| |
| |
| |
IX
Wandaden op wandaden.
Gelyk Adelheid Wespestrael tot mevrouw Engelen had gesproken, zoo was het inderdaed met den geldelyken toestand van Oscar Gullivers gesteld. Zyne uitspatlende levenswyze kostte niet alleen grove sommen, maer zy beroofde hem daerenboven nog van den noodigen ernst, om zynen woekerhandel met krachdadigheid voort te zetten. De Lupini en Pennefetter schenen het er op gemunt te hebben, hem letterlyk uit te stroopen; hare vorderingen groeiden aen, naer mate het hem meer moeite kostte, om aen dezelve voldoening te schenken. Reeds had hy toevlugt genomen tot de kasse zyns vaders, en er stond te vreezen, dat hy voortaen wel goeden raed, maer geene klinkende speciën van den ouden bankroetier zoude ontvangen. By den schoonvader Blinkhout had hy eenmael beproefd, krediet te bekomen; doch de spaerzame koopman, ingelicht zynde nopens Oscars gedrag en handelwyze ten opzigte der dochter, had hem droogjes weg met zyne kredietvraeg van de hand gewezen.
In dezen staet van zaken, bleef hem geen ander middel over, dan eenen beslissenden stap te doen, die in een- | |
| |
mael zyne waggelende geldmiddelen moest herstellen. Gelyk wy in het tweede hoofdstuk zagen, was Gullivers in het bezit geraekt tegen 50, 60 en 65 ten honderd van ongeveer tachtig duizend francs schuldvorderingen ten laste des graven Van Mirbach. Later schoot hy aen zynen schuldenaer nog veertig duizend francs voor, tegen eene schulbekentenis van vyftig duizend. Op eeneslimme wyze wist hy 't zoo verre te brengen, dat de graef hem eene hypotheekinschryving verleende op het heerengoed van V......! Indien hy nu eigenaer kon worden van deze hypotheek, dan zou hy, den verbazenden opslag der landeryen te baet nemende, de hofsteden en bosschen eerst ontbloolen van al het boomkateil; vervolgens den grond broksgewyze verkoopen. In de veronderstelling zelfs, dat hy nog 70,000 francs moeste opschieten, als koopprys boven zyne vordering, dan zou hy toch nog, met zyn ontwerp, eene winst van 200,000 francs verwezenlyken. Immers zyn factotum had geheel den eigendom nauwkeurig opgenomen en geprezen. Zulke operatie schonk hem voor eene poos zynen geheel en ernst weder; dag en nacht hield dit ontwerp zynen geest gespannen. Eindelyk had hy het eenige en onfeilbare middel gevonden, meende hy.
Wy zouden het tafereel dezer schandelyke daed niet ophangen, indien zy, eilaes! niet op waerheid steunde. Om tot zyn oogwit te geraken, rekende hy op zyne schoone echtgenoote; ten pryze harer deugd zou hy zyn krediet herstellen en met opgestoken hoofde zynen ouden weg bewandelen. Zyne geloofsbelydenis was, dat het geld naer zynen oorsprong niet riekt; de nieuwere school der zedeloosheid moest ons deze morael opstoven.
Graef Van Mirbach, na zyne teleurstelling te Romen,
| |
| |
was er verre af, van zyne ongeregelde driften en pligtige uitzigten genezen te zyn. De heldhaftige deugd der schoone vrouw had zynen hoogmoed geprikkeld: hy moest, hy zou haer ten val brengen
Den volgenden winter, was by reeds in Belgie's hoofdstad terug, en wist zich in alle vergaderingen te doen aenvaerden, waer hy mevrouw Gullivers hoopte te zullen ontmoeten. Telkens was hy de eerste danser, die zich by haer aenbood. Kon zy geen voorwendsel tot weigering vinden, dan bejegende zy hem met eene heusche koelheid zonder weerga. Doch dit alles was, olie in het vuer gieten! Overal en langs alle wegen zocht hy de vriendschap, en het vertrouwen des woekeraers Gullivers te winnen. Alhoewel de laetste maer vriendschap en vertrouwen schonk, om slagoffers zyner woekery te maken, geloofde Van Mirbach eventwel, dat hy zeer verre gevorderd was in de gunst des echtgenoots, die hem liet gelooven, dat Kunegonde maer koel was jegens den graef, omdat zy hem in haer hart beminde.
Gaerne zou de edelman het huis Gullivers bezocht hebben; menigmael had Oscar haer verzocht, in haer huis den ryken jongman te aenvaerden, met wien hy in winstgevende betrekkingen stond. Telkens uitte de jonge vrouw haren tegenzin op eene zoo stellige wyze, dat hy wel inzag, hoe hier elke vriendelyke pooging zonder uitwerksel zoude blyven.
Door den hachelyken toestand zyner geldmiddelen in het nauw gebragt, zocht hy zich den noodigen moed te geven door eene goede bedwelming. Na overvloedig te hebben gedronken, trad hy op zekeren avond in de werkkamer zyner gade: sloot de deuren toe; nam plaets voor
| |
| |
haer en begon zonder eenigen overgang het volgende gesprek:
- Kunegonde, gy weet, dat ik sedert jaren in gewigtige geldbetrekkingen sta met den graef Van Mirbach; hy is juist de man, met wien ik de meest winstgevende zaken dryf. Gy moet begrypen, dat het uw en myn belang is, zulken kalant in eere te houden. Indien wy hem niet aentrekken, dan zal hy op den duer door anderen aengetrokken worden, en hy ontsnapt my. Ik reken, dat gy toestemmen zult, hem te ontvangen en met vriendelykheid te bejegenen; morgen verwacht ik hem, wy hebben over zeer gewigtige geldzaken te onderhandelen.
- Gy weet, - bemerkte de vrouw - dat ik my met uwe geldzaken in geenen deele bemoeije; gelief dezelve dus, als voorheen, met den graef tusschen vier oogen af te doen. Ik begeer geenszins, getuige te wezen van uwe onderhandelingen; dit heb ik u over jaren gezegd, en blyf er op bestaen.
- Voor den gevalle eventwel, dat uwe tegenwoordigheid kon invloed uitoefenen op de beslissingen des edelmans, dan zult gy toch niet weigeren, tegenwoordig te zyn... indien myne belangen zulks vorderen...!
- Hier in huis kan ik u geene wetten voorschryven; ‘ik heb het regt niet, tot u te zeggen: laet den graef buiten deze wooning! Doch ik versta, ook my geen gezelschap te laten opdringen van persoonen, tegen wie ik eenen ekel heb opgevat. De graef behoort tot zulke klasse; gelief hem dit te verstaen te geven, opdat ik niet in de onaengename noodzakelykheid geplaetst worde, het hem in zyn gezigt te zeggen.’
- Zoo kan ik den graef niet bejegenen; ik gaf hem myn woord, dat hy vriendelyk... beleefdelyk door u
| |
| |
zoude ontvangen worden; dat gy met hem wilt vrede maken. Ik herhael 't: ik heb eene zaek van het hoogste belang met hem af te doen; gy zelve moet uwen invloed by den mynen voegen, anderzins zal ik myn doel niet bereiken.
- Ik zal nooit beloven, wat ik niet kan noch wil houden. Gy weet zelf, hoe grovelyk hy my eenmael beleedigde; ik zal onder geene voorwaerde my blootstellen aen eene dergelyke behandeling...
- Ook niet, indien ik u gebood hem te ontvangen? - Onderbrak hy op eenen hoogeren toon - Zothoofd, daer gy zyt! De graef denkt niet meer aen zyne vroegere grillen, en zoo hy zich veroorloofde, nog ooit het minste tegen u te ondernemen...
- Dan zoudt gy misschien zeggen, gelyk te Venetie voor het afbeeldsel van Marino-Faliero: geen jood zal vyf franken leenen op de eerbaerheid eener vrouw! Of gelyk te Romen, toen ik klaegde over de beleediging: ‘loutere prullen, faem, eer en rust der gade!
By deze herinnering aen zyne welbekende lafheid, nam hy eenen dreigenden toon aen; hy stond regt; zyn voorhoofd werd purperrood; hy bragt deze grove woorden uit: ‘Kunegonde, tot hiertoe heb ik gebeden; ik poogde, u rede te doen verstaen; thans zie ik, dat gy eene koppige zottin zyt, die eenen meester noodig heeft. Ik zeg het u, eens voor altyd en voor goed: myn wil is, dat gy den Graef Van Mirbach niet alleen morgen, maer telkens, als hy 't geradig oordeelt hier te komen, zult ontvangen met heuschheid en vriendelykheid! Zoudt gy deze aenbeveling uit het oog verliezen, dan zal ik, tot myn grootste leedwezen, my genoodzaekt zien, andere middels in het werk te leggen.’
| |
| |
In de dreigende houding, in de vlammende oogen en in den loon der stem las de rampzalige vrouw, dat deze doorspekte lafaerd niet zoude terugdeinsen voor het gebruiken der ruwe krachten. Om geene aenleiding te geven tot ergerniswekkende tafereelen, bleef haer geen ander middel over, dan werktuigelyk gehoorzamen. Doch zy besloot op hare hoede te wezen, en zich nooit met den graef tusschen vier oogen te bevinden. Toen een uer nadien de kamerjuffer haer vergezelde naer het slaepvertrek, gaf zy bevel aen het trouwe meisjen, dat deze zich onder geen voorwendsel zoude verwyderen, wanneer de graef Van Mirbach aenwezig was.
Nauwelyks bevond zich de jonge vrouw alleen, of zy viel voor de slaepstede op bare knieën; vouwde de handen te samen en verzuchtte: ‘genadige en bermhartige God, Beschermer der zwakken, gewaerdig U, my zwakke vrouw uwen bystand te verleenen in den nakenden stryd! En gy, Moeder der zuiverheid, wees myne voorspreekster by uwen goddelyken zoon! Duld niet, dat de boosheid over de onschuld zegeprale! Ik weiger niet, den kelk des lydens tot op den bodem te ledigen, indien het Gods wil is; doch weer den booze van my af, opdat hy niets op myne arme ziel vermoge!
Na deze verzuchting voelde zy langzamerhand de kalmte in hare ziel dalen. Na eenen vasten levens- en gedragsregel ontworpen, beredeneerd en aenvaerd te hebben, sloot zy hare oogen, en viel in eenen verkwikkenden slaep, gelyk zy denzelven sedert lang niet had gesmaekt.
Den volgenden dag verscheen de graef reeds in hare tegenwoordigheid met Gullivers. Hy werd door de jonge vrouw onthaeld met beleefdheid: doch den den fynen
| |
| |
opletter ontsnapte het niet, dat deze beleefdheid niet uit het hart kwam; dat zy gedwongen was. Weldra had Gullivers een voorwendsel gevonden, om zich te verwyderen, en den graef alleen in gesprek te laten met zyne gade. In eene nevenkamer hield de kamerjuffer zich onledig; de deur stond half geopend, en van tyd tot tyd gaf de jonge vrouw van hare plaets een bevel aen de dienares, ten einde hare tegenwoordigheid te bestatigen.
Deze voorzorgen schenen eventwel overtollig, aengezien Van Mirbach de palen der welvoegelykheid geenen oogenblik poogde te buiten te gaen. Deze man was geenszins een losbandige; voor al het goud der wereld zou hy geen geweld gepleegd hebben op eene vrouw. Door de aenraking met de bedorvelingen der hoofdstad, was hy ook tot de verwraendheid gekomen, dat de verleidingskunst, steunende op een aengenaem uiterlyke, op eenen grooten naem en op geldverkwisting, over elke deugd moet zegepralen. Deugd, in den strengen zin des woords, bezat hy niet. Gelyk al de wellustelingen der groote steden, had hy eene soort van eergevoel, hetwelk hem tot gedragsregel diende. Van godsdienst wilde by enkelyk in zooverre hooren, als dezelve voor toom diende aen het volk.
Met deze en soortgelyke hoedanigheden uitgedoscht, bezat hy hoogmoedigheid genoeg, om zich overtuigd te houden, dat deze burgerdochter eene gemakkelyke prooi zoude worden van zyne begeerlykheid. Hy rekende op zyne beminnenswaerdigheid, op den tyd en op zyn standvastig streven naer éen en hetzelfde doel! Had haer eigen echtgenoot hem niet verzekerd, dat zy hem genegen was? Wist hy niet sedert lang, dat Gullivers, door zyn gemeen gedrag, haer eenen sterk afgeteekenden walg in- | |
| |
boezemde? Hoe ligt zou het hem niet vallen, zich tusschen den gemael en de gade te plaetsen, om den eenen te vervangen en de andere te troosten?
Men zou Oscar Gullivers eventwel maer ten halve kennen, indien men zich inbeeldde, dat hy de eer en deugd zyner vrouw zoo blindelings bedoelde in den grond te boren. Neen, als een eer - en gewetenlooze jood, rypte hy lang een baetzuchtig plan, en zette hetzelve door, ten koste van eer en faem. De groote kwestie by hem was, geld winnen, om den vollen teugel te vieren aen zyne dierlyke driften.
Een tiental dagen waren verloopen sedert het vorenbeschreven tafereel, toen Oscar by zyne gade kwam, om met haer tusschen vier oogen den maeltyd te eten, ten vier ure namiddag. Nauwelyks was de soep opgediend, of hy begon aen Kunegonde bekend te maken, dat hy met den graef eene overeenkomst moest treffen, nopens den afstand des eigendoms van V......, byvoegende, dat zy nog enkelyk dertig duizend francs verschilden op den koopprys. Ik heb hem op een souper uitgenoodigd voor dezen avond; - zoo sloot hy - voor spys en drank heb ik zelf gezorgd. Het kontrakt is opgesteld onder privaet handteeken, waerby hy zich verpligt, met my eene akte voor notaris te passeren, op eerste aenvraeg. Niets ontbreekt er aen, dan zyn handteeken, en dit handteeken moet gesteld worden, vooraleer hy dit huis verlaet.
- Ik begryp niet al te wel, waertoe deze mededeelingen moeten dienen. - Merkte Kunegonde aen met verwondering en angst; want zy verwachtte van hem niets goeds - Gy weet, dat ik my met uwe zaken niet bemoei je, en dat de bezoeken van den graef my hoogst
| |
| |
onaengenaem zyn; doel maer uwe zaken getweeën af.
- Dit hebben wy gedaen, en verschillen nog enkelyk dertig duizend franken; zulk sommetjen is toch wel der moeite waerd, dat gy u wat meer dan gewoonlyk opschikket en eenen goeden voorraed beminnenswaerdigheid aen den dag legget.
- Indien gy van my verwacht, dat ik eenigen invloed op den graef zal uitoefenen, zelfs zoo zulks in myne magt stonde, dan hebt gy u misrekend. Ik wil met dien man niets te doen hebben.
- Ik vraeg immers niets van u, wat eenigzins met uwe eer en waerdigheid strydig is. Ik bedoel enkelyk, dat gy u zeer beminnenswaerdig toont. Zulke edellieden zyn week om hanteren, en willen gevleid worden. Voor eenen glimlach, op een paer schoone lippen, offeren zy duizend en meer Napoleons op. Gy moet maer willen, Kunegonde, om allerbevalligst, om verrukkelyk te wezen. Overpeins wel, dat geheel onze toekomst van het gelukken der zaek afhangt.
- Zoekt gy den graef te bedriegen, dan te minste maek my niet tot uwe medepligtige; ik zal er my overigens niet toe leenen. Ik vrees in allen gevalle voor onaengename tooneelen.
- Gy behoeft voor niets te vreezen; ik zal immers in persoon tegenwoordig wezen. Overweeg, bid ik u, dat de toekomst onzes huizes van het gelukken der onderhandeling alhangt. Het komt er op aen, eene goede winst te verwezenlyken en in het bezit myner goedvindens op den graef te geraken; dit is geene kleinigheid.
- Moet ik u voor de duizendste mael zeggen, dat ik my uwen geldhandel niet aentrekke. Gy verteert uw geld, zonder dat ik opspore waer het blyft; daerentegen
| |
| |
zy het my geoorloofd, vreemd te blyven aen de middels, die gy gebruikt om hetzelve te winnen.
- Ik vraeg ook niet, dat gy deel nemet aen onze onderhandelingen; uwe tegenwoordigheid alleen is voldoende, om my te doen gelukken.
- Ik heb redenen te vreezen, dat gy my eene rol te spelen geeft, die tegen myne eer en myn geweten strydig is, en ik ben vastelyk beslist, beide ongeschonden te bewaren. Gy weet, dat de graef my grovelyk heeft beleedigd; sedert dien tyd duld ik hem in myne tegenwoordigheid, omdat dusdanig uw stellig bevel is; maer om aen de waerheid getrouw te blyven, moet ik bekennen, dat hy my eenen zekeren walg inboezemt.
- Ook beloof ik u, op myn eerewoord, dat hy dezen avond voor de laetste mael ons huis zal betreden. Zoodra onze zaek is vereffend, mag hy daer blyven voor goed; wanneer ik eene behoorlyke koopakte in handen heb, dan lach ik hem vierkant uit. Wat kwaed zou u gebeuren in myne tegenwoordigheid? Laet den edelen zot zyne litany koplimenten uitventen, en onthael dezelve met eenen glimlach. Tot heden was ik menigmael in eenen onaengenamen luim; gy hadt redenen, om u over my te beklagen; doch gelief in overweging te nemen, dat de ingewikkelde zaken met den graef daervan de eenige oorzaek waren. Ben ik voor goed verlost van deze zorgen, dan zal ik wederom als vroeger de beminnende echtgenoot wezen. Ik verlaet niet alleen dezen kalant, maer oog al de overige kennissen en vrienden, die de schuld waren, dat ik my zoo menigmael beroofde van uw gezelschap. Wees thans eens beminnenswaerdig, indien ik u bidden mag; schik u wat op, gy zult over my tevreden wezen. Ik heb voor alles gezorgd.’
| |
| |
Dat Oscar Gullivers een woekeraer en bedrieger was, dit weten de lezers, bygevolg behoeft het geen verder betoog, dat leugens hem geene moeite kostten; immers liegen en bedriegen passen te samen, gelyk de twee schelpen eener oester. Om de middels bekreunde hy zich niet; het doel bereiken was alles voor hem, om het even langs welke wegen. Hy kon beloven, een rouwmoedig gezigt trekken: zyne oogen hadden zelfs tranen gereed, wanneer hy ze noodig oordeelde! Kunegonde, die reikhalsde naer vrede en rust; die ten pryze der grootste opofferingen den huiselyken vrede wilde verwerven, gaf toe. Zy beloofde, zich te kleeden, den graef te ontvangen, onder voorwaerde, dat zy vreemd mogte blyven aen geheel de onderhandeling, en dat hare kamerjuffer het neven ver trek geenen oogenblik zoude verlaten.
Vóor het heengaen kuste hy de blanke vingeren der schoone vrouw met al de heuschheid van eenen middeleeuwschen paladyn. Dan snelde hy van den eenen bediende naer den anderen, om zyne bevelen uit te deel en, en legde eene werkdadigheid aen den dag, waervoor men hem anderzins onbekwaem zoude gehouden hebben. Over zyn bleek, afgesloofd gelaet liep als een satansche glimlach van begeerlykheid; hy zag er wederom afschuwelyk uit, nu hy onbemerkt rondzworf.
Zoodra hy al zyne maetregels had getroffen, ging hy zelf by den opschik zyner gade voorzitten, en zorg dragen, dat zy met al de mogelyke aenlokkelykheden wierde uitgedoscht. Hy moest de lieftallige Kunegonde op dien oogenblik wel verblindend schoon vinden, want hy murmelde binnensmonds: ‘een ezel wil ik zyn, indien de graef niet toebyt! Dezen avond heb ik hem in de val, of
| |
| |
ik ken den driftigen edelman niet! Zoo laet zich eene wouw nog verstaen, als zy behulpzaem is in het doorzetten van een plan! In waerheid, ik zou my op de myne kunnen verheven, indien zy niet zoo eentoonig ware met hare deugden en moederlyke smarten.’
Wanneer hy met de meeste belangstelling de laetste hand had zien leggen aen de optooijing der vrouw, drukte hy haer openlyk zynen dank en zyne bewondering uit, en verliet het vertrek, om in stilte de middels te beramen, hoe hy de kamerjuffer zoude verwyderen op den beslissenden oogenblik; immers deze kerel verzuimde niet de minste voorzorg, als het er op aenkwam, zyne geld- en woekerplannen door te zetten, gelyk hier het geval zou wezen.
De avond was reeds ingevallen, de gaz verspreidde zyn verblindend licht door de zalen van Oscar Gullivers, toen het rytuig des graven voor de deur stil hield. De huismeester ging den aenkomeling te gemoet tot in den gang en bragt hem by Kunegonde. Deze stond op en ontving den heer Van Mirbach met eene gedwongene vriendelykheid, waeraen de wereldman zich misgreep, daer hy aen zyne verschyning toeschreef, wat by de vrouw niet anders was, dan de verduldigheid eener martelares. Welhaest knoopte hy met Kunegonde een gesprek aen over muziek en schoone kunsten, wyl hy zeer wel wist, dat de vrouw daer in haer element was. Van tyd tot tyd wierp zy eventwel hare blikken naer een schilderytjen, dat in de zael hing, en waerover een rouwfloers geworpen was. Dan dacht zy aen haer kind, aen Marcelis en aen zyne onwankelbare genegenheid; deze heilige herinneringen hielden haren moed niet alleen staende, maergaven aen haer gelaet eene treurige vriendelykheid, die hare
| |
| |
natuerlyke schoonheid nog opluisterde. Liet de graef gissen uit zyne beoordeelingen, dat hy geen vreemdeling was op het gebied der kunsten, hy bleef met verbazing luisteren, wanneer de jonge vrouw, met eene meer dan gewoone schranderheid, over schoone kunsten en over onze beroemde kunstenaers sprak. Geene gelegenheid liet de insluipende edelman voorbygaen? om hare kennissen hemelhoog te verheffen. Werden deze vleijerijen, naer verdiensten, met koelbloedigheid van de hand gewezen, dan gaf Gullivers door allerlei teekenen te kennen aen zyne gade, dat zy moeste beminnenswaerdiger zyn; dat zy zich te droog hield in tegenwoordigheid van den man, dien hy besloten had, op zyne netten te vangen en uit te stroopen.
De bediende, Willem, kwam melden, dat het mael was opgediend. Dan bood Van Mirbach zynen arm aen Kunegonde en leidde haer naer de eereplaets aen tafel. Dat Gullivers een fynkenner was, als het er op aenkwam, uitgezochte wynen en spyzen te kiezen, dit zou hy dezen avond ten overvloede bewyzen. Al de keurigste voortbrengsels van hof, bosch, rivier en zee prykten op zynen disch. Een reeboksbout, een gebak opgevuld met kiekenborsten, rivierkreeften en kwakkelsbillen, waerin de truffels geenszins gespaerd waren; eene fyne tarbot met hollandsche soep, boschsneppen op zyn engelsch toebereid, gerookte sardynen, zeekreeften in overvloede, dit alles was maer een gedeelte der Lucullus-spyzen. Wat het nageregt betrof, men zag de ananassen zoo versch op de zilveren schotels staen, als of zy maer gisteren waren afgesneden; de baksels waren fyn, uitermate fyn. Onder het opzigt van wynen, was er eene verzameling van Borgondier, Porto, Lafitte, Xeres, Tokaijer,
| |
| |
Lacrima Christi, echte Johannisberger en perelende Champanjer.
Alhoewel nu de graef een lekkerbek mogt genoemd worden, die nooit te kort bleef, waer het op fyne spyzen en dranken verslinden aenkwam, zoo werd hy door Gullivers nog gedurig opgehitst tot overdaed, daer hy telkens bemerkte: ‘maer, graef, gy zyt heden avond wanhopend matig; het is, als of gy niets naer uwen smack vondel! Mevrouw, zorg toch, dat de graef een einde stelle aen zyne matigheid, die aen onze tafel ter oneere strekt. - Van Mirbach, ik drink dit glas echten chambertin van 1811 op uwe gezondheid!’
- Wat, - riep de edelman met vlammende oogen - niet myne gezondheid geldt het hier; ik stel de gezondheid voor van onze schoone en beminnenswaerdige gastvrouw! Lang moge zy het voorwerp onzer vereering, de meesteres onzer harten wezen!’
Kunegonde werd vuerrood en sloeg hare oogen ten gronde. Gullivers hield den graef in adem, met de woorden: ‘altoos even galant met de damen! Altoos dezelfde hartbreker! Kunegonde, beproef, bid ik u, of gy den vrouwenvleijer niet kunt aensporen tot het ledigen van een glas Tokaijer!’
Van Mirbach greep het glas, stiet aen met de schoone vrouw en goot den sterken wyn door de keel. Gullivers nam eene flesch en vulde een nieuwen beker met de woorden: ‘graef, proef my dezen Niersteiner-kabinet; hy is maer van 1819; doch in den beroemden kelder van Bremen bevindt zich geen betere!’ Zoo, zoo, dat kan er door! Nog éen glas van dezen Johannisberger; het is een geschenk van prins Von Metternich aen eenen myner vrienden. Ik houd Metternichs wyn voor oneindig beter,
| |
| |
dan zyne staetkunde; gy ook zekerlyk! Leve de Johannisberger!
- Gullivers, gy spoort my aen tot drinken, - wierp Van Mirbach op - en ik zie u den matige spelen! Geef een goed voorbeeld!’
- Dit zal ik u geven, - antwoordde Oscar, terwyl hy eenen champanjekurk tegen het gewelfsel liet springen - ‘Een glas van dit schuimende vocht op het sluiten onzes kontrakts!’ Deze wyn komt van het huis Poirier van Avize; edelere drank is er in de wereld niet te vinden! De champanjer is in staet, den kreupele gaende, den bliende ziende, den doove hoorende, en vooral den droefgeestige vrolyk en blyde te maken. Op uwe gezondheid, graef!
- Uitmuntend zyn al uwe wynen! - Jubelde Van Mirbach blygeestig - Mevrouw, veroorloof my, dat ik u een glas schenke van dezen Lacrima-Christi; gy houdt u zoo matig, als of het goede vrydag ware!
Zy liet den graef schenken; maer bragt het vocht nauwelyks aen hare lippen, voorwendende, dat alle wynen haer min of meer ontstelden. Van Mirbach en Gullivers mogten de vrouw al lastig vallen, zy bleef halsstarrig weigeren, en wilde hare bezinning bewaren. Eindelyk sprak de edelman, haer glas nemende: ‘de wyn, welken uwe lippen hebben aengeraekt, mag niet vervliegen!’ By deze woorden ledigde hy het glas tot op den bodem, en vulde hetzelve voor de tweede mael, ten zynen gebruike.
Kunegonde, die hare oogen nedergeslagen hield, doorstond al de pynen eener edele ziel in het midden der ondeugd. Zy bemerkte niet, hoe de oogen des edelmans begonnen te gloeijen van begeerlykheid. Zy zag
| |
| |
den satanschen grimlach niet, die over het vale aengezigt van Gullivers liep, terwyl hy binnensmonds murmelde: ‘ga maer voort, gy getitelde zotskap, daer gy zit! De wyn heeft het werk begonnen, de bevalligheden van de vrouw zullen hetzelve voleindigen! Wacht maer, ik zal weldra het handteeken hebben, waerby gy u verbindt, op eerste aenvraeg, my het goed van V...... af te staen, krachtens eene akte voor notaris te passeren! Ik maek zoo wat vier honderd duizend francs baer geld, en ben wederom Oscar Gullivers als te voren...! Blindelings zal hy myne akte teekenen! - Doch voor den duivel, myn wyf speelt de deugdzame; dus moet ik my uit de voeten maken en het papier halen; het yzer begint te gloeijen, laten wy smeden!’
- Heer graef, - sprak Gullivers vervolgens - veroorloof my, dat ik my eene poos verwydere, om in myn bureel de overeenkomst te halen, waervan wy gesproken hebben; wy zyn het eens nopens de goederen en den prys; er ontbreekt nog enkelyk uw handteeken. Gy behoudt het jagtregt op de landen, in de bosschen,... overal en op alle slach van wild;... Ook een paer kamers op het heerenhuis blyven ten uwen gebruike. Wanneer ik hetzelve met myne gade bewoon, dan zult gy dikwyls onze gast wezen!
- Regt zoo! - Jubelde Van Mirbach - Gy verstaet u aen zaken! Niet waer, mevrouw, ik zal dikwyls het genoegen smaken, uw gast te wezen op V......! Deze overweging troost my over het verlies van een erfgoed, waeraen myn vader grooten prys hechtte.
Onder den verslindenden blik haers gemaels, sloeg de vrouw de oogen neder; de tranen waren nader dan het lachen.
| |
| |
- Gy zult het my niet ten kwade duiden, heer Van Mirbach, - vezelde Gullivers - indien ik u eenen oogenblik met myne vrouw alleen late; zy zal u gezelschap houden, gedurende myne afwezigheid.
- En aengenamer gezelschap kon my niet te beurt vallen! - Was het antwoord des graven, met eene nyging jegens Kunegonde.
Op het punt staende van de eetzael te verlaten, keerde de doortrapte bedrieger zich plotselyk om, en vroeg met oenen gebiedenden zydeblik op de jonge vrouw gevestigd: gy belooft my toch stellig, heer graef, dat gy u niet zult vervelen? Anderzins blyf ik.
- Gullivers, gy miskent de wellevendheid van den edelman, die zich nooit mag vervelen, in de tegenwoordigheid eener dame. Ga gerust heen, gy goudziel! Breng my op staenden voet de akte; ik onderteeken dezelve onder de besprokene voorwaerden. Ik ben een gezworen vyand van het lange hairklieven voor een stuk goud.
Terwyl Gullivers de zael verliet en de deur toesloot, murmelde hy zegepralend: ‘hy zit in de val, deze domme edelman! Wat de wyn heeft begonnen, zal de opgewonden harstogt voltooijen!’
Deze woorden waren nauwelyks over zyne bleeke lippen, of hy begaf zich binnen de nevenkamer, en dwong de trouwe kamenier naer boven te gaen; vervolgens verdween hy in zyn bureel.
Zoodra de graef zich tusschen vier oogen bevond met de jonge vrouw, begonnen de wyn en de dierlyke driften de overhand te nemen. Geheel en gansch vergetende, dat hy eerbied en bescherming verschuldigd was aen de zwakke, miskende en ongelukkige gade, sprong hy op; wierp zich voor hare voeten, verklarende met eene zoo
| |
| |
brandende als onbeschofte welzeggery, dat hy haer beminde, en niets vuriger verlangde, dan haer als een slaef te dienen...! Wat moet gy nog verwachten van eenen Gullivers... eenen staetlooper? - Riep hy uit, alle maet vergetende.
Doch wat bekreunde zich Kunegonde om zyne woorden? Zy hoorde ze zelfs niet. In hare verontwaerdiging, sprong zy op, als hadde zy den beet eener slang gevoeld en riep den graef toe, op eenen gebiedenden toon: ‘Sta op, graef Van Mirbach, en verwyder u, vooraleer myn gemael terugkomt; zulke tael en houding passen zoo weinig voor u als voor my! Verwyder u van my, ik gebied het u, hoort gy!’
- Gy vreest voor uwen waerdigen gemael! - Hoonlachte de graef met verwilderde oogen - Maer van dien woekeraer hebben wy geen siertjen te vreezen; wanneer deze kerel ziet profyt te doen, dan is hy in staet doof, stom en blind te wezen. O, mevrouw, ik ben zoo vermetel niet als gy denkt; tusschen hem en my is alles nauwkeurig besproken en bedongen; hy levert my zyne gade, dan verleen ik hem myn handteeken; geene gade, geen handteeken; dit is zonneklaer! Alleenlyk is er bedongen, dat de uiterlyke schyn zal worden in het oog gehouden! Ik moet bekennen, dat gy uwe rol wonderwel speelt! Nu, dit kan my geene verwondering baren; gy hebt zekerlyk lessen genomen van uwen man, en deze is opgeleerd in de school der Lupini's en Pennefetters!
Deze lange reeks eerloosheden trof Kunegonde als een verpletterende bliksem. Eensklaps traden al de reeds gepleegde boosheden des gemaels voor haren geest! Zy begreep, dat hy de vrouw opofferde aen zyne baetzucht; dat hy haer de hoofdrol wilde doen spelen in dit samen- | |
| |
weefsel van bedrog en ongebondenheid; dat alles tusschen de twee boeven werd afgesproken! Diensvolgens was Gullivers verwydering slechts een voorwendsel, om de baldadige uitzigten des graven te begunstigen! Hare gesteltenis verscheen thans voor haren geest in de hachelykste gedaente; zy beefde als een blad, en moest zich aen den zetel vastklampen, om niet te vallen, zoodanig was zy geschokt. In hare wanhoop, riep zy uit: myn God, myn God! help my, sta my by tegen deze twee wilde, redelooze dieren!
Van Mirbach, nog altyd onder den invloed des wyns zynde, poogde de vrouw te naderen en in zyne arms te sluiten; doch zy wapende zich met al de nog overschietende krachten, en stiet hem met eene vuist terug, zoodat hy het evenwigt verloor en tegen de tafel tuimelde.
Hy rigtte zich op; bezag haer met zyne gloeijende oogen, en tierde met de grootste verbaesdheid: ‘wat wil dit nu bedieden, myn arm en onschuldig duifjen? Zooverre mogt het blyspel niet gaen; dit is niet vervat in onze voorwaerden! Laet u gezeggen, myn engelinnetjen!’
- Wyk van my, ellendeling daer gy zyt! Roer my niet aen! Theodora, hulp, hulp! - Schreeuwde Kunegonde hare kamerjuffer toe; want zy geloofde, dat het meisje nog in de nevenzael verbleef.
Schoon, hemelschschoon stond Kunegonde daer, zwak van lichamelyke krachten, nogtans sterk door het gevoel harer eer, harer deugd en harer waerdigheid als vrouw. Hare oogen schoten vuervlammen; hare houding was dreigend, als die van den slaenden engel. Deze edele, heldhaftige martelares boezemde den wellusteling voor eenen oogenblik ontzag in; doch weldra namen de dierlyke driften de overhand, en met de wildheid eens
| |
| |
teugelloozen diers, tierde hy: ‘waertoe al deze geveinsde tegenstand! De komedie boude op; het kontrakt is gesloten; ik vraeg er de uitvoering van! Voor den duivel, weg met deze schynvroomheid! Weg met deze kwezel-achtigheid!’
By deze woorden schoot hy andermael toe, en poogde haer in zyne arms te sluiten! Wie weet het, misschien om gebruik te maken van zyne manskrachten tegen de zwakke vrouw. In dezen uitersten nood, vloog zy naer de deur, waer Theodora moest waken en misschien in slaep kon gevallen zyn. Eilaes, de deur wederstond aen hare poogingen... gesloten!... Achtervolgd door den graef, sprong zy naer de tegenovergestelde deur, die op Gullivers kabinet uitging. Doch vruchteloos geklop en getier... gesloten was zy!.. In dezen toestand verhief zy de stem, om luidkeels hulp! hulp te schreeuwen.
Dit getier scheen den kerel te mishagen; hy staekte eene poos zyne achtervolgingen, en poogde haer met zoete woorden tot bedaren te brengen, terwyl hy vezelde: ‘waertoe, myne lieve, al dit rumoer? Gy zult nog maken, dat wy morgen op al de klaptongen der hoofdstad dansen! Waerom zulke opspraekte wege brengen?’
- Wat! gy spreekt van opspraek, en gy schendt de gastvryheid op eene schandelyke wyze! Ik zal uw gedrag bekend maken!’
- Daermede zoudt gy uwen goeden naem meer in gevaer brengen dan den mynen! De schroomvallige man is een zot, en voor zot wil ik nog niet doorgaen; ik laet deze rol gaerne over aen anderen.
- Graef, - sprak zy ditmael met kalmte en tevens met veel klem: ik verklaer u plegtig, dat ik liever den dood onder uwe oogen wil sterven, dan aen myne pligten
| |
| |
ontrouw worden! Indien gy my niet op staenden voet verlaet, dan begeef ik my nog dezen avond by den prokureur des konings, en klaeg den graef Van Mirbach aen, als eenen lafhartigen schurk... als eenen eerlooze!
Deze manmoedige tael scheen den edelman te treffen als een donderslag! Hy dacht aen zyne eer, en begon te vermoeden, dat de woekeraer Gullivers hem wel kon bedrogen hebben, toen hy verzekerde, dat zyne gade het met hem eens was. Dien ten gevolge geloofde hy, op eenen anderen toon te moeten zingen. In plaets van als een meester te gebieden, begon hy te vleijen en te smeken. Hy poogde zyn gedrag te verschoonen door het voorwenden zyner hevige liefde. Zoo dierlyk hy tot hiertoe was geweest, zoo beleefd, heusch en vleijend werd hy van dezen oogenblik; doch hy moest al aenstonds zien, dat niets vermogt, deze vrouw ten val te brengen.
Zwyg van uwe goddelooze liefde, graef! - Vermaende zy - Gy hoont my, met zulke tael te voeren! Ik beeldde my tot hiertoe in, dat men maer edelman is, als men aen eer en pligt getrouw blyft! De wyn heeft uw hoofd bedwelmd; verlaet my... verlaet dit huis en verschyn nooit meer onder myne oogen! Mits deze voorwaerde, beloof ik u, alles te vergeten, wat gy tegen my hebt misdaen! Al uwe moeiten zyn toch vruchteloos!
- Dus is niets in staet, u met my te verzoenen? - Riep hy smekend - O, aenhoor myn bidden! Ik heb u sedert jaren achtervolgd met eene ware razerny! Waerom ben ik niet tot u gekomen, vóor den schurk, die eerloos genoeg was, om uwen persoon, uwe eer en faem aen my af te staen, uit loutere zucht naer eene slordige winst...? Gisteren bood hy my voor myne bezittingen van V..... eene som gelds en zyne vrouw... ja, u op den
| |
| |
hoop toe! Hy wil u dus niet meer; hy is overigens uwer nooit waerdig geweest! Neem uwe toevlugt tot de wet! Laet den band verscheuren, die u aen een monster gebonden houdt! Ik bied u myne hand, myn hart en myne liefde in vergelding!
- Heer graef, over een poos gedroegt gy u als een wilde; thans spreekt gy als een goddelooze verleider; wyk van hier, uw voorstel is eene nieuwe beschimping tegen eene weerlooze vrouw! - Deze woorden met waerdigheid en klem uitgesproken hebbende, keerde zy zich om naer de deur, met het voornemen, dezelve te openen en te vlugten. Doch hare deugd en heldhaftigheid ontvlamden zyne driften nog meer. Als een razende schreeuwde hy: gy zult, gy moet nogtans de myne worden! Gy zyt aen my afgestaen en verkocht! Ik wil u hebben, zelfs ten koste myns levens!
By deze woorden, stormde hy toe op de vrouw; greep haer vast om de lendenen, zoodat er eene wilde worsteling ontstond, razend van den eenen, wanhopig van den anderen kant. Kunegonde beet, tierde en schreide beurtelings! 's Graven handen stroomden van bloed en bevlekten het kleed der vrouw! By eene laetste en heldenmoedige krachtinspanning, rukte zy zich los; vloog naer de tafel; greep het puntige dienmes in hare vuist; verhief hetzelve dreigend tegen Van Mirbachs borst, uitroepende: nader thans eenen voet breed, dan zy God my en u genadig; want ik steek u dit mes in de borst!... Als een lafaerd zult gy sterven door eene vrouwenhand!
De schrikbarende houding der edele vrouw, hare met bloed bespatte kleeding, hare golvende hairen en wildfonkelende oogen herinnerden aen de furie der ouden, woer afbeedsel de graef bewonderd had op de villa Bor-
| |
[pagina t.o. 232]
[p. t.o. 232] | |
Bladz. 232.
Indien gy eenen voetbreed nadert, dan weze God mij en u genadig, want ik stoot u dit mes in de borst....gy zult sterven door eene vrouwenhand!
| |
| |
ghese te Rome! Voor deze besliste deugd, en vooral by het verwyt van lafaerd, kreeg hy geheel zyne bezinning terug; hy begreep de uitgestrektheid zyner misdaed; maer had den moed niet, oogenklikkelyk om verschooning te bidden en de woede dezer verontwaardigde en gehoonde vrouw te ontwapenen. Er trad eene oogenblikkelyke spanning in, die zich met geene pen laet beschryven.
Eensklaps ging de deur open; het walgende aengezigt van Gullivers kwam vooruit. Langzaem trad hy binnen, zyne blikken beurtelings op den graef en op zyne gade werpende. In de eene hand droeg hy de bewuste akte, in de andere, pen en inkpot ter onderteekening. Al deze voorwerpen ontvielen te gelyk aen zyne bevende handen; want hy begreep by den eersten oogslag, dat zyne hendig gesmeede plannen in duigen waren geslagen door de gade.
- Wat zie ik? Wat wil dit alles zeggen? Wat is er gebeurd? - Vraegde hy op oenen toon, die vruchteloos aen verbaesdheid wilde doen gelooven.
- Wat er gebeurd is, ellendeling, dat moogt gy wel vragen! Het gedrag van den graef ten mynen opzigte is my ten volle komen overtuigen, dat nooit grootere schurk, dan gy zyt, Gods aerdbodem betrad!
- En gy, eerlooze boef, - donderde Van Mirbach hem toe - hebt my op de schandelykste wyze bedrogen! Gy maektet my wys, dat deze vrouw my in het geheim beminde! Gy zyt de schuld, dat ik ten baren opzigte een onedel gedrag aennam! Voor deze eerloosheid en voor meer anderen zult gy my rekenschap geven; gy verstaet my, bedrieger!’
- Ik heb u niet bedrogen, heer raef! - Stotterde
| |
| |
Gullivers, over wiens lyf eene koude huivering liep, by het woord ‘rekenschap’ - Vroeger was zy u genegen; thans behoort hare gunst aen den schilder Goudaert, wien zy bedektelyk ziet, ten huize van den wetpluizer Engelen! - Is het myne schuld, indien zy alle dagen wat nieuws wil...!
- Heer graef, - onderbrak hem de vrouw - ik roep God tot getuige, dat deze schaemtelooze kerel liegt als eene vuile beest!
- Kerel, - schuimbekte Van Mirbach - om eene kleur aen uw lafhartig gedrag te geven, hoont gy drie edele karakters, den befaemden schilder Goudaert, den rondborstigen regtsgeleerde Engelen en de edele vrouw, die ik boven uwe lasteringen verheven schatte!’
Vervolgens zich tot Kunegonde wendende, met al de heuschheid van den echten edelman, sprak hy: ‘mevrouw, ik bid en smeek u vurig, op rekening van dezen schurk hier (op Gullivers wyzende) en van den wyn te stellen, wat ik tegen u misdeed! Op myne knieën vraeg ik om verschooning... om vergiffenis!’
- Vergiffenis wordt u geschonken? heer graef; gy werdt bedrogen!
- Thans, mevrouw, veroorloof my, dat ik u eenen raed geve; - uitte Van Mirbach met eerbied - gy moogt geene minuet langer hier blyven!
- Wat! - brulde Gullivers - zy zou myn huis verlaten! Dit zal niet gebeuren; de vrouw moet met haren man woonen; de wet is stellig op dit punt, en ik zal er my van bedienen!
- Ik begeef my regtstreeks naer myne ouders. - Verklaerde Kunegonde - Daer ben ik beveiligd tegen alle booze ontwerpen.
| |
| |
- Ik zal u krachtens de wet doen terugbrengen. - Dreigde Gullivers - Nog dezen avond begeef ik my by den prokureur des konings.
- En ik - bejegende Van Mirbach - zal maken, dat ik u by dien achtbaren magistraet aentreffe, om verslag te geven van uw gedrag, ten opzigte dezer vrouw, en van vele andere feiten.
Onder het gesprek der beide mannen, was Kunegonde tot de plaets getreden, waer het afbeeldsel haers kinds hing; zy nam hetzelve van den muer en maekte zich gereed, om den dierbaren schat met haer weg te dragen. Om al het overige bekommerde zy zich niet.
Gullivers schoot voor de vrouw, om haer den doortogt af te snyden, brullende: ‘gy zult dit huis niet verlaten!’
Kunegonde rigtte zich op in geheel hare majesteit, en riep hem dreigende toe: ‘ik verbied u, my langer hier te houden!
Jegens eene standvastige vrouw vond hy den schaemteloozen moed des lafaerds; hy sprong op de arme gade en greep haer by den schouder, om geweld op de zwakke te plegen. Doch op denzelfden oogenblik trof de vuist des graven zyne kaek met zooveel kracht, dat de boef tegen den vloer tuimelde. Van Mirbachs bedwelming was ganschelyk verdwenen. Van den oogenblik, dat zyne eer op het spel stond, zegepraeld en de rede en fierheid over zyne driften; hy werd wederom edelman met fyne, wellevende manieren. Voor hem stond eene zwakke, weerlooze vrouw, prykende met hare schoonheid en verrukkelyk door hare deugd. Tegenover deze vrouw verhief een lafhartige booswicht zynen zwaren mansarm; zyne beslissing kon geenen oogenblik twyfelachtig blyven. Ook met eene
| |
| |
stem, die van woede beefde, brulde hy Gullivers toe, terwyl de vervaerlyke kaekslag viel: ‘Achteruit, gy laffe schurk! Ik neem uwe vrouw onder myne bescherming, en verbied u, haer voortaen nog aen te raken!... Op de knieën voor de dame, welke gy zoo schandelyk hebt verraden en verkocht! Op de knieën zeg ik, of wee u, ellendeling!’ En met eene yzeren vuist plooide hy den lafhartigen woekeraer voor de vrouw tot knielen. In deze vernederende houding, wierp hy zyne verwilderde blikken rond de zael, als om van de omringende voorwerpen hulp en bystand af te smeken. Hy klappertandde van loutere beschroomdheid, en stak zyne vuisten dreigend uit naer de jonge vrouw, die dit nieuw bewys zyner lafheid niet meer behoefde, om hem te verachten.
De graef stelde Kunegonde gerust met de verklaring: ‘mevrouw, voor u staet hier geen siertjen te vreezen van wege dezen gemeenen kerel. Hy alleen is de schuld, dat ik de palen der welvoegelykheid te buiten ging, en u beleedigde; ik betuig u deswege mynen diepgevoelden spyt. En om myn ongelyk zooveel mogelyk te herstellen, geef en verpand ik myn eerewoord als edelman, dat gy volle vertrouwen in my moogt stellen; geen woord, dat u konne beleedigen, zal voortaen over myne lippen komen; wat gy gelieft te bevelen, dit zal worden uitgevoerd! Deze boef hier bragt my in dwaling nopens u; thans acht ik my gelukkig, vrouwendeugd en vrouwenmoed te hebben aengetroffen. In het vervolg zal ik bewyzen, dat ik oenen oogenblik kon vergeten, wat ik aen u en aen myzelven verschuldigd was; maer dat ik vastelyk beslist ben, zulken misstap nooit meer te begaen. Zeg, mevrouw, dat gy my, onder deze voorwaerde vergiffenis en vertrouwen schenkt?’
| |
| |
- Ik schenk u een en ander, graef Van Mirbach! - Bejegende zy met eene schier onhoorbare stem; want hare krachten waren uitgeput.
- Over eene poos zegde ik, mevrouw, dat gy geene minuet langer hier moogt blyven; gy zelve zult de noodzakelykheid uwer oogenblikkelyke verwydering inzien. Schenk my thans genoegzaem vertrouwen, om te bevelen waer gy wilt gebragt zyn; ik sta u ten dienste. Neem mynen arm en volg my! Waer moet ik u heenbrengen?
- Naer myne hartevriendin, mevrouw Engelen; - fluisterde zy - omdat ik dezen avond den vrede en de rust myner ouders niet wil stooren. Ik wensch ook vergezeld te wezen door myne kamenier, Theodora, die om redenen verwyderd is geworden.
De graef nam den arm der vrouw met eerbiedigheid; begaf zich met haer naer de kamer der dienstmeid, die opgesloten was door den beestachtigen Gullivers. Het meisjen vergezelde hare meesteres, en te samen verlieten zy het huis van den woekeraer, die in zyne woede vloekte en knarstandde. Doch al de geledene vernederingen kostten niets aen dezen slechten kerel. Hy betreurde enkelyk het mislukken zyns koops; thans zou hy gedwongen wezen, zyne dierlyke driften in te toomen, en aen zyn baldadig leven een einde te stellen.
Overtollig zou het zyn, hier lang en breed te verhalen, hoe eerbiedig Van Mirbach zich gedroeg jegens Kunegonde. Hy was edelman, en alhoewel met de ziekte zyner jaren, de ligtzinnigheid, besmet zynde, bleven zyne oogen niet blind, zyne ooren niet doof voor de deugd, die hy in anderen meer bewonderde, dan hy ze zelf uitoefende.
Het was reeds laet in den avond, toen de drie nacht- | |
| |
wandelaars binnen het huis van Engelen traden, waer Kunegonde door de boezemvriendin met opene arms werd ontvangen.
Na de oorzaek harer late komst met al de mogelyke kieschheid te hebben bekend gemaekt, wendde zich de mishandelde gade tot den geleider, met de woorden: ‘Graef Van Mirbach, ik ben u oneindig dankbaar voor den bewezen dienst; zoo het in myne magt stonde, u een bewys te leveren van myne erkentenis, ik zou er niet aen ontbreken. Indien gy eventwel prys stelt op de achting eener ongelukkige gade, dan moogt gy de overtuiging mededragen, dat u de myne gulhartig is geschonken. Het is my ten volle gebleken, dat gy eenen valschen stap kondet doen; maer dat gy denzelven edelmoedig wist te herstellen.
- En door deze verklaring ben ik ten volle beloond. - Sprak de graef - wat meer is, ik ben met myzelven verzoend, en voel my gelukkiger door het stellen dezer goede daed, dan door al de ongeregelde vermaken, waeraen ik gedurende myn geheel leven heb deel genomen. Herhael my nogmaels, bid ik u, mevrouw, dat gy my vergiffenis schenkt!
- ik kan u deze verklaring uit den grond myns harten geven, dat gy als man van eer hebt gehandeld! Daer is myne hand, ten toeken, dat gy myne volle achting en dankbaerheid hebt verworven!
Diepgeschokt verliet de graef deze deugdzame, hardbeproefde vrouw; de achting en bewondering hadden de plaets ingenomen van de geile liefde, die de ontaerde echtgenoot hem inboezemde, uit schraapzucht.
Mevrouw Engelen drong meer dan ooit aen op eene wettelyke scheiding; doch Kunegonde verklaerde rond- | |
| |
uit, dat zy hare toevlugt maer tot dezen maetregel zoude nemen, in den onverhoopten gevalle, dat Gullivers haer wilde dwingen tot het gemeenzame leven met hem. Voor alsnu stond haer besluit vast; morgen - zegde zy - keer ik terug naer myne ouders; ik hoop dat gy my derwaerts zult vergezellen.
Inderdaed, den volgenden dag, reeds in den vroegen morgend, begaven de beide vrouwen zich met de kamenier naer den Vlaemschen Steenweg.
Kunegonde legde de redenen en het doel harer komst bloot voor vader en moeder. Toen deze laetste vernam, dat hare dochter het schitterende verblyf der Koninglykestraet voor goed wilde verlaten, riep zy uit: ‘Maer, kind, dat zult gy toch niet doen! Geheel de hoofdstad benydt u den hoogen rang, welken gy bekleedt,... en gy zoudt u ten spot maken van allen, die u kennen! Mannen hebben somtyds al zonderlinge grillen; men preutelt en mort wat; maer daermede moet het afgedaen zyn.’
- Ik tot den goddeloozen man terugkeeren! Maer, moeder, stelt gy dan geenen prys op de eer en faem uwer dochter? - Riep Kunegonde uit.
- Peins op de verergernis, waertoe uwe scheiding zal aenleiding geven! - Bemerkte vader Blinkhout; immers begon de gedachte hem lastig te vallen, dat hy dit gouden huwelyk had tot stand gebragt.
De dochter antwoordde met kinderlyken eerbied, doch tevens ook met klem: ‘vader, in allen gevalle zult gy my gehoorzaem vinden; maer komt het op myne eer en myner ziele zaligheid aen, dan moet ik aen Gods wil en niet aen den uwen gehoorzamen. Diensvolgens verklaer ik u, eens voor altyd, dat noch gy noch eenig ander ge- | |
| |
zag op aerde bekwaem is, my te dwingen om met eenen goddeloozen schurk te leven! Wilt gy my in uw huis niet aenvaerden, dan zal ik als dienstmeid myn bestaen winnen. Thans kent gy myn vast besluit.’
De vriendin Elisa kwam er met haren edelen zin tusschen; de ouders lieten zich bedaren en hielden de dochter met hare kamenier t'huis. Zy deden zeer wel, de brave, maer in hunnen hoogmoed gekrenkte lieden; immers wie zou den moed hebben, deze beminnenswaerdige vrouw terug te zenden naer den lafhartigen schelm, die een zoo wraekroepend misbruik had gemaekt van zyn gezag als man tegen zyne gade?
|
|