schijn, uit úwen stam gebooren,
 
Maar aan wier Schoon geen Mensch-schoon komt nabij,
 
 
 
Dat ook voor ú dit troostend Ziels-lied klinkt,
 
Dat àllen nu in Melodiën hooren
 
Mijn eenzaam Leed, - waar ik in duister schrei.
[pagina 77]
[p. 77]


illustratie

V.

 
Maar mocht den menschen 't schoone Huis mishagen,
 
Dat ik wil bouwen, Liefste! tot Uw eer, -
 
Ik leg om hèn mijn heilig Werk niet neer,
 
Ik zal den lof van húnnen mond niet vragen,
 
 
 
Zou ik de hoogheid mijner Ziel verlagen
 
Voor dit laag volk? - Naar hún gering begeer?
 
Wat is hun smalen mij? - En hoeveel meer
 
Wil ik voor U, mijn arm, droef Lief! niet dragen?
 
 
 
Dat dan hoog óp 't Werk mijner handen rijz'!
 
Heb goeden moed! ik dien U onvervaard
 
Wier Lof mij oovertreft àl eerbewijs,
 
 
 
Want dit heeft God mij wèl geoopenbaard:
 
Dat Zijn Wil meer is dan der menschen prijs,
 
En hoogste Liefde 't hoogst Gebod op aard.
[pagina 78]
[p. 78]


illustratie

VI.

 
In kracht van Liefde, en door Smart gewijd,
 
Zal ik mijn Werk volbrengen, vastberaân; -
 
Ik zal de steenen uit de rotsen slaan,
 
Dat helle vonken spatten, wijd en zijd.
 
 
 
De menschen zien, in hun kortzichtigheid,
 
Alleen de gloênde vonkenwoorden gaan,
 
En zullen 't houden, in hun ijdlen waan,
 
Voor een mooi vuurwerk, tot hún lust bereid.
 
 
 
Zij zien den eenzaam-sombren werker niet,
 
Die weinig denkt om mensch of mensch-vermaak,
 
Maar om zijn Liefd' en om zijn God alleen,
 
 
 
En niet zal rusten van zijn vroome taak,
 
Eer hij zijn schoonste Zelf bestendigd ziet
 
In vast geheel van vlekkeloozen steen.
[pagina 79]
[p. 79]


illustratie

VII.

 
Neen, daar is niemand door dit Schoon geschaad!
 
Wie zal U haten, die àl Liefde zijt?
 
Hoe zal bestaan, voor Uw zacht-licht Gelaat,
 
De duistre wreevel en de schuuwe nijd?
 
 
 
Wie mij 't meest liefhad, heeft zich 't meest verblijd,
 
Dat mijn Ziel glansd' in nieuwen Dageraad,
 
En heeft gezeegend 't Lijden dat ik lijd,
 
Waardoor mijn Leeven thans verheerlijkt staat. -
 
 
 
Want mijne Liefdë is wit-brandend Vuur,
 
Zij kan doen lijden, maar kan nooit verdonk'ren
 
De Ziel, die zich tot haren Luister richt,
 
 
 
Zij is 't Stargewelf, - al naar ik tuur
 
Zie ik gestaag voor mijn verbaasd gezicht,
 
Al meer en schoonere Gedachten flonk'ren.
[pagina 80]
[p. 80]


illustratie

VIII.

 
Ster-licht Gewelf! - Uitspansel eindeloos!
 
Waereld van Liefde! - Ruimten zonder Naam!
 
Hoe kan dit woonen in zóó klein lichaam,
 
In een eng huis, zóó wankelend en broos?
 
 
 
Hoe vat één Ziel, leevend zóó korte poos,
 
In zich de Ziel van àl wat leeft, te saam,
 
Dat zij durft noemen 't Weezen en den Naam
 
Des één'gen Gods, die àl is en àltoos?
 
 
 
Een mensch kruipt oover d'aarde, arm en blind,
 
En zoekt zijn brood en loopt en lacht en spreekt,
 
En speelt zijn leeventje⁀als een klein, druk kind,
 
 
 
Totdat één Vonk zijn dorre Ziel ontsteekt
 
En ook in hèm de Waereldbrand uitbreekt
 
En hij zijn God bij 't licht dier Vlammen vindt. -
[pagina 81]
[p. 81]


illustratie

IX.

 
Kon ik altijd gevoelen, wat ik weet,
 
Dat daar nooit Heil wordt zonder Smart gebooren,
 
Dat er geen Hart zal worden uitverkooren,
 
Dat niet verging in Vlam van eigen Leed.
 
 
 
Ach! dat zoo vaak 't verbijsterd hart vergeet
 
De heil'ge Waarheid, die ik zelf deed hooren,
 
En noch den Twijfel, noch den Wrok kon smooren,
 
En 't Onrecht vloekt, dat het zóó lijden deed!
 
 
 
Maar meet wèl, Heer, wat gij hem dragen doet,
 
Die nog zoo kort weet wat zulk Leed beduidt, -
 
Maak dan niet àl te zwaar den harden druk,
 
 
 
Dat niet mijn arm, van pijn verblind Gemoed
 
Breekt in verwarring en wild oproer uit
 
En slaat Uw steenen Tafelen aan stuk.
[pagina 82]
[p. 82]


illustratie

X.

 
De nacht wordt dieper, - dieper, - rond mij om
 
Zie ik het licht der waereld lager zinken
 
En 't àl omwelven door den donkren Dom
 
Der zwarte lucht, waaraan geen sterren blinken. -
 
 
 
Al zachter, - als vèr-weg gemurmel, - klinken
 
De kleine stemmen van den menschen-drom,
 
Maar groot en eenzaam, waar al vormen slinken,
 
Rijst mijn hoog Lijden, raadselig en stom.
 
 
 
De breede steeden slapen, maar daarbooven
 
Mijn Smart, met haar ontzach'lijk steen-gezicht,
 
Waakt, - door het zand der Woestenij omstooven, -
 
 
 
De blinde blik, in kalm-geheeven staat,
 
Naar 't lichtloos Oosten star en strak gericht,
 
Wachtend des Eeuw'gen Morgens Dageraad. -


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken