Het studentenleven in de literatuur: de medewerkers van Klikspaan
(1908)–Joh. Dyserinck– Auteursrecht onbekend
[pagina 31]
| |
III F.C. van der Meer van Kuffeler.De letters v.K., door Klikspaan vermeld, waren de initialen voor van Kuffeler (Frederik Cornelis van der Meer). Hij was te Gouda geboren 25 Aug, 1814; werd in '32 student te Leiden en verliet na volbrachte theologische studiën als doctorandus de Sleutelstad, waarna hij candidaat bij de Waalsche commissie werd. Later stelde hij zich beschikbaar voor den predikdienst in Oost-Indië. Door omstandigheden, onafhankelijk van hem zelf, was hij niet gepromoveerd, maar schreef toch in zijne vaderstad teruggekeerd een belangrijk wetenschappelijk werk, dat men als zijn academisch proefschrift kan beschouwen. Het zag in 1842 het licht: ‘Het leven van Franciscus Xaverius, medeoprichter der Jezuïtenorde, bijgenaamd apostel van Indië, opgedragen aan President en Leden der Commissie voor de zaken der Protestantsche kerken in Nederlandsch | |
[pagina 32]
| |
Oost- en West-Indië.Ga naar voetnoot1 Dezen hadden hem tot predikant beroepen. Van Kuffeler stelde zich ten doel de geschiedenis der Propaganda te schrijven, van de vestiging en uitbreiding des Christendoms in Hindostan, den Indischen Archipel, Japan en China tot op onze dagen en deed daarvoor eerst een grondig onderzoek naar Xaverius. Onderwijl was door hem eene belangrijke dissertatie over den oorsprong en de verdere lotgevallen der Christelijke kerk in Hindostan enz. tot aan de eerste helft der zestiende eeuw door den Deenschen geleerde Matthias Haquinas Hohlenberg uit het Latijn vertaald en met aanteekeningen en bijlagen vermeerderd.Ga naar voetnoot1 De Utrechtsche hoogleeraar H.C. Millies herdacht nog twintig jaar later in de vergadering der Koninklijke academie van wetenschappen (12 Mei 1862) sprekend ‘over de bronnen voor de beoefening ‘der kerkgeschiedenis in Nederlandsch Oost-Indië’ over Van der Meer van Kuffeler als een der beide verdienstelijke mannen (I.F.G. Brumund, predikant te Batavia, was de ander) die zich met genoemd onderwerp hadden beziggehouden. | |
[pagina 33]
| |
Hij huwde met mejuffrouw G.A. Nolthenius van Elsbroek in den Haag - 17 Nov. 1842 - en vertrok als predikant naar Soerakarta en Djocjocarta. Naast zijn arbeid voor de gemeente wist hij den tijd uit te koopen voor de studie en schreef in een drietal stukken zijne uitvoerige verhandeling over ‘de Profeten des Ouden Verbonds in verband beschouwd met de Evangelische waarheid’ in den eersten jaargang van het ‘Tijdschrift ter bevordering van christelijken zin in Neêrland's Indië’, uitgegeven door W.R. van Hoëvell.Ga naar voetnoot1 Hierin verscheen ook van zijn hand ‘Logen en Waarheid’. Later gaf hij onder den pseudoniem Cosmas menige bijdrage in dicht en ondicht voor eenige jaargangen van den Indischen almanak Warnasarie.Ga naar voetnoot2 | |
[pagina 34]
| |
Na eene zegenrijke werkzaamheid van drie jaren - van Kuffeler wijdde zich met hart en ziel aan zijne gemeente - werd hij tot predikant 2de klasse bevorderd en naar Padang verplaatst, waar hij tot Mei '51 bleef. Ondertusschen waren van hem verschenen ‘Leerrede naar aanleiding van eene in de gemeente van Soerakarta gehouden bedestond, bij gelegenheid van het uittrekken van een gedeelte der Nederlandsch-Indische krijgsmacht naar het eiland Bali’Ga naar voetnoot1 en ‘De gesneuvelden op het eiland Bali godsdienstig herdacht’.Ga naar voetnoot2 Eene warme hulde werd daarin gebracht aan den generaal-majoor André Victor Michiels, die in den versterkten kampong Katoemba bij een nachtelijken overval van den vijand door het moordend lood werd getroffen. Het jaar 1848 met de omwenteling in Frankrijk bracht ‘de onrustbarende tijdingen uit Europa die van zelf ook de Indische maatschappij uit haren eigenaardigen staat van zorgeloosheid wekte’. Doch reeds vóór het uitbreken der Europeesche woelingen had van Kuffeler zijne studie gemaakt van de communistische theoriën van Louis Blanc, Fourier e.a. en was geheel | |
[pagina 35]
| |
voorbereid toen de strijd der communistische en industriëele begrippen losbarstte. In zijne degelijke prediking gaf hij acht op de gebeurtenissen van den dag en ontleende aan dezen meermalen zijn stof tot stichting der gemeente. In '49 zag een zestal leerredenen het licht onder den titel ‘De teekenen der tijden’.Ga naar voetnoot1 Behalve op het gebied van den godsdienst bewoog van Kuffeler zich ook op dat van letteren en kunst. De liefde tot het goede én het schoone was in hem één. Jaren lang is het zijn streven geweest door beide het peil van zedelijkheid en beschaving in de Indische kringen waar hij werkzaam was te verhoogen. Zoo stichtte hij als een trouwe zoon der ‘Rederijkerskamer voor uiterlijke welsprekendheid’ te Leiden zoowel te Soerakarta als te Padang eene afdeeling der Rederijkerskamer in Nederlandsch-Indië onder het devies: ‘En rekent de uitslag niet - maar telt het doel alleen’ als laatste woord van Tollens Nova Zembla. Een eigenaardig genot is het zeker na lezing van dr. Beijnens verslag van de feestvergadering der Leidsche Kamer in den jare 1837Ga naar voetnoot2 kennis | |
[pagina 36]
| |
te maken met van Kuffelers geschrift: ‘De Rederijkerskamer in Nederlandsch-Indië. Een fragment uit een nog altijd onuitgegeven werk Java op de weegschaal door Cosmas. ‘Onze letterkring, die de beoefening van het schoone en goede beoogt - schreef hij - moest, geschoeid op de vroegere ervaringen van echt academisch kunstgenot, in vele opzichten den getrouwen afdruk dragen van wat in onzen studententijd de goedkeuring niet alleen, maar zelfs de toejuiching deed verwerven van den geheel eenigen van der Palm, den schier aangebeden meester in het strijdperk der welsprekendheid, en al zaten onder ons geen Gewin, geen Hasebroek, geen Beets, Beijnen of Kneppelhout aan, al trilde ons aller gemoed niet al aanstonds op die ronde, volle, mannelijke tonen, die een MolewaterGa naar voetnoot1 ons hooren deed met diekeurigenuanceering van klanken in de stem, van onberispelijke voordracht in de gebaardentaal, het was ons toen reeds genoeg elkander telkens bemoedigend toe teroepen: in magnis voluisse sat est (Het is genoeg het groote-goede gewild te hebben)’. | |
[pagina 37]
| |
Van Kuffeler was gedurende al die jaren een ijverig voorzitter; enkele door hem geleverde bijdragen, die zich vooral op het gebied der aesthetiek bewogen bleven bewaard in zijne te Samarang uitgegeven ‘Levens-herinneringen in proza en poëzij’.Ga naar voetnoot1 Hoe men in ons vaderland zijne letterkundige verdiensten op prijs stelde blijkt uit zijne benoeming tot lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, destijds een eer geacht waarmede een schrijver op den titel van zijn geschrift voor den dag mocht komen.Ga naar voetnoot2 Uit genoemde ‘Herinneringen’ wijs ik met name op zijne voorlezing over Laokoön; als knaap met zijn vader in Haarlem vertoevend had hij bij een bezoek van het paviljoen van het bekende afgietsel van het beeld een onvergetelijken indruk gekregen; een indruk die beslissend is geweest voor zijne latere aesthetische ontwikkeling. Ten anderen noem ik zijne studie voor de ‘Umrisse’ van Moritz Retzsch bij Schillers ‘Lied von der Glocke’; het was de zelfde Saksische geniale kunstenaar die door | |
[pagina 38]
| |
Potgieter in de Gids van 1843 werd herdacht in diens helaas niet herdrukte schets ‘De schaakspelers’. Van Kuffelers opstel getuigt van zijn fijn ontwikkelden kunstzin en is eene bevestiging te meer van Potgieters getuigenis, dat Retzsch op het gebied der kunst in oorspronkelijkheid van uitvinding en dichterlijkheid van gedachte in de eerste helft der 19de eeuw éénig in Europa was; ‘zijne omtrekken bij Goethes Faust, Shakespeares treurspelen, Schillers gedichten leeren ons ze beter verstaan, dieper gevoelen, levendiger bewonderen.’ Maar ook was de gave van den humor aan Kuffeler niet onthouden, getuige zijn prozastuk ‘De zeereis’, eene vermakelijke herinnering aan zijn maanden langen tocht op een zeilschip van Holland naar Batavia. Ik ontleen daaraan deze bladzijde: ‘Windstilte onder de keerkringen! geloof mij, is de storm en de regenslag schier onverdragelijk: niet minder onzalig is het, wanneer de woedende zee u doet ondervinden dat zij zelve speelbal is van eens anderen willekeur, van eens anderen luim. Daar drijft ge met een labberkoeltje van drie mijlen in den nacht zachtkens voort. Met zoo'n beroerden wind - moppert de kapitein | |
[pagina 39]
| |
met een bijster lang gezicht - kan het nog wel eeuwen duren, eer we Indië halen. Ziet ge dan niet dat alles bak hangt, gisterenavond was het nog een negen mijls vaart - dat kan er mee deur, maar nu...- hier keek de oude brompot over boord in het vaarwater - de kast loopt geen ⅛ mijl in de wacht. Hij draaide op zijn hielen, floot alsof hij een hondje roepen wilde - dat was eigenlijk voor den wind, die zich wachten liet. De man was bijgeloovig op dat punt - maar jawel fluiten! de zeilen hingen als de 14 daagsche wasch van een kompagnie flankeurs in duizend vouwen en reusachtige kreuken naar beneden; het schip draaide door den gladden waterspiegel in zulke vreemde bochten, alsof het in den waan verkeerde dat het zich thans op de gladde baan als een ijsschuit te gedragen had. Pats! Pats! klonk het achter ons - en de kajuitsjongen tuimelde met roode ooren en een gezicht, alsof hij pikkoffie gedronken had, de trappen af. De kapitein had een paratonnerre voor zijne drift gevonden in de ooren van het arme wicht. De jongen had een half lepeltje meer suiker dan gewoonlijk in de koffie gedaan - wellicht om den ouden heer door die kleine overdaad in een goede luim te brengen. | |
[pagina 40]
| |
Stuurman, stuurman! ging het een oogenblik later voort - wat zit je toch te druilooren? waarom zorg je niet dat het dek beter geschrobd wordt - ik zal je beter psalmen leeren zingen - wie sakkerloot heeft me dat bovengrietje vast gemaakt - stuurman je deugt voor niks dan om aardappelen te jassen of om vier duiten stroop te halen voor je petemeu, laplander! Mijne lezers zullen mij de rest schenken dier onverkwikkelijke douceurs, die wel des stuurmans bollige wangen - want de kerel blies op als een pad van inwendigen nijd - maar geenszins de zeilen deden zwellen. Bleef het nu maar bij die onzachte terechtwijzingen onder de bemanning; maar neen, de goede man kreeg eensklaps wonderlijke ideeën van oeconomie: het scheen alsof hij niets op den oeconomiseerenden windstreek wilde toegeven: de forsche zeeman - waarlijk een Herkules in het gevaar - zag thans naar Omphale's spinrokken uit - hij werd een bekrompen keukenklauwer, een naargeestig potkijker. Hij liet ettelijke mengelen water meer door de soep mengen; passagiers en schepelingen werden op half rantsoen gesteld: er lag zoo iets in de uitdrukking van zijn gelaat alsof hij het lot vreesde | |
[pagina 41]
| |
van de flying Dutchman. Overigens was hij doof voor alle klachten, voor al het gemompel, dat zoowel van vóór als achter de mast zich hooren deed en steeds het gelaat strak gewend naar de plaats, van waar de wind moest komen, scheen het werkelijk twijfelachtig of de man niet lijdende was aan intermitteerende monomanie’. Gedurende zijne werkzaamheid te Samarang van 1851-'64 schreef hij ‘Levensgeschiedenis van den Zaligmaker, naar den inhoud der vier Evangeliën, chronologisch gerangschikt.Ga naar voetnoot1 Vreemd zal het den belangstellenden lezer voorkomen dat deze zelfde van Kuffeler behalve al zijne geschriften op het gebied van godsdienst,Ga naar voetnoot2 letteren en kunst, als zijne laatste brochure in '64 uitgaf: ‘De gymnastiek in haar historisch, natuurkundig en zedelijk verband beschouwd tot de tegenwoordige opvoeding der Indische jeugd’.Ga naar voetnoot3 Maar | |
[pagina 42]
| |
die bevreemding wijkt - on revient toujours à ses premiers amours - bij de eenvoudige herinnering, door een zijner nog levende tijdgenooten mij medegedeeld, dat ‘Kuff’ als student zulk een voortreffelijk athleet was, dat hij bij gelegenheid der Leidsche maskerade van 1835 ‘de intocht van Ferdinand en Isabella’ den rol van hofnar vervulde en het publiek met zijn ongemeene vlugheid vermaakte. In het voorbijgaan zij hier herinnerd dat wijlen de hoogleeraar der Amsterdamsche Universiteit, dr. I.C.G. Boot, die de Maskerade - door Beets in dicht gebracht - meemaakte, later aan mijn vriend prof. dr. S.A. Naber meedeelde, ‘dat geen student in die dagen een costuum kocht; alles werd gehuurd; ieder betaalde in de algemeene kas vijf “drieguldens” dat is f 15. -. De optocht had des avonds met flambouwen plaats; de costumes konden het daglicht niet te best verdragen!’ Toen....en nu? Zoo kom ik ongezocht tot zijn academietijd, tot de dagen waarin hij, de om zijne rijke geestesgaven en luimige invallen zoo gezochte student, zijn vriendenkring vond onder Beets, Gewin en Beijnen, Hasebroek, Kneppelhout en Molewater. Met eerstgenoemde zat hij in | |
[pagina 43]
| |
de redactie van den Studenten-Almanak voor 1838 en '39. Van zijne hand is het gedicht ‘Het geweten’, later door A. van der Hoop Juniorszoon opgenomen in ‘Voorjaarsrente’.Ga naar voetnoot1) In den almanak van 1836 schreef hij: ‘Rêverie á mon ami’; in '37 ‘Jaloezij’. Tot zijn luimige invallen behoorde zeker onder meer de vermakelijke onzin, door hem als een stortzee over de hoofden zijner medestudenten uitgegoten, ter gelegenheid dat hij op een kroegjool in Minerva een toast uitbracht op den President-Curator der Leidsche hoogeschool. Geen wonder dat Klikspaan hem bewoog den feestdronk op schrift te brengen voor zijn ‘Studentenleven’, bl. 256-260. ‘Met de roerpen eener bevleugelde ongedwongenheid’ sprak hij: ‘Wonderbaarlijk verschijnsel onzer dagen, mijne broeders! waarbij het als met bakken van den hemel wordt gegoten, dat de onbegrijpelijkheid verreweg de verstandigste weg is om tot het παϱαϰινδυνευμένον des levens te geraken. Maar wat raad, in dien onverklaarbaren toestand, voor wiens verduidelijking vergeefs de Davyslampen zijn gebezigd? Het gewichtig en plechtig | |
[pagina 44]
| |
oogenblik is daar om met een woord voor den dag te komen dat, evenals de ring van Saturnus, uwe meewarige zielen omzwachtelen zal. Broeders, verneemt dien raad! Houdt toch in 's Hemels naam uw koers zuidoost ten zuiden, opdat de staketsels en hanebalken uwer gebreidelde denkorganen niet instorten voor den woesten en bloeddorstigen aanval der op ulieden in Ajaxwoede losgelaten Meerkatten. - Wij schilderden u met deze doeltreffende woorden geen paradijsleven af, het is waar! doch met de leepheid van den Romeinschen baliekluiver, die eenmaal tranen als waterbeken deed vloeien, roep ik u op om de handen moedig in een te slaan. Met de magneetnaald eener radelooze verslagenheid op de borst en met een saamgetasten hoop meerschuim in de hand, staat ulieden de gelegenheid open, om, zonder behulp der locomotieven, de wereld voor nul in het cijfer te verklaren en, de extra post verzakende, het ruim gebied der 33000 kometen te bezoeken, die in een vroolijken doch eenigszins onbetamelijken sferendans nog steeds zoekende zijn om zich op de rechte streep te houden enz. enz.’ Zulk een koddige toespraak, duizendmaal | |
[pagina 45]
| |
afgebroken door even koddige opmerkingen, moest - zooals Klikspaan schrijft - met schaterend gejuich worden ontvangen. In 1864 ging van Kuffeler met verlof naar Holland en hoopte daar een anderen werkkring te vinden; maar de Minister van Koloniën dier dagen, de heer Fransen van de Putte, wilde daar niets van weten; ‘in Indiën - sprak hij - zijt gij the right man on the right place’. In '65 teruggekeerd werd hem de Protestantsche gemeente op Soerabaja aangewezen. Na drie jaar overleed hij ten gevolge van bloedvergiftiging, 21 October 1868. In ‘De Locomotief’ van Vrijdag 23 Oct. kwam het volgende overgenomen in memoriam voor: ‘Ds. F.C. van der Meer van Kuffeler heeft sedert eene lange reeks van jaren, met meer dan gewonen ijver, de betrekking van leeraar der Protestantsche kerk in Indië bekleed, en als zoodanig door woord en daad betoond, dat de beginselen van deugd en godsdienst, welke hij met overtuiging van den kansel verkondigde, door hem nauwgezet werden beoefend. Zijn afsterven is een groot verlies voor zijne | |
[pagina 46]
| |
gemeente, die hem wegens de onberispelijkheid van zijnen levenswandel hoog vereerde en thans diep betreurt’. Zoo is hij onkreukbaar trouw gebleven aan het devies van zijn aloud familiewapen: ‘Virtutem extendere factis’. |
|