LXXXI.
Walden, Bussum, 12 April 1916.
Beste Henri, ik stuur je hier een brief van Piet Pijl, alias Dante II. Hij was een dag bij me en heeft jou geschreeven, op mijn raad. Het is een beminnelijke jongen, waar zeeker wat uit groeien kan. Maar hij is nog verbazend groen en naïef - vooral in literaire zaken. Hij heeft heel weinig van literatuur geleezen en is dus in alles nog een echte dillettant. Zijn verzen lijken naar niets - zooals je uit het ingeslooten geschrift wel zult merken. Maar hij is energiek, en als hij steun en kritiek van ons krijgt dan is er zeeker wat van hem te verwachten. Ik vind dat wij een jongen als deeze moeten toelaten tot onzen kring - dat wil zeggen onze bijeenkomsten met Brouwer. Dan zal hij merken hoe achterlijk en groen hij nog is. En dan zal hij ophouden met het er op los rijmen en het gewigtig verkondigen van allerlei afgezaagde en banale waarheeden.
Ik hoop dat je morgen ook komt, en bij Joopie blijft eeten. Daar koomen ook Truida, de Brouwers en Jetje Roll. Na het eeten gaan we dan naar de laatste en hooren misschien nog wat muziek.
Truida en ik koomen na de 18de April eenige dagen in den Haag logeeren bij Truida's nicht, mevrouw van Aalst - Gobius,
Dan kan het Couperus-plan dóórgaan.
Ik heb gisteren alweer met een danseresje kennis gemaakt, van Keekum heet ze, (Marion Gray) leerling van Lili Green, zij woont bij de Wijdeveld's in huis.
Weer zoo'n type, uit burgerfamilie, een beetje ordinair, maar