men door actueele geschriften doet en het werk van hoogeren aard. Beiden moeten gebeuren. Ditmaal is mijn practisch werk zeer stellig goed geslaagd. Het kabaal is daarvan juist bewijs. En door de domme en onbesuisde aanvallen wordt mijn positie juist zeer sterk, zooals je in een volgend artikel, dat in de Gids van Juni verschijnen zal, bemerken zult.
Ja, ik herinner me iets van die brochure van Albada. Hij stelde mij geloof ik voor, te paard de slagvelden rond rijdend om door suggestie het bloeden der gewonden te stelpen. Ik heb daar erg om moeten lachen. Onaangename herinnering heb ik er niet van.
De winter is nog al gauw en voorspoedig omgegaan. Ik ben zelfs niet eenmaal verkouden geweest, en nu begint het voorjaar mooi en vroeg.
Martha en de kinderen zijn gezond. Ik heb een zwaren tijd gehad met een patiëntje, een lief, mooi jong meisje, dat plotseling krankzinnig was geworden en dat ik uit vriendschap voor haar en haar ouders in huis nam. Ze was soms zeer wild en onhandelbaar, ik had geen goede verpleegsters, en ik heb akelige nachten met haar opgetobt. Eindelijk was ik verplicht haar 's nachts in een rijtuig naar 't Buitengasthuis te brengen, dat was geen prettige rit, in den regen, drie uur lang.
Een heel merkwaardig boek is ‘een Zwakke’ van Coenen. Dat moet je eens lezen. Het is beter dan Jeanne Collette, dat ik een poenig prul vind. De kritiek van van Deyssel over ‘een Zwakke’ vind ik zeer goed. Van alle vrienden-omgang is mij die met van Deyssel het verkwikkelijkst en meest bevredigend.
De volgende week stuur ik je mijn nieuwe boek. Ik hoop dat je er wat aan hebben zult. Wees niet moedeloos. ‘Denn eine Lilie blühet über Berg und Thal, an allen Enden der Erde. Wer da suchet der findet’.
Je trouwe sobat
F. van EEDEN.