Don Torribio
(1890)–Frederik van Eeden– Auteursrecht onbekend
[pagina 71]
| |
Tafereel V.
Slaapvertrek des konings. Links het ledekant. Dan de hovelingen op een rij, rechts een koor van twintig zangers met 2 solisten en een kapelmeester.
Hyacinthe, Komarop, Palaemon, de Ministers, Liktem-Pacha, Lakeien.
hyacinthe,
(tot de zangers).
Nu! - dames en heeren, - houdt u nu goed, wat ik bidden mag. Het geldt mijn naam als schepper, den uwen als vertolker. De eer van mijn kunstwerk is in uwe hand. Denk vooral om de uitspraak, er mag geen woord verloren gaan. Mijnheer de kapelmeester, bedenk dat het ingehouden moet gezongen worden. Ingehouden! - Het is een sluimer-cantate, - geen jubellied, - een sluimer-cantate! Alleen mejuffrouw de sopraan moet het ‘Heil, Heil zij u!’ met geestdrift zingen. - Maar het laatste koor moet zacht en liefelijk aanruischen: ‘Zacht zinkt de vrede enz.’ dat moet smeltend, suaviter, zoetvloeiend wegmurmelen. - Vooral suaviter, suaviter!
komarop,
(tot de hovelingen).
De heeren kennen allen hun voorgeschreven taak, niet waar? Excellentie Palaemon neemt de muts, excellentie Homaris den slaaprok, Excellentie Lepidus en Amenias elk een pantoffel - zoo! - Liktem-Pacha | |
[pagina 72]
| |
ontdoet Z.M. van den mantel, de heer Hyacinthe van schoenen en kousen, u van vest en rok, u van den pantalon - ik zelve neem kroon en scepter. - Zóó, - nu heeren. -
hyacinthe,
(tot de zangers).
Denkt er vooral om - dames en heeren - dat gij den eersten regel niet zingt: ‘Hoe heerlijk rijst - De bleeke maan, enz.’ maar vloeiend en melodieus: ‘Hoe heerlijk rijst de bleeke maan enz.’
(Fanfare). Opgepast nu! alstublieft, daar komt Z.M.
komarop.
Stil - Heeren! - Zijne Majesteit! (De kapelmeester tikt. Muziek speelt het Cadmenische volkslied. De koning op, gevolgd door twee kamerdienaars. De koning wordt plechtig en statig op de beschreven wijze ontkleed, met veel kniebuigingen der hovelingen. Onderwijl zingt het koor de volgende
Sluimer-cantate.Ga naar voetnoot1)
koor.
Allegro Moderato.
Hoe heerlijk rijst de bleeke maan,
Aan d' effen hemelboog,
Thans zal de vorst naar bed toe gaan, naar bed toe gaan,
Naar bed, naar bed, naar bed toe gaan,
En luiken 't zorgvol oog, en luiken,
En luiken, luiken 't zorgvol oog.
Dolce.
Der nachtegalen smeltend koor,
Trilt door den stillen hein -
| |
[pagina 73]
| |
Leg u, o vorst! thans op één oor, thans op één oor,
Thans op, thans op, thans op één oor,
Want uw gemoed is rein, is rein,
Want uw, want uw gemoed is rein.
solo
(Sopraan).
Con Brio.
Heil! Heil zij u! - O, Majesteit!
Gij kunt u zonder vrees ter rust begeven,
Zacht heeft de trouw uw legerstee gespreid,
En schoone droomen zullen u omzweven.
In den stillen nacht
Houdt de liefde wacht
En al uw onderdanen bidden zacht:
Goeden nacht! goeden nacht!
Goe - oe - oe - den nacht!
sopraan en koor.
pp.
Goe - oe - oe - den nacht - nacht - nacht
Goe - oe - oe - den nacht!
solo
(bas).
Maestoso.
Wanneer de gouden zonnetoorts
Haar dagtaak heeft volbracht,
Dan daalt zij naar de Westerkim,
En sluimert overnacht.
Slaap dan Bilbonzo! - sluimer vrij,
Uw kracht ook heeft zijn grens,
Want zelfs de grootste wereldvorst
Is voor zijn schepper mensch!
choraal.
De zon zelfs moet gaan slapen,
Slaap koning dan ook gij! -
| |
[pagina 74]
| |
God heeft de rust geschapen,
Voor vorst en burgerij!
recitatief
(bas).
Maar zie! - uwe goede daden des daags verricht,
zij komen tot u met zachten vleugelslag en zingen:
koor van goede daden.
Allegro Grazioso. (vierstemmig).
Goede daden, hand in hand,
Eng'len van den hoogen,
Om 't doorluchtig ledekant
Komen wij gevlogen.
Vrede wuiven wij u toe,
Onspoed kan niet naken.
Sluit, o koning! de oogen toe,
Want uw daden waken.
solo.
(sopraan.)
Andante espressivo.
Thans ligt de vorst te bed! - O heil'ge stonde!
De last der kroon drukt 't edel hoofd niet meer,
Wijkt, zorgen! thans der vorstelijke sponde!
Zacht zink de vrede op 't moede lichaam neer.
Straks doe u 't uchtenrood verfrischt ontwaken,
Dan voert ge 't roer van staat met nieuwe kracht
En heel natuur schijnt maar één beê te slaken:
Goênacht, Bilbonzo - sluimer zacht!
Goênacht! slaap zacht! de liefde wacht!
slotkoor.
Smorzando.
Sluimer, sluimer, sluimer zacht!
Volkrenvader! altegader
Wenschen wij u goeden nacht!
Zacht zink de vrede -
| |
[pagina 75]
| |
Zacht zink de vrede -
Zacht zink, zacht zink - zink - zink
De vrede - zacht zink de vrede!
Sluimer - sluimer - sluimer zacht!....
Goeden nacht!
ppp
Goe - oe - oe - oe - den nacht!
(De koning snurkt. Onder het naspel der cantate verdwijnen de zangers en hovelingen, doodstil en op hun teenen loopend. Bilbonzo blijft eenigen tijd alleen rustig doorsnurken, kroon en scepter liggen op het nachttafeltje).
don torribio,
(plotseling verschijnend).
Het spel is in gang. Nu is het rijk van den slaap mijn rijk, - en ik schuil op den bodem van dat duistere meer, als een groote poliep tot mij trekkend wat nederzinkt. Wee hem die zich gaan laat in het geheimzinnig water, - ik zal hem dingen laten zien, waarbij het licht der vrije zon verflauwt. (naar het bed gaande). Hé daar! - koning! - opgestaan! het bed uit! - 't Is tijd om gras te eten! - gauw!
bilbonzo,
(zich omdraaiend).
Grrr! ga heen! Jacob! - 't is te vroeg!
don torribio.
Neen! neen! - geen gegrom! 't is hoog tijd! - 't Is uit met gekamerdienaar en gemajesteit! - Gauw er uit! - koning zonder land!
bilbonzo,
(zich de oogen wrijvend).
Hei! - wat is dat? - wie vermeet zich! - Wat doe je hier schelm? - Help! moord!
don torribio.
Houd u bedaard, beste maat. Ik zal u geen kwaad doen. - Ik kom u maar waarschuwen voor de booze plannen van anderen. | |
[pagina 76]
| |
bilbonzo.
Wat zegt ge toch, mensch? Booze plannen? Waar is mijn kamerdienaar? Jacob! Jacob!
don torribio.
U roept in de woestijn, vriend Bilbonzo!
bilbonzo.
Onverlaat! - tegen wien spreekt ge?
don torribio.
Ik dacht dat u zoo heette.
bilbonzo.
Ik herken u, duivels-kunstenaar. Is dit weer een van uw kunsten? - Is dit een betoovering? Droom ik? Dat zal u rouwen.
don torribio.
Stil! - luister eens goed! - en zeg of je ooit zoo natuurlijk gedroomd hebt. (Men hoort buiten een luid en venvard rumoer, geschreeuw, angstkreten, bijlslagen en geroep: ‘Waar is de tiran? Sla dood! - Waar is Bilbonzo?’
bilbonzo.
Mijn God! - wat is dat?
don torribio.
Oproer, goede man, - niets minder.
bilbonzo.
Oproer! Oproer! - in ons land! - Onder ons volk! - Mijn God, mijn God, het kan niet! (Geroep buiten: ‘Waar is hij? - Sla hem dood! - sla dood.’)
don torribio.
Waarom niet? - Hoor wat zij roepen. - Als ge u niet rept, zullen ze het doen ook. Gij zoudt noch de eerste, noch de beste zijn. | |
[pagina 77]
| |
bilbonzo,
(uit bed springend).
Maar waar zijn onze soldaten, - onze officieren, onze dienaren.
don torribio.
Die maken gemeene zaak met het volk - of zijn gevangen genomen.
bilbonzo,
Neen! Neen! - het kan niet zijn! - het is een ongelukkig misverstand. - Oproer! tegen ons! Hun vader! hun weldoener! - Ik ga hen toespreken. - Wij gaan het ophelderen, - als zij Ons zien zullen ze bedaren!
don torribio.
Luister eens!
(Het rumoer klinkt sterker en naderbij. ‘Sla dood! Sla dood!’) Ik zou liever mijn lijf bergen als ik u was.
bilbonzo,
(de handen opheffend).
O vreeselijk ontwaken! - O jammervolle nacht! - Hoe kan het?! Hoe kan het zijn!
don torribio.
Gauw nu maar! - Niet teuten!
bilbonzo.
Waartoe ben ik gekomen? - Help ons dan bij 't aankleeden.
don torribio.
Gekheid! vlucht zooals je bent - 't geldt je leven!
bilbonzo,
(zijn kroon opheffend).
O kroon! - palladium des volks!
don torribio.
Mijn hemel! - is dat getreuzel nu uit? (Hij slaat hem een wollen deken om). Gauw! Gauw nu wat!
(Er wordt op de deur gebonsd, geroep: ‘Hierheen! Hier!’)
| |
[pagina 78]
| |
't Is te laat! dat komt er van. - Dan déze deur! (Op de andere deur wordt ook gebonsd.)
Verloren! Verloren! - onder 't bed, gauw! (Bilbonzo kruipt met de kroon op, onder 't bed).
bilbonzo,
(onder 't bed).
Rampzalig volk! - Waartoe brengt gij den gezalfde des Heeren! (De beide deuren worden opengestooten. Aan de eene zijde komt Janos, aan de andere Mispel, verder Witte Keesje, Brammetje Dans-alleen, Doove Gerrit, en veel gewapend volk.)
janos.
Is hij er nog? - let op de uitgangen, dat hij niet ontsnapt!
mispel.
Hij moet er nog zijn.
janos.
Wie is dit? - Don Torribio? - Is Bilbonzo hier?
don torribio.
Zijn bed is leeg.
brammetje dans-alleen.
Verdomme! - dat's nog es een lekker bedje. (Hij rolt zich er in.) Hoera! - Jongens! hoera! - dat's me nog nooit gebeurd! - In 'n koning z'n vlooienmand.
witte keesje.
Hoera! - ik er bij! - plaats genoeg! - (hij rolt er zich in).
brammetje.
Hoera! - ouwe kwiebes! - dat's andere thee! - nu is het onze beurt!
het volk.
Hoera! - onze beurt. | |
[pagina 79]
| |
doove gerrit.
Laat me der ook in, Bram!
stemmen.
Ik ook! - ik ook!
witte keesje.
't Nest is nog warm ook, kerels! - De vogel is er pas af.
brammetje.
Kees! - geef me nou 'n borrel. Dát zal smaken op zoo'n warm bultzakkie.
janos.
Burgers! - als het nest nog warm is dan is de vogel niet ver. Eerst werken, dan uitrusten. Zoekt den tiran! (Twee mannen op met Hyacinthe in hun midden.)
1e man.
Hier, kapitein Janos! hier hebben we er een!
janos.
Kapitein? - wat kapitein? - weg met titels of rangen, zeg ik! - Ben je mijn lessen vergeten? - Wie heb jelui daar? 2e man.
Die hebben we achter een gordijn in de danskamer gesnapt, burger! - hij stond te beven met een open bek, net as een jong vogeltje!
janos
(zet zich op het bed).
Burger Mispel! - kom naast me. Maak ruimte daar! We zullen maar dadelijk de vierschaar spannen. - Kom hier, laffe verrader, wie ben je?
hyacinthe.
Wat wilt u van me, goede menschen? Wat heb ik kwaad gedaan? Ik heb niemand beleedigd.
janos.
Laat je handen zien! | |
[pagina 80]
| |
hyacinthe.
Mijn handen? - Hier! - rein zijn ze! - rein van bloed of misdaad.
jakos.
Rein? - Ik wil ze vuil zien, - vuil van arbeid. - Hard en zwart van 't werk. Wat zijn dat voor handen, burgers?
mispel.
Van een nietsdoener.
janos.
Dus van een dief. Wat heb je gedaan, schelm! je leven lang?
hyacinthe.
Ik ben dichter. - Ik heb de kunst beoefend. De goddelijke poëzie!
janos.
En de menschelijke ellende, wat heb je daarmee gedaan?
hyacinthe.
Die heb ik ook vaak bezongen.
janos.
Bezongen? - bezongen! - Hoor je 't, burgers, hij heeft jelui ellende bezongen! Ben jelui daar niet dankbaar voor?
witte keesje.
Hangt hem op en laat zien of ie zich ook van de galg kan zingen.
hyacinthe.
Ik heb ook troost gegeven - beter dan brood.
janos.
Laat hooren! | |
[pagina 81]
| |
hyacinthe.
Nu? - hier?
janos.
Voor den dag, zeg ik - met je troost!
brammetje.
Je zult 'em zelf noodig hebben, knaap!
hyacinthe.
O heilige muze - verlaat me niet in dit hachelijk oogenblik! Waar stormend om mij bruischt der volkren woede,
Wild als de zee en loeiend als de orkaan,
Daar blijf ik kalm en zonder vreeze staan,
Vast bouwend op mijn recht en Hooger hoede.
Geen woest getier zal mij verschrikt doen wijken,
Geen... la la la - zal mij... la la - bezwijken
Ik zal niet... neen... ik... ik...
(Snikkend) Ach God! ach God! ik kan niet meer. Doodt mij maar! (Woest gelach en getier onder 't volk).
witte keesje.
Ha! ha! - hoor je 't? - hij bouwt op hooge hoeden.
janos.
Vindt jelui 't mooi, burgers? Dat noemt hij beter dan brood!
stemmen.
Gooit hem het raam uit! - het raam uit!
janos.
Gij hebt het gezegd, burgers! - Is het hoog genoeg?
een man,
(uit het raam ziende).
Hoog zat hoor! En hij komt op de straatsteenen!
hyacinthe.
Genade! genade! | |
[pagina 82]
| |
bilbonzo,
(van onder 't bed).
Halt, wreedaards, houdt op! (Stilte).
janos,
(onder 't bed ziende).
Wie is dát daar? - De tiran! de tiran! mannen, haalt hem voor den dag! (Mispel en eenige anderen halen den koning van onder 't bed uit).
het volk.
Hoera! hoera!
brammetje.
Wel verdomme! - leg je bij preferentie ónder je bed papa! - in plaats van er in?
witte keesje.
Waar heb je die mooie japon laten maken, ouwe Heer?
janos.
Stilte! - Spreek! Ben jij Bilbonzo, de geweldenaar?
bilbonzo.
Ik ben uw Koning, - uw rechtmatig vorst! - Wee dengenen uwer, die zich aan mij vergrijpt! (Stilte).
Mijn volk! mijn volk! wat beteekent dit? - Wie heeft u zoo misleid? Wat heb ik voor willekeur, wat voor geweldenarij bedreven? - Ik weet, dat ik een zacht en minzaam vorst voor u geweest ben, en ik had u lief, ondankbaren, als een vader zijn kinderen. - Schaamt u voor uw woestheid; - laat dien onschuldigen man los! Komt tot kalmte, valt mij te voet en ik zal u vergeven. (Hyacinthe wordt losgelaten).
janos.
Wat?! - wat! - botterikken! - ezels! Laat je je door dien kwezel bepraten?! - Je bent je vrijheid niet waard, lammelingen! - Smijt dien schelm het raam uit! | |
[pagina 83]
| |
bilbonzo.
Laat af - moordenaars! (weifeling).
janos,
(de hand opheffend).
Ik beveel het!
mispel.
Vooruit! mannen 1 - daar gaat hij!
doove gerrit,
(uit het raam roepend).
Van onderen! (Zij werpen den bezwijmden Hyacinthe het venster uit. Bilbonzo verbergt het gezicht in de handen).
janos.
Goed zoo! - Nu jou beurt, bloedzuiger! - zet hem op een tafel - zóó! - Laat dat gevloekte gouden ding op zijn hoofd, - tot hij gevonnist is. Houdt hem vast met je beiden! (Twee mannen met Palaemon op).
stemmen.
Weer een! - weer een!
janos.
Hier met hem! - wie is dat?
witte keesje.
Dat's óók 'n hooge!
mispel.
't Is Palaemon, - de eerste minister!
janos.
Ha! - de eerste officieele volksuitzuiger! Je naam, vriend! - en je beroep! - je staat hier voor de rechtbank des volks. (Palaemon zwijgt). Kun je niet spreken? - verdedig je wandaden als je kunt.
palaemon,
(Bilbonzo ziende.)
O, Majesteit! O mijn vorst!
janos.
Zeg die Majesteit maar goeden nacht! - Spreek of | |
[pagina 84]
| |
je gaat het venster uit! (Palaemon haalt de schouders op.)
(Twee mannen met Liktem-Pacha.).
stemmen.
Nog een! - Een Turk! - Een vreemde!
brammetje.
Wat doet die Chinees hier?
janos,
(tot Liktem-Pacha).
Wie ben je?
liktem-pacha.
Ik ben Liktem-Pacha, onschendbaar gevolmachtigde van den Beheerscher der Geloovigen.
janos.
Onschendbaar? - Het volk alleen is onschendbaar. - Wat is je bedrijf?
liktem-pacha.
Ik ben gezant, - staatsman, - diplomaat, - in dienst van den machtigen Kalif van Bagdad.
janos.
Diplomaat - dat is dus leugenaar. En nog wel bezoldigd leugenaar. - Van Kalifen of geloovigen weten wij hier niets. Burgers! - dit is de betaalde leugenaar van een tiran. Wat moet er met hem gedaan worden?
het volk.
Het raam uit! - het raam uit!
palaemon.
Cadmeniërs! - in naam van God en je eigen welzijn - wat ga je beginnen! De verschrikkelijkste oorlog staat te wachten als je dezen gezant eenig leed doet!
janos.
Zwijg, laffe hoveling! - Een vrij volk vreest tirannen noch legers. Bovendien zul je er zelf geen last van hebben. - Mannen, volvoert den volkswil! | |
[pagina 85]
| |
liktem-pacha.
Het zal u berouwen, heeren! - Allah is groot!
doove gerrit.
Van onderen! (Liktem-Pacha wordt uit het venster geworpen).
janos.
Nu jij, Palaemon! heb je nog iets in te brengen?
paleamon.
Voor mij niets. - Maar laat uwen goeden, zachtmoedigen koning leven!
bilbonzo.
Ach! Palaemon, Palaemon! waartoe?
janos.
Gekheid! - den een na den ander! - Eerst dezen, op straat met hem!
witte keesje.
Burger Janos! - geef mijn dat mooie buisje van hem! 't Is zonde anders.
janos.
Goed!
brammetje.
Dan neem ik z'n steek voor de staatsie! (Zij ontdoen Palaemon van steek en rok, waar zij zich zelve mee optooien.)
palaemon.
Vaarwel, goede vorst!
doove gerrit.
Allo! vriend - met een vaartje! - Van onderen! (Palaemon uit het venster geworpen.)
bilbonzo,
(weenend.)
O mijn God! mijn God! | |
[pagina 86]
| |
brammetje.
Hij krijgt het te kwaad, jongens! Hier! voor de benauwdheid!
witte keesje.
Zet 'm er op! zet 'm er op!
het volk.
Bravo! bravo!
brammetje.
Ga nu je gang maar! (Klaas Mostert komt met gewapend volk op, zij voeren Homaris en Amenias mee.)
klaas mostert.
Hier, burger ik heb men plicht gedaan. De gebouwen zijn genomen en branden al. Hier heb ik twee gevangenen. 'k Geloof generaals.
witte keesje.
Nee hoor! - 't benne ministers - net as ik, kijk maar! (Hij vergelijkt zijn rok met dien van Homaris, - Homaris geeft hem een slag dat hij op zij valt.)
Wel bliksems! - Jou leelijke beroerling! - dat zal ik je inpeperen!
janos.
Houdt dien schurk vast, mannen? - Bindt hem!
amenias.
O arme, arme koning!
homaris.
's Is met ons gedaan, Sire! - dat zijn de gevolgen van zachtmoedigheid. Had liever kanonnen gebruikt in plaats van goede woorden! Dit vee heeft nooit beter verdiend.
janos.
Zacht wat, vriendje! - dat vee is op 't oogenblik de | |
[pagina 87]
| |
sterkste - en zal recht over je spreken, bloedhond! - je uur is geslagen.
homaris.
Zou me dat letten je bij je naam te noemen? vuil canaille! - schaamteloos uitvaagsel! - niet beter dan 't ongedierte waar je van krielt!
witte keesje.
Het raam uit!
stemmen.
Het raam uit! - op straat den hond!
homaris.
Nu! dood mij dan! - vermoord ook dien goeden, onschuldigen man met u allen! - stompzinnige beesten! - Ik zal wel gewroken worden! - je zult vergaan door je eigen dierlijke domheid, zooals een dolle os tegen een muur loopt. - Neen, raakt mij niet aan met je vuile handen. Ik zal zelf wel gaan. Vaarwel, koning! (Hij springt het raam uit).
(Twee mannen met Lepidus).
het volk.
Nog een minister!
lepidus,
(Zichtbaar angstig).
Neen! neen! geen minister - een echte volksvriend! - het volk heeft gezegepraald, leve het volk!
brammetje.
Zoo, maatje! - ben je zoo'n volksvriend? Waarom hebben we daar nooit iets van gemerkt?
witte keesje.
't Zijn maar praatjes van 'em. Hij is net zoo erg as de rest.
lepidus.
Neen! - ik ben een echte volksman. Leve de vrijheid, dood den tirannen! | |
[pagina 88]
| |
janos.
Zoo, - wil je dien koning afzweren?
lepidus.
Waarachtig! zie maar! (hij slaat Bilbonzo in 't gezicht). Daar oude rekel, je hebt je verdiende loon!
amenias.
Infame lafaard!
lepidus.
(Voor Janos de knie buigend).
Hulde aan den profeet Janos! - den volksbevrijder!
janos.
Zie je zijn aard, burgers? - Hij kan niet zonder knielen. De slavenmanier zit hem in 't bloed. Er uit met hem!
lepidus.
Genade! - O God! genade!
het volk.
Er uit den slaaf! - Allebei er uit!
doove gerrit.
Van onderen! - Daar komen er twee! (Amenias en Lepidus worden het raam uitgeworpen).
janos.
Burger Mostert! - doorzoek het paleis of je nog meer van dat adderenbroed vindt! (Mostert af).
(Zwarte Griet, blonde Els en veel vrouwen op. Zij dragen zakken met geld, en fakkels).
zwarte griet.
Hoezee! leve Janos! - De boel brandt! en we hebben goud! goud bij hoopen! (Een roode gloed door 't venster).
het volk.
Hoera! - hier! hier er mee! (Zij vallen op het geld aan).
| |
[pagina 89]
| |
janos,
(luide).
Afgebleven! - Handen weg van dat goud! (de hand opheffend). Gehoorzaamt, zeg ik. Burgeres, leg die zakken hier! - Schaam jelui, hebzuchtigen!
brammetje.
Zeg nou es! - burger! - heb je het ons beloofd of niet?
janos.
Zwijg! - Of ik laat je die anderen achterna gooien, met een zak goud om den hals! Eerst de zaken afgedaan! (Klaas Mostert met de min en den kroonprins).
mostert.
Hier is een jonkie, - burger! Wat moeten we daarmee doen?
bilbonzo.
O! mijn zoon! mijn zoon! Mijn oogenlicht! - De hoop des vaderlands!
stemmen.
Het venster uit - het hondekind!
janos.
Waartoe? - Dat kind is onschuldig. - Er kan nog een goed werkman van groeien. Burgeres blonde Els! - neem dat kind mee en voed het op! Laat het nooit te weten komen van wien het afstamt - en maak er een bekwaam schoenmaker van. Dan zal het zijn vaders luiheid goedmaken. Ga, breng het in veiligheid! (Blonde Els en Mostert af). En nu eindelijk jou beurt, tiran! Kan je eenige reden opgeven, waarom we je onbeduidend leven zouden verlengen?
mispel.
Misschien kan hij kannetjes bakken, - zooals Jacoba van Beieren, - of klokken maken, zooals Karel de | |
[pagina 90]
| |
Vijfde, - of smeden, zooals Lodewijk de Zestiende of timmeren of fluitspelen of knutselen.
janos.
Zeg, tiran! kan je bij toeval een van die dingen? - Niet? - Ben je dus niets als een hulpeloos en nutteloos eet- en slaapdier. Een parasiet in de maatschappij, vetgemest door ons bloed? - Wat zal zijn lot zijn, burgers?
het volk.
Op straat! Er uit! (Mostert op met Rosalba en Lucilia).
mostert.
Twee vrouwen, - burgers! - wat moet daarmee gedaan? - Die kan ik toch niet...
de vrouwen uit het yolk.
Er uit! - ook er uit! - de doodeetsters!
witte keesje.
Komt binnen - dames! - past op uw sleep! - zal u ook iets gebruiken - hier! beste ouwe klare!
janos.
Komt hier, vrouwen! - wat heb jelui voor nuttigs uitgevoerd in je leven? - Heb je kinderen grootgebracht? - Gewerkt? - Kun je den kost verdienen?
mispel.
Dansen kunnen ze, anders niet!
brammetje.
Dat kan ik ook.
witte keesje.
Komaan, Bram, - een dansje! - Ieder één. (Zij dwingen beide Ros. en Luc. te dansen).
het volk.
Mooi! - Brammetje! - bravo! | |
[pagina 91]
| |
janos.
Halt, burgers! - hooren zulke danspoppen in onze nieuwe maatschappij? Me dunkt, er zijn muggen genoeg, die niet anders doen als dansen en bloedzuigen. Weg met hen, - laat ze den tiran vergezellen!
mispel.
Alle drie er uit - dat is nog gezellig!
het volk.
Er uit! - alle drie!
doove gerrit.
Zeg eres, - het leit daar zeker al stikvol beneden. - Ze zouen te zacht vallen! Ze motten uit een ander raam.
janos.
Hij heeft gelijk. - Burgeressen! - brengt hen alle drie in de zaal hiernaast en voltrekt daar het vonnis.
els.
Vooruit dan! Deftig opgemarcheerd. - Hier, dames! - neem fatsoenlijk de sleep op van den ouden heer. Zóó - kom kameraads!
janos.
Geef zijn kroon hier! - Die blijft bewaard als gedenkstuk van onzen triomf. Mispel, Brammetje en Witte Keesje zullen hier blijven - om te beraadslagen. Ook burgeres Zwarte Griet! Burger Mostert! - ga op straat zien of er nog een in leven is - en maak hem af. Dan wacht ik je hier. (Het volk jouwend en schreeuwend af met Bilbonzo en de hofdames. Witte Keesje, Brammetje, Janos, Zwarte Griet en don Torribio blijven achter. De kroon wordt midden op 't tooneel geworpen).
janos.
Ziezoo! - brave makkers! - de slag is geslagen! - | |
[pagina 92]
| |
het land, de vrijheid, het genot des levens is ons! De dag is voor ons aangebroken! - nu brood voor de hongerigen, genot voor de vreugdeloozen, blijdschap voor de treurenden!
brammetje.
Nou - kameraad! - je hebt het knappies klaar gespeeld. - Laten we het er nou er reissies van nemen. - Dat mag wel.
witte keesje.
Zeg, wij hebben nou zoo gewerkt - nou krijgen we toch wel zoo'n zakkie mee, hè? Stoot nog es an de wieg, Brammetje!
mispel.
Neen - mannen! - maakt geen misbruik! - Wacht het bevel van onzen bevrijder.
witte keesje.
Bevel? - bevel? - ik dacht dat het nou uit was met bevelen?
janos.
Stil, vrienden! - geen tirannie - maar ook geen wanorde. Ik heb u zoover gebracht, ik zal u ook verder leiden.
witte keesje.
Leiden! - nou da's goed, lei maar raak. Maar ik doe nou eindelijk ook eens m'n zin en neem zoo'n zakkie mee. Voor 't huishouden.
janos,
(de hand opheffend).
Blijf er af, zeg ik!
brammetje.
Kijk nou! - da's een mooie vrijheid. | |
[pagina 93]
| |
zw. griet.
Hoor es! - zonder Janos waren we nooit zoover gekomen. Hij mot nou ook wat te zeggen hebben.
witte keesje.
Dus weer 'n tiran?
janos.
Neen, burger! géén tiran. Ik neem geen anderen titel als eerste burger. Ik zal jelui allen je taak aanwijzen. Naast mij zal staan als hoofd van de vrouwelijke helft van den staat, evengerechtigd aan de mannelijke: Zwarte Griet als eerste burgeres.
brammetje.
Jawel! - toen ik in 't weeshuis was, hadden we ook 'n vader en 'n moeder, net zoo.
janos.
Zwijg! - Gij, Mispel! zorgt voor de uitvoering der nieuwe wetten die zullen ingevoerd worden, met den naam van tweeden burger.
witte keesje.
Krijg ik ook een nommertje?
janos.
Burger Witte Keesje, Brammetje, en Mostert heetten derde, vierde en vijfde burger - zij staan onder mijn bevelen en zorgen voor de belangen van handel en industrie, landbouw en rechtspraak.
witte keesje.
Dan blijf ik toch menister. - Ik wou graag dat mooie buissie anhouwen, weet je!
don torribio.
Moedige volksbevrijder! - had u mij niet een bescheiden plaatsje voor mijn zoon toegezegd, den bekwamen don Benjamin? | |
[pagina 94]
| |
janos.
Waarde don Torribio! - het spijt me dat ge zoo eerzuchtig zijt. Ge moet u niet mengen in de regeling van den staat. Op 't oogenblik komt het niet met mijn plannen overeen. Ik hoop dat gij wat geduld zult hebben!
don torribio.
O stellig! - neem het mij niet kwalijk!
mostert.
(op.)
Burger! - burger Janos!
zwarte griet.
Hij is eerste burger, - en ik ben eerste burgeres.
mostert.
O zoo! - nou, eerste burger dan, - er is geen enkele dooie te vinden onder het raam!
janos.
Je hebt verkeerd gezien, vriend!
mostert.
Sikuur niet! - Ze hebben beneden staan wachten - en ze hoorden telkens roepen: ‘Van onderen’ - maar er viel niks.
janos.
Daar is bedrog bij! - Gaat mede, mijn trawanten! - wij zullen zelf zien. Maar wacht - tweede burger! - breng dezen schat in veiligheid - in den kelder van dit paleis, en bewaar den sleutel. - Ik zelf zal dit heerlijk teeken van onzen triomf meenemen, de kroon, het gehate symbool der tirannie.
don torribio.
Pas op! - brand je niet!
janos.
(grijpt naar de kroon, doch trekt de hand plotseling terug).
Au! au! - dat ding is gloeiend! | |
[pagina 95]
| |
witte keesje.
Wat zeg je? - die is komiek! - (Vat de kroon aan). Au! au! au! - wel verdomme!
mispel.
Laat 'ns voelen. - Ai! ai! - hij gloeit!
janos.
Laat maar! - geen wonder! - het ding is een duivelsmaaksel! Gaat mede, burgers! (Allen af, behalve Torribio).
don torribio.
O! o! als dit geen droom was! Zouden de sterren niet van den hemel zijn neergekomen om ze voor te lichten? Doch in de werkelijke wereld is alles stil en geen geluid als het onrustig kreunen der droomers. - (Hij breidt den mantel als vleugelen uit en gaat aan 't venster). Nu naar mijn arme verworpenen, - hun val was zacht, maar de les heel hard - zouden ze lachen of schreien?
(Hij vliegt het venster uit.)
|
|