LXX.
Walden, Bussum, 26 Feb. 1915.
Beste Henri,
Ik stuur je hierbij een brief van Royaards. Het is nooit plezierig naief genoemd te worden en nog minder heerlijk naief. Ik vind van mijn kant je opmerkingen geheel onjuist. Het is alsof je zegt: hij had niet te water mogen gaan voor hij zwemmen kon. Als je eerst zelf eens een moeilijk stuk in scène hadt gezet, dat zou je billijk kunnen oordeelen. Te wachten tot het volmaakt is, is een totaal onmoogelijke eisch. Royaards heeft gemaakt dat het insloeg, wat noch aan mij, noch aan jou zal gelukken. Wij moeten met betrekkelijke perfectie tevreeden zijn en vooral waardeeren en rusteloos streeven naar het beste. Ik heb daarom altijd fel gereageerd op tooneelcritiek, omdat ze totaal van de wijs was.
Ook nu zie ik eevenveel onverstand in de lof als in de blaam. Met dat al moeten we bedachtsaam zijn en waardeeren en niet ruw en onbesuisd. Krachtige figuuren als R. zijn hoognoodig, zeer zeldsaam, zeer goed te beinvloeden, maar men moet ze niet noodeloos kwetsen of prikkelen. Wanneer kom je hier?
Dag!
F.v.E.
P.S. Brief en artikel in de Frankf. heb ik graag terug.