LXXI.
Met het Amersfoortsche Plan is hier bedoeld de oprichting van een Hoogeschool voor Wijsbegeerte. Van Eeden, Prof. L.E.J. Brouwer en ik waren er, met de hier in dezen brief opgenoemde personen, de eerste geestelijke vaders van, maar door verschil van meening met den heer Reiman, die later het meeste te zeggen kreeg, zijn van Eeden, Brouwer en ik vrijwillig uitgetreden.
Later is de Amersfoortsche Internationale School voor Wijsbegeerte uit dit plan ontstaan.
3 April 1915.
Beste Henri, ik dank je wel voor je zeegenwensch. Ik wil daarbij niet verbergen dat er een alsemdruppel in was, die voor den ganschen dag - en wel langer - een bitteren nasmaak laat.
Waartoe mij die dwaze opdracht van Gutkind gemeld?
Doet het je genoegen dat hij jou wél schrijft en mij niet, en hindert het je niet dat hij op zulk een wijze oover mij spreekt?
Als hij de volle waarheid wist, als hij begreep dat jij in 't minst niet anders of beeter oover zijn gezindheid denkt dan ik, zou hij je dan zulke ‘opdrachten’ geeven?
Ik heb je al vroeger gevraagd hem duidelijk te maken dat mijn opvatting omtrent hem niet verschilt van de jouwe. Maar dat schijn je niet gedaan te hebben of het heeft geen indruk gemaakt.
Ik zal het weer verwerken, maar ik voel het als een grievend onrecht. Hij en hij alleen is in een reuze-razernij bevangen, en ik deed niets dan het schandelijk door hem beschimpte en beleedigde Engelsche volk verdeedigen. Ik wou dat je dat erkende en het hem niet verborg.
Ik denk veel over het Amersfoortsche plan. Het is mooi en veelbeloovend.