geven hebt, moet je niet vragen waar of aan wie, dan moet je maar zeggen: ‘nimmt! es soll euer sein!’ Dat vond ik mooi en toen gaf ik ze maar weg. Nu heb ik weer nieuwen. Wat moet ik doen?
Hier op Walden gaat het goed. Het is nu weer koud en regenachtig zooals altijd in Mei. Maar daar groeit alles goed mee. Het is hier wel een heerlijk leven en ik geloof, dat ieder, die er aan mee doet, dat ook voelt. Alleen moeten de verwenden de lust waardeeren van hard werk en zichzelf te helpen. Ieder moet voor zich zelf zorgen en niemand kan zich laten bedienen. Dat zou voor een Indisch-man, die niet eens zelf zijn sigaar aansteekt, een heel ding zijn, nietwaar?
Maar er heerscht groote opgewektheid en bedrijvigheid onder ons. Om een denkbeeld van ons leven te krijgen, zou je er aan meegedaan moeten hebben. Ik kan het je niet uitleggen. De armen onder ons geven de kracht, omdat ze weten wat werk en wat ontbering is. Ze zijn nu in behouden haven en leeren om te arbeiden en met weinig tevreden te zijn.
De organisatie is heel gemakkelijk en gaat om zoo te zeggen vanzelf. Het is heel gek te denken aan al die sombere en schrikbarende voorspellingen daar over. En dan praten ze allen over 't ‘twijfelachtige succes’, alsof ik over een koord over de Niagara wandel, of in een waschtobbe over zee ben gegaan. 't Ergste wat ons gebeuren kan, is, dat we gebrek lijden en in mijn hart is dat iets, wat ik voor allen niet kwaad zou vinden. Ieder die hier woont, heeft het hier beter dan hij 't gehad heeft, dus er is weinig reden voor hen om hier weg te gaan. En ik zou wel drie nieuwe kolonies kunnen maken van al de liefhebbers, die zich hebben aangemeld.
Als ik morgen sterf, dan is het best mogelijk dat de boel een beetje in de war loopt, maar toch ook vrij waarschijnlijk dat allen hier bij elkaar blijven, zoo eenvoudig en natuurlijk is de organisatie. Het is nu nog een dictatuur, ik hoop er over een jaar of wat een republiek van te maken.
Dag beste vriend, tot spoedig hoop ik.
Hartelijk gegroet van
F. van EEDEN.