| |
| |
| |
Een jong geleerde.
In het Duitsche stadje Bretten, dat in den Beneden-palts was gelegen, stond in het laatst der l5de eeuw een huis, dat gedeeltelijk met zwaarden, spiesen, helmen, harnassen en andere wapenen van dien tijd was gevuld. Hier woonde een bekwaam zwaardveger of wapensmid, Schwarzerd genaamd. Hoewel deze man vele werktuigen vervaardigde, die verderf en dood moesten verspreiden, was hij zelf toch een vreedzaam en godsdienstig mensch, even als zijne huisvrouw. Hun gezin werd den 16den Februarij 1497 vermeerderd door de geboorte van eenen zoon, die den naam van Philippus ontving. Dit kind verloor reeds vroeg zijnen vader, en wel toen hij slechts elf jaren oud was. Toen hij voor het bed van den stervende lag geknield, zeide deze tot hem, dat er groote gebeurtenissen in de wereld op handen waren, en vermaande hem ernstig en plegtig, altijd God voor oogen
| |
| |
te houden. Waarschijnlijk had de vader in zijn kind een uitstekenden en vluggen geest ontdekt en vermoedde hij, dat zijn Philippus eens in de wereld eene gewigtige rol zoude vervullen.
Na den dood van den wapensmid werd het vaderlooze knaapje door zijnen grootvader in huis genomen, die hem een bekwamen onderwijzer gaf, met name Johannes Ungaris, die hem grondig in de talen onderwees en door Philippus zeer bemind werd. Spoedig stierf ook de grootvader, en nu nam eene bloedverwant van Philippus' moeder den knaap tot zich en vertrouwde zijn onderwijs toe aan een bekwamen man, die hem vooral lust voor de Grieksche letterkunde inboezemde. Philippus werd in het huis van zijne bloedverwant tot zijn geluk met nog een anderen geleerde bekend. Dit was een beroemd man, Reuchlin geheeten, die, toen hij het knaapje gadesloeg, spoedig bespeurde, dat hem een zeldzame aanleg was geschonken. Daar Reuchlin dikwijls het huis der bloedverwant bezocht, leidde hij Philippus' studiën, gaf hem goeden raad en moedigde hem steeds tot verder onderzoek aan. Eens schonk hij hem schertsend, alsof het kind reeds een groot geleerde was, zijnen rooden doctorshoed. Deze scherts was echter eene voorspelling, die eenmaal schitterend zoude vervuld worden. - Gij kunt wel denken, dat Philippus zeer aan den geleerden en vriendelijken Reuchlin gehecht was, en voorzeker was het hem een groot gemis, toen hij zijnen vaderlijken vriend, die eene reis naar Italië deed, geruimen tijd ontberen moest. Het was natuur- | |
| |
lijk, dat de leergierige, gevoelige knaap ten hoogste verblijd was, toen de groote man van zijne reis teruggekeerd was. Hij wilde deze gelukkige gebeurtenis vieren en deed dit op eene eigenaardige wijze, die Reuchlin tevens van zijne gemaakte vorderingen moest overtuigen. Hij droeg namelijk op eene voortreffelijke wijze een door Reuchlin zelven vervaardigd Latijnsch tooneelstuk voor. Reuchlin was verrukt, omhelsde zijn
kleinen, veelbelovenden vriend en gaf hem den naam van Melanchton. - Zulk eene naamsverandering was toen in de geleerde wereld zeer gebruikelijk.
De vorderingen van den kleinen Melanchton waren zoo bijzonder groot, dat hij reeds op den leeftijd van twaalf jaren als student naar de Hoogeschool te Heidelberg kon vertrekken. Hier, ofschoon een kind onder bijna volwassen jongelingen, streefde hij al de andere studenten spoedig vooruit. Als er vraagstukken in het Grieksch waren te beantwoorden, die de bevatting van allen te boven gingen, riep men Melanchton. Reeds op veertienjarigen leeftijd verkreeg hij den graad van candidaat of Baccâlaureus. Zelf overtuigd zijnde de noodige keunis te bezitten, vroeg hij ook om den rang van magister, die hem echter geweigerd werd, omdat hij nog te jong was. Melanchton, die van nature zeer prikkelbaar en ligt geraakt was, gevoelde zich hierdoor beleedigd, en zoowel om deze reden, als om van luchtstreek te veranderen, hetgeen hem voor zijne gezondheid werd aangeraden, verliet hij de Heidelbergsche academie en begaf zich naar die van Tubingen. Hier
| |
| |
beoefende hij de letterkunde, geschiedenis, wijsbegeerte, regtsgeleerdheid en geneeskunde. Op zestienjarigen leeftijd werd hij magister, en reeds toen had hij een geleerd taalkundig werk geschreven, gaf hij zelf aan de academie onderwijs in het Orieksch en was zijn roem reeds buiten 's lands, ook in ons vaderland, doorgedrongen, zoodat onze Erasmus van hem schreef: ‘Melanchtoh zal Erasmus verduisteren!’
Nog meer dan naar andere wetenschappen streefde Melanchton naar godsdienstige kennis. de voortreffelijke Reuchlin had hem reeds vroeg cenen bijbel ten geschenke gegeven. Deze bron van godsdienstkennis onderzocht hij onophoudelijk met grooten ijver en nam het boek op zijne wandelingen en bijna overal mede. Zijn heldere geest, door onderzoek tot erkenning der waarheid geleid, deed hem de beginselen der hervorming omhelzen, en het was vooruit te zien, dat de uitstekende jonge geleerde belangrijke diensten zoude bewijzen aan de groote zaak, die in zijnen tijd de Christelijke wereld in beweging bragt.
Toen Melanchton een-en-twintig jaren oud was, werd hij door Frederik den Wijze benoemd tot hoogleeraar in de Grieksche taal en letterkunde aan de hoogeschool te Wittenberg. Reuchlin had hem aan den keurvorst aanbevolen met de woorden: ‘Hij zal der hoogeschool tot eer verstrekken, want ik weet niemand, die hem overtreft, dan Erasmus uit Rotterdam!’
| |
| |
Welk eene gewigtige en hooge betrekking op zulk een jeugdigen leeftijd! En toch wekten reeds zijne eerste lessen de algemeene bewondering op.
Zoo kwam Melanchton te Wittenberg aan de zijde van Luther, die toen met geestdrift aan de hervorming der christelijke kerk arbeidde. God zelf had hem bij Luther geplaatst, met wien hij spoedig in eene vriendschappelijke betrekking kwam, welke altijd is blijven voortduren. Dit was van het hoogste belang voor de zaak der hervorming; want Melanchton's geleerdheid en wijsheid werd nu dienstbaar aan de zaak der godsdienstige verlichting. Menig geschrift van zijne hand zag daartoe het licht. Van zijnen raad en zijne verlichting trok Luther steeds partij, zijne kennis stond dezen ten dienste bij de bijbelvertaling, zijne bezadigdheid en voorzigtigheid hield den al te heftigen man meermalen van onberaden stappen terug. Hij was het steeds, die verzoenend tusschen de twistende partijen kwam en den vrede door wel overlegde en voorzigtige maatregelen trachtte te herstellen. Hoewel deze pogingen schipbreuk leden door den geest van zijnen tijd, heeft hij door zijnen invloed toch zeker vele hevige botsingen voorkomen, die de zaak der hervorming zouden hebben benadeeld. Toen in 1531 de hervormingsgezinden op den rijksdag te Augsburg ter verantwoording werden geroepen, was het Melanchton, die een voortreffelijk belijdenisgeschrift opstelde, dat onder den naam van de Augsburgsche geloofsbelijdenis den roem van zijnen naam door geheel Europa verbreidde. Zoo algemeen wapen zijne wijsheid en gema- | |
| |
tigdheid bij de verschillende partijen bekend, dat zelfs Frans I hem uitnoodigde, naar Frankrijk te komen, om daar de godsdienstige twisten bij te leggen, welke roeping Melanchton echter niet kon opvolgen.
Luther stelde den begaafden man, dien hij om zijne meerdere geleerdheid gaarne zijnen ‘leermeester’ noemde, op den hoogsten prijs. Eens, toen Melanchton gevaarlijk ziek lag, beefde Luther bij de gedachte, wat de zaak der hervorming in hem konde verliezen. Doordrongen van de overtuiging, dat Melanchton volkomen onmisbaar was, bad hij God om zijne genezing, met zulk een vertrouwen op de verhooring van zijn gebed, dat hij daarop naar het ziekbed ging en op den toon der zekerheid sprak: ‘Neen, mijn Philippus, gij zult niet sterven!’ En werkelijk genas Melanchton van dat oogenblik af.
De geheele Christenheid heeft veel aan Melanchton te danken. Algemeen wordt het ook erkend, dat de hervorming niet zoude geworden zijn, wat zij geworden is, indien deze groote man niet aan de zijde van Luther had gestaan, en gij, mijne jeugdige lezers, stemt het gaarne toe, dat ook bij PhilippusMelanchton eene voortreffelijke kindschheid den grond gelegd heeft tot een voortreffelijk leven, waardoor hij ten zegen is geworden voor tijdgenooten en nakomelingschap.
|
|