| |
| |
| |
De zoon der weduwe.
In het jaar 347 werd te Antiochië een kind geboren, dat Johannes werd genaamd en later den eerenaam Chrysostomus (gulden mond) ontving. Zijn vader heette Secundus en was een krijgsbevelhebber, zijne moeder heette Anthusa. Beiden waren van aanzienlijke geboorte en hadden het Christendom aangenomen. Daar de vader vroeg stierf, nam de moeder, eene twintigjarige weduwe, zijne opvoeding op zich, en om zich onverdeeld daaraan te kunnen wijden, huwde zij niet weder. Toen de beroemde redenaar Libanius, een heiden, van wien Chrysostomus onderrigt ontving, van hare trouwe zorg en liefde hoorde, zeide hij: ‘Welke voortreffelijke vrouwen zijn er toch onder de Christenen!’
Het bezoeken van de school van Libanius was voor Christelijke jongelingen niet zonder gevaar. De boosaardige en spottende wijze, waarop Libanius zich over het Christendom uitliet, was zeer geschikt om het geloof van jonge lieden aan het wankelen te brengen. Maar Chrysostomus bezocht de heidensche school
| |
| |
toegerust met eene vaste Christelijke overtuiging. Dit was het werk zijner vrome moeder, die godsvrucht, liefde tot Christus en alle deugden in het hart van haren zoon had geplant, dit was de vrucht van het ijverig lezen en overdenken der Heilige Schrift. de verzoeking had op hem geen nadeeligen invloed en het nuttige van het onderwijs nam hij aan. De voortreffelijke lessen van welsprekendheid had hij met zulk een gelukkig gevolg uit den mond van zijnen leermeester ontvangen, dat Libanius hem op zijn sterfbed tot zijnen opvolger zou hebben aanbevolen, ‘indien de Christenen,’ zoo als hij zeide ‘zich niet van hem hadden meester gemaakt.’
Hoe geheel anders gedroeg zich Chrysostomus in de verzoeking, dan Augustinus! de reden hiervan was gedeeltelijk in zijne geaardheid gelegen, maar vooral daarin, dat hij zijn hart onverdeeld aan Christus had gewijd en door een vast beginsel was bezield, dat hem sterk maakte, om de zonde te weêrstaan en de geboden zijns Gods en de lessen zijner vrome moeder getrouw te bewaren.
Na de voltooiing zijner studiën koos hij het beroep van regtsgeleerde, maar eene nadere kennis met dit bedrijf deed het hem spoedig vaarwel zeggen. Het onrustig leven en gewoel, dat aan dezen stand verbonden is, was in strijd met zijne neiging voor het stille, onopgemerkte leven, en de baatzuchtige en onregtmatige listen, welke destijds door de advocaten gebezigd werden, strookten weinig met zijne opregtheid en zijnen belangeloozen ijver voor waarheid en regt.
| |
| |
Hij koos een geheel aan God gewijd leven. Met ijver las hij in de Heilige Schrift, bezocht vlijtig de openbare godsdienstoefening en onderscheidde zich door een ernstig en naauwgezet levensgedrag. Hierdoor trok hij de opmerkzaamheid van den ouden, waardigen bisschop van Autiochië, Meletius, die hem bij zich nam, hem drie jaren lang onderwijs in de Christelijke leer gaf en hem doopte. Chrysostomus nam veel van hem over. Beiden kenmerkten zich door liefde jegens hunne evenmenschen, waardoor zij aller harten wonnen, en een godvruchtigen levenswandel, terwijl zij iederen ijdelen woordentwist over geloofsbegrippen aan anderen overlieten.
Johannes had het vaste besluit genomen, zich voortaan aan het werk voor het godsrijk toe te wijden, maar moeijelijk was nog zijne keus tusschen het werkzame leven eens priesters en het afgezonderd leven eens monniks. De wensch van den bisschop, die hem het ambt van voorlezer der Heilige Schrift opdroeg, waardoor hij hem voor de dienst der kerk wilde winnen, maar nog meer de roerende woorden zijner moeder bepaalden zijne keuze.
Inderdaad, de taal zijner moeder was van dien aard, dat zijn kinderhart haar niet konde wederstaan. Ziehier, wat wij daaromtrent van Chrysostomus zelven vernemen: ‘Toen mijne moeder mijne neiging bespeurde, nam zij mij bij de hand, bragt mij in eene kamer, beval mij, mij neêr te zetten en sprak tot mij onder het storten van tranen: ‘Mijn zoon, naar de beschikking der goddelijke Voorzienigheid mogt ik de
| |
| |
bescherming uws vaders niet lang genieten: zijn dood volgde kort na uwe geboorte, maakte u al te vroeg tot wees, en mij tot weduwe. De bezwaren van het weduwschap zijn slechts haar bekend, die ze ondervonden hebben. Laat de stervende een kind achter en het is eene dochter, zoo veroorzaakt dit aan de moeder wel vele zorgen, doch het gaat zonder groote uitgaven en angst gepaard; maar een zoon geeft dagelijks aanleiding tot duizende bekommeringen. Ik heb mij ondanks deze moeijelijkheden staande gehouden, ik verblijdde mij steeds uw aangezigt te zien. Gij zijt reeds mijn troost geweest, toen gij nog een kind waart en nog niet spreken kondet. Nu vraag ik als eenige vergoeding: blijf bij mij, tot mijn gebeente bij dat uws vaders in de aarde rust. Ik zal alle zorgen en beslommeringen van u verwijderen; velen mogen u beminnen, maar niemand ligt de vrede uwer ziel zoo na aan het hart, als uwe moeder.’
Johannes gaf aan het smeeken zijner moeder gehoor, het was eene gelukkige omstandigheid en eene wijze leiding Gods, dat zijne groote gaven en talenten niet in een klooster zouden begraven worden, waardoor hij nimmer voor de zaak van Christus zoo zegenrijk zou hebben kunnen werken, als hij nu gedaan heeft.
Door Meletius tot voorlezer der Heilige Schrift benoemd, woonde hij stil en rustig in het huis zijner moeder, en legde er zich met ijver op toe, zijne geleerdheid te vermeerderen en zijne gaven te ontwikkelen, terwijl zijne gezindheid en zijn wandel zich meer
| |
| |
en meer door ernstige en naauwgezette godsvrucht kenmerkten. Zijn levensgeluk werd niet weinig verhoogd door de hartelijke vriendschap, die er tusschen hem en een anderen jongeling, Basilius geheeten, ontstaan was.
En wat is er geworden van den zoon der weduwe, die zoo vroeg naar kennis streefde, wiens gaven zich zoo spoedig ontwikkelden, die God en zijne moeder zoo zeer beminde? de roem zijner geleerdheid, godsvrucht en welsprekendheid verbreidde zich spoedig alom, en eenigen tijd later dacht men er hier en daar zelfs aan, hem en zijnen vriend Basilius het bisschoppelijk ambt op te dragen. Maar nederigheid deed beiden een onderling verbond sluiten, elk beroep van dezen aard af te wijzen en dat zij beiden in deze zaak steeds eenparig zouden handelen. Ofschoon Johannes zich voor zulk eene hooge betrekking niet bekwaam achtte, zoo meende hij nogtans, dat Basilius allezins voor bisschop geschikt was, en hield zich overtuigd, dat het der geheele kerk tot schade zou zijn, als hij haar, wegens zijne eigene ongeschiktheid, van zulk een uitstekend man beroofde, die zoo zeer geschikt was het opzigt over velen uit te oefenen. Hij meende zich een bedrog te mogen veroorloven, om zijnen vriend tot het aannemen van het bisschopsambt te bewegen. In de vooronderstelling, dat Johannes alsdan, zoo als deze voorgegeven had, insgelijks het ambt zoude aanvaar- | |
| |
den, nam Basilius het beroep van bisschop aan. Zijn vriend wist zich echter daaraan te onttrekken en trachtte zijne tegenstrijdige handelwijze in een geschrift te regtvaardigen.
In lateren tijd nam Chrysostomus, toen hij tot bisschop te Antiochië werd verkozen, dit ambt echter aan. Twaalf jaren later werd hij bisschop te Konstantinopel, de toenmalige hoofdplaats van het Oostersche rijk. Zijne welsprekendheid was zoo groot, dat geen redenaar in de Christelijke kerk door zijne prediking zooveel invloed heeft kunnen uitoefenen, als Johannes. Hij werd een hervormer van de zeden van zijnen tijd. Zijne door heiligen ijver bezielde woorden deden dikwijls duizenden in godsdienstige geestdrift ontgloeijen en de zonden afleggen, die te voren algemeen gepleegd werden. Zoowel ondanks de vleijerij, als ondanks de bedreiging en vervolging van het verdorven keizerlijk hof, alwaar de goddelooze keizerin Eudoxia eene groote rol speelde, bleef zijne godsvrucht en zijn naauwgezette ijver onbezweken. Hij was de eenige, die de hoog geplaatste zondaren durfde bestraffen. Tallooze Christenen zijn door zijnen invloed geheiligd en verbeterd, en na zijnen dood heeft hij door zijne nagelaten leerredenen nog op duizenden zegenrijk gewerkt. Nadat hij door de vervolging van het hof veel verdriet had ondervonden, werd hij eindelijk tot ballingschap veroordeeld en is hij in een oord nabij de Zwarte Zee gestorven. De laatste woorden, die hij sprak: ‘Geloofd zij God voor alles’ waren ouder alle lief en leed de troostspreuk van zijn geheele leven geweest.
|
|