en onbarmhartig vond, maar die ik in hoofdzaak niet onjuist vond. Hoewel ik vrees dat hij je zeer gekwetst heeft, wat je niet kwalijk zou te nemen zijn.
Hieraan zit vast de heele opvatting over Kunst en Waarheid, waarover ik nu wel met mezelf in 't reine ben, maar ik geloof jij nog niet. Het is een eeuwig struikelblok geweest, en men moet er òf niet over denken zooals de ouden, of zeer goed en diep, zooals b.v. Goethe en Ruskin. Maar denkt men half zooals Zola, of Multatuli, of Kloos en Thym, dan valt men in onmogelijke uitersten en onhoudbare theoriën.
Kunst is geen natuurgeluid, en zooveel beter en kostbaarder, omdat ze vaster, universeeler en blijvender is.
Een geheel fictief vers of verhaal kan meer waarheid bevatten dan de zuiverste natuur. Maar men bereikt die waarheid in fictie niet zonder de natuur op zijn zuiverst te kennen en te volgen.
In jouw boek zijn plaatsen van voortreffelijke kunst (meer dan F.C. gezien heeft) maar het geheel is geen voortreffelijke kunst, en dat had het toch moeten zijn om gedrukt te mogen worden. En je vreugde, dat je werk niet-literair is, vind ik geen rechtmatige vreugde.
Ja, beter een natuur-geluid, dan kunst-om-kunst, wat een nonsens is. Daarom doet jouw werk zoo weldadig aan, alle eerlijke, moreele menschen.
Maar er is een Kunst-om-waarheid, een Kunst-om-God, die hooger staat,
(Het slot van dezen brief ontbreekt helaas. H.B.)