LXXIII.
Walden, Bussum, 15 Aug. 1915.
Waarde sobat,
Ik heb gisteren Reiman bij mij gehad. Wij zijn het volkoomen eens geworden en hij heeft de zaak met Schoenmakers afgedaan. Hij zou vandaag naar je toegaan om de zaak te bespreeken. Hij heeft je waarschijnlijk alles reeds verteld. Het beste zal zijn als we nu een samenkomst hebben, b.v. in Amsterdam. Ik ben van plan in de volgende week, of stellig nog in Augustus, naar den Haag te koomen, maar ik wou er mee wachten tot ik gegeevens had, waarmee ik Loudon kan bezoeken. Ik ga dan meteen naar Monnier Harper. Ik heb ook een heel aangenaam bezoek gehad van Kartono en hoop met hem te zullen opschieten. Wat het Berliner-Tageblatt-plan betreft, zoo zou ik daarmee willen wachten totdat wij met de vrienden uit de Kring tot eenheid zijn gekoomen. Voor ons is toch de hoofdzaak Gutkind, Buber, Landauer te spreeken en misschien kan de bijeenkomst in Holland plaats vinden. Ik voel grooten weerzin (intuitief) om naar Duitschland te gaan. Ik zou het haast zoo uitdrukken, dat ik vrees, dat mijn astraal-lijf de athmospheer daar niet kan verdragen. De psycholoog spreekt van zenuwgestel. Ik kreeg de brief van Bjerre aan Landauer en van Bjerre aan jezelf. Mocht de bijeenkomst doorgaan, dan zou ik behalve Däubler, die er zeeker bij hoort, ook nog Rolland, Rathenau en von Molo willen vragen. Oover onze persoonlijke keet, die zeeker geen uitslaande zal worden, acht ik het beeter te spreeken. Hou je zelf ook maar daaraan.
Gegroet,
als steeds je
F.v.E.